• No results found

Vraag nr. 12 van 10 oktober 2003 van de heer CHRIS VANDENBROEKE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 12 van 10 oktober 2003 van de heer CHRIS VANDENBROEKE"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 12

van 10 oktober 2003

van de heer CHRIS VANDENBROEKE Studiebeurzen en schoolrekeningen – Trends

De minister kent mijn pleidooi voor de kosteloos-heid van het basisonderwijs. De laatste jaren wordt er gewag gemaakt van twee "trends". Ten eerste daalt het percentage mensen die gebruikmaken van een studietoelage in het onderwijs ten opzichte van het aandeel dat er recht op heeft. Ten tweede stijgt het aantal wanbetalers in het onderwijs, d a t wil zeggen ouders die de schoolrekeningen van hun kind(eren) niet meer kunnen betalen.

Graag zou ik de minister volgende vragen willen s t e l l e n , waarbij het duidelijk moet zijn dat het hier over twee zeer belangrijke maatschappelijke trends gaat.

1. Kloppen deze "trends" met de werkelijkheid ? 2. Welk percentage mensen maakt gebruik van

een studiebeurs in het onderwijs (lager, s e c u n-dair én hoger) ?

Procentueel ten opzichte van de hele bevolking en procentueel ten opzichte van het aandeel ge-rechtigden ?

Hoeveel mensen maken dan géén gebruik van een studiebeurs terwijl ze er wel recht op heb-ben (absolute cijfers en procentueel) ?

Kan de minister deze gegevens bezorgen van de laatste tien jaar ?

Welke conclusie trekt de minister uit deze cij-fers ? Hoe kan dit worden verbeterd ?

3. Kunnen de gegevens worden bezorgd opge-splitst naar grootte van de studiebeurs ?

Is het niet vooral zo dat ouders die recht heb-ben op een kleine studiebeurs, ervan afzien ? 4. Beschikt de minister over gegevens inzake het

aantal wanbetalers in het onderwijs (absoluut en procentueel) ; er wordt gewag gemaakt van twee leerlingen per klas ? Stijgt dit aantal (t.o. v. de laatste tien jaar) ?

5. Heeft de minister een zicht op de totale grootte van de onbetaalde rekeningen (het verschuldig-de bedrag) in Vlaanverschuldig-deren ?

Klopt het dat "wanbetalers" worden geboek-staafd en gestigmatiseerd ?

6. Welke initiatieven werden er reeds genomen om de kosteloosheid van het basisonderwijs te garanderen en om de kosten transparanter te maken ?

Antwoord

1 , 2 en 3. Op de vraag of de dalende trend van het percentage mensen dat gebruikmaakt van een studietoelage overeenstemt met de werkelijk-h e i d , kan ik moeilijk een concreet antwoord g e v e n . Om dit te kunnen vaststellen, zou een wetenschappelijk onderzoek moeten gebeuren, onderzoek waarvan de resultaten dan nog met het grootste voorbehoud moeten worden ge-h a n t e e r d . Dit laatste is gebleken uit een aantal onderzoeken die in opdracht van het departe-ment Onderwijs door het HIVA werden uitge-voerd inzake studiefinanciering ( H I VA : H o g e r

Instituut voor de Arbeid – red.). Ook in deze

onderzoeken over de niet-opname van een stu-d i e t o e l a g e, stu-de zogenaamstu-de non-take up, k u n n e n geen aantallen worden gegeven. Er wordt in de rapporten onder meer gesproken van een aan-zienlijk aantal, vooral dan in het secundair on-d e r w i j s, een exact cijfer woron-dt evenwel niet ver-m e l d . Wat het hoger onderwijs betreft, w o r d t vermeld dat de non-take up veeleer beperkt is. Wat het hoger onderwijs betreft, rijst veeleer een probleem van doorstroming naar dit hoger onderwijs van bepaalde s o c i a a l-e c o n o m i s c h e g r o e p e n , dan wel dat de studenten die hoger on-derwijs volgen en die in aanmerking komen voor een studietoelage deze niet zouden aan-vragen.

Bovendien wordt steeds vermeld dat de n o n-take up berekend wordt op statistische cij-fers inzake inkomsten. Die kunnen niet volledig gerelateerd worden aan de cijfers die door de afdeling Studietoelagen worden gebruikt om het referentie-inkomen te bepalen. Er kan ook geen rekening worden gehouden met een aantal bijkomende voorwaarden inzake nationaliteit of s t u d i e v o o r t g a n g. Als bijlage 1 bezorg ik het overzicht van de studies waaraan wordt gerefe-reerd.

(2)

vraag om uitleg van de heer Luc Martens over de dienstverlening door de Vlaamse overheid wat onderwijs betreft, naar aanleiding van het jaarverslag van de Vlaamse Ombudsdienst en dan specifiek de vraag inzake de automatische toekenning van een toelage (Handelingen Com

-missievergadering nr. 227 van 27 mei 2003, b l z . 5 – red.). Het is dus niet mogelijk om de cijfers te

bezorgen opgesplitst naar de grootte van de beurs.

Als bijlage 2 bezorg ik wel een overzicht van de evolutie van het aantal aanvragen voor toelagen voor de voorbije tien jaar, per studie-niveau en geplaatst tegenover de totale school-populatie van het betrokken jaar. S t u d i e t o e l a-gen worden trouwens pas toegekend vanaf het secundair onderwijs; er kunnen dus uiteraard geen cijfers worden gegeven voor het basison-derwijs.

Uit de cijfers blijkt dat er een dalende trend was wat het aantal aanvragen betreft.

Voor enerzijds het hoger onderwijs steeg het aantal aanvragen voor een studietoelage op-nieuw vanaf het academiejaar 2001-2 0 0 2 . D i t was het eerste jaar waarin het nieuwe decreet voor studietoelagen voor het hoger onderwijs werd geïmplementeerd. Met dit decreet werden een aantal maatregelen doorgevoerd, w a a r d o o r meer studenten in aanmerking komen voor een s t u d i e t o e l a g e. Dit heeft dan uiteraard een effect gehad op het aantal aanvragen. Zoals reeds ver-meld wordt de doelgroep in het hoger onderwijs goed bereikt.

Voor anderzijds het secundair onderwijs is er een lichte stijging van het aantal aanvragen voor studietoelagen in het schooljaar 2002-2 0 0 3 . E r werden 6% meer aanvragen ingediend ten op-zichte van het schooljaar 2001-2 0 0 2 . Deze stij-ging is onder meer bewerkstelligd door een aan-tal initiatieven die door de afdeling Studietoela-gen werden Studietoela-genomen om de doelgroep zo maxi-maal mogelijk te bereiken. Ik licht deze initia-tieven later toe.

In 2001 werd door Dimarso een onderzoek uit-gevoerd inzake de klantentevredenheid over de afdeling Studietoelagen. Ouders met kinderen in het secundair onderwijs signaleerden gere-geld dat de administratieve last voor hen erg groot is in verhouding tot de het beursbedrag dat werd uitgekeerd. Dimarso was de mening toegedaan dat ouders vaak om die reden geen aanvraag indienden. Dat het vooral de ouders

die recht hebben op een kleine studiebeurs zijn die afzien van hun recht op een studietoelage, lijkt, althans volgens dit onderzoek, te kloppen. Om aan de problematiek inzake non-take up en inzake administratieve belasting tegemoet te k o m e n , werden reeds heel wat inspanningen ge-daan.

Zo zijn er ten eerste gerichte acties gevoerd naar de leerlingen van het laatste jaar basison-derwijs én naar de leerlingen van het laatste jaar secundair onderwijs. Naar enerzijds leerlin-gen van het laatste jaar basisonderwijs omdat zij de overstap naar het secundair onderwijs maken en dus voor de eerste maal in aanmer-king kunnen komen voor een studietoelage. Naar de leerlingen van het laatste jaar secundair onderwijs omdat zij doorstromen naar het hoger onderwijs waar de voorwaarden inzake wetgeving voor studietoelagen gunstiger liggen. Deze acties hadden reeds een positief effect; i n het secundair onderwijs steeg het aantal aanvra-gen met 6 %. In het hoger onderwijs bleef het aantal gelijk.

Ten tweede, wat het administratieve aspect be-t r e f be-t , werd hebe-t gezinsdossier ingevoerd. H i e r-door moet voor beursaanvragers (leerlingen of studenten) van eenzelfde gezin en eenzelfde studieniveau slechts één aanvraag meer worden ingediend en moeten slechts één maal de nodige documenten worden bijgevoegd.

Ten derde worden meer gegevens uit het verle-den hergebruikt, zodat de burger zelf minder moet worden bevraagd.

Ten slotte wil ik hier nog aan toevoegen dat het lopende project inzake e-government bij de af-deling Studietoelagen een nog verder doorge-dreven elektronische verwerking en de integra-tie van externe databanken beoogt. Dit zal de administratieve belasting nogmaals sterk doen a f n e m e n . Deze nieuwe toepassing zal operatio-neel zijn vanaf het school- en academiejaar 2004-2005.

4 en 5. Op de specifieke (deel)vragen m.b. t . h e t aantal wanbetalers kan geen antwoord worden g e g e v e n . Hierover zijn geen concrete cijfergege-vens voorhanden.

(3)

noodzake-lijk zijn om een eindterm te realiseren of een ontwikkelingsdoel na te streven. Wel kunnen scholen een bijdrage vragen voor materialen en activiteiten die het bereiken van de eindtermen of ontwikkelingsdoelen aanschouwelijk maken. Na overleg binnen de participatie- of school-raad bepalen de schoolbesturen de lijst van zulke bijdragen die aan de ouders kunnen wor-den gevraagd.

Vanaf het schooljaar 2002-2003 moet deze bij-dragenlijst in het schoolreglement opgenomen w o r d e n , zodat ouders aan het begin van het schooljaar een zicht krijgen op de bijkomende

k o s t e n . De bedoeling van deze maatregel was dus om de kosten transparanter te maken. Uit een recent onderzoek van het HIVA blijkt dat ruim 80 % van de scholen effectief over een bijdrageregeling voor de ouders beschikt. Om er onder meer voor te zorgen dat basisscho-len in staat zijn om kosteloos onderwijs aan te b i e d e n , zijn de werkingsmiddelen voor het ba-sisonderwijs gestegen en nemen deze werkings-middelen tot 2006 verder toe. Een overzicht van deze stijging is als bijlage 3 toegevoegd.

Bijlage 1

Overzicht van studies inzake studietoelagen

Methoden en studiefinanciering, deel III, empirische studie voor de Vlaamse Gemeenschap KU Leuven, Hoger Instituut voor de Arbeid, I. Nicaise o.l.v. H Cossey

Onderzoek in opdracht van de gemeenschapsminister van Onderwijs en Vorming, 1987 Studietoelagen en participatie in het hoger onderwijs

Universiteit Gent, vakgroep Onderwijskunde en KU Leuven, Hoger Instituut voor de Arbeid J.P. Verhaeghe, L. Ackaert, I. Nicaise, J. Bollens, S. Groenez

Eindrapport OBPWO-project 97.00, maart 2000 Studiekosten in het hoger onderwijs;

Wat het kost om deel te nemen aan het hogeschool- en universitair onderwijs

Universiteit Gent, vakgroep Onderwijskunde en KU Leuven, Hoger Instituut voor de Arbeid J. Bollens, S. Groenez, I. Vleugels (onderzoekers), J. Bollens en J.P. Verhaeghe (promotoren)

Eindrapport van het onderzoek in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, d e p a r t e-ment Onderwijs, OBPWO 98.00

Januari 2000

Studiekosten in het secundair onderwijs

Een onderzoek naar de studiekosten die ouders dragen ten gevolge van het schoolgaan van hun kinderen Universiteit Gent, vakgroep Onderwijskunde en KU Leuven, Hoger Instituut voor de Arbeid

I. Fripont, H. De Vos (onderzoekers), J. Bollens, J.P. Verhaeghe (promotoren)

Eindrapport van het onderzoek in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, d e p a r t e-ment Onderwijs, OBPWO 98.05

Februari 2001

Klantentevredenheid over werkstations, schoolbeheerteams en de dienst Studietoelagen Kwalitatief onderzoek

Studie uitgevoerd door Dimarso, in opdracht van het departement Onderwijs, 2001

(4)

Bijlage 2

Overzicht van het aantal aanvragen van studietoelagen, opgesplitst naar studieniveau en geplaatst ten op-zichte van de totale schoolpopulatie (overzicht van 1993-2003)

Jaar SO Schoolpopulatie % 1993-1994 138.914 434.430 31,9 % 1994-1995 129.447 436.956 29,6 % 1995-1996 127.318 435.436 29,2 % 1996-1997 125.203 432.227 28,9 % 1997-1998 126.148 426.220 29,5 % 1998-1999 123.024 420.366 29,2 % 1999-2000 120.606 415.253 29,0 % 2000-2001 112.380 413.343 27,1 % 2001-2002 111.882 414.079 27,0 % 2002-2003 118.641 419.379 28,2 % Jaar HO Schoolpopulatie % 1993-1994 48.477 141.538 34,2 % 1994-1995 45.588 142.932 31,8 % 1995-1996 48.256 146.344 32,9 % 1996-1997 47.524 150.392 31,6 % 1997-1998 48.282 154.476 31,2 % 1998-1999 48.266 157.103 30,7 % 1999-2000 47.370 155.276 30,5 % 2000-2001 44.291 155.376 28,5 % 2001-2002 53.112 156.032 34,0 % 2002-2003 52.597 156.500 33,6 % Bijlage 3

Algemeen overzicht van de stijging van de midde-len voor het basisonderwijs

De afgelopen jaren kreeg het basisonderwijs al een flinke financiële injectie door de zogenaamde Po l-d e r- en Ti v o l i - a k k o o r l-d e n . Het Poll-derakkoorl-d van eind ‘97 voorzag in een stijging van de werkings-middelen voor het basisonderwijs met 29,75 mil-joen euro (1,2 miljard fr.) tegen 2007. Het daarop-volgende Tivoli-akkoord bepaalde dat de stijging van het werkingsbudget 76,92 miljoen euro (3,103 miljard fr.) zou bedragen gespreid over de begro-tingsjaren 1998-2006 (d.w. z . een hoger bedrag en sneller dan opgenomen in het Polderakkoord). Sinds 2000 zijn in uitvoering van het regeringsak-koord nog belangrijke bedragen toegevoegd aan de werkingsmiddelen basisonderwijs om tegemoet

te komen aan de vraag naar meer administratieve o m k a d e r i n g. In 2000 is het budget nogmaals ver-hoogd met 9,891 miljoen euro (399 miljoen fr. ) .D e totale verhoging van het werkingsbudget na de be-groting 2000 bedroeg dus al 86,812 miljoen euro (3,502 miljard fr.).

Dit bedrag werd in 2001 en 2002 telkens verhoogd met 6,197 miljoen euro (250 miljoen fr.) ingevolge CAO V van 22 mei 2000 ( CAO : collectieve arbeids

-overeenkomst – red.). Tegen 2006 bedraagt de

(5)

vroegere PC/KD-middelen in het werkingsbudget. De totale middeleninjectie in 2006 voor het basis-onderwijs zal 121,534 miljoen euro (4,903 miljard fr.) bedragen.

De middelen voor administratieve ondersteuning worden vanaf het schooljaar 2003-2004 niet meer toegekend via de werkingsmiddelen. Het departe-ment zal rechtstreeks de personeelsleden betalen die in de administratieve kern zijn opgenomen. H e t departement zal daarmee ook voor deze perso-neelsleden de functie van sociaal secretariaat over-nemen van de scholen. Dit brengt ook een vermin-dering van de planlast met zich mee.

De werkingsmiddelen voor het schooljaar 2003-2004 zullen dus niet op dezelfde wijze zijn samen-gesteld als het werkingsbudget voor het schooljaar 2 0 0 2 - 2 0 0 3 . Vanaf het schooljaar 2003-2004 zullen immers middelen vanuit de werking overgeheveld worden naar de loonkredieten voor administratief personeel.

Concreet worden volgende middelen overgeheveld uit de werkingsmiddelen naar de loonkredieten voor administratief personeel :

– de middelen die opgenomen waren in de begro-ting 2000, namelijk 5,949 miljoen euro (240 mil-joen fr.), en

– de middelen toegekend in CAO V 12,395 mil-joen euro (500 milmil-joen fr.) en CAO VI 19,831 miljoen euro (800 miljoen fr.) worden opgeno-men in de loonkredieten van het administratief personeel die rechtstreeks door het departe-ment Onderwijs betaald zullen worden.

In totaal gaat het hier om 38,18 miljoen euro (1,5 miljard fr.).

Concreet gaat het om volgende financiële tabel-len :

Begrotingsjaar Bedrag in euro

1998 5,330

1999 41,448

2000 61,081 (incl. adm. ond.)

2001 71,319 (incl. adm. ond.)

2002 82,078 (incl. adm. ond.)

2003 108,766 (incl. adm. ond.)

2004 74,676 (excl. adm. ond.)

2005 78,890 (excl. adm. ond.)

2006 83,352 (excl. adm. ond.)

Tabel volledig, inclusief administratieve onder-steuning

Begrotingsjaar Bedrag in euro

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar verluidt houdt men zich thans bij de afdeling Wegen en Verkeer bezig met het opstellen van een prioritaire lijst van leuningen van het kunstwerkpa- trimonium van We s t-V l a a

Wat is de stand van zaken op datum van 1 okto- ber van het leerkrachtentekort en -overschot in de vervangingspools van de arrondissementen Kortrijk-Roeselare-Tielt1. Kan de minister

Welke kredieten werden tijdens de voorbije jaren uitgetrokken voor de (her)aanleg en/of het onderhoud van de gewestwegen in genoem- de regio.. Wat is de planning inzake aanleg

Wel heb ik de kandidaat-voorzitter en de kandidaat-leden van de raad schriftelijk ge- vraagd – nadat ik de samenstelling van de raad ernstig had afgewogen, dus een aantal dagen

Hoeveel bedragen de opbrengsten van wedden- schappen op paardenrennen voor zowel 1997 als 1998, en dit uitgesplitst voor buitenlandse en binnenlandse koersen (met een

Op haar vergadering van 14 september jongstleden besliste de Vlaamse regering voor 1999 tot verlen- ging van de samenwerking met het Steunpunt Ne- derlands Tweede Taal (NT2) van de

Om dit te vermijden en om tegelijkertijd afvloeiing van het administratief personeel en het opvoedend hulppersoneel te stimuleren, is er een sociaal bege- leidingsplan opgesteld

Deze toevoeging is echter niet meer dan een verduidelijking om de be- lastingschuldige op een juiste manier te benoemen : bedoeld zijn immers alleen de gezinnen die ge-