Vraag nr. 211 van 28 mei 1996
van de heer JOHAN MALCORPS
Haven Zeebrugge – Bestemmingswijzigingen
Het Brugs stadsbestuur wil via een gewestplanwijziging een nieuwe bestemming aanvragen voor enkele gebie-den in de haven van Zeebrugge. Zo gebie-denkt met bijvoor-beeld aan volgende zones :
– het gebied tussen Evendijk-Oost en de Isabellalaan (huidig gewestplan : bufferzone ; vooropgestelde wijziging : gebied voor openbaar nut) ;
– het gebied ten westen van de nieuwe zeesluis (hui-dig gewestplan : bufferzone ; voorgestelde wijziging : gebied van dagrecreatie) ;
– het gebied tussen de oostelijke voorhaven en de transportzone (huidig gewestplan : natuurgebied ; voorgestelde wijziging : transportzone).
Het heeft er alle schijn van dat men in feite een regula-risatie wenst van de feitelijke toestand. Dit doet ernsti-ge vraernsti-gen rijzen naar het ad hoc-karakter van het ruim-telijk beleid om en rond de Zeebrugse haven.
Welke initiatieven vinden op dit ogenblik reeds plaats in voormelde zones ? Welke bedrijven zijn er reeds actief en welke daarvan beschikken over een vergun-ning ?
Zijn er in voormelde zones vroeger reeds bouwovertre-dingen geverbaliseerd ?
Plaatst dergelijke gang van zaken de aanvragen tot bestemmingswijziging niet in een ander perspectief, zeker als het beleid erop gericht is om overtredingen op overtuigende wijze te ontraden ?
Antwoord
Het originele gewestplan Brugge-Oostkust werd goed-gekeurd bij koninklijk besluit van 7 april 1977. Bij besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 1995 werd voormeld gewestplan voor bepaalde delen van het grondgebied van onder andere de stad Brugge gedeel-telijk gewijzigd door de voorlopige vaststelling van een aantal gewijzigde bestemmingen. Die zullen, al dan niet aangepast, slechts juridische waarde krijgen na de definitieve vaststelling die uiterlijk op 21 september 1996 moet plaatsvinden, zoniet worden de voorzienin-gen van het originele gewestplan opnieuw van kracht. De drie in de vraag vermelde locaties zijn begrepen binnen de voormelde voorlopige vaststelling van gedeeltelijke gewestplanwijzigingen, maar ze behielden globaal de bestemming van het originele gewestplan. Ze behoren tot een pakket van 40 locaties waarvoor de gemeenteraad van Brugge in zitting van 27 februari 1996 besloten heeft een bijkomende gewestplanwijzi-ging voor te stellen. Voormelde voorstellen maken deel uit van het op dezelfde datum geformuleerde advies van het stadsbestuur omtrent de voormelde gewest-planwijziging, zodat ze in dat kader op hun waarde kunnen worden beoordeeld.
Op dit ogenblik worden de meer dan tweeduizend bezwaarschriften die werden ingediend tijdens het openbaar onderzoek en de verschillende adviezen van de gemeentebesturen, de bestendige deputatie en de streekcommissie, nog geëvalueerd op de afdeling Ruimtelijke Planning van mijn ter zake bevoegde admi-nistratie, zodat ik op dit ogenblik ook geen mededeling kan doen omtrent al dan niet aanpassen van het defini-tieve gewestplan aan de betrokken voorstellen van de stad Brugge. In antwoord op de concrete vragen van de Vlaamse volksvertegenwoordiger kan het volgende hieromtrent worden meegedeeld.
De locatie 1 blijkt te bestaan uit weidegronden die eigendom zijn van het Vlaams Gewest.
Op 6 september 1994 werd er door het bestuur Ruimte-lijke Ordening een ongunstig advies verstrekt voor een aanvraag tot stedebouwkundig attest om op deze gron-den een regiepost voor de wegendienst op te richten. De locatie 2 betreft gronden die eigendom zijn van de stad Brugge en waarop twee voetbalvelden gelegen zijn. Op 8 oktober 1986 en op 4 juni 1987 verleende het bestuur Ruimtelijke Ordening een bouwvergunning (cf. artikel 48 van de stedebouwwet) voor het oprichten van kleedkamers en een cafetaria bij een aldaar bestaand voetbalveld.
De locatie 3 betreft gronden eigendom van de Maat-schappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen die in concessie werden gegeven aan de NV Sea-Ro Termi-nal. Voormeld bedrijf heeft op betrokken gronden wederrechtelijk een utiliteitsgebouw opgericht, waar-voor bij de procureur des konings in toepassing van artikel 65 § 1c een meerwaardevordering werd ingeleid. Een rechterlijke uitspraak hieromtrent is tot op heden niet bekend.