• No results found

2. Paragrafen

2.4. Financiering

2.4.1. Treasury Algemeen

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

 het tijdig aantrekken van voldoende middelen om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren (beschikbaarheid);

 het beheersen van de risico’s verbonden aan de treasuryfunctie (risicominimalisatie);

 het zoveel mogelijk beperken van de rentekosten van de leningen en het bereiken van voldoende rendement op overtollige middelen (rente-optimalisatie);

 het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities (kostenminimalisatie).

De gemeentelijke liquiditeiten worden beïnvloed door de uitgaven- en de inkomstenstromen. Bij de uitgavenstromen is er naast de redelijk constante stroom van min of meer dagelijkse uitgaven, sprake van beïnvloeding door grote projecten, welke voor tijdelijke pieken in de uitgaven zorgen. Bij de inkomstenstromen zorgen de uitkeringen van het Rijk en de belastinginkomsten voor de redelijk constante stroom van inkomsten. Echter ook de inkomsten uit bijvoorbeeld bouwgrondverkopen hebben een grote invloed op de liquiditeitspositie. En juist daar hebben we de laatste jaren het nadeel dat die inkomsten achterblijven bij de verwachtingen. We zien een aantrekkende markt. Te zijner tijd zullen de verkopen zich uiten in een lagere leningenportefeuille en/of (tijdelijke) overschotten.

De situatie op de financiële markten leidt tot een ongekend lage rente op aan te trekken

financieringsmiddelen. Dat geldt voor zowel de langlopende geldleningen (oorspronkelijke looptijd > 1 jaar) als voor kort geld (oorspronkelijke looptijd < 1 jaar). Met behulp van prognoses van onze

geldstromen proberen we continu onze behoefte aan geld of kapitaal zo slim mogelijk af te dekken, waardoor we zoveel mogelijk profiteren van de huidige, lage rentestand.

Kasgeldlimiet

Onder kasgeldlimiet wordt het maximale bedrag verstaan dat de gemeente met kortlopend geld mag financieren. Dit kan bijvoorbeeld door ‘rood’ staan bij de bank of door het aantrekken van kasgeld.

Wettelijk is vastgesteld dat de kasgeldlimiet 8,5% van de jaarbegroting (exclusief btw) is. De

gemeente is verplicht om per kwartaal de kasgeldlimiet te toetsen en de provincie hiervan verslag te doen als deze meer dan twee achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden.

Berekening kastgeldlimiet op basis van de begroting 2016

Omvang begroting (exclusief lijst nieuw beleid) € 32.170.000

Toegestane limiet 8,50%

Ruimte kasgeldlimiet € 2.734.450

In 2016 is de kasgeldlimiet niet overschreden. De kwartaalsaldi bedroegen: -/- € 839.660 (1e kwartaal), -/- € 645.888 (2e kwartaal), € 1.594.469 (3e kwartaal) en -/- € 257.530 (4e kwartaal).

Opgenomen leningen

De omvang van de opgenomen leningen is in 2016 gedaald van € 32,9 miljoen naar € 30,0 miljoen. In totaliteit is € 17,9 miljoen afgelost aan leningen. Een bedrag van € 15 miljoen hiervan is

geherfinancierd. De daling van de omvang van de portefeuille wordt mede veroorzaakt doordat bij nieuwe leningen per kwartaal wordt afgelost. Voorheen werden leningen veelal aan het eind van de looptijd in één keer afgelost. Door kwartaalaflossingen hebben we een gelijkmatiger verloop van de uitgaven.

Renterisiconorm

De renterisiconorm op basis van de Wet Fido (financiering decentrale overheden) heeft als doel om het renterisico bij herfinanciering te beheersen. De renterisiconorm houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Er mag dus maximaal 1/5e deel van de langlopende schulden aan rentegevoeligheid onderhevig zijn. In onderstaand overzicht is aangegeven hoe de inschatting in de begroting 2016 zich verhoudt tot de werkelijke cijfers uit deze jaarrekening 2016.

Renterisiconorm

4a Begrotingstotaal van betreffende jaar 32.170 35.065

4b Percentage regeling 20% 20%

4 Renterisiconorm (20% van het

begrotingstotaal) 6.434 7.013

5a Ruimte onder de renterisiconorm

(4>3) 0 0

5b Overschrijding van de renterisiconorm

(3>4) 10.672 10.926

Hoewel uit een overschrijding van de renterisiconorm een groter renterisico zou kunnen voortkomen, blijkt dit door de lage marktrente juist tegenovergesteld te werken. De leningen die we in 2016 geherfinancierd hebben, hadden rentepercentages tussen de 2,52 en 2,37%. De nieuwe leningen kennen rentepercentages die variëren tussen de 0,1 en -0,08%. Anders gezegd: het feit dat de gemeente in 2016 een aantal leningen af kon lossen heeft tot voordelen geleid in de te betalen rente.

In 2016 is € 2,9 miljoen afgelost, waarvoor geen herfinanciering nodig was. Voor dat deel is sowieso geen renterisico aanwezig.

Door nieuwe leningen zoveel mogelijk in looptijd te spreiden, proberen we te voorkomen dat veel leningen op hetzelfde moment moeten worden geherfinancierd, waarbij we dan afhankelijk zijn van de rentestand op dat moment. Op deze wijze proberen we de renterisico’s in de toekomst te verkleinen.

2.4.2. Rente

De begrote en werkelijk betaalde rente kan uitgedrukt worden in diverse ‘grootheden’. Per onderdeel wordt kort toegelicht wat wordt weergegeven en waar afwijkingen ten opzichte van de begroting door worden veroorzaakt.

Renteresultaat

Voor de begrote en werkelijke rentelasten van investeringen en grondexploitaties wordt een

rekenrente (fictieve rente) gehanteerd. Deze is hoger dan wat we feitelijk betalen voor de opgenomen leningen. Het voordeel dat we hierdoor hebben, wordt als incidentele baat ingezet ter dekking van het begrotings- en rekeningsaldo.

1 Investeringen 1.415 1.075

2 Grondexploitaties 1.321 329

3 Opgenomen leningen 604 562

4 Renteresultaat (1 + 2 – 3) 2.132 842

Het verschil tussen het begrote en werkelijke renteresultaat wordt met name veroorzaakt door:

 het achterblijven van investeringen;

 wijziging in rekenrente voor grondexploitaties. Bij de begroting is een rekenrente gehanteerd van 4%.

De werkelijke rentelasten voor grondexploitaties zijn gebaseerd op 1% vanwege gewijzigde Bbv-voorschriften.

Opgenomen leningen

Op basis van de portefeuille per 1 januari 2016 en de verwachte financieringsbehoefte was een bedrag van € 0,564 miljoen aan rentelasten begroot voor 2016. De werkelijke rentelasten bedroegen in 2016 € 0,562 miljoen.

Omslagrente

Voor de rente is een berekening te maken van de zogenaamde omslagrente. Dat is de werkelijk betaalde rente gedeeld door de boekwaarde van de investeringen. In algemene zin kan gesteld worden dat deze niet hoger kan zijn dan de rekenrente.

Omslagrente

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016

1 Netto betaalde rente 604 562

2 Boekwaarde investeringen per 31-12 31.905 35.065

3a Omslagrente (1 / 2 * 100%) 1,9 % 1,6 %

3b Omslagrente afgerond op 0,5% 2,0 % 1,5 %

Het verschil tussen de begrote en werkelijke omslagrente wordt met name veroorzaakt door lagere rentelasten als gevolg van de lage rentestand en hogere boekwaarden.

Grondexploitaties

Aan de grondexploitaties mag een rente toegerekend worden ter hoogte van de omslagrente, gecorrigeerd naar de verhouding opgenomen geldleningen / (opgenomen geldleningen + reserves).

Rente t.b.v. grondexploitatie

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016

1 Netto betaalde rente 604 562

2 Boekwaarde activa per 31-12 31.905 35.065

3 Omslagrente (1 / 2 * 100%) 1,9 % 1,6 %

4 Opgenomen geldleningen 25.790 29.957

5 Reserves 8.448 6.900

6

Verhouding geldleningen en totaal geldleningen + reserves (4 / (4 + 5))

0,75 0,82

7a Rente grondexpl. (3 x 6) 1,4 % 1,3 %

7b Omslagrente afgerond op 0,5% 1,5 % 1,5 %

Het verschil tussen de begrote en werkelijke rente voor de grondexploitaties wordt met name veroorzaakt door afwijkende boekwaarden van de grondexploitaties in combinatie met de lage rentestanden.

2.4.3. EMU-saldo

Het Economische en Monetaire Unie (EMU)-saldo is het vorderingensaldo van de totale overheid (Rijk, decentrale overheden en premie gefinancierde sectoren als zorg en sociale zekerheid). Het EMU-tekort mag maximaal 3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) bedragen. Hiermee wil men voorkomen dat de overheidsfinanciën van EMU-landen ontsporen. Zolang de uitkomst van

onderstand overzicht positief is, levert de gemeente geen bijdrage aan een (te) hoog Europees begrotingstekort.

EMU-saldo

(bedragen x € 1.000)

Begroting 2016

Rekening 2016 1 Exploitatiesaldo voor toevoeging/onttrekking uit reserves + 28 593

2 Afschrijvingen ten laste van de exploitatie + 971 1.062

3 Bruto dotaties aan post voorzieningen ten laste van exploitatie + 988 1.549 4 Uitgaven aan investeringen in (im)materiële vaste activa die op de

balans worden geactiveerd

- 946 2.157

5 Ontvangen bijdragen van Rijk, provincie, EU en overigen, die in mindering zijn gebracht op uitgaven punt 4

+ 0 731

6a Verkoopopbrengsten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa

+ 0 0

6b Boekwinst op desinvesteringen in (im)materiële vaste activa - 0 0 7 Uitgaven van aankoop van grond en bouw- en woonrijpmaken - 2.079 926 8a Verkoopopbrengsten van grond (buiten exploitatie = grondexpl.) + 6.110 1.707

8b Boekwinst op grondverkopen (binnen exploitatie) - 0 474

9 Betalingen ten laste van voorzieningen - 845 627

10 Betalingen niet via exploitatie, maar rechtstreeks t.l.v. reserves - 0 0

11 Boekwinst bij verkoop van deelnemingen en aandelen. - 0 0

Totaal berekend EMU-saldo 4.227 1.458

Het verschil tussen het begrote en werkelijke EMU-saldo wordt met name veroorzaakt door afwijkingen in de inkomsten en uitgaven ten aanzien van de grondexploitaties in relatie tot de ramingen.