• No results found

Vraag nr. 238 van 21 augustus 2003 van de heer JOHAN MALCORPS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 238 van 21 augustus 2003 van de heer JOHAN MALCORPS"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 238

van 21 augustus 2003

van de heer JOHAN MALCORPS

Droogkruisbedrijven – Milieu en gezondheid De droogkuissector reinigt kleding, w o n i n g t e x t i e l en leder door middel van oplosmiddelen. A n d e r e namen die soms gebruikt worden, zijn "stomerijen" of "chemische wasserijen". Deze sector wordt vol-gens Vlarem 1 ingedeeld bij de wasserijen (rubriek 4 6 ) . In 1996 telde men 449 droogkuiserijen in Vlaanderen (VITO, B B T-studie) (BBT: beste be-schikbare technieken).

Door het gebruik van chemische reinigingsmidde-len kunnen deze bedrijven risico's inhouden voor het milieu en voor de gezondheid van de eigen werknemers en van de omwonenden. Het meest gebruikte reinigingsmiddel in de droogkuissector is het gechloreerd organisch oplosmiddel perchloor-ethyleen of PER, dat gecatalogeerd wordt als "mo-gelijk kankerverwekkend" voor de mens. Va n u i t het voorzichtigheidsprincipe dient het gebruik van dit product zoveel mogelijk vermeden te worden ( V I TO, 1 9 9 6 ) . Het is technisch mogelijk textiel te reinigen met niet-gechloreerde solventen, m a a r deze techniek werd door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) wegens de hoge kostprijs niet als BBT erkend. Via tal van an-dere aanbevelingen meenden de onderzoekers van V I TO dat een reductie van de gebruikte solventen met 75 % en van het met deze solventen vervuilde afvalwater met 40 % mogelijk moest zijn.

In Nederland stelde de milieu-inspectie in 2000 vast dat in woningen gelegen vlakbij chemische wasserijen te hoge concentraties aan PER gemeten w e r d e n . Dit door het niet naleven van technisch en bouwkundige voorschriften inzake het damp-dicht maken van plafonds en scheidingswanden. De veilige waarde (norm voor levenslange bloot-stelling) binnenshuis ligt op 250 µ/m3 ( m i c r o g r a m

per kubieke meter). In 38 % van de controlemetin-gen in aanpalende panden werden waarden boven de 1.500 µ/m3g e m e t e n . Op basis van deze

bevin-dingen besliste men tot een reeks van noodmaatre-gelen.

De internationale milieubeweging Greenpeace bracht in 2001 een rapport "Out of Fashion : M o-ving Beyond Toxic Cleaners" uit over de milieu- e n gezondheidseffecten van chloorhoudende reing i n reing s m i d d e l e n , en dronreing onder meer bij het A m e r i-kaans Congres aan op de omschakeling naar milieuvriendelijkere reinigingstechnieken. Eén van

de argumenten van Greenpeace was het feit dat 75 tot 90 % van alle droogkuisbedrijven bodem(water)vervuiling veroorzaken op de site waar ze actief zijn.

1. Wat waren de bevindingen van de Milieu-i n-spectie bij controles in de sector van klasse 1-wasserijen de voorbije jaren ? In haar ant-woord op schriftelijke vraag nr. 307 van 19 sep-tember 2000 van Trees Merckx antwoordde toenmalig minister Dua dat in 1998 113 en in 1999 92 controles werden uitgevoerd in deze sector door de Milieu-inspectie en dat daarbij herhaaldelijk overtredingen werden geverbali-seerd (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 5 van 15 december 2000, blz. 654).

Welke controles werden uitgevoerd na 1999 en wat waren daarbij de bevindingen ? Hoeveel overtredingen en welke werden daarbij vastge-steld ? Welke maatregelen werden opgelegd ? 2. Heeft de minister zicht op het

handhavingsbe-leid van de gemeenten inzake klasse 2-i n r i c h t i n-gen (vnl. droogkuis) ?

Hoeveel controles werden daar de laatste jaren gedaan en wat waren daarbij de vaststellingen ? 3. Wat is de evolutie van het gebruik van PER in

de chemische wasserijen en droogkuissector ? Werden de aanbevelingen van V I TO uit de B B T-studie van 1996 effectief overgenomen in het beleid ?

Wordt de door V I TO verwachte reductie van 75 % minder gebruik van PER en 40 % minder met PER vervuild afvalwater gerealiseerd ? 4. Zijn er ooit metingen gebeurd door de diensten

van de minister of door de diensten van zijn col-lega bevoegd voor Gezondheid, naar concentra-ties van PER in huizen in de onmiddellijke om-geving van droogkuiserijen ? Zo ja, wat waren de bevindingen ? Zo neen, wordt dit overwogen ? 5. Is er blijvend aandacht voor nieuwe technische

ontwikkelingen in de sector, inzonderheid de ontwikkeling van alternatieve niet-c h l o o r h o u-dende reinigingsmiddelen ?

(2)

Antwoord

1. De afdeling Milieu-inspectie voerde in 2001 een geïntegreerde inspectiecampagne uit bij de was-s e r i j e n . De doelwas-stelling wawas-s een geïntegreerde controle (alle milieudisciplines) van een vijftig-tal grote industriële wasserijen, met de nadruk op de wasserijen voor werkkledij, tapijten en ziekenhuislinnen.

58 wasserijen werden aan een geïntegreerde controle onderworpen. Daarbij werden onder andere 166 monsters van het geloosde afvalwa-ter genomen. Voor de uitvoering van de geïnte-greerde controle, de bemonstering van de efflu-enten en de opvolging van de sanering van vast-gestelde inbreuken werden 240 controles uitge-voerd.

In verband met de vergunningstoestand werd vastgesteld dat slechts bij een zeer beperkt aan-tal wasserijen de vergunningstoestand overeen-kwam met de reële toestand : voornamelijk de opslag van gevaarlijke stoffen, s t o o m k e t e l s, s t o o k i n s t a l l a t i e s, compressoren en de lozing met gevaarlijke stoffen vormden daarbij een pro-b l e e m . Zo werd onder andere vastgesteld dat het overgrote deel van de wasserijen bedrijfsaf-valwater met gevaarlijke stoffen loost, t e r w i j l slechts ongeveer de helft hiervoor effectief ver-gund is, en dat de opslag van gevaarlijke stoffen bij één op drie bedrijven niet correct vergund is. Ook werd vastgesteld dat twee van de gecontro-leerde bedrijven geen vergunning hadden voor het gebruik van grondwater.

Bij de controle van de naleving van de vergun-ningsvoorwaarden werden volgende vaststellin-gen gedaan :

– bij de overschrijdingen van lozingsnormen bleken voornamelijk de parameters BZV, C Z V, PER (perchloorethyleen), TRI (tri-c h l o o r e t h y l e e n ) , (tri-c h l o r o f o r m , fosfor en aller-lei zware metalen een probleem te vormen ; – de verplichte zelfcontrole van de

stookinstal-laties werd bij de helft van de wasserijen niet (volledig) uitgevoerd, maar bijna alle be-schikbare resultaten bleken te voldoen aan de normen ;

– het PER-destillatieslib bleek de belangrijk-ste gevaarlijke afvalstof afgevoerd naar een erkend verwerker; het afvalstoffenregister was bij één op vijf bedrijven niet volledig volgens de wettelijke bepalingen ;

– één op drie bedrijven leefde de voorwaarden voor de opslag van gevaarlijke stoffen niet na ;

– een op vijf bedrijven kon geen keuringsver-slag van de elektrische installatie voorleggen en meer dan de helft van de bedrijven had geen actueel verslag van het overleg met de brandweer

(BZV : b i o l o g i s ch zuurstofverbruik; C Z V: ch e -misch zuurstofverbruik – red.)

Naar aanleiding van deze controles werd bij 30 van de 58 wasserijen een aanvankelijk p r o c e s-verbaal opgemaakt. Haast alle bedrijven ontvingen een aanmaning om de vastgestelde tekortkomingen te saneren. Daarin stonden 92 d e e l a a n m a n i n g e n , ongeveer een derde daarvan was eind 2001 al gesaneerd. Momenteel hebben haast alle aanmaningen tot saneringen geleid. De laatste resterende saneringen worden nog o p g e v o l g d . Ik meen dus te kunnen spreken van een zeer geslaagde actie.

2. Omdat ik het erg belangrijk vind om lokale overheden te ondersteunen in hun handhavings-beleid voor klasse 2 en 3-inrichtingen en ik hier-voor een rol zie weggelegd hier-voor de Milieu-i s p e c t i e, werd in samenspraak met de Milieu-i n-spectie in het begin van deze zomer een project gelanceerd voor de ondersteuning van lokale o v e r h e d e n . De keuze viel op de sector van de d r o o g k u i s b e d r i j v e n , klasse 2 en 3, vanwege hun m i l i e u-i m p a c t , de beheersbare omvang van de s e c t o r, de ruime verspreiding over het V l a a m s e grondgebied en de ligging van de bedrijven, vaak tussen de bewoning. De milieuproblema-tiek bij deze bedrijven is vooral gesitueerd op het vlak van lucht-, a f v a l-, w a t e r- en bodemver-ontreiniging ten gevolge van het gebruik van chloorhoudende solventen (PER).

Binnen dit project wordt door de afdeling Mi-l i e u-inspectie in overMi-leg met een aantaMi-l proefge-meenten een checklist voor controle van de droogkuissector opgemaakt.

(3)

o p r o e p. In deze groep van 200 waren er onge-veer 70 gemeenten die meldden dat ze niet over een V l a r e m-toezichthoudend ambtenaar be-s c h i k k e n . Van de overblijvende 130 geïnterebe-s- geïnteres-seerde gemeenten zijn er 30 die geen droogkuis-bedrijven op hun grondgebied hebben. Aan de campagne zullen dus ongeveer 100 gemeenten d e e l n e m e n . Bij een gemiddelde van ongeveer 3 droogkuisbedrijven per gemeente maakt dit dat in het najaar ongeveer 300 droogkuisbedrijven klasse 2 en 3 zullen worden gecontroleerd door de lokale overheid. Deze inspectiecampagne krijgt een maximale ondersteuning van de afde-ling Milieu-i n s p e c t i e. Na afloop van deze in-spectiecampagne zullen de resultaten door de M i l i e u-inspectie worden verzameld en geëvalu-eerd.

Het is in elk geval mijn bedoeling om dit initia-tief het komende jaar te herhalen voor een an-dere sector.

3. Aanbevelingen BBT- s t u d i e, zullen volledig ge-nomen worden in het beleid.

Op basis van de aanbevelingen in de BBT- s t u-d i e, overleg met u-de u-droogkuissector en anu-dere bronnen (literatuur, s t u d i e s, buitenlandse wet-geving) werden nieuwe vergunningsvoorwaar-den opgesteld. Het ontwerpbesluit waarmee deze bepalingen in titel II van het Vlarem zullen worden opgenomen, wordt nog dit jaar (2003) aan de Vlaamse regering voorgelegd. De be-langrijkste milieumaatregel is het verplicht ge-bruik van de minst milieubelastende machines (volledig gesloten droogkuismachines met diep-koeling én actief koolfilter). Tevens worden een aantal bodem- en waterbeschermende maatre-gelen verplicht (opvangbak, v l o e i s t o f d i c h t e vloeren, ... ).

Door de overschakeling van watergekoelde op diepgekoelde machines werd in de laatste 10 jaar reeds een reductie van circa 45% gereali-seerd.

Door het verplichte gebruik van de meest mi-lieuvriendelijke machines zullen de emissies in de periode 2000 – 2010 nog eens met circa 50% dalen.

De nieuwste machines hebben een veel lager koelwaterverbruik (40% volgens BBT-s t u d i e ) . Het koelwater komt echter op geen enkel mo-ment in contact met PER. Het enige verontrei-nigde water dat ontstaat, is het contactwater tij-dens de destillatiestap in de machine. Het soort

machine (modern versus oudere types) heeft geen impact op de hoeveelheid contactwater en P E R-c o n c e n t r a t i e. Wel wordt in de ontwerpwet-geving in een maatregel voorzien (dubbel-w a-terafscheider) waardoor de PER-c o n c e n t r a t i e in dit contactafvalwater geminimaliseerd zal worden.

4. De nieuwe Vlaremwetgeving gecombineerd met campagnes van de Milieu-inspectie zullen ertoe leiden dat het PER-verbruik en de emissies sterk gereduceerd worden.

Tot op heden werden er nog geen PER-m e t i n-gen uitgevoerd in huizen in de onmiddellijke omgeving van een droogkuisbedrijf. R e k e n i n g houdende met de resultaten in Nederland wil ik dit zeker overwegen.

5. Op basis van een enquête zal V I TO dit jaar be-palen welke BBT-studies prioritair moeten worden geactualiseerd. In de periode 2004-2 0 0 5 zullen de eerste geactualiseerde BBT-studies af-gerond worden.

Op deze manier wordt wel degelijk rekening ge-houden met technische ontwikkelingen. B o v e n-dien werd de laatste stand der techniek bij de voorbereiding van de nieuwe wetgeving grondig in kaart gebracht.

Zo werd onder andere het inzetten van alterna-tieven voor PER nagegaan (KWS en CO2). – Het is zeker technisch mogelijk om met

koolwaterstoffen (KWS) te reinigen. M o-menteel gebruiken reeds 15% van de droog-kuisbedrijven deze KWS. In de BBT-s t u d i e wordt echter gesteld dat de KWS de reini-gingscapaciteiten van PER nog niet kunnen e v e n a r e n . Dit werd in 2002 nogmaals door de federatie bevestigd, zodat het gebruik van PER in de droogkuis voorlopig nog getole-reerd blijft.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangaande de hoeveelheid afvalolie die in V l a a n- deren wordt ingevoerd van buiten België en wordt uitgevoerd buiten België beschikt OVAM over de gegevens inzake de voor– en

In deze context wordt door sommigen beweerd dat er een correlatie zou bestaan tussen streken waar aan intensieve fruitteelt wordt gedaan en de aan- wezigheid van een hoger risico

In de statuten van het ministerie van de V l a a m s e Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellin- gen (VOI's) met een analoog personeelsstatuut is bepaald dat 2 % van het

In het statuut van het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en van de meeste Vlaamse openbare instellingen (VOI) is bepaald dat bij de organisatie van

Heeft de Milieu-inspectie geregeld overleg met de Arbeidsinspectie en/of worden overtredin- gen inzake leefmilieu die een aanwijzing zijn voor mogelijke ernstige inbreuken op

Artikel 65 van Vlarem I bepaalt dat indien een ver- gunningplichtige inrichting zonder vergunning wordt geëxploiteerd, deze inrichting ambtshalve kan worden gesloten.. Door

1. Daarnaast werd de klemtoon vooral gelegd op de opvolging van de saneringsmaatregelen bij deze bedrijven en op de uitvoering van emissie- metingen door de exploitanten zelf, in

Bij de omzetting van de Europese richtlijn (2000/76/EG) betreffende het verbranden van af- valstoffen in Vlarem werden samenstellingsvoor- waarden vastgelegd