Vraag nr. 237van 1 augustus 1996van de heer JOHAN MALCORPS

Vraag nr. 237

van 1 augustus 1996

van de heer JOHAN MALCORPS

Elektrische auto's – Milieu-implicaties

Sedert enige jaren wordt zeer veel belang gehecht aan

de ontwikkeling van elektrische auto's en hybride

voer-tuigen, zogenaamd wegens hun lage negatieve impact

op het milieu, vooral in de stedelijke agglomeraties. In

België heeft Citelec, de Europese vereniging van

ste-den die belangstelling hebben voor elektrische

voertui-gen, een actieplan opgesteld om het gebruik ervan in

steden en gemeenten te promoten. Op het jongste

autosalon in Brussel werd trouwens groot belang

gehecht aan het gebruik van deze wagens in de steden.

Toch blijkt uit Amerikaanse studies van de universiteit

van Pittsburgh (de professoren Lave, Hendrickson en

McMicheal) dat de elektrische wagens geen

milieu-voordelen opleveren. Integendeel, de uitstoot van lood,

vooral van de batterijen, zou zowel het milieu als de

menselijke gezondheid zwaar aantasten en zelfs een

zwaardere impact hebben dan diesel. De

ozonproble-matiek zou daarbij eenvoudiger op te lossen zijn dan

de lood- en nikkel-cadmium problematiek.

Heeft het departement van de minister dit fenomeen

reeds bestudeerd ?

Zo ja, wat waren de resultaten en de daaruit

voortvloei-ende beleidsopties ?

Zo neen, heeft de minister al initiatieven genomen om

over deze problematiek een ernstige

milieu-impactstu-die te laten maken door zijn administratie ? Op welke

wijze en binnen welke termijn ?

A

ntwoord

Vooreerst merk ik op dat de milieunormering van

auto-voertuigen een produktnorm betreft en bijgevolg tot de

bevoegdheid van de federale overheid behoort. Wat de

emissies betreft, beschikt de ter zake bevoegde Vlaamse

Milieumaatschappij op dit ogenblik niet over informatie

betreffende de milieu-impact van electrische en hybride

voertuigen.

Het elektrische of batterijvoertuig veroorzaakt geen

emissie in zijn onmiddellijke omgeving, de centrales

bepalen de milieu-impact. Berekeningen wijzen uit dat

het aandeel van de emissie door de centrales

veroor-zaakt door batterijvoertuigen, niet onverdeeld gunstig is.

De daling van de emissies in vergelijking met een

klas-siek voertuig is afhankelijk van het rendement van het

batterijvoertuig en de samenstelling van het

elektrici-teitspark op het moment van het laden van het voertuig.

Algemeen neemt men aan dat het brandstofverbruik, de

emissies van koolwaterstoffen, koolstofmonoxide en

koolstofdioxide dalen door het gebruik van

batterijvoer-tuigen. Dit komt door een beter energierendement van

de ketting centrale – batterijvoertuig in vergelijking met

de verbrandingsmotor. Deze algemene stelling is correct

in zoverre de vergelijking wordt uitgevoerd met de

hui-dige batterijvoertuigen, klassieke voertuigen en een

gemiddeld rendement van het elektriciteitspark van 45

%. Een doorbraak in rendement of emissieprestaties van

verbrandingsmotoren kan het marginaal effect van

bat-terijvoertuigen nog verminderen. De CO2 -emissies van

klassieke voertuigen en batterijvoertuigen kunnen van

dezelfde orde zijn indien onder de vermelde

uitgangs-punten verbrandingsmotoren worden ingebouwd die in

een stedelijke omgeving een gemiddeld verbruik hebben

lager dan 3,3 l/100 km. Het omgekeerde geldt ook voor

verbetering in elektrische voertuigtechnologie.

Algemeen wordt aangenomen dat de emissie van roet en

zwaveldioxide veroorzaakt door batterijvoertuigen

hoger is dan die van klassieke voertuigen door het

veel-vuldig gebruik van kolencentrales. De uitbouw van het

Belgisch elektriciteitspark met kolencentrales valt dan

ook grondig op te volgen. Hier worden evenwel de

nodi-ge investerinnodi-gen uitnodi-gevoerd in ontzwaveling en

ont-stoffing. Deze evolutie is onvermijdelijk ook in het

voor-deel van de batterijvoertuigen.

Wat de tot het gewest behorende bevoegdheden ter zake

betreft, wordt verwezen naar het MINA 2-plan,

waar-voor de decretale procedure lopende is.