• No results found

Datum 11 juli Bezoekadres Gemeente Reusel-De Mierden Kerkplein KB Reusel. Postadres Postbus AA Reusel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Datum 11 juli Bezoekadres Gemeente Reusel-De Mierden Kerkplein KB Reusel. Postadres Postbus AA Reusel"

Copied!
127
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Datum 11 juli 2017 Bezoekadres

Gemeente Reusel-De Mierden Kerkplein 3

5541 KB Reusel Postadres Postbus 11 5540 AA Reusel Inlichtingen

Telefoon 0497-650650

Email: gemeente@reuseldemierden.nl

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Aanbiedingsbrief………. 4

1. Inleiding………... 6

2. Paragrafen………... 8

2.1. Bedrijfsvoering………... 8

2.2. Lokale heffingen……… 10

2.3. Weerstandsvermogen en risicobeheersing……….. 13

2.4. Financiering……… 20

2.5. Verbonden partijen………... 24

2.6. Onderhoud kapitaalgoederen………. 31

2.7. Grondbeleid……… 33

2.8. Vernieuwen, Ombuigen en Bezuinigen (VOB)………. 39

3. Jaarverantwoording per programma………..………. 40

3.1. Openbare Ruimte en Veiligheid……….. 42

3.2. Milieu………... 47

3.3. Ruimtelijke Ordening en Bouwen………... 50

3.4. Burgers en Bedrijven……… 53

3.5. Scholing en Vorming………. 57

3.6. Welzijn………. 61

3.7. Werk, Inkomen en Gezondheidszorg………. 68

3.8. Bestuur en Ondersteuning………... 74

3.9. Algemene Dekkingsmiddelen……….. 78

4. Overige Jaarverslagen………. 85

4.1. Verslag commissie bezwaarschriften………. 85

4.2. Klachten……….. 89

Jaarrekening………….……… 92

5. Balans met toelichting………. 94

5.1. Balans………. 94

Toelichting balans………. 97

5.2. Niet uit de balans blijkende verplichtingen……… 108

5.3. Overzicht van baten en lasten in de jaarrekening……… 110

5.4. Verantwoording Wet normering topinkomens (WNT)………. 115

5.5. Schatkistbankieren……… 117

5.6. Sisa-bijlage………. 119

Afkortingenlijst………. 124

Vaststellingsbesluit………. 126

(4)
(5)

Aanbiedingsbrief

Aan de raad,

De jaarstukken vormen het sluitstuk in de Planning & Control cyclus. De jaarstukken gaan in op de geleverde inspanningen, prestaties en de bereikte effecten in het afgelopen jaren, inclusief de vertaling daarvan in financiële prestaties afgezet tegen de voorgenomen prestaties, effecten en financiële ramingen.

Het jaar 2016 is een jaar geweest, waarin we hebben kunnen zien dat het economisch herstel, dat in 2015 voorzichtig zichtbaar werd, zich verder doorzette. Hoewel dat zeker goed nieuws is, is dat herstel nog niet overal zichtbaar. Zo is dat herstel bijvoorbeeld nog niet zichtbaar in teruglopende sociale uitkeringen en dergelijke.

In andere opzichten was 2016 een goed jaar, maar soms ook een roerig jaar. Personele situaties (langdurige ziektes, het vertrek van mensen enz.) trokken soms een wissel op de gewenste snelheid van handelen.

Op het gebied van de drie decentralisaties in het sociaal domein (AWBZ-begeleiding naar Wmo, Jeugdhulp en Participatiewet) hebben zaken zich verder ontwikkeld en kunnen we stellen dat de kwalitatieve maat best bevredigend is. Natuurlijk blijft een en ander in beweging en zijn we zeker nog niet klaar, maar de basis is goed te noemen. De financiële afrekening en controle in met name de jeugdzorg, mede ten behoeve van de nu voorliggende jaarstukken, verliep net als in 2015 bijzonder moeizaam. De complexiteit van de materie en de vele onderlinge afhankelijkheden maken dat die processen zich moeilijk laten sturen. We blijven echter naar verbeteringen zoeken.

In 2016 is veel gepresteerd met de hulp van velen. Het nut van ‘Samen Doen’ met onze burgers, instellingen, bedrijven en partners wordt steeds meer zichtbaar. Alle betrokkenen leren steeds beter hun weg en positie in het besef dat ‘Samen Doen’ de juiste weg is om goede en gedragen resultaten te bereiken. Deze wijze van denken en werken zal zich verder ontwikkelen en steeds meer

gemeengoed worden. De bijdrage en het enthousiasme daarin van alle betrokkenen, niet in het minst de inwoners, ondernemers, verenigingen en instellingen, is belangrijk en wordt bijzonder

gewaardeerd.

In financieel opzicht sluiten we 2016 af met een positief jaarrekeningresultaat van € 183.000. Dat is nadeliger dan de raming in de 2e Berap van 2016 van € 798.000 positief. Op onderdelen zijn er verschillen zichtbaar in positieve en negatieve zin. Dat alles is beschreven en toegelicht in de voorliggende stukken, waarvan wij uw raad vragen die vast te stellen.

Als we enthousiasme en welwillendheid van iedereen, zowel inwoners, verenigingen, ondernemers, maar ook van uw raad en de ambtelijke organisatie blijven vasthouden, is er een goede basis om alle uitdagingen het hoofd te bieden die we hebben en nog zullen krijgen. Dat alles onder het motto

‘Samen Doen’.

Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,

de secretaris, de burgemeester (wnd), dhr. M.H.F. Knaapen. mw. J. Eugster.

(6)
(7)

1. Inleiding

Voor u ligt de jaarrekening en het jaarverslag 2016 (ofwel ‘Jaarstukken 2016’). We sluiten het jaar 2016 af met een positief saldo van € 183.000. Dit bedrag wijkt € 615.000 negatief af van het in de 2e Berap 2016 (inclusief mutatie in de raad van december) genoemde saldo. Het saldo van baten en lasten wordt nader uitgesplitst in een structureel saldo (saldo in de jaarlijkse baten en lasten) en een incidenteel saldo (eenmalige baten/lasten). Die uitsplitsing ziet er als volgt uit:

Totaal saldo Structureel saldo Incidenteel saldo Gerealiseerd saldo baten

en lasten

€ 183.000 € 1.194.000 -/- € 1.011.000

2e Berap 2016 € 797.000 € 1.194.000 -/- € 397.000

Een analyse treft u aan in hoofdstuk 5.3. In de nu voorliggende stukken gaan wij in op de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden en de vertaling daarvan in de cijfers van deze jaarrekening.

Hiermee legt het college van burgemeester en wethouders verantwoording af over het gevoerde financieel beheer. In artikel 197 van de Gemeentewet is geregeld dat het college die verantwoordings- plicht heeft door middel van de jaarrekening en het jaarverslag.

In de jaarstukken wordt beleidsevaluerende informatie verstrekt aangaande het ingezette en/of gerealiseerde beleid. Daarnaast wordt verantwoording afgelegd over de financiële resultaten op programmaniveau. Daarmee is het jaarverslag een belangrijk controle-instrument voor de

gemeenteraad op de al dan niet behaalde maatschappelijke en financiële effecten. Overigens is via de bestuursrapportages (beraps) ook tussentijds verantwoording afgelegd. Op grond van het Besluit begroting en verantwoording (Bbv) moeten de jaarstukken qua indeling aansluiten op de

programmabegroting om zo snel inzicht te verkrijgen in hoeverre het voorgenomen beleid is gerealiseerd. De indeling voldoet hieraan.

Als aanvulling treft u in hoofdstuk 4 een aantal specifieke jaarverslagen aan. Deze zijn geïntegreerd in deze jaarstukken om zoveel mogelijk een integrale verantwoording te presenteren. Het gaat dan om de volgende verslagen:

 Commissie bezwaarschriften;

 Klachten.

De begroting 2016 is opgesteld op basis van het coalitieprogramma 2014-2018 zoals dat is

vastgesteld na de gemeenteraadsverkiezingen in 2014. Verantwoording over wat er beleidsmatig in 2016 gebeurd is, kunt u per programma nalezen in hoofdstuk 3 (zie leeswijzer).

Financiële kaders

Tot de jaarrekening behoren tevens de balans en de toelichting. Op de balans worden de activa (bezittingen zoals geldtegoeden, gebouwen, goederen) en passiva (eigen en vreemd vermogen, dus de middelen waarmee de activa gefinancierd zijn) in beeld gebracht. Beide onderdelen met toelichting zijn opgenomen in hoofdstuk 5 (zie leeswijzer).

In november 2012 is een nieuwe nota ‘Reserves, voorzieningen en afschrijvingsbeleid’ vastgesteld, waarop in januari 2016 een wijziging is vastgesteld ten aanzien van de afschrijvingstermijnen inzake openbare verlichting. Dat vastgestelde beleid is in 2016 uiteraard toegepast.

Voor een financieel solide beleid dienen de structurele baten en lasten met elkaar in evenwicht te zijn.

Om dit te kunnen beoordelen dient het rekeningresultaat gezuiverd te worden van de incidentele baten en lasten, zodat het structurele resultaat weergegeven wordt.

(8)

In onderstaande tabel zijn de structurele (gezuiverde) saldi van de laatste jaren weergegeven:

Jaar Gezuiverd resultaat (x € 1.000)

Gerealiseerd saldo baten en lasten

(x € 1.000)

2012 1 296

2013 472 853

2014 905 4.047

2015 893 -580

2016 1.194 183

In 2016 zien we een positief gezuiverd saldo van baten en lasten. Een nadere analyse van het gezuiverde saldo vindt u in hoofdstuk 5.3 (Overzicht baten en lasten).

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 omvat de, conform het Bbv (Besluit begroting en verantwoording), verplicht voorgeschreven paragrafen. Deze paragrafen geven een dwarsdoorsnede vanuit een bepaald perspectief.

In hoofdstuk 3 vindt u per programma de beleidsmatige programmaverantwoording, dat als het jaarverslag kan worden beschouwd. Onder deze beleidsmatige programmaverantwoording staat de financiële analyse per programma dat als de jaarrekening kan worden beschouwd. Hierin wordt per programma aangegeven wat we gedaan hebben met de voornemens, zoals die in de

programmabegroting 2016 stonden, en wat dit gekost heeft. In de diverse financiële staatjes kunt u in één oogopslag zien wat de redenen zijn voor over- en onderschrijdingen van de diverse budgetten.

Bovendien staat onder elk programma een staatje op kostensoortniveau.

Aanvullend treft u in hoofdstuk 4 een aantal specifieke jaarverslagen aan als onderdeel van de integrale verantwoording in het jaarverslag.

Het laatste onderdeel (hoofdstuk 5) betreft de balans met toelichting over het jaar 2016. In hoofdstuk 5.3 is het overzicht van baten en lasten opgenomen, waaruit het rekeningresultaat voortvloeit. Bij dat resultaat wordt onderscheid gemaakt in de zuivere exploitatie van baten en lasten en de

vermogensmutaties op grond van de stortingen in of onttrekkingen uit de reserves. Een verklaring op hoofdlijnen van de verschillen tussen begroting en rekening is eveneens daarbij opgenomen.

In de hoofdstukken 5.4 t/m 5.6 zijn de verplichte verantwoordingen opgenomen op basis van de Wet Normering Topinkomens (WNT), de Wet schatkistbankieren en de Sisa-verantwoording.

In het algemeen merken wij op dat in de jaarrekening en het jaarverslag wordt gewerkt met afronding van bedragen op meervouden van € 1.000. Daardoor kunnen afwijkingen optreden in tellingen en vergelijkingen. Verschillen tot zo’n € 3.000 worden veelal door dit soort afrondingen veroorzaakt.

(9)

2. Paragrafen

2.1. Bedrijfsvoering

2.1.1. Inleiding

In 2016 hebben we de koers vanuit de vastgestelde DURF-notitie voortgezet. We hebben dit in 2016 gedaan door interne werkgroepen die het managementteam adviseerden op een viertal thema’s, namelijk:

1. gewenste organisatiecultuur;

2. benodigde competenties (mede in het kader van Samen Doen);

3. vergroten van de financiële bewustwording;

4. beter implementeren van interactieve beleidsvorming.

Eind 2016 hebben de werkgroepen hun aanbevelingen aan het managementteam gedaan. In 2017 zal het managementteam deze aanbevelingen verder gaan oppakken (en terugkoppelen).

In 2016 zijn we op diverse momenten met onze medewerkers in gesprek gegaan over Samen Doen.

Dit leverde, vanuit steeds verschillende invalshoeken, voorbeeldprojecten op. In 2016 zijn zowel de medewerkers als het college en de raad verder geïnformeerd zodat binnen alle geledingen steeds meer inzicht ontstaat in wat Samen Doen betekent. In 2016 is een visiedocument Samen Doen opgesteld en is er een klankbordgroep in het leven geroepen om meer sturing te geven aan dit proces. In 2017 willen we deze visie ook meer duidelijk gaan maken richting onze inwoners.

Daarnaast is in 2016 een start gemaakt met het digitaliseringsproject. Er is een visiedocument met bijbehorend uitvoeringsplan opgesteld. Eind 2016 is een start gemaakt met de concrete uitwerking hiervan. Zo zijn alle gemeentelijke werkprocessen op hoofdlijnen geïnventariseerd en is gestart met de inrichting van het systeem en opleiding aan het cluster DIV (documentaire informatievoorziening).

In 2017 gaan we het uitvoeringsplan verder uitrollen binnen de gehele organisatie.

2.1.2. Samenwerking Kempen

Nieuwe samenwerkingsthema’s worden, waar dit nuttig is, zoveel mogelijk gezamenlijk opgepakt.

Efficiencyoverwegingen, het verminderen van de kwetsbaarheid en verbetering van de kwaliteit zijn hierbij nog steeds de belangrijkste uitgangspunten.

De taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn per 1 april 2016 overgedragen naar de GRSK en ook de samenwerking op het gebied van belastingen met de gemeente Bladel en Eersel heeft vorm gekregen. Tevens zijn de initiatieven uit uw raad, te weten samenwerking op het gebied van verbonden partijen & samenwerkingsverbanden, afvalinzameling, recreatie & toerisme en milieu, klimaatbeleid & duurzaamheid en een gezamenlijke

beleidsvoorbereiding met betrekking tot deze onderwerpen verder opgepakt.

2.1.3. Samenwerking P&O in de Kempen

Onder begeleiding van de afdeling P&O is eind 2016 een start gemaakt met de strategische

personeelsplanning (SPP). Er is in beeld gebracht welke externe ontwikkelingen op onze gemeente af komen en op welke ontwikkelingen ingespeeld moet worden om aansluiting te blijven vinden met onze inwoners. In 2017 zal dit proces verder worden voortgezet en zal duidelijk worden welke

consequenties dit heeft voor onze organisatie. Daarnaast heeft P&O in 2016 een dashboard ontwikkeld waaruit managementinformatie kan worden gehaald.

2.1.4. Informatiebeveiliging

De gemeente krijgt onder andere met het stelsel van basisregistraties steeds breder toegang tot landelijke gegevensvoorzieningen. De mogelijkheden van informatie-uitwisseling, onderling en met diverse ketenpartners worden steeds meer benut. Hierbij is het van belang dat de gegevens betrouwbaar zijn en bij de uitwisseling van informatie moet de gemeente rekening houden met

beveiligings- en privacyaspecten. In 2014 hebben we in Kempenverband een risicoanalyse uitgevoerd op het gebied van informatiebeveiliging. Vervolgens hebben we in Kempenverband een

informatiebeveiligingsbeleid en een informatiebeveiligingsplan opgesteld, waarbij de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG) als richtlijn is gehanteerd. Het

informatiebeveiligingsplan bevat voorgestelde maatregelen naar aanleiding van de uitgevoerde risicoanalyse, met als doel de risico’s zoveel als mogelijk in te perken. De voorgestelde maatregelen

(10)

zijn vertaald in een jaarplan dat elk jaar wordt herzien en wordt aangevuld met nieuwe maatregelen.

Daarnaast hebben we in 2016 geïnvesteerd in het creëren van bewustwording over het belang van een goede informatiebeveiliging in onze organisatie. Dit blijft ook in 2017 een belangrijk

aandachtspunt.

(11)

2.2. Lokale heffingen

2.2.1. Algemeen

De lokale heffingen zijn een integraal onderdeel van het gemeentelijk beleid. De uitvoering van gemeentelijk beleid raakt daarmee elke burger, bedrijf of instelling direct in zijn/haar portemonnee. Zij wensen -terecht- waar voor hun geld. Lokale belastingen en heffingen staan dan ook sterk in de belangstelling. Het doel van deze paragraaf is om integraal informatie te geven over alles wat met lokale heffingen te maken heeft.

2.2.2. Ontwikkelingen

Wet Waardering onroerende zaken (WOZ)

De WOZ-waarde wordt vastgesteld naar het waardepeil van 1 jaar daarvoor, dus voor het

belastingjaar 2016 is de waarde vastgesteld naar het waardepeil van 1 januari 2015. De markt heeft zich in 2016 enigszins hersteld en het aantal verkopen is ook flink gestegen.

In oktober 2016 hebben wij de aansluiting met de Landelijke Voorziening WOZ (LV-WOZ) gerealiseerd. Daardoor zijn de WOZ-waarden nu openbaar voor de burger. Dit heeft een grote inspanning gevergd.

Riolering

In december 2016 heeft de gemeenteraad het nieuwe VGRP (Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2021) vastgesteld. In het VGRP zijn beleid en bijbehorende middelen opgenomen, waarmee we deze taak uitvoeren. In het VGRP is vanuit de benodigde middelen ook een voorspelling opgenomen ten aanzien van het tarief voor de rioolheffing, rekening houdend met een zoveel mogelijk gelijkmatig verloop c.q. aanpassing van de tarieven en egalisatie van meer- of minderopbrengsten via de egalisatievoorziening.

In 2016 is het tarief verhoogd van € 1,89 per m³ naar € 1,92 per m³ vanwege een daling van het gemiddelde waterverbruik. De baten en lasten hebben over 2016 geresulteerd in een toevoeging aan de voorziening riolering van bijna € 52.000.

Jaarlijks worden de tarieven voor riolering doorgerekend. Vanaf 2014 is het tarief voor iedereen gebaseerd op een tarief per m³.

Leges

De kostendekkendheid van de legestarieven wordt jaarlijks gevolgd. Tevens wordt er nadrukkelijker gekeken of alles wat doorberekend kan worden ook daadwerkelijk via de leges wordt verhaald. Het is niet toegestaan dat de gemeente winst maakt op groepen van samenhangende legesopbrengsten.

2.2.3. Beleid en tariefstelling

De algemene uitkering uit het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron van de gemeente.

Daarnaast zijn de gemeentelijke belastingen en heffingen de belangrijkste, door de gemeente te beïnvloeden, inkomstenbronnen. Bij de riool- en afvalstoffenheffing en de leges is 100%

kostendekking het uitgangspunt. De tarieven worden dus bepaald door de raming van de kosten. De overige tarieven stijgen in beginsel met het inflatiepercentage van 0,8%, waarmee ook in de algemene uitkering wordt gerekend.

Afvalstoffenheffing

De opbrengsten van de afvalstoffenheffing zijn fors lager dan geraamd. Dit heeft geleid tot een nadelig resultaat, dat ten laste komt van de voorziening afvalstoffenheffing en het resultaat. Er blijken veel minder restafvalzakken verkocht te zijn dan in de raming was opgenomen.

2.2.4. Toeristenbelasting en woonforensenbelasting

De toeristenbelasting is in 2016 verhoogd van € 1,10 naar € 1,25 per persoon per nacht. Dit is besloten in de Perspectiefnota 2016 die is vastgesteld op 23 juni 2015.

Voor de forensenbelasting hanteren we dezelfde systematiek als voor de toeristenbelasting. Ook hiervoor is dus een verhoging van 5% toegepast. Het tarief is vastgesteld op een percentage van de WOZ-waarde.

(12)

2.2.5. De belangrijkste tarieven

2015 2016 Heffingsmaatstaf OZB

OZB woningen eigenaar 0,1147% 0,1151% % van de WOZ-waarde

OZB niet-woning eigenaar 0,2100% 0,2012% % van de WOZ-waarde OZB niet-woning gebruiker 0,1268% 0,1263% % van de WOZ-waarde

Afvalstoffenheffing

 vastrecht € 78,96 € 76,20 per jaar

 140 liter rest (tot 1 april 2015, daarna gemeentelijke tariefzakken)

€ 13,54 n.v.t. per lediging

 240 liter rest (tot 1 april 2015, daarna gemeentelijke tariefzakken)

€ 23,20 n.v.t. per lediging

 140 liter GFT € 1,50 € 1,50 per lediging

 240 liter GFT € 2,58 € 2,58 per lediging

Aanschaf 30 liter gemeentelijke tariefzak € 2,90 € 2,90 per zak Aanschaf 60 liter gemeentelijke tariefzak € 5,80 n.v.t. per zak

Rioolheffing € 1,89 € 1,92 per m³

Toeristenbelasting € 1,10 € 1,25 per persoon per nacht

Woonforensenbelasting 0,667% 0,707% % van de WOZ-waarde

2.2.6. Belastingdruk

Lokale lastendruk 2016 per huishouden

In de begroting of in het raadsvoorstel inzake de belastingtarieven wordt op basis van aannames een berekening gemaakt van de gemiddelde lokale lastendruk per huishouden. In de jaarrekening kan dat nu afgezet worden tegen voornamelijk werkelijk aantallen.

In de ramingen (raadsvoorstel 093-2015) is gerekend met de volgende gegevens:

• OZB: gemiddelde woningwaarde € 276.000, tarief eigenaren 0,1151%;

• Afval: 7 GFT-ledigingen à € 1,50 + 14 restafvalzakken à € 2,90 + vastrecht € 76,20;

• Riool: 150 m³ waterverbruik à € 1,92.

De werkelijke gegevens over 2016 zijn:

• OZB: gemiddelde woningwaarde € 272.000, tarief eigenaren 0,1151%;

• Afval: 6,3 GFT ledigingen à € 1,50 + 5 restafvalzakken à € 2,90 + vastrecht € 76,20;

• Riool: 139 m³ waterverbruik à € 1,92.

Dat alles geeft het volgende beeld van de gemiddelde belastingdruk per huishouden:

Bedragen in € Raming 2016

Werkelijk 2016 Onroerende zaakbelastingen eigenarengedeelte 317,67 313,07

Afvalstoffenheffing 127,30 100,15

Rioolheffing 288,00 266,88

Totaal per huishouden 732,97 680,10

2.2.7. Kwijtschelding

Als de belastingplichtige en zijn/haar eventuele partner samen een netto besteedbaar inkomen hebben op bijstandsniveau en er weinig vermogen is, komt deze mogelijk in aanmerking voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen.

Voor de bepaling van beide is wettelijk bepaald wat meegenomen moet worden. Of men daadwerkelijk in aanmerking komt voor (gedeeltelijke) kwijtschelding hangt dus af van de persoonlijke situatie. Het netto besteedbaar inkomen mag niet meer bedragen dan de kosten van bestaan.

(13)

De volgende beleidskeuzes zijn gemaakt voor het beoordelen van kwijtscheldingsverzoeken:

 Alleen kwijtschelding te verlenen aan niet-ondernemers voor onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing. De kwijtschelding voor de kosten van het ledigen van Gft- containers is gemaximeerd op 5 ledigingen per jaar;

 De kosten van bestaan voor AOW-gerechtigden zijn gesteld op 100% van de netto AOW- bedragen;

 De kosten van bestaan van niet-AOW-gerechtigden zijn gesteld op het maximum, te weten:

100% van de bijstandsnorm;

 De netto kosten kinderopvang worden meegenomen als uitgaven voor de bepaling van het netto-besteedbaar inkomen.

In 2016 is voor € 17.500 aan kwijtschelding verleend voor afvalstoffen- en rioolheffing (in 2015 was dit voor een bedrag van € 26.500).

2.2.8 Inkomsten uit belastingen en heffingen

De inkomsten uit gemeentelijke belastingen en heffingen in 2016 zijn weergegeven in onderstaande tabel. Als vergelijkingscijfer staat ook de opbrengst in 2015 vermeld.

Belastingsoort Bedragen in €

Rekening 2015 Begroting 2016 Rekening 2016

Onroerende zaakbelastingen 2.428.000 2.423.000 2.397.000

Toeristenbelasting 139.000 111.000 189.000

Woonforensenbelasting 19.000 23.000 22.000

Bouwleges 374.000 325.000 301.000

Leges bestemmingsplannen 103.000 99.000 31.000

Overige leges (burgerzaken, rijbewijzen, reisdocumenten, bijzondere wetten enz.)

295.000 247.000 283.000

Afvalstoffenheffing 667.000 707.000 509.000

Rioolheffing 1.221.000 1.231.000 1.251.000

Marktgelden 35.000 34.000 34.000

Totaal 5.281.000 5.200.000 5.017.000

(14)

2.3. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

2.3.1. Algemeen

Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en het totaal aan gekwantificeerde risico’s, waar geen beheersmaatregelen tegenover staan. Beheersmaatregelen om risico’s af te dekken kunnen bestaan uit bijvoorbeeld verzekeringen, voorzieningen, specifieke reserves enz. Het weerstandsvermogen bestaat dus uit de relatie tussen weerstandscapaciteit (de middelen waarover de gemeente beschikt / kan beschikken om niet begrote kosten te dekken) en de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen of verzekeringen zijn afgesloten.

Voor de raad is het weerstandsvermogen van belang omdat er nooit een situatie zal zijn, waarin geen risico’s meer bestaan. Vanwege de kader-stellende en controlerende taken van de raad moet er dus inzicht zijn in de ruimte die er is voor tegenvallers, want als die ruimte onvoldoende groot is, moeten aanvullende maatregelen genomen kunnen worden.

2.3.2. Beleid

De nota ‘Reserves, voorzieningen & afschrijvingsbeleid’ is vastgesteld op 6 november 2012. Ten aanzien van afschrijvingstermijnen heeft hier een wijziging plaatsgevonden bij raadsbesluit van 26-1- 2016, waarbij de afschrijvingstermijnen voor openbare verlichtingsmasten en -armaturen zijn

aangepast.

In voormelde nota van november 2012 zijn regels opgenomen over hoe om te gaan met reserves en voorzieningen en op welke wijze afschrijving plaatsvindt op activa. In het kader van deze paragraaf is van belang dat in het beleid is bepaald dat het weerstandsvermogen (de algemene reserve)

toereikend moet zijn om de risico’s, die de gemeente loopt, op te kunnen vangen. De gewenste omvang van de algemene reserve is bepaald op 10% van de begrotingsomvang. Voor 2017 komt de gewenste omvang uit op € 3 miljoen. Het peil van de algemene reserve ligt boven het niveau van de gewenste omvang.

Op de minimale omvang komen we verderop in deze paragraaf (onder 2.3.3) terug.

De reservepositie heeft zich in 2016 als volgt ontwikkeld:

Bedragen in € Stand per

1-1-2016

Bedrag per inwoner1

Stand per 31-12-2016

Bedrag per inwoner

Algemene reserve2 7.311.444 571 5.732.594 444

Bestemmingsreserves 478.138 37 1.158.259 90

Totaal 7.789.582 608 6.890.853 534

De standen van de reserves per 1-1-2016 sluiten niet aan met de standen per 31-12-2015 uit het vergelijkbare staatje in de jaarrekening 2015. Dat heeft te maken met de resultaatbestemming bij het besluit inzake de jaarrekening 2016 (€ 601.000 overheveling en € 397.500 vorming reserve wegen). In de stand van de reserves per 31-12-2016 is het resultaat van deze jaarrekening nog niet meegenomen.

Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit de volgende onderdelen:

a. Algemene reserve;

b. Post onvoorzien;

c. Onbenutte belastingcapaciteit;

d. Begrotingsruimte.

Ad a. Algemene reserve

Op basis van het geldende beleid hanteren we nog maar één algemene reserve, die per 31 december 2016 een verwachte omvang heeft van ruim € 5,7 miljoen. De bestemmingsreserves laten we buiten de berekening van de weerstandscapaciteit. Bestemmingsreserves moeten meer gezien worden als verplichtingen. Daarom nemen we die niet mee in de berekening.

Ad b. Post onvoorzien

Jaarlijks wordt in de begroting een post onvoorzien opgenomen ter grootte van € 50.000, bedoeld voor niet voorziene incidentele kosten.

1aantal inwoners per 1-1-2016 = 12.811 en 12.912 per 31-12-2016

2wordt betrokken bij berekening weerstandscapaciteit

(15)

Ad c. Onbenutte belastingcapaciteit

De omvang van de belastingcapaciteit is de ruimte tussen de feitelijk te verwachten opbrengst en de opbrengst die de gemeente zou moeten realiseren wanneer zij een beroep doet op artikel 12 van de Financiële verhoudingswet (de zogenaamde artikel 12-norm). Volgens die norm moeten de

afvalstoffenheffing en het rioolrecht kostendekkend zijn. Hieraan voldoen wij. Dan blijft de onbenutte capaciteit van de onroerende zaakbelasting over. Voor 2016 gold daarvoor een factor van 0,179% van de totale WOZ-waarde. Een globale berekening leert dat de actuele onbenutte belastingcapaciteit voor Reusel-De Mierden circa € 1 miljoen bedraagt.

Ad d. Begrotingsruimte

Ook het saldo van de begroting vormt een onderdeel van de weerstandscapaciteit. Bij de jaarrekening is daarvan geen sprake. Uiteraard is er wel een jaarrekeningresultaat, maar dat maakt onderdeel uit van de algemene reserve en is daar dan ook in meegerekend.

Stille reserves

Stille reserves zijn activa die te laag of tegen nul zijn gewaardeerd, maar die in principe direct verkoopbaar zijn. In de jaarrekening 2015 hebben wij middels het volgende overzicht een indicatie gegeven van de omvang van de stille reserves. (Wij hebben het overzicht niet aangepast naar de situatie in 2016 omdat daarin geen significante verschillen te verwachten zijn):

Het is op basis van het Bbv niet toegestaan om een waarde aan stille reserves toe te kennen en die waarde vervolgens mee te rekenen in de reservepositie. De reservepositie kan vanuit de stille reserves dus alleen toenemen door deze stille reserves om te zetten in geld (te gelde maken middels verkoop).

2.3.3. Risico’s en risico beperkende maatregelen

De samenloop van risico’s is een ander aspect van het vermogen van de gemeente om financiële tegenvallers op te vangen (=weerstandsvermogen). Inventariseren van risico’s, een inschatting maken van de kans op deze risico’s en het beheersen en managen van risico’s is hierbij van wezenlijk belang. Geconcludeerd kan worden dat de maatschappelijke ontwikkelingen en de toenemende complexiteit van wettelijke procedures en regelgeving zorgen voor toenemende risico’s in de gemeentelijke bedrijfsvoering en uitoefening van gemeentelijke taken.

In het navolgende zal een overzicht gegeven worden van de risico’s in het licht van het

weerstandsvermogen. De weerstandscapaciteit kan dan afgezet worden tegen de samenloop van de geïnventariseerde risico’s, zodat ‘beoordeeld’ kan worden of het weerstandsvermogen afdoende is.

De vertaling van deze risico’s in bedragen is gebaseerd op inschattingen. Indien er sprake zou zijn van nauwkeurige berekeningen zou verplichte vorming van voorzieningen nodig zijn.

Boekwaarde Actuele waarde Stille reserve

Landbouwgrond, geliberaliseerde pacht 26 ha 0 1.690.000 260.000 m² x € 6,50 1.690.000

Landbouwgrond, vaste pacht 125 ha 0 4.062.500 1.250.000 m² x € 6,50 x 0,5 4.062.500

Bossen, visvijver, landschapselementen 1.000 ha 0 7.500.000 10.000.000 m² x € 0,75 7.500.000 Gemeentehuis/bibliotheek 2.409.760 boekwaarde 31-12-2015 3.353.000 WOZ-waarde 1-1-2015 943.240

Gemeentewerf 0 426.000 WOZ-waarde 1-1-2015 426.000

Sportzaal Den Houtert Lage Mierde 0 693.000 WOZ-waarde 1-1-2015 693.000

Sporthuis Reusel 2.486.518 boekwaarde 31-12-2015 2.670.000 WOZ-waarde 1-1-2015 183.482

Brede School Plus Lage Mierde (school+Ster) 2.737.356 boekwaarde 31-12-2015 2.959.000 WOZ-waarde 1-1-2015 221.644 Basisschool De Akkerwinde, HM 615.029 boekwaarde 31-12-2015 1.366.000 WOZ-waarde 1-1-2015 750.971 Basisschool St. Clemens, Hulsel 24.763 boekwaarde 31-12-2015 570.000 WOZ-waarde 1-1-2015 545.237

Mariaschool, Reusel 442.709 boekwaarde 31-12-2015 1.240.000 WOZ-waarde 1-1-2015 797.291

De Leilinde, Reusel 1.871.604 boekwaarde 31-12-2015 2.930.000 WOZ-waarde 1-1-2015 1.058.396

De Klimop, Reusel 1.200.191 boekwaarde 31-12-2015 1.350.000 WOZ-waarde 1-1-2015 149.809

Den Horst, Reusel 0 385.000 WOZ-waarde 1-1-2015 385.000

CC De Kei, Reusel 245.037 boekwaarde 31-12-2015 742.000 WOZ-waarde 1-1-2015 496.963

Brandweerkazerne 212.981 boekwaarde 31-12-2015 340.000 WOZ-waarde 1-1-2015 127.019

Sportpark Den Hoek Reusel 657.847 boekwaarde 31-12-2015 2.950.000 WOZ-waarde 1-1-2015 2.292.153

Sportpark Hooge Mierde 258.294 boekwaarde 31-12-2015 553.000 WOZ-waarde 1-1-2015 294.706

Sportpark Lage Mierde 49.898 Boekwaarde 31-12-2015 744.000 WOZ-waarde 1-1-2015 694.102

Sportpark Hulsel 61.944 Boekwaarde 31-12-2015 654.000 WOZ-waarde 1-1-2015 592.056

Gilderterrein Broekkant Lage Mierde 0 176.000 WOZ-waarde 1-1-2015 176.000

Woning Sportpark 1 Reusel 0 256.000 WOZ-waarde 1-1-2015 256.000

Kinderdagverblijf Dooleg 20 Reusel 83.798 Boekwaarde 31-12-2015 420.000 WOZ-waarde 1-1-2015 336.202

Terrein voormalige werf Denestraat 0 97.000 WOZ-waarde 1-1-2015 97.000

13.357.729 38.126.500 24.768.771

(16)

Grondexploitatie / Bestemmingsplannen

Op grond van artikel 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening bestaat de mogelijkheid dat

onevenredige schade als gevolg van bestemmingswijziging moet worden vergoed. Hiervoor zijn geen specifieke middelen gereserveerd. In principe worden eventuele claims op de ontwikkelaars van een plan afgewenteld via het afsluiten van anterieure overeenkomsten. Indien de gemeente de planschade moet vergoeden, wordt deze opgevangen binnen de grondexploitatie.

Daarnaast vormt de grondexploitatie zelf, als gemeentelijke activiteit, een voortdurend risico

(economische ontwikkelingen, stagnerende markten, veranderende wetgeving, fluctuerende rentes en dergelijke). Het feit dat deze activiteit in principe in vier kernen en op een kleinschalige wijze wordt uitgevoerd, versterkt dit risico. De woningmarkt is duidelijk weer in beweging aan het komen, hetgeen zich uit in een toegenomen vraag naar met name woningbouwkavels.

De grondexploitaties worden jaarlijks opnieuw berekend, waarbij ook een inventarisatie plaatsvindt van risico’s dan wel te optimistische inschattingen. Op basis van de meest recente berekeningen zijn voorzieningen gevormd voor gecalculeerde nadelige saldi.

In de rapportages, zoals die voor alle grondexploitaties zijn opgesteld, is een risicoanalyse en risicoberekening opgenomen. Voor zover risico’s binnen de (positieve) resultaten van de

grondexploitatie kunnen worden opgevangen, is geen aanvullend weerstandsvermogen nodig. Bij de plannen voor De Leeuwerik en Kleine Hoeven is dat niet het geval. De risico’s voor die plannen zijn berekend op € 406.000. Doordat fase 2 van Kleine Hoeven uit de actuele grondexploitatie is gehaald vanwege gewijzigde Bbv-voorschriften is de totale omvang van de risico’s voor Kleine Hoeven afgenomen.

Doordat jaarlijks een actualisatie van de grondexploitatieprojecten plaatsvindt, inclusief een analyse van risico’s en kansen, zijn risico’s goed in beeld en kan tijdig gestuurd worden op risicobeperking.

Ook de aanpassing van bestaande grondexploitaties op basis van het gewijzigde vraagpatroon vindt plaats om risico’s waar mogelijk, te verkleinen.

Intergemeentelijke samenwerking

Onze gemeente neemt deel aan een aantal gemeenschappelijke regelingen. De belangrijkste zijn:

 GGD Brabant-Zuidoost

 GRSK (Samenwerking Kempengemeenten)

 MRE (voorheen SRE)

 VRBZO (Veiligheidsregio Brabant Zuidoost)

 WVK-groep (Werkvoorziening Kempen)

 ODZOB (Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant)

 KBP (Kempisch Bedrijven Park)

 Stichting Bizob (Bureau inkoop zuidoost Brabant)

In de paragraaf verbonden partijen treft u meer gegevens aan over de gemeenschappelijke regelingen.

Samenwerking binnen gemeenschappelijke regelingen geeft een risico in de vorm van

beheersbaarheid van de eigen organisatie. Door deelname in de verschillende bestuurslagen van gemeenschappelijke regelingen heeft onze gemeente invloed op de besluitvorming in die organen, maar de gemeente moet zich aansluiten bij besluiten die in gezamenlijkheid genomen worden.

Minderheidsstandpunten kunnen, hoe belangrijk deze voor individuele gemeenten ook mogen zijn, in het grote geheel te licht bevonden worden.

Overigens leert de ervaring dat de ‘winst’ van het samen optrekken vooral zit in de toename van professionaliteit en kwaliteit die wordt bereikt en in het borgen van de continuïteit op vitale bedrijfsprocessen. In een aantal gevallen is er sprake van verplichte intergemeentelijke samenwerking. Zo zijn de veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten bij wet opgelegde samenwerkingsvormen.

Gemeenschappelijke regelingen zijn zich in toenemende mate bewust van het gegeven dat zij werken ten dienste van en voornamelijk met middelen van de gemeenten. Het risico, dat gemeenschappelijke regelingen beduidend hogere bijdragen gaan vragen dan in de gemeentelijke meerjarenramingen is opgenomen, is naar onze mening dan ook gering. De vier grootste verbonden partijen (MRE, ODZOB, VRBZO en GGD) hebben samen afspraken gemaakt over de wijze van indexering van kosten.

Het risicobedrag, waarmee gemeenten rekening moeten houden, is afhankelijk van de mate waarin verbonden partijen zelf weerstandsvermogen aanhouden. Dat is per partij verschillend:

 GGD: deels eigen weerstandsvermogen

 GRSK: geen eigen weerstandsvermogen

 MRE: eigen weerstandsvermogen

(17)

 VRBZO: eigen weerstandsvermogen

 WVK-groep: eigen weerstandsvermogen

 ODZOB: deels eigen weerstandsvermogen

 KBP: weerstandsvermogen valt binnen exploitatieresultaat

 Stichting Bizob: geen weerstandsvermogen

Uit dit overzicht wordt duidelijk dat een aantal verbonden partijen zelf vermogen bezit om eventuele risico’s af te dekken. Voor zover dat niet het geval is (GGD en ODZOB deels en GRSK volledig) moet de gemeente rekening houden met weerstandscapaciteit. Dit geldt met name voor de GRSK, waarin geen eigen weerstandscapaciteit wordt opgebouwd. ODZOB heeft inmiddels de gewenste

weerstandscapaciteit bereikt en de GGD houdt bewust een beperkte weerstandscapaciteit aan.

De grote mate van variatie maakt een inschatting van de op gemeentelijk niveau benodigde

weerstandscapaciteit ontzettend lastig. Extra complicerende factor daarbij is, dat niet alle verbonden partijen hun risico’s kwantificeren. Rekening houdend met bijsturingsmogelijkheden, schatten wij in dat een weerstandscapaciteit van afgerond € 200.000 de risico’s in voldoende mate afdekt (50% kans op 25% van de bijdragen aan GRSK en Bizob en 25% kans op 25% van de bijdragen aan GGD en ODZOB).

Ten aanzien van de verbonden partijen hebben de gezamenlijke gemeenteraden van de Kempengemeenten inmiddels een Kempencommissie ingesteld en bemenst. Die commissie behandelt alle zaken rondom verbonden partijen, ter voorbereiding op besluitvorming in de verschillende gemeenteraden. Op deze wijze wordt de kracht van (gezamenlijke) opmerkingen vergroot, terwijl aspecten die voor een individuele gemeente belangrijk zijn, toch in beeld blijven. Het gezamenlijk optrekken én de grotere politieke betrokkenheid zullen een gunstige uitwerking hebben op mogelijke risico’s.

Participatiewet

De economische crisis is voorbij, maar dat werkt vertraagd door in de aantallen mensen die een beroep moeten doen op inkomensondersteunende regelingen, zoals de Participatiewet. Dit komt voor een aanzienlijk deel ook door de toename van gevestigde statushouders.

In de systematiek van vergoeding van bijstandskosten door het Rijk, is een risico voor de gemeenten inbegrepen. De ISD (Intergemeentelijke Sociale Dienst) raamt onze uitgaven voor dit soort regelingen en baseert zich daarbij onder meer op voorspellingen van het Centraal Planbureau. Door deze wijze van ramen vormen de aantallen uitkeringsgerechtigden geen groot risico.

Wij houden vooralsnog rekening met € 100.000 (50% kans op € 200.000 aan hogere lasten).

Zoveel mogelijk wordt getracht om cliënten naar werk te begeleiden, zodat geen beroep op inkomensondersteuning nodig is.

Gegarandeerde geldleningen

De gemeente staat garant voor de betaling van rente en aflossing over een aantal door derden aangegane geldleningen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen garantstellingen aan woningcorporaties op basis van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en overige garantstellingen.

Voor geldleningen onder het regime van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw geldt dat bij problemen eerst het WSW aangesproken wordt en pas als deze niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen, staan Rijk en gemeenten ieder voor 50% garant. Het totaalbedrag waarvoor onze gemeente onder het regime van het WSW een afgeleide garantstelling heeft afgegeven bedroeg per 31 december 2016 € 14,1 miljoen. Wij hebben geen signalen, die zouden kunnen duiden op een concreet risico dat wij binnen afzienbare termijn aangesproken zouden kunnen worden op onze waarborgverplichtingen.

Er is geen sprake meer van overige garantstellingen. De gemeente is terughoudend in het afgeven van garanties. In het kader van het WSW is de verhouding tussen afgegeven garanties in relatie tot de waarde van het daar tegenover staande woningbezit nog dermate gunstig, dat de risico’s in de praktijk erg klein zijn.

Werkkostenregeling

Per 1 januari 2015 is de werkkostenregeling (WKR) in werking getreden. Die regeling komt in de plaats van allerlei afzonderlijke vergoedings- en verstrekkingsregelingen van werkgevers aan werknemers. De WKR is in het leven geroepen om de regels rond belastingvrije vergoedingen aan werknemers te vereenvoudigen. Denk daarbij aan zaken als kerstpakketten of vergoeding voor de aanschaf van een fiets, maar ook de onkostenvergoedingen aan raads- en collegeleden vallen onder de WKR.

(18)

Op basis van de WKR mag een werkgever 1,2% van de totale loonsom aan diverse vergoedingen verstrekken (belastingvrij). Alles wat méér wordt verstrekt dan de genoemde 1,2%, zal worden belast met 80% belasting.

De werkkostenregeling is inmiddels zover uitgekristalliseerd, dat met eventuele effecten in de normale ramingen rekening wordt gehouden en ook beheersmaatregelen in de reguliere werkprocessen zijn meegenomen. Aanvullende weerstandscapaciteit is dan ook niet nodig.

Vernieuwen, Ombuigen en Bezuinigen (VOB)

Gedurende een aantal jaren is de gemeente bezig met het traject VOB, waarbij nog een restant taakstellende bezuiniging bestaat van € 185.000. Om die taakstelling te behalen zijn maatregelen bedacht tot een totaal van € 284.000, zodat er dus sprake is van een ‘overdekking’ van € 99.000, Gelet hierop is de kans groot dat de totale taakstelling wordt behaald en wordt er geen

weerstandscapaciteit nodig geacht.

Claims Attero i.v.m. aanbod brandbaar huishoudelijk afval

De gewesten in de provincie Noord-Brabant hebben met Attero Zuid B.V. aanbiedingscontracten afgesloten die lopen tot 1 februari 2017 voor wat betreft het brandbaar huishoudelijk restafval. Attero dient aan de verwerker een minimale hoeveelheid restafval van 510 kiloton aan te leveren. Vanaf 2011 is deze hoeveelheid niet meer in totaal aangeleverd door de gewesten. Attero is van mening dat zij daarom naheffingsfacturen kan sturen aan de gewesten op basis van een garantie voor de

verwerker van het afval, Afvalverbranding Zuid-Nederland B.V. ('AZN'). Begin 2015 heeft Attero een arbitrage aangespannen tegen de gewesten, omdat de gewesten de facturen voor de naheffing niet hebben betaald.

Op 8 januari 2016 is een arbitraal eindvonnis gewezen. Uit het vonnis blijkt dat aan Attero Zuid geen beroep op een garantie toekomt, omdat AZN haar installatie in die jaren op vollast heeft kunnen laten draaien. Naast het huishoudelijk restafval dat afkomstig is van de Brabantse gemeenten, zou Attero Zuid over de jaren 2011-2014 aangevuld hebben met in Zuid-Nederland beschikbaar afval.

Het gevolg van de uitspraak is dat Attero Zuid geen naheffing aan de Brabantse gewesten en/of gemeenten in rekening mag brengen en de arbitrage daarmee in het voordeel van de Brabantse gewesten en gemeenten is beslist.

Attero vecht deze uitkomst nu aan in een vernietigingsprocedure voor het Gerechtshof te Den Haag, zaaknummer 200.190.068/01, waarvoor de zitting gepland is in mei 2017. De uitkomst daarvan is nog ongewis. Daarmee is het mogelijk dat er een nieuwe arbitrage zou kunnen plaatsvinden. Inmiddels is ook arbitrage aangevraagd ten aanzien van het jaar 2015. Die procedure zal naar verwachting een jaar in beslag nemen.

Mocht uit een nieuwe arbitrage blijken dat de gewesten ongelijk hebben, dan is het mogelijk dat de gemeenten een naheffing zouden moeten betalen. Het risico is sterk afhankelijk van de uitkomst van deze arbitragezaak en verschilt zeer van gemeente tot gemeente.

Vooralsnog sluiten wij aan bij de uitkomst van de primaire arbitragezaak en gaan wij er van uit dat de vernietigingsprocedure niet tot succes zal leiden. Voor de nieuwe arbitragezaak over 2015 geldt hetzelfde als voor de eerste. Wij gaan er dus van uit dat geen risicovermogen behoeft te worden aangehouden voor deze kwestie.

Informatiebeveiliging

Het belang van privacy neemt sterk toe binnen de gemeente, onder andere door de toenemende digitalisering en de taken binnen het sociale domein die de gemeente heeft overgenomen. De Wet bescherming persoonsgegevens schrijft voor passende maatregelen te nemen om persoonsgegevens adequaat te beveiligen en de privacy van betrokkenen te waarborgen. Sinds 1 januari 2016 is de wet uitgebreid met de meldplicht datalekken. De meldplicht houdt in dat de gemeente een melding moet doen bij de Autoriteit Persoonsgegevens wanneer zij een ernstig datalek heeft ontdekt. We spreken van een datalek als persoonsgegevens in handen vallen van derden die geen toegang tot die gegevens zouden mogen hebben.

In 2014 is in Kempenverband een risicoanalyse uitgevoerd op het gebied van informatiebeveiliging.

Vervolgens zijn het informatiebeveiligingsbeleid en het informatiebeveiligingsplan opgesteld. Het informatiebeveiligingsplan bevat maatregelen naar aanleiding van de uitgevoerde risicoanalyse. De voorgestelde maatregelen zijn vertaald in jaarplannen voor de individuele Kempengemeenten en afdelingen van de GRSK. Desondanks blijven er altijd risico’s bestaan, het is namelijk onmogelijk om alle beveiligingsincidenten te voorkomen. De risico’s zijn onder te verdelen in drie categorieën:

 Het niet beschikbaar hebben van de benodigde informatie (aspect beschikbaarheid). Het uitvallen van een kernapplicatie voor bijvoorbeeld het verstrekken van paspoorten of het uitbetalen van

(19)

uitkeringen of subsidies, verstoort direct de bedrijfsprocessen, maar kan ook inwoners of organisaties direct in problemen brengen.

 Ongeautoriseerde toegang tot vertrouwelijke of geheime informatie (aspect vertrouwelijkheid).

Wanneer onbevoegden toegang hebben tot gevoelige informatie kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Zo kan de privacy van personen worden aangetast, maar er kan bijvoorbeeld ook

gevoelige informatie rondom grondposities uitlekken. Het kan in bepaalde gevallen zelfs leiden tot fysieke risico’s, wanneer bijvoorbeeld via internet pompen, sluizen of gemalen buiten werking gesteld worden.

 Onjuiste of onvolledige informatie (aspect integriteit). Wanneer in administraties of

basisregistraties onjuiste gegevens staan, kan dat leiden tot problemen en fouten, zoals foutieve uitbetalingen.

Wij blijven ons onverkort inspannen om de risico’s op beveiligingsincidenten te verlagen en de schade te beperken middels het uitvoeren van technische en personele maatregelen. Zo gaan we verder met de implementatie van de meldplicht datalekken en werken we aan de interne bewustwording bij alle medewerkers binnen de gemeentelijke organisatie. Ook een externe toets (TPM (Third Party Maintenance)-verklaring) bij het SSC (Shared Service Center)-De Kempen naar de werking van allerlei (beveiligings)procedures moet bijdragen aan een veiligere ICT-omgeving.

Mogelijke, niet verzekerde, financiële schade is uitermate moeilijk in te schatten en kan zeer divers zijn, afhankelijk van het optredende risico en het tijdsverloop. Daarom richten wij ons vooral op preventieve acties en hangen wij aan dit risico op dit moment geen weerstandvermogen.

Resumé risicobedragen

Samenvatting beschreven risico (Bedragen in €)

Onzeker bedrag Kans op voordoen

Benodigde weerstand

Grondexploitaties 406.000

Intergemeentelijke samenwerking 1.729.000 25% 432.000

Participatiewet 200.000 50% 100.000

Totaal 938.000

Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige algemene reserve (zie overzicht onder § 2.3.2) ruim voldoende is om de geconstateerde risico’s af te dekken.

2.3.4. Kengetallen

Op basis van het gewijzigde artikel 11 van het Bbv dient de begroting en ook de jaarrekening in de risicoparagraaf een tabel met een aantal kengetallen te bevatten. De volgende cijfers kunnen gegeven worden:

Enige uitleg over de betekenis van deze kengetallen is nodig.

De solvabiliteit geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële

verplichtingen te voldoen. Een hoge schuld hoeft bijvoorbeeld geen probleem te zijn als er ook sprake is van veel eigen vermogen. De solvabiliteitsratio drukt het eigen vermogen uit als percentage van het totale vermogen.

De netto schuldquote en de netto schuldquote, gecorrigeerd voor verstrekte leningen, weerspiegelen het niveau van de schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen en geeft een indicatie van de druk van de rentelasten op de exploitatie. Omdat onze gemeente nauwelijks gelden heeft uitgeleend, zijn de beide percentages nagenoeg gelijk.

Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond in exploitatie) is ten opzichte van de totale geraamde baten.

Jaarrekening 2015

Begroting 2016

Jaarrekening 2016

Begroting 2017

Solvabiliteit 15,4% 19,1% 15,7% 13,6%

Netto Schuldquote 100,1% 90,4% 81,4% 112,8%

Netto schuldquote, gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

97,0% 90,5% 79,1% 112,8%

Grondexploitatie 51,9% 59,6% 43,2% 55,4%

Structurele exploitatieruimte -7,9% 3,0% 1,6% -2,5%

Belastingcapaciteit 108,5% 102,65% 94,1% 104,95%

(20)

De structurele exploitatieruimte geeft aan hoe groot de structurele exploitatieruimte is. Een positief percentage betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken.

Het kengetal belastingcapaciteit geeft inzicht in de mate waarin er bij het voordoen van een financiële tegenvaller, in het volgende begrotingsjaar mogelijkheden zijn om deze op te vangen of ruimte is voor nieuw beleid.

Als we de kengetallen in onderlinge samenhang bezien, dan moet geconcludeerd worden dat de gemeente een hoge schuldpositie kent die wel verbeterd is in 2016. Deze schuldpositie is direct te herleiden naar de grondexploitatie. Uit het kengetal grondexploitatie is af te leiden dat de grondpositie (de waarde van de grond in exploitatie) nog steeds hoog is. Wel is een afname van het kengetal zichtbaar, wat vooral komt vanwege het uit exploitatie nemen van fase 2 van Kleine Hoeven.

Naarmate er meer opbrengsten zijn uit grondverkopen, zullen de schuldquotes en de grondexploitatie dalen. Het matige percentage voor de solvabiliteit is eveneens een indicator voor die ontwikkeling.

De score voor belastingcapaciteit is daarentegen goed; we zitten onder het landelijk gemiddelde. Het cijfer voor de structurele exploitatieruimte in 2016 is goed, al moet hierbij opgemerkt worden dat deze quote vergelijkt met de primitieve begroting. Zoals bekend, sluit het structurele jaarrekeningsaldo 100% aan bij het bijgestelde structurele saldo uit de 2e berap.

(21)

2.4. Financiering

2.4.1. Treasury Algemeen

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

 het tijdig aantrekken van voldoende middelen om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren (beschikbaarheid);

 het beheersen van de risico’s verbonden aan de treasuryfunctie (risicominimalisatie);

 het zoveel mogelijk beperken van de rentekosten van de leningen en het bereiken van voldoende rendement op overtollige middelen (rente-optimalisatie);

 het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities (kostenminimalisatie).

De gemeentelijke liquiditeiten worden beïnvloed door de uitgaven- en de inkomstenstromen. Bij de uitgavenstromen is er naast de redelijk constante stroom van min of meer dagelijkse uitgaven, sprake van beïnvloeding door grote projecten, welke voor tijdelijke pieken in de uitgaven zorgen. Bij de inkomstenstromen zorgen de uitkeringen van het Rijk en de belastinginkomsten voor de redelijk constante stroom van inkomsten. Echter ook de inkomsten uit bijvoorbeeld bouwgrondverkopen hebben een grote invloed op de liquiditeitspositie. En juist daar hebben we de laatste jaren het nadeel dat die inkomsten achterblijven bij de verwachtingen. We zien een aantrekkende markt. Te zijner tijd zullen de verkopen zich uiten in een lagere leningenportefeuille en/of (tijdelijke) overschotten.

De situatie op de financiële markten leidt tot een ongekend lage rente op aan te trekken

financieringsmiddelen. Dat geldt voor zowel de langlopende geldleningen (oorspronkelijke looptijd > 1 jaar) als voor kort geld (oorspronkelijke looptijd < 1 jaar). Met behulp van prognoses van onze

geldstromen proberen we continu onze behoefte aan geld of kapitaal zo slim mogelijk af te dekken, waardoor we zoveel mogelijk profiteren van de huidige, lage rentestand.

Kasgeldlimiet

Onder kasgeldlimiet wordt het maximale bedrag verstaan dat de gemeente met kortlopend geld mag financieren. Dit kan bijvoorbeeld door ‘rood’ staan bij de bank of door het aantrekken van kasgeld.

Wettelijk is vastgesteld dat de kasgeldlimiet 8,5% van de jaarbegroting (exclusief btw) is. De

gemeente is verplicht om per kwartaal de kasgeldlimiet te toetsen en de provincie hiervan verslag te doen als deze meer dan twee achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden.

Berekening kastgeldlimiet op basis van de begroting 2016

Omvang begroting (exclusief lijst nieuw beleid) € 32.170.000

Toegestane limiet 8,50%

Ruimte kasgeldlimiet € 2.734.450

In 2016 is de kasgeldlimiet niet overschreden. De kwartaalsaldi bedroegen: -/- € 839.660 (1e kwartaal), -/- € 645.888 (2e kwartaal), € 1.594.469 (3e kwartaal) en -/- € 257.530 (4e kwartaal).

Opgenomen leningen

De omvang van de opgenomen leningen is in 2016 gedaald van € 32,9 miljoen naar € 30,0 miljoen. In totaliteit is € 17,9 miljoen afgelost aan leningen. Een bedrag van € 15 miljoen hiervan is

geherfinancierd. De daling van de omvang van de portefeuille wordt mede veroorzaakt doordat bij nieuwe leningen per kwartaal wordt afgelost. Voorheen werden leningen veelal aan het eind van de looptijd in één keer afgelost. Door kwartaalaflossingen hebben we een gelijkmatiger verloop van de uitgaven.

(22)

Renterisiconorm

De renterisiconorm op basis van de Wet Fido (financiering decentrale overheden) heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering te beheersen. De renterisiconorm houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Er mag dus maximaal 1/5e deel van de langlopende schulden aan rentegevoeligheid onderhevig zijn. In onderstaand overzicht is aangegeven hoe de inschatting in de begroting 2016 zich verhoudt tot de werkelijke cijfers uit deze jaarrekening 2016.

Renterisiconorm

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016

1 Renteherzieningen 0 0

2 Aflossingen 17.106 17.939

3 Renterisico (1+2) 17.106 17.939

4a Begrotingstotaal van betreffende jaar 32.170 35.065

4b Percentage regeling 20% 20%

4 Renterisiconorm (20% van het

begrotingstotaal) 6.434 7.013

5a Ruimte onder de renterisiconorm

(4>3) 0 0

5b Overschrijding van de renterisiconorm

(3>4) 10.672 10.926

Hoewel uit een overschrijding van de renterisiconorm een groter renterisico zou kunnen voortkomen, blijkt dit door de lage marktrente juist tegenovergesteld te werken. De leningen die we in 2016 geherfinancierd hebben, hadden rentepercentages tussen de 2,52 en 2,37%. De nieuwe leningen kennen rentepercentages die variëren tussen de 0,1 en -0,08%. Anders gezegd: het feit dat de gemeente in 2016 een aantal leningen af kon lossen heeft tot voordelen geleid in de te betalen rente.

In 2016 is € 2,9 miljoen afgelost, waarvoor geen herfinanciering nodig was. Voor dat deel is sowieso geen renterisico aanwezig.

Door nieuwe leningen zoveel mogelijk in looptijd te spreiden, proberen we te voorkomen dat veel leningen op hetzelfde moment moeten worden geherfinancierd, waarbij we dan afhankelijk zijn van de rentestand op dat moment. Op deze wijze proberen we de renterisico’s in de toekomst te verkleinen.

2.4.2. Rente

De begrote en werkelijk betaalde rente kan uitgedrukt worden in diverse ‘grootheden’. Per onderdeel wordt kort toegelicht wat wordt weergegeven en waar afwijkingen ten opzichte van de begroting door worden veroorzaakt.

Renteresultaat

Voor de begrote en werkelijke rentelasten van investeringen en grondexploitaties wordt een

rekenrente (fictieve rente) gehanteerd. Deze is hoger dan wat we feitelijk betalen voor de opgenomen leningen. Het voordeel dat we hierdoor hebben, wordt als incidentele baat ingezet ter dekking van het begrotings- en rekeningsaldo.

Renteresultaat

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016

1 Investeringen 1.415 1.075

2 Grondexploitaties 1.321 329

3 Opgenomen leningen 604 562

4 Renteresultaat (1 + 2 – 3) 2.132 842

Het verschil tussen het begrote en werkelijke renteresultaat wordt met name veroorzaakt door:

 het achterblijven van investeringen;

 wijziging in rekenrente voor grondexploitaties. Bij de begroting is een rekenrente gehanteerd van 4%.

De werkelijke rentelasten voor grondexploitaties zijn gebaseerd op 1% vanwege gewijzigde Bbv-voorschriften.

(23)

Opgenomen leningen

Op basis van de portefeuille per 1 januari 2016 en de verwachte financieringsbehoefte was een bedrag van € 0,564 miljoen aan rentelasten begroot voor 2016. De werkelijke rentelasten bedroegen in 2016 € 0,562 miljoen.

Omslagrente

Voor de rente is een berekening te maken van de zogenaamde omslagrente. Dat is de werkelijk betaalde rente gedeeld door de boekwaarde van de investeringen. In algemene zin kan gesteld worden dat deze niet hoger kan zijn dan de rekenrente.

Omslagrente

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016

1 Netto betaalde rente 604 562

2 Boekwaarde investeringen per 31-12 31.905 35.065

3a Omslagrente (1 / 2 * 100%) 1,9 % 1,6 %

3b Omslagrente afgerond op 0,5% 2,0 % 1,5 %

Het verschil tussen de begrote en werkelijke omslagrente wordt met name veroorzaakt door lagere rentelasten als gevolg van de lage rentestand en hogere boekwaarden.

Grondexploitaties

Aan de grondexploitaties mag een rente toegerekend worden ter hoogte van de omslagrente, gecorrigeerd naar de verhouding opgenomen geldleningen / (opgenomen geldleningen + reserves).

Rente t.b.v. grondexploitatie

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016

1 Netto betaalde rente 604 562

2 Boekwaarde activa per 31-12 31.905 35.065

3 Omslagrente (1 / 2 * 100%) 1,9 % 1,6 %

4 Opgenomen geldleningen 25.790 29.957

5 Reserves 8.448 6.900

6

Verhouding geldleningen en totaal geldleningen + reserves (4 / (4 + 5))

0,75 0,82

7a Rente grondexpl. (3 x 6) 1,4 % 1,3 %

7b Omslagrente afgerond op 0,5% 1,5 % 1,5 %

Het verschil tussen de begrote en werkelijke rente voor de grondexploitaties wordt met name veroorzaakt door afwijkende boekwaarden van de grondexploitaties in combinatie met de lage rentestanden.

2.4.3. EMU-saldo

Het Economische en Monetaire Unie (EMU)-saldo is het vorderingensaldo van de totale overheid (Rijk, decentrale overheden en premie gefinancierde sectoren als zorg en sociale zekerheid). Het EMU-tekort mag maximaal 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) bedragen. Hiermee wil men voorkomen dat de overheidsfinanciën van EMU-landen ontsporen. Zolang de uitkomst van

onderstand overzicht positief is, levert de gemeente geen bijdrage aan een (te) hoog Europees begrotingstekort.

(24)

EMU-saldo

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016 1 Exploitatiesaldo voor toevoeging/onttrekking uit reserves + 28 593

2 Afschrijvingen ten laste van de exploitatie + 971 1.062

3 Bruto dotaties aan post voorzieningen ten laste van exploitatie + 988 1.549 4 Uitgaven aan investeringen in (im)materiële vaste activa die op de

balans worden geactiveerd

- 946 2.157

5 Ontvangen bijdragen van Rijk, provincie, EU en overigen, die in mindering zijn gebracht op uitgaven punt 4

+ 0 731

6a Verkoopopbrengsten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa

+ 0 0

6b Boekwinst op desinvesteringen in (im)materiële vaste activa - 0 0 7 Uitgaven van aankoop van grond en bouw- en woonrijpmaken - 2.079 926 8a Verkoopopbrengsten van grond (buiten exploitatie = grondexpl.) + 6.110 1.707

8b Boekwinst op grondverkopen (binnen exploitatie) - 0 474

9 Betalingen ten laste van voorzieningen - 845 627

10 Betalingen niet via exploitatie, maar rechtstreeks t.l.v. reserves - 0 0

11 Boekwinst bij verkoop van deelnemingen en aandelen. - 0 0

Totaal berekend EMU-saldo 4.227 1.458

Het verschil tussen het begrote en werkelijke EMU-saldo wordt met name veroorzaakt door afwijkingen in de inkomsten en uitgaven ten aanzien van de grondexploitaties in relatie tot de ramingen.

(25)

2.5. Verbonden partijen

2.5.1. Algemeen

Een verbonden partij is een instelling buiten de eigen organisatie, waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft (Besluit begroting en verantwoording, Bbv, artikel 1).

Met een zetel in het bestuur van een instelling of met stemrecht heeft de gemeente een ‘bestuurlijk belang’. Onder een ‘financieel belang’ wordt verstaan het ter beschikking stellen van middelen die de gemeente kwijtraakt bij faillissement van de verbonden partij of die bij financiële problemen van de verbonden partij op de gemeente verhaald kunnen worden.

We kunnen een verbonden partij zien als één van de drie vormen waarmee gemeenten hun taken (laten) uitvoeren: door een eigen dienst, een commerciële partij of door een verbonden partij.

Er kan een aantal redenen zijn, waarom een gemeente samenwerkt met een verbonden partij.

Bijvoorbeeld vanwege de mogelijkheden van spreiding van risico’s over de verschillende deelnemers of om een efficiëntere uitoefening van een wettelijke taak te realiseren.

De gemeente blijft verantwoordelijk voor het realiseren van de beoogde doelstellingen in de

programma’s. De raad dient hiervoor kaders te stellen en de verbonden partijen te controleren op de realisatie van de doelstellingen.

Naast bovengenoemde taken is deze paragraaf belangrijk voor de raad vanwege de kosten en de financiële risico’s die de gemeente kan lopen met verbonden partijen.

Mede naar aanleiding van de conclusies van een rekenkameronderzoek over de verbonden partijen, komen wij op korte termijn met een informatienota, die zich specifiek zal richten op de wijze waarop uw raad invloed kan uitoefenen op verbonden partijen. Ook mogelijke maatregelen om die invloed te vergroten zullen daarbij aan de orde komen.

2.5.2. Onderscheid gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en privaatrechtelijke verbondenheden

Op een aantal gebieden is binnen de gemeente sprake van verbonden partijen. Het belangrijkste onderscheid dat daarbij gemaakt kan worden is dat in gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en privaatrechtelijke verbondenheden.

Bij gemeenschappelijke regelingen betaalt onze gemeente jaarlijks een bedrag voor exploitatiekosten van die gemeenschappelijke regeling naar rato van deelname in de regeling. Evenals bij stichtingen is bij de oprichting bijgedragen in de oprichtingskosten. Naar rato van de bijdragen loopt de gemeente Reusel-De Mierden risico in een eventueel liquidatiesaldo van een gemeenschappelijke

regeling/stichting. Verder lopen wij het risico dat een andere partij, die deelneemt in een

gemeenschappelijke regeling/stichting, uittreedt. Op dat moment zal die partij uittreedkosten moeten betalen die meestal bestaan uit kosten in de vorm van wachtgelden aan personeel. Voor de

achterblijvende deelnemende partijen zal de bijdrage in de exploitatiekosten dan veelal stijgen,

doordat algemene kosten, bijvoorbeeld overheadkosten, over minder deelnemers omgeslagen kunnen worden. Ook kan het draagvlak van een gemeenschappelijke regeling/stichting verminderen bij uittreding van een partner. Hiervan is sprake als bijvoorbeeld de gemeente Eindhoven uit de MRE zou stappen. Een volgend risico is er voor ons wanneer wij zelf uit een gemeenschappelijke regeling stappen. Op dat moment zijn wij ook verplicht tot het betalen van de eerder genoemde kosten.

Via de afvaardiging van leden in besturen van gemeenschappelijke regelingen kunnen risico’s beïnvloed worden. De stem van de gemeente is naar rato van de verhouding ten opzichte van het totaal aantal bestuursleden.

Naast gemeenschappelijke regelingen/stichtingen heeft onze gemeente ook belangen in partijen op privaatrechtelijke grondslag. Het financiële risico van dit soort belangen is beperkt tot de waarde van de aandelen c.q. de geaccepteerde verantwoordelijkheid.

2.5.3. Overzicht verbonden partijen

Hieronder volgt een overzicht van de verbonden partijen van onze gemeente.

Naast het openbaar belang worden ook de relevante ontwikkelingen toegelicht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze entree geeft toegang tot een kast, een kamer welke momenteel fungeert als kantoor, de garderobe, het toilet, de meterkast, de trapopgang naar de eerste verdieping en

Postcode en woonplaats Telefoonnummer (privé) Mobiel telefoonnummer (privé)

Royale vrijstaande woning met grote garage / werkruimte van 163 m² in centrum

Zware metalen (bv. koper, zink, lood), teer, bitumen of uitlogende verduurzamings- middelen kunnen hieronder worden verstaan. Voor veel van deze verontreinigende

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden 2021tot vaststelling van beleidsregel voor de uitvoering van tijdelijke subsidies

Een drietal banken en een herinnerings- bord zijn door de gemeente Reusel - De Mierden langs het pad geplaatst, zodat onze inwoners tot in lengte van jaren herinnerd zullen worden

Anders dan [appellant sub 2] en anderen voorts betogen, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college, vanwege de ligging van het bouwplan ten opzichte van de ten

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden, het Besluit accountantscontrole decentrale