• No results found

2. Paragrafen

2.3. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

2.3.1. Algemeen

Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en het totaal aan gekwantificeerde risico’s, waar geen beheersmaatregelen tegenover staan. Beheersmaatregelen om risico’s af te dekken kunnen bestaan uit bijvoorbeeld verzekeringen, voorzieningen, specifieke reserves enz. Het weerstandsvermogen bestaat dus uit de relatie tussen weerstandscapaciteit (de middelen waarover de gemeente beschikt / kan beschikken om niet begrote kosten te dekken) en de risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen of verzekeringen zijn afgesloten.

Voor de raad is het weerstandsvermogen van belang omdat er nooit een situatie zal zijn, waarin geen risico’s meer bestaan. Vanwege de kader-stellende en controlerende taken van de raad moet er dus inzicht zijn in de ruimte die er is voor tegenvallers, want als die ruimte onvoldoende groot is, moeten aanvullende maatregelen genomen kunnen worden.

2.3.2. Beleid

De nota ‘Reserves, voorzieningen & afschrijvingsbeleid’ is vastgesteld op 6 november 2012. Ten aanzien van afschrijvingstermijnen heeft hier een wijziging plaatsgevonden bij raadsbesluit van 26-1-2016, waarbij de afschrijvingstermijnen voor openbare verlichtingsmasten en -armaturen zijn

aangepast.

In voormelde nota van november 2012 zijn regels opgenomen over hoe om te gaan met reserves en voorzieningen en op welke wijze afschrijving plaatsvindt op activa. In het kader van deze paragraaf is van belang dat in het beleid is bepaald dat het weerstandsvermogen (de algemene reserve)

toereikend moet zijn om de risico’s, die de gemeente loopt, op te kunnen vangen. De gewenste omvang van de algemene reserve is bepaald op 10% van de begrotingsomvang. Voor 2017 komt de gewenste omvang uit op € 3 miljoen. Het peil van de algemene reserve ligt boven het niveau van de gewenste omvang.

Op de minimale omvang komen we verderop in deze paragraaf (onder 2.3.3) terug.

De reservepositie heeft zich in 2016 als volgt ontwikkeld:

Bedragen in € Stand per

Algemene reserve2 7.311.444 571 5.732.594 444

Bestemmingsreserves 478.138 37 1.158.259 90

Totaal 7.789.582 608 6.890.853 534

De standen van de reserves per 1-1-2016 sluiten niet aan met de standen per 31-12-2015 uit het vergelijkbare staatje in de jaarrekening 2015. Dat heeft te maken met de resultaatbestemming bij het besluit inzake de jaarrekening 2016 (€ 601.000 overheveling en € 397.500 vorming reserve wegen). In de stand van de reserves per 31-12-2016 is het resultaat van deze jaarrekening nog niet meegenomen.

Weerstandscapaciteit

De weerstandscapaciteit bestaat uit de volgende onderdelen:

a. Algemene reserve;

b. Post onvoorzien;

c. Onbenutte belastingcapaciteit;

d. Begrotingsruimte.

Ad a. Algemene reserve

Op basis van het geldende beleid hanteren we nog maar één algemene reserve, die per 31 december 2016 een verwachte omvang heeft van ruim € 5,7 miljoen. De bestemmingsreserves laten we buiten de berekening van de weerstandscapaciteit. Bestemmingsreserves moeten meer gezien worden als verplichtingen. Daarom nemen we die niet mee in de berekening.

Ad b. Post onvoorzien

Jaarlijks wordt in de begroting een post onvoorzien opgenomen ter grootte van € 50.000, bedoeld voor niet voorziene incidentele kosten.

1aantal inwoners per 1-1-2016 = 12.811 en 12.912 per 31-12-2016

2wordt betrokken bij berekening weerstandscapaciteit

Ad c. Onbenutte belastingcapaciteit

De omvang van de belastingcapaciteit is de ruimte tussen de feitelijk te verwachten opbrengst en de opbrengst die de gemeente zou moeten realiseren wanneer zij een beroep doet op artikel 12 van de Financiële verhoudingswet (de zogenaamde artikel 12-norm). Volgens die norm moeten de

afvalstoffenheffing en het rioolrecht kostendekkend zijn. Hieraan voldoen wij. Dan blijft de onbenutte capaciteit van de onroerende zaakbelasting over. Voor 2016 gold daarvoor een factor van 0,179% van de totale WOZ-waarde. Een globale berekening leert dat de actuele onbenutte belastingcapaciteit voor Reusel-De Mierden circa € 1 miljoen bedraagt.

Ad d. Begrotingsruimte

Ook het saldo van de begroting vormt een onderdeel van de weerstandscapaciteit. Bij de jaarrekening is daarvan geen sprake. Uiteraard is er wel een jaarrekeningresultaat, maar dat maakt onderdeel uit van de algemene reserve en is daar dan ook in meegerekend.

Stille reserves

Stille reserves zijn activa die te laag of tegen nul zijn gewaardeerd, maar die in principe direct verkoopbaar zijn. In de jaarrekening 2015 hebben wij middels het volgende overzicht een indicatie gegeven van de omvang van de stille reserves. (Wij hebben het overzicht niet aangepast naar de situatie in 2016 omdat daarin geen significante verschillen te verwachten zijn):

Het is op basis van het Bbv niet toegestaan om een waarde aan stille reserves toe te kennen en die waarde vervolgens mee te rekenen in de reservepositie. De reservepositie kan vanuit de stille reserves dus alleen toenemen door deze stille reserves om te zetten in geld (te gelde maken middels verkoop).

2.3.3. Risico’s en risico beperkende maatregelen

De samenloop van risico’s is een ander aspect van het vermogen van de gemeente om financiële tegenvallers op te vangen (=weerstandsvermogen). Inventariseren van risico’s, een inschatting maken van de kans op deze risico’s en het beheersen en managen van risico’s is hierbij van wezenlijk belang. Geconcludeerd kan worden dat de maatschappelijke ontwikkelingen en de toenemende complexiteit van wettelijke procedures en regelgeving zorgen voor toenemende risico’s in de gemeentelijke bedrijfsvoering en uitoefening van gemeentelijke taken.

In het navolgende zal een overzicht gegeven worden van de risico’s in het licht van het

weerstandsvermogen. De weerstandscapaciteit kan dan afgezet worden tegen de samenloop van de geïnventariseerde risico’s, zodat ‘beoordeeld’ kan worden of het weerstandsvermogen afdoende is.

De vertaling van deze risico’s in bedragen is gebaseerd op inschattingen. Indien er sprake zou zijn van nauwkeurige berekeningen zou verplichte vorming van voorzieningen nodig zijn.

Boekwaarde Actuele waarde Stille reserve

Landbouwgrond, geliberaliseerde pacht 26 ha 0 1.690.000 260.000 m² x € 6,50 1.690.000

Landbouwgrond, vaste pacht 125 ha 0 4.062.500 1.250.000 m² x € 6,50 x 0,5 4.062.500

Bossen, visvijver, landschapselementen 1.000 ha 0 7.500.000 10.000.000 m² x € 0,75 7.500.000 Gemeentehuis/bibliotheek 2.409.760 boekwaarde 31-12-2015 3.353.000 WOZ-waarde 1-1-2015 943.240

Gemeentewerf 0 426.000 WOZ-waarde 1-1-2015 426.000

Sportzaal Den Houtert Lage Mierde 0 693.000 WOZ-waarde 1-1-2015 693.000

Sporthuis Reusel 2.486.518 boekwaarde 31-12-2015 2.670.000 WOZ-waarde 1-1-2015 183.482

Brede School Plus Lage Mierde (school+Ster) 2.737.356 boekwaarde 31-12-2015 2.959.000 WOZ-waarde 1-1-2015 221.644 Basisschool De Akkerwinde, HM 615.029 boekwaarde 31-12-2015 1.366.000 WOZ-waarde 1-1-2015 750.971 Basisschool St. Clemens, Hulsel 24.763 boekwaarde 31-12-2015 570.000 WOZ-waarde 1-1-2015 545.237

Mariaschool, Reusel 442.709 boekwaarde 31-12-2015 1.240.000 WOZ-waarde 1-1-2015 797.291

De Leilinde, Reusel 1.871.604 boekwaarde 31-12-2015 2.930.000 WOZ-waarde 1-1-2015 1.058.396

De Klimop, Reusel 1.200.191 boekwaarde 31-12-2015 1.350.000 WOZ-waarde 1-1-2015 149.809

Den Horst, Reusel 0 385.000 WOZ-waarde 1-1-2015 385.000

CC De Kei, Reusel 245.037 boekwaarde 31-12-2015 742.000 WOZ-waarde 1-1-2015 496.963

Brandweerkazerne 212.981 boekwaarde 31-12-2015 340.000 WOZ-waarde 1-1-2015 127.019

Sportpark Den Hoek Reusel 657.847 boekwaarde 31-12-2015 2.950.000 WOZ-waarde 1-1-2015 2.292.153

Sportpark Hooge Mierde 258.294 boekwaarde 31-12-2015 553.000 WOZ-waarde 1-1-2015 294.706

Sportpark Lage Mierde 49.898 Boekwaarde 31-12-2015 744.000 WOZ-waarde 1-1-2015 694.102

Sportpark Hulsel 61.944 Boekwaarde 31-12-2015 654.000 WOZ-waarde 1-1-2015 592.056

Gilderterrein Broekkant Lage Mierde 0 176.000 WOZ-waarde 1-1-2015 176.000

Woning Sportpark 1 Reusel 0 256.000 WOZ-waarde 1-1-2015 256.000

Kinderdagverblijf Dooleg 20 Reusel 83.798 Boekwaarde 31-12-2015 420.000 WOZ-waarde 1-1-2015 336.202

Terrein voormalige werf Denestraat 0 97.000 WOZ-waarde 1-1-2015 97.000

13.357.729 38.126.500 24.768.771

Grondexploitatie / Bestemmingsplannen

Op grond van artikel 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening bestaat de mogelijkheid dat

onevenredige schade als gevolg van bestemmingswijziging moet worden vergoed. Hiervoor zijn geen specifieke middelen gereserveerd. In principe worden eventuele claims op de ontwikkelaars van een plan afgewenteld via het afsluiten van anterieure overeenkomsten. Indien de gemeente de planschade moet vergoeden, wordt deze opgevangen binnen de grondexploitatie.

Daarnaast vormt de grondexploitatie zelf, als gemeentelijke activiteit, een voortdurend risico

(economische ontwikkelingen, stagnerende markten, veranderende wetgeving, fluctuerende rentes en dergelijke). Het feit dat deze activiteit in principe in vier kernen en op een kleinschalige wijze wordt uitgevoerd, versterkt dit risico. De woningmarkt is duidelijk weer in beweging aan het komen, hetgeen zich uit in een toegenomen vraag naar met name woningbouwkavels.

De grondexploitaties worden jaarlijks opnieuw berekend, waarbij ook een inventarisatie plaatsvindt van risico’s dan wel te optimistische inschattingen. Op basis van de meest recente berekeningen zijn voorzieningen gevormd voor gecalculeerde nadelige saldi.

In de rapportages, zoals die voor alle grondexploitaties zijn opgesteld, is een risicoanalyse en risicoberekening opgenomen. Voor zover risico’s binnen de (positieve) resultaten van de

grondexploitatie kunnen worden opgevangen, is geen aanvullend weerstandsvermogen nodig. Bij de plannen voor De Leeuwerik en Kleine Hoeven is dat niet het geval. De risico’s voor die plannen zijn berekend op € 406.000. Doordat fase 2 van Kleine Hoeven uit de actuele grondexploitatie is gehaald vanwege gewijzigde Bbv-voorschriften is de totale omvang van de risico’s voor Kleine Hoeven afgenomen.

Doordat jaarlijks een actualisatie van de grondexploitatieprojecten plaatsvindt, inclusief een analyse van risico’s en kansen, zijn risico’s goed in beeld en kan tijdig gestuurd worden op risicobeperking.

Ook de aanpassing van bestaande grondexploitaties op basis van het gewijzigde vraagpatroon vindt plaats om risico’s waar mogelijk, te verkleinen.

Intergemeentelijke samenwerking

Onze gemeente neemt deel aan een aantal gemeenschappelijke regelingen. De belangrijkste zijn:

 GGD Brabant-Zuidoost

 GRSK (Samenwerking Kempengemeenten)

 MRE (voorheen SRE)

 VRBZO (Veiligheidsregio Brabant Zuidoost)

 WVK-groep (Werkvoorziening Kempen)

 ODZOB (Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant)

 KBP (Kempisch Bedrijven Park)

 Stichting Bizob (Bureau inkoop zuidoost Brabant)

In de paragraaf verbonden partijen treft u meer gegevens aan over de gemeenschappelijke regelingen.

Samenwerking binnen gemeenschappelijke regelingen geeft een risico in de vorm van

beheersbaarheid van de eigen organisatie. Door deelname in de verschillende bestuurslagen van gemeenschappelijke regelingen heeft onze gemeente invloed op de besluitvorming in die organen, maar de gemeente moet zich aansluiten bij besluiten die in gezamenlijkheid genomen worden.

Minderheidsstandpunten kunnen, hoe belangrijk deze voor individuele gemeenten ook mogen zijn, in het grote geheel te licht bevonden worden.

Overigens leert de ervaring dat de ‘winst’ van het samen optrekken vooral zit in de toename van professionaliteit en kwaliteit die wordt bereikt en in het borgen van de continuïteit op vitale bedrijfsprocessen. In een aantal gevallen is er sprake van verplichte intergemeentelijke samenwerking. Zo zijn de veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten bij wet opgelegde samenwerkingsvormen.

Gemeenschappelijke regelingen zijn zich in toenemende mate bewust van het gegeven dat zij werken ten dienste van en voornamelijk met middelen van de gemeenten. Het risico, dat gemeenschappelijke regelingen beduidend hogere bijdragen gaan vragen dan in de gemeentelijke meerjarenramingen is opgenomen, is naar onze mening dan ook gering. De vier grootste verbonden partijen (MRE, ODZOB, VRBZO en GGD) hebben samen afspraken gemaakt over de wijze van indexering van kosten.

Het risicobedrag, waarmee gemeenten rekening moeten houden, is afhankelijk van de mate waarin verbonden partijen zelf weerstandsvermogen aanhouden. Dat is per partij verschillend:

 GGD: deels eigen weerstandsvermogen

 GRSK: geen eigen weerstandsvermogen

 MRE: eigen weerstandsvermogen

 VRBZO: eigen weerstandsvermogen

 WVK-groep: eigen weerstandsvermogen

 ODZOB: deels eigen weerstandsvermogen

 KBP: weerstandsvermogen valt binnen exploitatieresultaat

 Stichting Bizob: geen weerstandsvermogen

Uit dit overzicht wordt duidelijk dat een aantal verbonden partijen zelf vermogen bezit om eventuele risico’s af te dekken. Voor zover dat niet het geval is (GGD en ODZOB deels en GRSK volledig) moet de gemeente rekening houden met weerstandscapaciteit. Dit geldt met name voor de GRSK, waarin geen eigen weerstandscapaciteit wordt opgebouwd. ODZOB heeft inmiddels de gewenste

weerstandscapaciteit bereikt en de GGD houdt bewust een beperkte weerstandscapaciteit aan.

De grote mate van variatie maakt een inschatting van de op gemeentelijk niveau benodigde

weerstandscapaciteit ontzettend lastig. Extra complicerende factor daarbij is, dat niet alle verbonden partijen hun risico’s kwantificeren. Rekening houdend met bijsturingsmogelijkheden, schatten wij in dat een weerstandscapaciteit van afgerond € 200.000 de risico’s in voldoende mate afdekt (50% kans op 25% van de bijdragen aan GRSK en Bizob en 25% kans op 25% van de bijdragen aan GGD en ODZOB).

Ten aanzien van de verbonden partijen hebben de gezamenlijke gemeenteraden van de Kempengemeenten inmiddels een Kempencommissie ingesteld en bemenst. Die commissie behandelt alle zaken rondom verbonden partijen, ter voorbereiding op besluitvorming in de verschillende gemeenteraden. Op deze wijze wordt de kracht van (gezamenlijke) opmerkingen vergroot, terwijl aspecten die voor een individuele gemeente belangrijk zijn, toch in beeld blijven. Het gezamenlijk optrekken én de grotere politieke betrokkenheid zullen een gunstige uitwerking hebben op mogelijke risico’s.

Participatiewet

De economische crisis is voorbij, maar dat werkt vertraagd door in de aantallen mensen die een beroep moeten doen op inkomensondersteunende regelingen, zoals de Participatiewet. Dit komt voor een aanzienlijk deel ook door de toename van gevestigde statushouders.

In de systematiek van vergoeding van bijstandskosten door het Rijk, is een risico voor de gemeenten inbegrepen. De ISD (Intergemeentelijke Sociale Dienst) raamt onze uitgaven voor dit soort regelingen en baseert zich daarbij onder meer op voorspellingen van het Centraal Planbureau. Door deze wijze van ramen vormen de aantallen uitkeringsgerechtigden geen groot risico.

Wij houden vooralsnog rekening met € 100.000 (50% kans op € 200.000 aan hogere lasten).

Zoveel mogelijk wordt getracht om cliënten naar werk te begeleiden, zodat geen beroep op inkomensondersteuning nodig is.

Gegarandeerde geldleningen

De gemeente staat garant voor de betaling van rente en aflossing over een aantal door derden aangegane geldleningen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen garantstellingen aan woningcorporaties op basis van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en overige garantstellingen.

Voor geldleningen onder het regime van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw geldt dat bij problemen eerst het WSW aangesproken wordt en pas als deze niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen, staan Rijk en gemeenten ieder voor 50% garant. Het totaalbedrag waarvoor onze gemeente onder het regime van het WSW een afgeleide garantstelling heeft afgegeven bedroeg per 31 december 2016 € 14,1 miljoen. Wij hebben geen signalen, die zouden kunnen duiden op een concreet risico dat wij binnen afzienbare termijn aangesproken zouden kunnen worden op onze waarborgverplichtingen.

Er is geen sprake meer van overige garantstellingen. De gemeente is terughoudend in het afgeven van garanties. In het kader van het WSW is de verhouding tussen afgegeven garanties in relatie tot de waarde van het daar tegenover staande woningbezit nog dermate gunstig, dat de risico’s in de praktijk erg klein zijn.

Werkkostenregeling

Per 1 januari 2015 is de werkkostenregeling (WKR) in werking getreden. Die regeling komt in de plaats van allerlei afzonderlijke vergoedings- en verstrekkingsregelingen van werkgevers aan werknemers. De WKR is in het leven geroepen om de regels rond belastingvrije vergoedingen aan werknemers te vereenvoudigen. Denk daarbij aan zaken als kerstpakketten of vergoeding voor de aanschaf van een fiets, maar ook de onkostenvergoedingen aan raads- en collegeleden vallen onder de WKR.

Op basis van de WKR mag een werkgever 1,2% van de totale loonsom aan diverse vergoedingen verstrekken (belastingvrij). Alles wat méér wordt verstrekt dan de genoemde 1,2%, zal worden belast met 80% belasting.

De werkkostenregeling is inmiddels zover uitgekristalliseerd, dat met eventuele effecten in de normale ramingen rekening wordt gehouden en ook beheersmaatregelen in de reguliere werkprocessen zijn meegenomen. Aanvullende weerstandscapaciteit is dan ook niet nodig.

Vernieuwen, Ombuigen en Bezuinigen (VOB)

Gedurende een aantal jaren is de gemeente bezig met het traject VOB, waarbij nog een restant taakstellende bezuiniging bestaat van € 185.000. Om die taakstelling te behalen zijn maatregelen bedacht tot een totaal van € 284.000, zodat er dus sprake is van een ‘overdekking’ van € 99.000, Gelet hierop is de kans groot dat de totale taakstelling wordt behaald en wordt er geen

weerstandscapaciteit nodig geacht.

Claims Attero i.v.m. aanbod brandbaar huishoudelijk afval

De gewesten in de provincie Noord-Brabant hebben met Attero Zuid B.V. aanbiedingscontracten afgesloten die lopen tot 1 februari 2017 voor wat betreft het brandbaar huishoudelijk restafval. Attero dient aan de verwerker een minimale hoeveelheid restafval van 510 kiloton aan te leveren. Vanaf 2011 is deze hoeveelheid niet meer in totaal aangeleverd door de gewesten. Attero is van mening dat zij daarom naheffingsfacturen kan sturen aan de gewesten op basis van een garantie voor de

verwerker van het afval, Afvalverbranding Zuid-Nederland B.V. ('AZN'). Begin 2015 heeft Attero een arbitrage aangespannen tegen de gewesten, omdat de gewesten de facturen voor de naheffing niet hebben betaald.

Op 8 januari 2016 is een arbitraal eindvonnis gewezen. Uit het vonnis blijkt dat aan Attero Zuid geen beroep op een garantie toekomt, omdat AZN haar installatie in die jaren op vollast heeft kunnen laten draaien. Naast het huishoudelijk restafval dat afkomstig is van de Brabantse gemeenten, zou Attero Zuid over de jaren 2011-2014 aangevuld hebben met in Zuid-Nederland beschikbaar afval.

Het gevolg van de uitspraak is dat Attero Zuid geen naheffing aan de Brabantse gewesten en/of gemeenten in rekening mag brengen en de arbitrage daarmee in het voordeel van de Brabantse gewesten en gemeenten is beslist.

Attero vecht deze uitkomst nu aan in een vernietigingsprocedure voor het Gerechtshof te Den Haag, zaaknummer 200.190.068/01, waarvoor de zitting gepland is in mei 2017. De uitkomst daarvan is nog ongewis. Daarmee is het mogelijk dat er een nieuwe arbitrage zou kunnen plaatsvinden. Inmiddels is ook arbitrage aangevraagd ten aanzien van het jaar 2015. Die procedure zal naar verwachting een jaar in beslag nemen.

Mocht uit een nieuwe arbitrage blijken dat de gewesten ongelijk hebben, dan is het mogelijk dat de gemeenten een naheffing zouden moeten betalen. Het risico is sterk afhankelijk van de uitkomst van deze arbitragezaak en verschilt zeer van gemeente tot gemeente.

Vooralsnog sluiten wij aan bij de uitkomst van de primaire arbitragezaak en gaan wij er van uit dat de vernietigingsprocedure niet tot succes zal leiden. Voor de nieuwe arbitragezaak over 2015 geldt hetzelfde als voor de eerste. Wij gaan er dus van uit dat geen risicovermogen behoeft te worden aangehouden voor deze kwestie.

Informatiebeveiliging

Het belang van privacy neemt sterk toe binnen de gemeente, onder andere door de toenemende digitalisering en de taken binnen het sociale domein die de gemeente heeft overgenomen. De Wet bescherming persoonsgegevens schrijft voor passende maatregelen te nemen om persoonsgegevens adequaat te beveiligen en de privacy van betrokkenen te waarborgen. Sinds 1 januari 2016 is de wet uitgebreid met de meldplicht datalekken. De meldplicht houdt in dat de gemeente een melding moet doen bij de Autoriteit Persoonsgegevens wanneer zij een ernstig datalek heeft ontdekt. We spreken van een datalek als persoonsgegevens in handen vallen van derden die geen toegang tot die gegevens zouden mogen hebben.

In 2014 is in Kempenverband een risicoanalyse uitgevoerd op het gebied van informatiebeveiliging.

Vervolgens zijn het informatiebeveiligingsbeleid en het informatiebeveiligingsplan opgesteld. Het informatiebeveiligingsplan bevat maatregelen naar aanleiding van de uitgevoerde risicoanalyse. De voorgestelde maatregelen zijn vertaald in jaarplannen voor de individuele Kempengemeenten en afdelingen van de GRSK. Desondanks blijven er altijd risico’s bestaan, het is namelijk onmogelijk om alle beveiligingsincidenten te voorkomen. De risico’s zijn onder te verdelen in drie categorieën:

 Het niet beschikbaar hebben van de benodigde informatie (aspect beschikbaarheid). Het uitvallen van een kernapplicatie voor bijvoorbeeld het verstrekken van paspoorten of het uitbetalen van

uitkeringen of subsidies, verstoort direct de bedrijfsprocessen, maar kan ook inwoners of organisaties direct in problemen brengen.

 Ongeautoriseerde toegang tot vertrouwelijke of geheime informatie (aspect vertrouwelijkheid).

Wanneer onbevoegden toegang hebben tot gevoelige informatie kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Zo kan de privacy van personen worden aangetast, maar er kan bijvoorbeeld ook

gevoelige informatie rondom grondposities uitlekken. Het kan in bepaalde gevallen zelfs leiden tot fysieke risico’s, wanneer bijvoorbeeld via internet pompen, sluizen of gemalen buiten werking gesteld worden.

 Onjuiste of onvolledige informatie (aspect integriteit). Wanneer in administraties of

basisregistraties onjuiste gegevens staan, kan dat leiden tot problemen en fouten, zoals foutieve uitbetalingen.

Wij blijven ons onverkort inspannen om de risico’s op beveiligingsincidenten te verlagen en de schade te beperken middels het uitvoeren van technische en personele maatregelen. Zo gaan we verder met de implementatie van de meldplicht datalekken en werken we aan de interne bewustwording bij alle medewerkers binnen de gemeentelijke organisatie. Ook een externe toets (TPM (Third Party Maintenance)-verklaring) bij het SSC (Shared Service Center)-De Kempen naar de werking van allerlei (beveiligings)procedures moet bijdragen aan een veiligere ICT-omgeving.

Mogelijke, niet verzekerde, financiële schade is uitermate moeilijk in te schatten en kan zeer divers zijn, afhankelijk van het optredende risico en het tijdsverloop. Daarom richten wij ons vooral op preventieve acties en hangen wij aan dit risico op dit moment geen weerstandvermogen.

Resumé risicobedragen

Samenvatting beschreven risico (Bedragen in €)

Onzeker bedrag Kans op voordoen

Benodigde weerstand

Grondexploitaties 406.000

Intergemeentelijke samenwerking 1.729.000 25% 432.000

Participatiewet 200.000 50% 100.000

Totaal 938.000

Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige algemene reserve (zie overzicht onder § 2.3.2) ruim voldoende is om de geconstateerde risico’s af te dekken.

Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige algemene reserve (zie overzicht onder § 2.3.2) ruim voldoende is om de geconstateerde risico’s af te dekken.