Vraag nr. 36 van 10 oktober 1995
van de heer CHRISTIAAN VANDENBROEKE Bufferzones – Afbakeningscriteria
Het probleem van de delokalisatie van bedrijven wordt almaar scherper aangevoeld. Inzonderheid is dit het geval in het zuiden van West- en Oost-Vlaanderen. Vandaar dan ook dat, om dit gegeven te remediëren, een beperkte en lineair ingestelde bufferzone werd ingesteld. Het maakt evenwel weinig uit voor de bedrij-ven in het Texas van Vlaanderen, wanneer de bescher-mende maatregelen zich beperken tot dominant lande-lijke gemeenten (bv. Spiere-Helkijn) met een totale afwezigheid van industriële vestigingen. Natuurlijk is het instellen van een beperkte bufferzone beter dan niks, het is evenwel een weinig efficiënte maatregel die bovendien aan oogverblinding doet. Op die manier ver-schuilt men zich achter een vermeend optreden, terwijl het niks uithaalt.
1. Is de minister zich terdege bewust van de onvolko-menheden van de bestaande bufferzone ?
2. Werd bij het uittekenen van deze bufferzone enkel met lineaire argumenten (kilometer afstand) reke-ning gehouden ?
3. Werd aan sociografische doorlichting van de regio gedacht, zodat het epicentrum van industriële bedrijvigheid in de driehoek Kortrijk-Roeselare-Deinze beter in de besluitvorming kan worden betrokken ?
4. Bestaat de mogelijkheid om de intekening van de bufferzone te herzien, overeenkomstig de noodwen-digheden en het belang van de industriële vestigin-gen ?
5. Bestaan er plannen in die richting ? Antwoord
Ik ben het Vlaams parlementslid dankbaar omdat hij in zijn vraagstelling verwijst naar de delokalisatieproble-matiek. Ik heb in mijn beleidsnota aan de Vlaamse Raad het delokalisatiefenomeen in al zijn aspecten wil-len benaderen. Ik verwijs het parlementslid dan ook naar deze teksten en de bespreking ervan. Dat de bufferzone te beperkt is, te lineair is ingesteld en over-wegend landelijke gemeenten omvat, zijn vaststellingen die gebeuren wanneer men deze zone als zodanig beschouwt en niet stelt in het perspectief van de globa-le beslissing, een beslissing die dateert van de vorige legislatuur. Ik geef wel toe dat het instellen van deze bufferzone en de ondersteuningsmogelijkheden die ermee gepaard gaan, onvoldoende zijn om het leegzuig-effect naar Henegouwen, maar vooral naar Noord-Frankrijk tegen te gaan. Toch wil ik erop wijzen dat voormelde benadering een beslissing is van de Europe-se Commissie, genomen in het totale kader van de afbakening van de ontwikkelingszones.
Het zit namelijk zo dat op vastgestelde termijnen de Europese Commissie de ontwikkelingszones in iedere lidstaat in herziening stelt. Als parameters om een nuts-3-gebied (= arrondissement) in aanmerking te nemen als ontwikkelingsgebied worden enerzijds het bruto
binnenlands produkt per hoofd en anderzijds de struc-turele werkloosheid gehanteerd. Geen enkel arrondis-sement in Vlaanderen voldeed gelijktijdig aan de twee opgelegde criteria. Strikt genomen kan Vlaanderen geen ontwikkelingszone claimen.
Na moeizaam overleg tussen de Europese Commissie enerzijds en nog moeilijker overleg tussen de regionale overheden van de lidstaat België anderzijds, werd bepaald dat de zones in Vlaanderen die in aanmerking kwamen voor het statuut van ontwikkelingszone, maxi-maal 11,97 % van de bevolking mochten hebben en de doelstellingsgebieden 2 en 5b dienden te omvatten. Het steunniveau werd bepaald (maximaal 15 en 20 % netto subsidie equivalent) evenals het principe dat een bufferzone enkel binnen voormeld opzet mocht. Deze beperkingen leidden zeker tot onvolkomenheden op het terrein. Wat de plaatselijke besluitvorming betreft, werd met de GOM's samengewerkt. Zoals wel-licht bekend blijft de "kaart" van ontwikkelingszones in de bufferzone geldig tot 31 december 1999. Alhoewel de definitieve officiële beslissing dateert van 5 juli 1995, werd deze nog niet officieel uitgeschreven meegedeeld door de Europese Commissie aan het Vlaams Gewest via de geëigende kanalen. Pas op het moment van deze betekening zal eventueel kunnen worden nagegaan of de territoriale afbakening strikt lineair is of verrui-mingsmogelijkheden biedt. Anderzijds heeft het statuut van ontwikkelingszone of bufferzone eveneens budget-taire consequenties die zowel bij de basisbeslissing als in de toekomst element van beslissing moeten vormen.