• No results found

Vraag nr. 203 van 21 mei 1996 van de heer CHRISTIAAN VANDENBROEKE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 203 van 21 mei 1996 van de heer CHRISTIAAN VANDENBROEKE"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 203 van 21 mei 1996

van de heer CHRISTIAAN VANDENBROEKE

E17 – Mist

De enorme ravages die werden aangericht op de E17 toen zware mistbanken tot tweemaal toe het verkeer helemaal in de war brachten en tal van kettingbotsin-gen veroorzaakten, zijn kettingbotsin-genoegzaam bekend.

Blijkbaar is het al evenmin toeval te noemen dat dichte mistvorming zich het meest voordoet op heel specifieke plaatsen, zoals onder meer langs de E17 ter hoogte van Kruishoutem en Deinze.

Weerdeskundigen lieten immers uitschijnen dat dit alles wellicht in verband te brengen is met de uitge-strekte wateroppervlakten in de onmiddellijke omge-ving van de autosnelweg.

Zijn er inderdaad aanwijzingen dat het voorkomen van mistbanken op bepaalde plaatsen extra wordt versterkt door de aanwezigheid van grote wateroppervlakten langs de autosnelwegen ?

Zo ja, wordt er overwogen die vijvers te dempen ? Antwoord

Mistvorming kan vele oorzaken hebben, de aanwezig-heid van uitgestrekte wateroppervlakten of waterlopen is één van de factoren die mistvorming bevorderen. Algemeen kan worden gesteld dat het dempen van vij-vers langs de autosnelwegen om ecologische redenen op grote tegenstand stuit, aangezien deze plaatsen in de loop der jaren zijn uitgegroeid tot belangrijke broed-plaatsen voor trekvogels. Een aantal wateroppervlak-ten is uitgebouwd tot populaire recreatiegebieden, zodat het dempen niet aanvaardbaar is. Met betrekking tot de waterlopen kan op zijn zachts worden gesteld dat demping ook hier geen haalbare kaart is.

Ik ben van oordeel dat mens, flora en fauna niet het slachtoffer moeten zijn van het wangedrag van een categorie automobilisten die zelfs in dichte mist niet het minste respect hebben voor het verkeersreglement. Goede informatie via radio en TV over de lokale weers-omstandigheden is van groot belang. Tegen automobi-listen die mogelijke waarschuwingen in de wind slaan dient de rijkswacht repressief op te treden.

Met betrekking tot mistdetectie kan worden gesteld dat het technisch mogelijk is om mistdetectoren te plaatsen langs de autosnelwegen. Deze mistdetectoren kunnen worden gekoppeld aan een variabele signalisatie die eventueel een snelheidsbeperking oplegt of die mist-vorming meldt. Het heeft maar zin om ze op te stellen op plaatsen waar mistvorming zeer frequent en zeer lokaal is, zoals het viaduct van Beez op de autosnelweg Brussel-Namen. In de jaren '70 zijn er ook in Vlaande-ren, bij wijze van experiment, plaatsen uitgerust met een dergelijke installatie. Wegens het probleem van juiste afbakening van de mistzones werden deze instal-laties buiten gebruik gesteld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In zijn antwoord op een vraag om uitleg van 8 februari 1996 van de heer Herman Candries (Beknopt Verslag nr. 44-46), deelde de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu

Deze data werden vastgesteld om in de mate van het mogelijke aan personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, een kans te geven

E é n van die karakteristieken is precies de juridische aard van de inrichtende machten – namelijk privaat- rechtelijke rechtspersoon in het gesubsidieerd vrij

Hierdoor ligt de verantwoordelijkheid voor de toepassing van dit tewerkstellingsplan – in vergelijking met het jeugd- werkgarantieplan – minder direct bij de voor

– gezien deze herzieningsprocedure binnen de Europese Unie nog geruime tijd in beslag zal nemen, in afwachting hiervan specifieke reduc- tiemaatregelen te nemen

per veroordeling en vordering : melding of er al dan niet een arrest van de Raad van State tot schorsing en/of nietigverklaring

De stijging van het personeelsef- fectief van het gemeenschapsonderwijs van 30.546 eenheden op 30 juni 1995 naar 38.830 eenheden op 1 januari en de hiermee overeenstemmende daling in

Wat ten slotte vraag 4 betreft naar de band tussen spijbelen en de l a t e re beroepskansen van de spij- b e l a a r s : hierover kunnen geen gegevens worden verstrekt. Het