• No results found

Vraag nr. 237 van 21 augustus 2003 van de heer JOHAN MALCORPS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 237 van 21 augustus 2003 van de heer JOHAN MALCORPS"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 237

van 21 augustus 2003

van de heer JOHAN MALCORPS

Droogkuisbedrijven – Bodemverontreiniging In Vlaanderen raakte de bodem op verschillende plaatsen waar vroeger of nog steeds droogkuisbe-drijven gevestigd zijn, vervuild met perchloorethy-leen of PER, dat gecatalogeerd wordt als "mogelijk kankerverwekkend" voor de mens. Het probleem is dat deze gechloreerde solventen slecht oplosbaar zijn in water en zwaarder zijn dan water, wat bete-kent dat ze zich gemakkelijk tot op grote diepte v e r s p r e i d e n , waardoor zowel bodemonderzoek als bodemsanering complex en duur zijn.

In het verleden waren droogkuismachines niet uit-gerust met gesofisticeerde solventrecuperatiesyste-m e n , en was solventrecuperatiesyste-men zich ook niet bewust van het risi-co van PER-vervuiling van de grond.

Aangezien deze bedrijfjes zich dikwijls in woonzo-nes bevinden, is de opkuis van deze sites nodig voor de volksgezondheid. Als het bedrijf in kwestie niet meer actief is, gaat het bovendien meestal om waardevolle "brownfields".

In een recente studie van Ecolas raamt men de sa-neringskosten per vervuilde droogkuissite op 200.000 euro en de onderzoekskosten tussen de 12.500 en 25.000 euro : veel geld voor bedrijfjes met vaak een beperkte winstmarge. Om die reden heeft de droogkuissector ook contact opgenomen met de Openbare Afvalstoffemnaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVA M ) , met het oog op de creatie van een Fonds Bodemsanering Droogkuis om de financieringslasten voor de individuele be-drijven draaglijk te maken.

De Vlaamse Instelling voor Technologisch Onder-zoek (VITO) is onlangs in opdracht van OVA M gestart met een studie naar de mogelijkheden van een clusteraanpak voor de sanering van droogkuis-b e d r i j v e n , om de sanering efficiënter en mogelijk ook goedkoper te laten verlopen. De stad A n t w e r-pen werd als voorbeeld gekozen. Meer dan 100 droogkuisbedrijven werden aangeschreven. Vo o r slechts 11 van de locaties bleek een bodemonder-zoek bij OVAM beschikbaar. Het grootste deel van de Antwerpse droogkuisbedrijven heeft voorlopig nog geen bodemonderzoek laten uitvoeren of toch nog niet meegedeeld aan OVA M . Na een inventa-risatie van bedrijven en bodemgesteldheid, z o u men in een tweede fase een haalbaarheidsonder-zoek uitvoeren, waarbij vooral de keuze van de meest geschikte saneringstechniek vooropstaat.

1. Heeft OVAM zicht op de omvang van het pro-bleem van bodemverontreiniging door droog-kuisbedrijven ?

Hoeveel vervuilde droogkuissites per provincie zijn opgenomen in het register van verontreinig-de gronverontreinig-den ?

Voor hoeveel van deze sites werden de resulta-ten van een (oriënterend) bodemonderzoek (OBO) aan OVAM gemeld?

Voor hoeveel van deze sites werd reeds een bo-demsaneringsproject opgestart ?

2. Wat zijn de eerste bevindingen voor de stad Antwerpen : hoeveel locaties worden onder-zocht door VITO ?

Weet men op dit moment al hoeveel van deze locaties effectief vervuild zijn ?

Zijn er al tussentijdse resultaten beschikbaar van het V I TO-i n v e n t a r i s a t i e- of haalbaarheids-onderzoek ?

3. Wordt de raming door Ecolas van de onder-z o e k s- en saneringskosten per site door OVA M bevestigd ?

4. Wat is de stand van zaken van de oprichting van het Fonds Bodemsanering Droogkuis ? Wo r d e n hierover gesprekken gevoerd met de federale overheid of de andere gewesten ?

Antwoord

1. OVAM beschikt over drie studies die een beeld geven over het probleem van de bodemveront-reiniging door droogkuisbedrijven.

(2)

e-drijven die bijvoorbeeld ook een wasserij heb-ben).

Een tweede indicatie komt uit de studie "Naar een geclusterde aanpak van droogkuisen" van Richard Lookman, projectingenieur bij V I TO (Vlaamse instelling voor Technologisch onder-z o e k ) . In deonder-ze studie worden verschillende schattingen gemaakt zowel over de financiële noodzaak als over de verontreinigingssituaties. Ten slotte is er nog een indicatie die komt uit de studie uitgevoerd door Arion Milieuadvies (contactpersoon : m e v r. Ineke Holvoet, p r o j e c t-verantwoordelijke of dhr. Luc Va n d e k e r k h o v e, afgevaardigd bestuurder) in opdracht van de Belgische confederatie van textielverzorgers (voorzitter : d h r. Jan Va n d e v o o r d e ) . De studie vertrekt van een enquête bij zoveel mogelijk droogkuisbedrijven om een algemeen beeld te krijgen van de sector in het algemeen. Zij geeft een duidelijke indicatie omtrent de ernst van de verontreinigingsproblematiek in de droogkuis-sector.

De belangrijkste conclusies zijn als volgt.

– Bij 85% van de oriënterende bodemonder-zoeken is een verontreinigmg met gechlo-reerde solventen geconstateerd. Veelal gaat het om PER of tetrachlooretheen (97% van de gevallen). De overige 15% zijn, gezien de methodiek van een OBO, niet uit te sluiten van verontreiniging.

– Bij de beschrijvende bodemonderzoeken blijkt 69% van de onderzoeken verontreini-ging met gechloreerde solventen aan te tonen, waarvan 93% met PER.

– Bij overschrijding van andere parameters in het grondwater gaat het in 80% van de ge-vallen over zware metalen.

– Bij overschrijding van andere parameters in de bodem gaat het in 94% van gevallen over organische verontreinigingen.

(Bron : Eindrapport project bodem CTR, A r i o n Milieuadvies )

Hoeveel vervuilde droogkuissites per provincie zijn opgenomen in het register van verontreinig-de gronverontreinig-den?

Zie tabel als bijlage 1.

Voor hoeveel van deze sites werden de resulta-ten van een (oriënterend) bodemonderzoek aan OVAM gemeld ?

Zie tabel als bijlage 1.

Voor hoeveel van deze sites werd reeds een bo-demsaneringsproject opgestart?

Zie tabel als bijlage 1.

2. De studie van V I TO "Gemeenschappelijke ka-rakterisatie en duurzame sanering van terreinen van droogkuisbedrijven in een stedelijke omge-ving", bestaat uit twee delen.

In de eerste fase wordt een literatuurstudie uit-gevoerd naar bestaande saneringstechnieken en bestaande protocollen voor droogkuislocaties. Eveneens wordt in dit deel een inventarisatie opgemaakt van de locaties van alle droogkuis-bedrijven in Antwerpen (gegevens verkregen via o. a . de Droogkuisfederatie). Het is in deze fase niet de bedoeling dat V I TO staalnames gaat uitvoeren om te onderzoeken of deze geïn-ventariseerde locaties al dan niet verontreinigd z i j n . Alleen de gegevens van de bestaande dos-siers (bodemonderzoeken/bodemsaneringspro-jecten) bij OVAM van droogkuisbedrijven in de stad Antwerpen zullen worden opgenomen in de studie. Het betreft hier een elftal dossiers. D e lijst van vergunde droogkuislocaties (gebruik van tetrachlooretheen) is circa driemaal langer. Hieruit kan worden besloten dat het grootste deel van de Antwerpse droogkuisbedrijven nog geen bodemonderzoek hebben uitgevoerd of dat nog niet hebben meegedeeld aan OVA M . Op 5 van de 11 locaties is een beschrijvend bo-demonderzoek lopende, waarvan minstens 1 rapport aan OVAM werd bezorgd.

In het tweede deel worden een aantal haalbaar-heidstesten op laboschaal uitgetest op represen-tatieve bodem- en/of grondwaterstalen van één of meerde droogkuissites in Antwerpen.

Weet men op dit moment al hoeveel van deze locaties effectief vervuild zijn?

N e e n , dit maakt geen doel uit van het onder-z o e k s p r o j e c t . Men heeft enkel gegevens over de 11 reeds onderzochte droogkuislocaties met een dossiers bij OVAM (zie hierboven).

(3)

Van het inventarisatieonderzoek is er al een ontwerprapport ter beschikking. Voor het haal-baarheidsonderzoek zijn nog geen voorlopige rapporten beschikbaar. Het eindrapport van het gehele onderzoeksproject wordt gepland voor eind 2003 – begin 2004.

3. Ja.

4. Gesprekken werden/worden gevoerd tussen het Vlaams Gewest en de Belgische confederatie van textielverzorgers.

In een eerste fase werd er gesproken over de al-gemene problematiek en mogelijke oplossingen. Dit mondde uit in de opstelling van een princi-penota "Oprichting bodemsaneringsfonds voor de droogkuis" als bijlage 2. In een tweede fase werd er meer concreet een ruwe versie van een bodemsaneringsfonds voor de droogkuis op pa-pier gezet, samengevat in de nota "Oprichting

bodemsaneringsfonds voor de droogkuis" als bijlage 3. Op dat moment werden er concrete afspraken gemaakt met mijn kabinet om een fonds op te richten en over de manier waarop dat kan gebeuren. Momenteel wordt door juris-ten gewerkt aan de nodige decretale bepaling e n , MBO en statuten van het fonds ( M B O : m i -lieubeleidsovereenkomst – red.).

Het ligt in mijn bedoeling om nog tijdens deze legislatuur voor de droogkuissector een finan-ciële oplossing te vinden voor hun bodemsane-r i n g s p bodemsane-r o b l e m e n . Net zoals we al een oplossing hebben voor de benzinestations.

( B ovenvermelde bijlagen 2 en 3 liggen ter inzage bij het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Pa r l e -ment, dienst Schriftelijke Vragen – red.)

Bijlage 1

Provincie Aantal sites in register Op basis van OBO Dossier met project

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Antwerp Karting College – Milieuvoorwaarden Het bedrijf Antwerp Karting College op de Boomsesteenweg in Wilrijk kreeg in 1995 een milieuvergunning van de bestendige deputatie

296 vermeldde de minister onder meer het vol- gende : Aquafin kreeg de opdracht om samen met de administratie Milieu, Natuur, Land- en Waterbeheer (Aminal) en de Vlaamse

296 vermeldde de minister onder meer het vol- gende : Aquafin kreeg de opdracht om samen met de administratie Milieu,- Natuur-, Land- en Waterbeheer (Aminal) en de Vlaamse

Onder impuls van de Dienst voor de Scheep- vaart werden voor een deel van de terreinen van de firma Van Damme in staat van faillisse- m e n t , intussen nieuwe huurders

Het verslag over de stand van zaken en uitvoering van de preventieve maatregelen en aanbevelingen in- zake de veiligheid werd opgesteld tegen 1 juni 2001 door een extern deskundige,

Omdat deze meet- waarden niet als representatief of relevant worden beschouwd voor de ingeademde lucht door de be- volking van een (binnen)stad, wordt deze verkeers- index in

1. Daarnaast werd de klemtoon vooral gelegd op de opvolging van de saneringsmaatregelen bij deze bedrijven en op de uitvoering van emissie- metingen door de exploitanten zelf, in

In het Vlaams Gewest werden de mogelijke gevolgen van een verhoogde stand van de aal- scholvers reeds vroeger aangekaart, onder meer in de Vlaamse Hoge Raad voor