• No results found

De invloed van nationale cultuur op de mate van disclosure bij risicoverslaggeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van nationale cultuur op de mate van disclosure bij risicoverslaggeving"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Amsterdam, 2 augustus 2010

De invloed van nationale cultuur op de

mate van disclosure bij

risicoverslaggeving

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Economische Wetenschappen Afstudeerrichting: Master Accountancy Collegejaar: 2009/ 2010

Naam: Beatrijs van der Wal Studentnummer: 1468502

Begeleiders RuG: drs. J. Westra- de Jong dr. E.P. Jansen

(2)

2

„Culture and its unique contribution

to accounting standards and practices‟

(Radebaugh en Gray, 2002)

‘Accounting cannot be isolated

and analysed as an independent

component of culture’ (Violet, 1983)

‘Accounting is a product of its environment that is,

it is shaped by, reflects and reinforces particular

characteristics unique to its national environment’

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt het eindresultaat van mijn scriptie waarmee ik mijn Master Accountancy completeer. Met een dubbel gevoel rond ik deze scriptie af. Enerzijds voelt het heerlijk dat ik straks afgestudeerd ben, maar anderzijds zal mijn studentenleven nu eindigen. Ik heb als Groningse student een fantastische tijd gehad.

Na enkele jaren van studeren en tentamens halen in Groningen, heb ik via de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) de mogelijkheid gekregen om een half jaar in Dublin te studeren. In Ierland ben ik vakken gaan volgen die volledig los stonden van mijn studieprogramma Accountancy. Een van de vakken ging onder andere over het gedrag van mensen en de invloed van cultuur. Tijdens mijn Erasmusperiode ben ik ook met verschillende culturen in aanrakingen gekomen. Zodoende is mijn interesse voor cultuur geprikkeld. Terug gekomen in Nederland ben ik direct gestart met mijn stage bij PricewaterhouseCoopers (PwC) om het laatste traject van mijn studie te voltooien, namelijk de scriptie. Mijn scriptieonderwerp is een combinatie geworden van mijn vakgebied, accountancy, en mijn interesse voor cultuur.

Ik wil iedereen hartelijk bedanken voor geboden hulp, adviezen en of motivatie, in het bijzonder mijn begeleiders bij de RuG en bij PwC, en mijn medescriptanten bij PwC. Alle feedback en input hebben mij geweldig veel geholpen en deze scriptie gemaakt tot wat het is.

Mij rest nu niets anders dan u veel leesplezier te wensen,

(4)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord... 3

Inhoudsopgave ... 4

H1 Inleiding ... 5

H2 Factoren die accounting systemen beïnvloeden ... 8

Rechtssysteem ... 9

Wet - en regelgeving ... 10

Cultuur ... 13

Ondernemingsfactoren ... 16

H3 De relatie tussen cultuur en disclosure ... 18

H5 Onderzoeksontwerp ... 27

H6 Resultaten ... 35

H7 Conclusie, beperkingen en aanbevelingen... 41

Beperkingen ... 44 Aanbevelingen ... 45 Literatuurlijst ... 47 Bijlage 2 ... 54 Bijlage 3 ... 55 Bijlage 4 ... 56

(5)

5

H1 Inleiding

Afgelopen jaar is er veel onderzoek gedaan naar de oorzaken van de huidige kredietcrisis. Na eerdere crisissen was de wet - en regelgeving op het gebied van accountancy sterk aan verandering onderhevig om een eventuele herhaling te voorkomen. Volgens Van Tillaart (2001) worden perioden van blind vertrouwen op de cijfers, geregeld afgewisseld met perioden van wantrouwen en het nastreven van alternatieve methoden om vat te krijgen op risico‟s. Als reactie op het ontbrekende vertrouwen bij investeerders werden wet - en regelgevingen aangescherpt op het gebied van de accountantscontrole en de verslaggeving. Groenland, Daals en von Eije (2006) stellen dat transparantie met name belangrijk is voor aandeelhouders. Na de grote boekhoudschandalen1 ervoeren de investeerders het belang van publicaties over risico‟s, onzekerheden en bestuurders. Dit resulteerde in veel landen tot wet - en regelgeving op het gebied van corporate governance waar de risicoparagraaf een onderdeel van is (Solomon, Solomon, Norton en Joseph, 2000; Groenland, Daals en von Eije, 2006). Een goed voorbeeld hiervan is de Sarbanes- Oxley2 wetgeving (SOx) in Amerika. De SOx is in zes weken tijd ontwikkeld na enkele grote boekhoudschandalen, om het vertrouwen in de verslaggeving te herstellen door een grotere mate van transparantie (Van Leeuwen en Wallage, 2007). Partel, Balic en Bwakira (2002) voeren aan dat transparantie en disclosure3 een integraal onderdeel zijn van corporate governance.

Naast het afnemen van het vertrouwen in verslaggeving is de trend dat financiële informatie steeds complexer wordt. De financiële informatie is complexer, omdat bedrijven steeds complexer worden. Ondernemingen zijn steeds vaker actief in verscheidene landen. Door actief te zijn in meerdere landen bestaat er binnen een bedrijf een grotere variëteit aan kansen, risico‟s en druk (Radebaugh en Gray, 2002). Door de toenemende complexiteit van ondernemingen ervaren investeerders steeds meer problemen om financiële informatie te interpreteren, zonder duidelijke toelichting van de organisaties zelf (Marston en Shrives, 1991). Daarnaast vindt er globalisatie plaats op de kapitaalmarkt. Ondernemingen trekken niet alleen financiers uit eigen land aan, maar ook daarbuiten. Investeerders zijn in toenemende mate aanwezig op buitenlandse kapitaalmarkten. Het gevaar bestaat, dat de investeerder de buitenlandse organisatie beoordeelt zonder de effecten van de verschillen in het accounting systemen mee te nemen in de beslissing (Radebaugh en Gray).

1

Enron, Tyco International, Adelphia, Peregrine Systems, Ahold, Parmalat, WorldCom, Kanebo, Livedoor en Murakami Fund.

2

Corporate Governance wetgeving

3

(6)

6

Door het afgenomen vertrouwen, de toegenomen complexiteit en de globalisatie heeft de investeerder een toenemende behoefte aan extra publicaties, zoals niet- financiële informatie, naast de gebruikelijke jaarrekeningcijfers om de informatie juist te interpreteren. De druk, die bedrijven van de investeerders voor meer disclosure ervaren, is bij multinationals in de afgelopen jaren toegenomen (Radebaugh en Gray, 2002). Bedrijven kunnen zich te weinig disclosure in jaarverslagen niet permitteren, omdat ze afhankelijk van de investeerders zijn voor kapitaal. Indien een onderneming de kosten van kapitaal wil verlagen, zal de verslaggeving over risicomanagement een significante factor moeten spelen (The Corporate Governance Handbook, 1996). Deumes en Knechel (2008) stellen dat de kapitaalkosten dalen naarmate de disclosure toeneemt. Dit wordt veroorzaakt doordat de gepubliceerde informatie, de informatie asymmetrie reduceert en de investeerders minder risico lopen met het voorspellen van de toekomstige rendementen.

Eén van de niet-financiële onderdelen in het jaarverslag, is de risicoparagraaf. De aanwezigheid van de risicoparagraaf in het jaarverslag is de laatste jaren beduidend toegenomen. Dit is volgens de Groot (2010) te verklaren door de toenemende belangstelling van externe belanghebbenden voor: de „risk appetite‟4

van een onderneming, de manier waarop de onderneming omgaat met de risico‟s en de wijze waarop zij deze risico‟s beheerst. Betekenisvolle informatie, over significante en specifieke risico‟s, die de realisatie van de ondernemingsdoelstellingen bedreigen, worden in de risicoparagraaf van het jaarverslag gepubliceerd. De risicoparagraaf kan gezien worden, als een van de alternatieve methoden om vat te krijgen op de risico‟s, omdat transparantie over risicomanagement helpt bij het maken van investeringsbeslissingen van aandelenportfolio‟s (Solomon, Solomon, Norton en Joseph, 2000).

Op dit moment is er wereldwijd een grote variëteit aan standaarden voor de verslaggeving. Dit geldt tevens voor de risicomanagement verslaggeving.Daarnaast stellen Langlois en Schlegelmilch (1990) dat cultuur5 de aspecten, die belangrijk genoeg worden geacht om in de rapportage vernoemd te worden, beïnvloedt. Volgens Marrero en Brinker (2007) worden de lokale accounting systemen direct beïnvloed door de culturele omgeving, waarin ze ontwikkeld zijn. Radebaugh en Gray (2002) komen tot dezelfde conclusie. Uit het artikel van Kolk, Walhain en Wateringen (2001) blijkt, dat het land waar een bedrijf gevestigd is een belangrijke factor in de niet-financiële informatie speelt. Dat

4

„Risk appetite‟ staat voor de hoeveelheid risico (uitgedrukt in kans en impact) die een onderneming accepteert bij het uitvoeren van zijn activiteiten.

5Hofstede (2005, p. 19) definieert cultuur als “de collectieve mentale programmering die de leden van een

(7)

7

cultuur invloed heeft op verscheidene aspecten in accounting, is door meerdere wetenschappers aangetoond.6 Voor accounting is in de afgelopen jaren de positie van cultuur en de historie steeds meer erkend (Radebaugh en Gray, 2002). Vele wetenschappers maken bij hun onderzoek naar cultuur gebruik van het onderzoek van Hofstede. Hofstede (2001) deelt cultuur op in vijf verschillende dimensies, die in elk land voorkomen. Aan elke dimensie worden scores toebedeeld. Gray (1988) voert met behulp van het onderzoek van Hofstede aan, dat er een relatie tussen de cultuur en „accounting values‟ bestaat. Volgens Gray zijn er vier verschillende „accounting values‟, die door cultuur beïnvloed worden. Eén van de „accounting values‟ is secrecy versus transparency. Dit aspect heeft betrekking op de mate van disclosure van informatie. Samen met het „accounting value‟ conservatisme veroorzaakt secrecy de grootste afwijkingen in de verslaggeving van verschillende landen. Daarnaast stellen Doupnik en Riccio (2006) dat de meerderheid van de onderzoeken, die Gray‟s framework bestudeert, de relatie tussen de cultuurdimensies en secrecy versus transparency test (Gray en Vint, 1995; Hope 2003; Jaggie en Low, 2000; Wingate, 1997; Zarzeski, 1996; Salter en Niswander, 1995).

Mijn onderzoek zal zich richten op de invloed van cultuur op de mate van disclosure in de risicoverslaggeving. Uit het hiervoor uiteengezette kan de volgende probleemstelling worden geformuleerd;

Om uiteindelijk antwoord te kunnen geven op de centrale probleemstelling, is deze scriptie in twee delen opgedeeld. Het eerste deel van de scriptie bestaat uit een theoretisch kader. Dit theoretische kader creëert een basis en ondersteuning voor het praktijkonderzoek. Aan de hand van het theoretische kader zullen de hypotheses worden opgesteld. Het tweede gedeelte van de scriptie bestaat uit het praktijkonderzoek. Middels de hypotheses zal de probleemstelling onderzocht worden. In hoofdstuk 5 zal de methodologie van het praktijkonderzoek uiteen worden gezet. De resultaten van het onderzoek zullen worden verwerkt in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 zal de conclusies, beperkingen en aanbevelingen van het praktijkonderzoek bespreken.

6

Gray (1988), Wei Egri, Lin (2009), Hughes Sander, Higgs, Cullinan (2009), Salter en Niswander (1995), Nobes (1984), Hooghiemsta (2003), Ding, Jeanjean en Stolowy (2005), Gray en Vint (1995), Hope (2003), Jaggie en Low (2000), Wingate (1997), Zarzeski, (1996), Radebaugh en Gray (2002).

Hoe beïnvloedt een nationale cultuur de mate van disclosure van de risicoverslaggeving in het jaarverslag van een beursgenoteerde entiteit?

(8)

8

H2 Factoren die accounting systemen beïnvloeden

“Accounting is a product of its environment that is, it is shaped by, reflects and reinforces particular characteristics unique to its national environment” Radebaugh en Gray (2002, p. 9).

Het citaat van Radebaugh en Gray (2002) waarmee dit hoofdstuk opent, geeft aan dat een accounting systeem afhankelijk is van zijn nationale omgeving. Of te wel: het accounting systeem van een land wordt beïnvloed en is afhankelijk van zijn omgevingsfactoren. Geen enkel accounting systeem is gelijk. Er zijn evenveel accounting systemen op de wereld als er landen zijn. Om de verschillen op het gebied van disclosure in de risicoverslaggeving te begrijpen en te verklaren, is het van belang om bekend te zijn met de omgevingsfactoren en de ondernemingsfactoren, die de verslaggeving beïnvloeden.

De verschillen in accounting systemen zijn voornamelijk veroorzaakt door omgevingsfactoren. In figuur 1 worden de aspecten weergegeven, die volgens Radebaugh en Gray (2002) invloed hebben op de ontwikkeling van een accounting systeem. Deze factoren verschillen per land qua inhoud van elkaar. Daarnaast hebben veranderingen in de omgevingsfactoren niet tegelijkertijd per land plaatsgevonden. Gezamenlijk heeft dit tot verschillen tussen de accounting systemen geleid. In figuur 1 zijn drie omgevingsfactoren gekleurd, deze factoren worden door Jaggi en Low (2000), Hope (2003) en Doupnik en Riccio (2006) in hun onderzoek naar cultuur en disclosure gebruikt. Dit onderzoek zal tevens gebruik maken van deze drie omgevingsfactoren.

Figuur 1. Environmental Influences on Accounting Development. (Schematische weergave van de

omgevingsfactoren, die een accounting system beïnvloeden) Bron: International Accounting & Multinational Enterprises (p. 21), L.H. Radebaugh en S.J. Gray, 2002, John Wiley & Sons. Copyright 2002 by John Wiley & Sons.

(9)

9

Rechtssysteem

Recente ontwikkelingen hebben er voor gezorgd, dat er meer belangstelling is voor het Legal system (hierna rechtssysteem genoemd) en de relatie met corporate governance; waaronder de disclosure (Hope, 2003). Uit figuur 1 blijkt dat het rechtssysteem een omgevingsfactor is, dat een accounting systeem beïnvloedt. Het onderzoek van Gray (1988) wijst uit, dat een rechtssysteem invloed heeft op de ontwikkeling van een accounting systeem. Dit wordt schematisch weergegeven in figuur 2.

Figuur 2. Culture, Societal Values, and the accounting subculture. (Schematisch worden de factoren weergegeven

die invloed hebben op cultuur, accounting values en het accounting system) Bron: Towards a Theory of Cultural Influence on the Development of Accounting Systems Internationally (p. 7), S.J. Gray, 1988, Abacus.

Net als bij het accounting systeem is geen enkel rechtssysteem in de wereld gelijk. Toch vertonen de rechtssystemen gelijkenissen met elkaar. Volgens Hope is de herkomst van een rechtssysteem de belangrijkste factor. De classificatie van de rechtssystemen door La Porta, Lopez-de-Silanes, Shleiffer en Vishny (1997), op basis van origine, bestaat uit twee groepen; common law en code law. In een rechtssysteem waarin code law wordt toegepast, is de rechterlijke macht gebonden aan de beginselen van de gecodificeerde wetgeving. Bij common law, ook wel gewoonterecht, daarentegen worden oordelen geveld door rechters aan de hand van jurisprudentie. Volgens Beck en Levine (2003) hebben rechters bij common law een grotere interpretatiemacht. Daarnaast hebben rechters de bevoegdheid om wetten te ontwerpen, die bij specifieke situatie passen. Japan behoort tot de code

(10)

10

law groep en het rechtssysteem van de U.S. tot de common law groep (La Porta, Lopez-de-Silanes, Shleiffer en Vishny).

Een rechtssysteem beïnvloedt volgens Jaggi en Low (2000) de mate van disclosure op twee manieren. Het rechtssysteem heeft directe invloed op de disclosure door de wet - en regelgeving op het gebied van accounting. Deze vereisten stellen immers welke informatie (en dus indirect hoeveel informatie) gepubliceerd dient te worden. Indirecte invloed van het rechtssysteem op de disclosure komt voort uit de wetgeving die de crediteuren en de investeerders beschermen. De mate van bescherming, die het rechtssysteem biedt, beïnvloedt de ondernemingskapitaal- en aandeelhoudersstructuur van een land. Indien investeerders een grotere mate van bescherming genieten, is er een grotere spreiding in de verdeling van de aandelen. Wanneer de crediteuren wettelijk goed worden beschermd, heeft een onderneming betere leenmogelijkheden. De betere leenfaciliteiten resulteren voor ondernemingen in een hogere debt-to-equity ratio. Een grote spreiding in het aandelenkapitaal en een hoge debt-to-equity ratio zorgen voor een grotere vraag naar informatie. De druk voor meer disclosure is in een dergelijk geval groter. Het onderzoek van Jaggi en Low bevestigt de aanname van Gray (1988), dat een rechtssysteem een accounting systeem beïnvloedt. In hun artikel stellen Jaggi en Low op basis van literatuur, dat een rechtssysteem niet alleen significant invloed heeft op een accounting systeem, maar evenzo op de aandeelhoudersstructuur, de structuur van het ondernemingskapitaal en de kapitaalmarkt. Ook deze aspecten hebben volgens Gray, zie figuur 2 op bladzijde 9, invloed op de ontwikkeling van een accounting systeem. Echter in dit onderzoek wordt de aanname gemaakt, dat deze factoren verwaarloosbaar zijn aangezien het rechtssysteem als variabele wordt meegenomen en deze de structuur van het ondernemingskapitaal en de aandeelhoudersstructuur beïnvloedt.

Wet - en regelgeving

Uit het voorgaande stuk blijkt dat de wet - en regelgeving, op het gebied van accounting, directe invloed heeft op de mate van disclosure (Jaggi en Low, 2000). Dit kan verklaard worden aan de hand van figuur 1 op pagina 8. Gray (1988) toont met figuur 1 aan dat de variabele, wet - en regelgeving, een accounting systeem beïnvloedt. Een onderneming stelt het jaarverslag op aan de hand van de nationale wet - en regelgeving waaraan het moet voldoen. Jaggi en Low (2000) beargumenteren dat de financiële disclosure van beursgenoteerde bedrijven wordt beïnvloed door de verslaggevingvereisten van de effectenbeurs. Indien de wet - en regelgeving meer informatie vereist,

(11)

11

is de mate van disclosure in dat land ook hoger. De wet - en regelgeving betreffende risicoverslaggeving is echter beperkt gebleven (Meijer, 2003).

Elk land heeft in de huidige situatie zijn eigen wet - en regelgeving op het gebied van accounting, alias de nationale Generally Accepted Accounting Principles (GAAP). De afgelopen jaren is er sprake van pogingen tot harmonisatie van deze wet - en regelgevingen. Eerst door de International Accounting Standards (IAS) en later door de International Financial Reporting Standards (IFRS).7 Richtlijn 7 van de IFRS heeft betrekking op de informatieverschaffing over financiële instrumenten van een onderneming. De ondernemingen worden door IFRS 7 verplicht uiteen te zetten hoe de financiële instrumenten worden gebruikt en met wat voor intensiviteit. Bovendien moet de verslaggeving een gevoeligheidsanalyse van de financiële instrumenten bevatten8. Volgens Ding, Jeanjean en Stolowy (2005) kunnen de verschillen tussen de nationale (GAAP) en de IAS9 verklaard worden door cultuur. Daarnaast komt verzet tegen de IAS onder andere voort uit de origine van het rechtssysteem en de cultuur. Harmonisatie van wet - en regelgeving op het gebied van accounting is nog een lopend proces en geen feit. Hieronder zal de wet - en regelgeving van de U.S. en Japan kort uiteen worden gezet.

U.S.

De Securities and Exchange Act stelt dat elke onderneming, die aan een Amerikaanse beurs genoteerd staat, verplicht is de Management‟s Discussion and Analysis of Financial Conditions and Results of Operations (MD&A) in het jaarverslag op te nemen. In deze paragraaf dient het management een beschouwing te geven over de financiële situatie van de onderneming, een overzicht van de activiteiten van het afgelopen jaar en de visie voor toekomstige ontwikkelingen en / of plannen. In 2002 is de wetgeving betreffende corporate governance veranderd door het invoeren van de SOx. Deze wetgeving legt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de verwachte transparantie hierover vast. De belangrijkste nieuwe vereisten voor de ondernemingen, die aan de beurs genoteerd staan, zijn: een onafhankelijke audit commissie, een gedragscode, een klokkenluiderprocedure en een grotere betrokkenheid van bestuurders en leden van een audit commissie bij control activiteiten (IFAC, 2006). Bij de SOx is er geen sprake van een specifieke vereiste voor de risicoverslaggeving. Echter, de sections 302 en 404 behandelen de bepalingen voor maatregelen betreffende risicomanagement. In section 302 (Corporate responsibility for financial

7

De IAS is niet vervallen, maar is verwerkt in de IFRS.

8

Bron: http://www.pwc.com/nl/nl/treasury-services/ifrs-7.jhtml

9

(12)

12

reports) worden de Chief Executive Officer (CEO) en de Chief Financial Officer (CFO) verplicht een verklaring te ondertekenen. Deze verklaring stelt dat de CEO en de CFO verantwoordelijk zijn voor de „Disclosure Controls‟ en dat de cijfers een getrouw beeld van de waarheid weergeven en naar hun weten geen materiële fouten bevat. Section 404(Management assessment of internal controls) van de SOx schrijft voor dat organisaties adequate interne controles en procedures voor financiële verslaggeving moeten opzetten en onderhouden. De verklaring onder de SOx is echter beperkt tot effectieve interne controle en procedures voor de financiële verslaggeving. Het model van Committee of Sponsoring Organizations (COSO) wordt vaak door organisaties gebruikt om de interne beheersing te evalueren. De externe accountant controleert de verklaring op betrouwbaarheid (Van Leeuwen en Wallage, 2007).

Japan

In juni 2006 is in Japan de 金融商品取引法, in het Engels beter bekend als de Financial Instruments and Exchange Law (FIEL), ingevoerd. De FIEL bevat vereisten voor de interne beheersing over financiële verslaggeving voor entiteiten, die aan de beurs genoteerd staan. De informele naam van deze wetgeving is J-SOx, aangezien de Japanse vereisten veel overeenkomsten vertonen met sections 302 en 404 van de SOx. Bovendien is de J-SOx net als de SOx ontworpen naar aanleiding van enkele grote fraudeschandalen zoals Kanebo, Livedoor en Murakami Fund. Bedrijven, die aan de Japanse beurs genoteerd zijn, moeten vanaf het fiscale jaar, beginnend op 1 april 2008 of daarna, aan deze wetgeving voldoen. Bij de meeste Japanse ondernemingen eindigt het fiscale jaar op 31 maart. De eerste jaarverslagen die volgens de Financial Instruments and Exchange Law zijn opgesteld zijn op 31 maart 2009 gepubliceerd. Beursgenoteerde ondernemingen in Japan moeten tegelijk met het jaarverslag een rapport publiceren, waarin het bestuur de effectiviteit van de internal controls over financiële rapportage beoordelen. Ook de MD&A komt voor in Japan. Suzuki (2007) beschrijft de inhoud van FIEL als volgt; “The internal control report contains: (i) the basic framework of assessment of the internal control over financial reporting; (ii) the scope, the cut-off date and the procedure of the assessment and related matters; (iii) the result of the assessment and related matters; (iv) supplementary information; and (v) special notes.” Een gedetailleerde beschrijving van de FIEL is opgesteld door Suzuki en wordt in Bijlage 1 uiteengezet. Een externe accountant zal het rapport uiteindelijk controleren.

(13)

13

Cultuur

Een andere omgevingsfactor, die uit figuur 1 op pagina 8 blijkt, is cultuur. Hofstede (2005, p. 19) definieert cultuur als “de collectieve mentale programmering die de leden van een groep of categorie mensen onderscheidt van die van anderen.” Volgens Radebaugh en Gray (2002) werkt cultuur op twee manieren door in de ontwikkeling van een accounting systeem. Een nationale cultuur beïnvloedt de normen en waarden van het accounting systeem. Daarnaast heeft cultuur ook invloed op het gedrag van de groep ten opzichte van het accounting systeem. Bovendien werkt cultuur ook door in een rechtssysteem, zoals uit figuur 2, op bladzijde 9, blijkt (Gray, 1988; Jaggi en Low, 2000).

Voordat Hofstede „Culture Consequences‟ in 1980 publiceerde, bestond er in de academische wereld een probleem met het gebruiken van cultuur als variabele in een onderzoek. Cultuur was eerder al door verscheidene wetenschappers onderverdeeld in verschillende aspecten. Echter geen van deze academici wist cultuur te kwantificeren. Hierdoor was cultuur in wetenschappelijke onderzoeken een variabele, die als verklaring werd gebruikt, indien andere variabelen daarin tekort schoten. Empirisch bewijs voor cultuur als variabele was tot het onderzoek van Hofstede nochtans niet mogelijk. Meer dan twintig jaar na het publiceren van Culture Consequences, wordt het onderzoek van Hofstede in vele wetenschappelijke gebieden gebruikt voor verder onderzoek naar de invloed van cultuur. Het vakgebied accounting is daar geen uitzondering op (Baskerville, 2003).

Hofstede richt zich met zijn onderzoek op de nationale cultuur, de cultuur binnen de landen, omdat hij deze groep mensen als meest compleet ervaart. Van 1967 tot en met 1973 heeft Hofstede vragenlijsten naar medewerkers van IBM gestuurd. De mensen uit de onderzoekspopulatie, 88.000 IBM - medewerkers, vormen volgens Hofstede een gelijkwaardige steekproef, omdat ze alleen op het gebied van nationaliteit verschillen. Hofstede beschikte voor zijn onderzoek uit 117.000 ingevulde enquêtes uit 66 verschillende landen.

Met de resultaten van het onderzoek van 1982 werd cultuur in vier verschillende dimensies opgedeeld: individualisme vs. collectivisme, machtsafstand, onzekerheidsvermijding, masculiniteit vs. femininiteit. Later werd een vijfde aspect, korte - vs. lange termijn oriëntatie, aan het model toegevoegd. Een cultuurdimensie is een aspect, dat een vergelijking tussen verschillende culturen mogelijk maakt. In elke cultuur komen deze dimensies terug, zij het in verschillende mate. Naast de rechtssystemen, accounting systemen en de wet - en regelgeving is geen enkele cultuur gelijk. De

(14)

14

cultuurdimensies zijn een verzameling van meerdere verschijnselen in een sociale samenleving, die in combinatie samen voorkomen. De dimensies worden door Hofstede als volgt omschreven.

Grote tegenover kleine machtsafstand

Voor dit aspect stelde Hofstede (2005, p.58) de volgende definitie op: “Machtafstand is de mate waarin de minder machtige leden van instituties10 of organisaties in een land verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.”

De behaalde score op de machtafstand zegt wat over de manier waarop een samenleving reageert op ongelijkheid. Dit aspect beïnvloedt zowel de persoon met macht als de machteloze persoon in zijn of haar gedrag. Een hoge dimensiescore houdt in dat hiërarchische verschillen binnen de gemeenschap geaccepteerd zijn en er geen actie wordt ondernomen om de verschillen te verkleinen. Een lage score op machtafstand betekent, dat de samenleving een voorkeur heeft voor een zo klein mogelijke afhankelijkheid tussen een leider en een ondergeschikte. Dit betekent dat de emotionele afstand kleiner is tussen de leidinggevende en de ondergeschikte.

Individualisme tegenover collectivisme

Collectivisme is een cultuurdimensie waarin het belang van de groep zwaarder weegt dan die van het individu. Het lidmaatschap van een groep wordt niet door de persoon zelf gekozen, maar is een natuurlijk gegeven (Hofstede, 2001). De groep speelt een significante rol bij de ontwikkeling van een individu. De tegenhanger van collectivisme is individualisme. Bij individualisme gaat het belang van individu boven het belang van de groep.

Hofstede (1991, p. 71) hanteert in zijn onderzoek de volgende definitie: “Een samenleving is individualistisch, als de onderlinge banden tussen individuen los zijn; iedereen wordt geacht uitsluitend te zorgen voor zichzelf en voor zijn of haar naaste familie. Een samenleving is collectivistisch als individuen vanaf hun geboorte opgenomen zijn in sterke, hechte groepen, die hun levenlang bescherming bieden, in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit.”

Masculiniteit tegenover femininiteit

Een samenleving is volgens Hofstede (1991, p. 108) masculien indien sociale sekserollen gescheiden zijn: mannen worden geacht assertief, hard en gericht op materieel succes te zijn; vrouwen horen

10

(15)

15

bescheiden en teder te zijn en vooral gericht te zijn op de kwaliteit van het bestaan. Een samenleving is feminien als sociale sekserollen elkaar overlappen: zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan.

De factoren inkomen, erkenning, promotie en uitdaging worden belangrijk geacht in masculiene landen. In een feminiene samenleving worden deze aspecten lager gewaardeerd. Deze samenleving hecht meer waarde aan een goede werkrelatie met een leidinggevende, goede samenwerking met collega‟s, prettige woonomgeving en baangarantie.

Sterke tegenover zwakke onzekerheidsvermijding

Hofstede (1991, p. 144) hanteert de volgende definitie voor onzekerheidsvermijding: “De mate waarin de leden van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties: dit gevoel wordt o.a. uitgedrukt in nerveuze spanning en in een behoefte aan voorspelbaarheid: aan formele of informele regels.”

Indien een land een lage score behaalt, betekent dit dat de samenleving onzekerheden niet vermijdt. Daarentegen betekent een hoge dimensiescore, dat personen in een land onzekerheden het liefst uit de weg gaan, want wat anders is, is gevaarlijk.

Korte - tegenover lange termijn oriëntatie

Kort na de publicatie van de eerste versie Culture Consequences ontmoet Hofstede Micheal Bond. Bond stelde aan de hand van Chinese wetenschappers en literatuur een nieuwe vragenlijst op. Hofstede vergelijkt de uitkomsten van Bonds onderzoek met zijn eigen IBM- resultaten. Drie van de vier cultuurdimensies kwamen in beide onderzoeken voor. De ontbrekende dimensie van Hofstede, onzekerheidsvermijding, was in dit onderzoek vervangen door toekomstig- tegenover heden en verleden gerichte waarden. De vijfde dimensie wordt door Hofstede (2001, p. 211) als volgt gedefinieerd: “ Langetermijngerichtheid staat voor het streven naar beloning in de toekomst, vooral via volharding en spaarzaamheid. De tegenovergestelde pool, kortetermijngerichtheid, staat voor het nastreven van deugden gericht op het verleden en op het heden, vooral respect voor traditie, gezichtsverlies voorkomen en het voldoen aan sociale verplichtingen”. Indien er sprake is van kortetermijngerichtheid zal er binnen een land meer focus liggen op het heden en het verleden. Voor langetermijngerichtheid geldt het tegenovergestelde, de focus ligt hierbij namelijk op de toekomst.

(16)

16

Ondernemingsfactoren

Naast de hiervoor genoemde omgevingsfactoren, die van invloed zijn op de accounting systeem en daardoor tevens invloed hebben op de mate van disclosure, zijn er ook ondernemingsfactoren, die invloed hebben op de mate van disclosure. Dobler (2008) stelt dat verschillende variabelen invloed hebben op de mate van disclosure, zelfs in de aanwezigheid van wet - en regelgeving. Voor risicoverslaggeving is dit voornamelijk waarschijnlijk, aangezien deze vorm van verslaggeving subjectief is en deels niet- verifieerbaar.

Indien een bedrijf aan de beurs genoteerd is moet de onderneming volgens de wet – en regelgeving elk boekjaar een jaarverslag publiceren. Voor organisaties die niet aan de beurs genoteerd staan, is dit niet altijd het geval. Dit onderscheid kan leiden tot verschillen in de mate van disclosure tussen beursgenoteerd en niet- beursgenoteerd. Bovendien stelt De Groot (2006) dat risicoverslaggeving voor beursgenoteerde organisaties onontbeerlijk is, omdat deze zorg moet dragen voor het creëren van aandeelhouderswaarde op de lange termijn.

Een ander aspect, dat de mate van disclosure kan beïnvloeden, is de industrie waarin een onderneming operatief is. De relatie tussen deze variabele en de mate van disclosure is niet eenduidig. Bij het onderzoek van Beretta en Bozzolan (2004) is het verband tussen de industrie en de disclosure niet significant. Hope (2003) stelt dat vele voorgaande onderzoeken hebben uitgewezen dat industrie een significante rol speelt in het verklaren van disclosure. Het onderzoek van Cooke (1989) concludeert dat een industrie invloed heeft op de mate van disclosure voor ondernemingen die afkomstig zijn uit Japan. Het verband tussen de mate van disclosure en de industrie, waarin een organisatie actief is, kan worden verklaard aan de hand van benchmarking. Benchmarking betekent dat prestaties, methoden, processen, procedures, producten of diensten van ondernemingen kunnen worden vergeleken met een soortgelijken. Meek, Roberts en Gray (1995) stellen dat multinationals, tijdens het opstellen van hun eigen publicaties, de publicaties van hun concurrenten monitoren, zodat de informatie die gepubliceerd wordt, overeenkomt met andere publicaties afkomstig uit hun sector.

Naast het eerder genoemde argument, waarom beursnotatie invloed heeft op de mate van disclosure, heeft het ook op een indirecte manier invloed op de mate van disclosure. Beursgenoteerde bedrijven zijn over het algemeen namelijk groter, dan niet- beursgenoteerde bedrijven. De grootte van een onderneming staat positief in verband met de mate van disclosure (Hope, 2003; Cooke 1989; Linsley en Shrives, 2006; Radebaugh en Gray, 2002; Beretta en Bozzolan, 2004; Botosan, 2004; Meek,

(17)

17

Roberts en Gray, 1995). Grotere bedrijven bezitten meer resources voor verslaggeving. Cooke (1989) pretendeert dat de mate van transparantie afhankelijk is van de hoeveelheid talent van de werknemers en dat grotere ondernemingen meer hoger opgeleiden in dienst hebben. Een andere oorzaak voor de hogere mate van disclosure kan worden gezocht in de agency theory11. Deze theorie impliceert, dat de agency kosten toenemen naar mate de hoeveelheid van buitenaf aangetrokken kapitaal toeneemt (Hope, 2003; Leftwich, Watts en Zimmerman, 1981). Bij een grotere mate van agency problemen is de vraag naar informatie groter en dus de druk voor disclosure hoger. Daarnaast kost het publiceren van informatie geld. Meek, Roberts en Gray (1995) concluderen dat organisaties informatie publiceren als de opbrengsten opwegen tegen de directe en de indirecte publicatiekosten. De kosten zijn verhoudingsgewijs hoger voor kleinere bedrijven (Deumes en Knechel, 2008), waardoor de mate van disclosure ten opzichte van grotere bedrijven lager is.

Een ander factor, die de mate van disclosure beïnvloedt is schuld. De uitkomst van verschillende onderzoeken naar de relatie tussen schuld en disclosure is niet eenduidig. Er zijn verschillende tegenstellende bevindingen gedaan (Ahmed en Courtis, 1999). Volgens meerdere onderzoekers (Meek, Roberts en Gray, 1995; Ahmed en Courtis, 1999) kan verwacht worden dat de disclosure toeneemt, naar mate de schuld van een onderneming hoger is. Andere onderzoeken vonden geen verband tussen de schuld van een organisatie en de mate van disclosure.

11

Theorie die zicht richt op het oplossen van agency- problemen, d.w.z. situaties waarin een partij de principal (bijvoorbeeld een leidinggevende of een aandeelhouder) is en opdrachten geeft aan de andere partij, genaamd de agent (bijvoorbeeld een werknemer resp. een directielid). Problemen ontstaan als principal en agent conflicterende belangen hebben of als de kosten voor het meten van de activiteiten van de agent hoog zijn. Bron; http://www.fons-vernooij.nl/bb-site/hoofda.html.

(18)

18

H3 De relatie tussen cultuur en disclosure

Eén van de onderzoekers, die het onderzoek van Hofstede heeft gebruikt om het verband tussen cultuur en accounting aan te tonen, is Gray (1988). Salter en Niswander (1995, p.394) zeggen over Gray‟s framework: “Gray appears to have provided a workable theory to explain cross-national differences in accounting structure and practice, which is particularly strong in explaining differential financial reporting practices.” Gray, en later Salter en Niswander (1995), toonden met hun onderzoek de relatie tussen cultuur, „accounting value‟ en het accounting systeem aan. Deze verbanden worden schematisch weergegeven in de figuren2, op bladzijde 9 en 3 van Gray.

Figuur 3. Culture and Accounting Systems in Practice. (De verbanden tussen de cultuurdimensies, accounting

values en accounting systems worden in dit schema vereenvoudigd weergegeven) Bron: International Accounting & Multinational Enterprises (p. 50), L.H. Radebaugh en S.J. Gray, 2002, John Wiley & Sons. Copyright 2002 by John Wiley & Sons.

„Societal values‟ staat in deze schema‟s voor de cultuurdimensies van Hofstede. Uit figuur 2, op pagina 9, blijkt dat een accounting system onder andere beïnvloed wordt door „accounting values‟. Deze worden op hun beurt weer beïnvloed door de nationale cultuur. In figuur 3 wordt nader op deze relaties ingegaan. In dit schema worden de verbanden tussen Hofstedes dimensies, Grays „accounting values‟ en accounting systemen vereenvoudigd weergegeven12

. Uit figuur 3 blijkt dat alle cultuurdimensies van Hofstede de „accounting values‟ beïnvloeden. Gray onderscheidt de volgende vier „accounting values‟ die significant zijn in het vakgebied: professionalisme tegenover wettelijke

12

De vijfde cultuurdimensie ontbreekt in dit figuur, omdat het schema is ontworpen, voordat termijn oriëntatie als dimensie werd ontdekt. Radebaugh en Gray (2002) betrekken de vijfde cultuurdimensie later wel in hun hypotheses.

(19)

19

controle, uniformiteit tegenover flexibiliteit, conservatisme tegenover optimistisch en geheimhouding tegenover transparantie.

In dit onderzoek staat de „accounting value‟ secrecy versus transparency centraal. Gray (1988, p.8) definieert de „accounting value‟ secrecy als volgt; “A preference for confidentiality and the restriction of disclosure of information about the business only to those who are closely involved with its management and financing as opposed to a more transparent, open and publicy accountable approach.” Zoals figuur 3, op pagina 19, weergeeft, werkt secrecy vs. transparency door in het accounting systeem en praktijk van een land. Deze „accounting value‟ beïnvloedt de mate van disclosure, zo ook voor risicoverslaggeving. Bij secrecy is de hoeveelheid informatie, die wordt vrijgegeven kleiner dan bij transparency. Kortom de mate van disclosure is bij secrecy lager dan bij transparency.

Gray (1988) en later Radebaugh en Gray (2002), stelden de volgende hypotheses met betrekking tot secrecy op; Hoe hoger de dimensiescore is voor onzekerheidsvermijding, machtsafstand en lange

termijn oriëntatie, hoe groter de kans is dat er een hoge mate van secrecy is. Voor de dimensiescore individualisme en masculiniteit geldt hoe lager de score, des te groter is de kans, dat er een hoge score wordt behaald op secrecy.

Aan de hand van de hypotheses, van Gray (1988) en later Radebaugh en Gray (2002), en de theorieën, tussen de verbanden van Hofstede en Gray, kunnen de eerste vijf hypotheses voor dit onderzoek worden opgesteld:

Volgens Zarzeski (1996) wordt transparantie ontmoedigd in de landen met een hoge score op machtsafstand. Er bestaat een significant verband tussen een samenleving met een hoge machtsafstand en een hoge mate van secrecy. Indien een land hoog scoort op machtsafstand is ongelijkheid en autoriteit een essentieel onderdeel van de maatschappij. Het delen van informatie wordt in deze samenleving ontmoedigd. Om de ongelijke verdeling van de macht te behouden zullen de personen met macht weinig informatie willen delen. Het spreekwoord „Kennis is macht‟ kan de mate van geheimhouding verklaren. Door middel van geheimhouding en het achter houden van informatie, worden de machtsverschillen binnen de maatschappij door de personen met macht behouden. Daarnaast accepteren de personen, zonder macht in een land met een hogere score op machtsafstand, de ongelijkheid in hun maatschappij. Zij zullen minder behoefte hebben aan informatie, omdat ze de huidige situatie in hun samenleving geaccepteerd hebben en niet streven

(20)

20

naar gelijkheid. De bevolking van een land met een hoge score op machtsafstand zal informatie niet als een hulpmiddel zien om de ongelijkheid binnen de maatschappij te veranderen. Dit komt doordat de bevolking de machtsverschillen in de samenleving heeft geaccepteerd.

H1: De dimensie machtsafstand is positief gecorreleerd aan de mate van secrecy in de risicoverslaggeving.

Indien een land een hoge score behaalt op individualisme, een samenleving waarin mensen voornamelijk voor zichzelf zorgen en de omgeving competitief is, is er een hoge mate van disclosure. In landen met een hoge mate van individualisme is sprake van een competitieve markt. In individualistische maatschappijen is het aandelenkapitaal van de grote ondernemingen over veel investeerders verdeeld. In collectieve maatschappijen daarentegen is er bij grote ondernemingen vaker sprake van grootaandeelhouders. Tevens is er bij ondernemingen in landen met een lage score op individualisme een betere relatie tussen de onderneming en de bank, dit geldt ook voor Japan. In Japan zijn er ook relaties tussen ondernemingen (en families) zelf, deze worden Keiretsu genoemd. Keiretsu staat voor de wederkerige bedrijfsverhoudingen. De ondernemingen in een Keiretsu bezitten aandelen van elkaar. De voornaamste Keiretsu‟s in Japan waren geconcentreerd rondom een bank. Het delen van informatie vindt, wanneer er een goede relatie is met de bank, eerder op een persoonlijk manier plaats, dan door middel van publicaties. Bedrijven in landen met een hoge score op individualisme, zijn voor kapitaal minder afhankelijk van hun relatie met de bank. Daar tegenover staat, dat de ondernemingen hun geld via andere middelen zullen moeten binnenhalen. De eventuele investeerders eisen in tegenstelling tot de banken bij een collectieve maatschappij, gepubliceerde informatie. Daarnaast is het persoonlijk aanleveren van informatie niet mogelijk als er vele investeerders zijn. De meest efficiënte manier voor organisaties om transparant te zijn naar hun investeerders is door middel van verslaggeving. Hierdoor bestaat er een positieve relatie tussen de cultuurdimensie individualisme en de mate van disclosure (Jaggi and Low, 2000; Zarzeski, 1996; Salter en Niswander, 1995; Gray en Vint, 1995).

H2: De dimensie individualisme is negatief gecorreleerd aan de mate van secrecy in de risicoverslaggeving.

De relatie tussen een hoge score op masculiniteit en transparantie is volgens Doupnik en Riccio (2006), Zarzeski (1996) en Jaggi en Low (2000) significant. Ondernemingen in masculiene landen spelen een grotere rol dan in de samenleving dan de ondernemingen in de feminiene landen doen. De

(21)

21

organisaties hebben een prominentere positie in de maatschappij, indien het land een hogere score haalt op masculiniteit. De gestelde doelstellingen van een bedrijf worden door de inwoners van een masculien land als belangrijk geacht. Daarnaast is er in een masculien land een grotere behoefte aan financiële successen en grote prestaties, dan in een feminien land. Voor de behaalde financiële successen en behaalde prestaties willen de inwoners van een land, met een hoge score op masculiniteit, erkenning krijgen. Tevens is de bevolking van een land met een hoge score op masculiniteit assertiever. De individuen, die in een masculiene maatschappij wonen, zijn minder bescheiden dan de individuen, die in landen met een hoge score op feminiteit wonen. Deze kenmerken van een masculien land tezamen, dragen bij aan een hogere mate van disclosure. De grotere mate van transparantie komt onder andere voort uit de verslaggeving, waarin de behaalde doelstellingen en successen worden gepubliceerd. Met het wereldkundig maken van de behaalde successen van hun onderneming, door middel van publicaties, oogsten de personen de erkenning, waarnaar ze op zoek zijn.

H3: De dimensie masculiniteit is negatief gecorreleerd aan de mate van secrecy in de risicoverslaggeving.

Wanneer een land op de dimensie onzekerheidsvermijding een hoge score behaalt, is er sprake van een hoge mate van geslotenheid (Salter en Niswander, 1995; Zarzeski, 1996; Gray en Vint, 1995). Een land met een hoge score op onzekerheidsvermijding wil conflicten en competitie vermijden. Er is een emotionele behoefte aan structuur. Op het werk, in een land met een hoge score op onzekerheidsvermijding, leidt de angstcomponent tot verschillen in samenleving met een lage op score op onzekerheidsvermijding (Hofstede, 2005). Volgens Gray (1988) is er behoefte om de informatie, die gepubliceerd wordt, te beperken, zodat conflicten en competitie worden vermeden en de veiligheid in de samenleving wordt behouden. Doordat er geen nieuwe informatie aan de maatschappij kenbaar wordt gemaakt, blijft de situatie gelijk. Landen met een hoge mate van onzekerheidsvermijding, houden van deze stabiliteit (Doupnik en Riccio, 2006). Een lage mate van disclosure draagt bij aan het behouden van de status-quo binnen een samenleving en dit wordt door individuen in een land met een sterke onzekerheidsvermijding geprefereerd.

H4: De dimensie onzekerheidsvermijding is positief gecorreleerd aan de mate van secrecy in de risicoverslaggeving.

(22)

22

Bij een land, dat hoog op de lange termijn oriëntatie scoort, is de mate van disclosure lager dan bij de landen, die hoog op de korte termijn oriëntatie scoren. Indien de focus van een land ligt op de lange termijn, wordt geheimhouding boven transparantie verkozen. Doupnik en Riccio (2006) wijten de lage mate van disclosure bij ondernemingen in een land met een lange termijn oriëntatie, aan het streven om de resources voor andere doeleinden te behouden. Het publiceren van informatie kost resources. Een lagere mate van disclosure bespaart een organisatie hulpmiddelen, die voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden. Daarnaast bestaat er in de langetermijngerichte culturen geen scheiding tussen de familie – en de werksfeer (Hofstede, 2005). In deze maatschappijen zijn er dan ook, verhoudingsgewijs, veel familiebedrijven. In de Aziatische landen is guanxi erg belangrijk (Hofstede, 2005). Guanxi staat voor de persoonlijke relatie tussen ondernemingen en individuen. Guanxi is de verbinding tussen de familie - en werksfeer. De persoonlijke relaties, die bij de lange termijn georiënteerde landen bestaan, maken het publiceren van disclosure door middel van verslaggeving minder noodzakelijk. Informatie wordt eerder op een persoonlijke manier overgebracht, dan via het hulpmiddel verslaggeving. Deze aspecten tezamen zorgen ervoor, dat in langetermijngerichte culturen de mate van disclosure in de verslaggeving lager is.

H5: De dimensie lange termijn oriëntatie is positief gecorreleerd aan de mate van secrecy in de risicoverslaggeving.

De verbanden tussen de dimensies en de mate van disclosure worden in tabel 1samengevat.

Cultuurdimensies Secrecy Transparency

Hoge machtsafstand Positief Negatief

Lage machtsafstand Negatief Positief

Individualisme Negatief Positief

Collectivisme Positief Negatief

Masculiniteit Negatief Positief

Femininiteit Positief Negatief

Sterke onzekerheidsvermijding Positief Negatief

Zwakke onzekerheidsvermijding Negatief Positief

Korte termijn oriëntatie Negatief Positief

Lange termijn oriëntatie Positief Negatief

Tabel 1. Matrix of Relationship of Accounting Value with Societal Values. (Uit deze tabel blijken de relaties tussen

de vijf cultuurdimensies en de mate van disclosure) Bron: International Accounting & Multinational Enterprises (p. 50), L.H. Radebaugh en S.J. Gray, 2002, John Wiley & Sons. Copyright 2002 by John Wiley & Sons.

(23)

23

H4 De Oosterse culturen versus de Westerse culturen

In het vorige hoofdstuk is de relatie tussen cultuur en disclosure, aan de hand van de cultuurdimensies van Hofstede besproken. Voor elke dimensie is afzonderlijk een hypothese voor de correlatie met secrecy opgesteld. Deze vijf dimensies tezamen vormen een cultuur van een land. Een cultuur is per land verschillend en geen enkele cultuur is hetzelfde. Toch hebben sommige culturen meer overeenkomsten met elkaar, dan met andere culturen. Hofstede (1980) heeft naar aanleiding van de behaalde scores per dimensie, landen ingedeeld in cultuurgebieden. Landen, die bij elkaar in een groep zijn ingedeeld, lijken qua cultuur het meest op elkaar. In Bijlage 2 worden de cultuurgebieden van Hofstede geclassificeerd weergegeven.

Net als cultuur is geen enkel accounting systeem hetzelfde. Elk land heeft zijn eigen unieke accounting systeem. Echter bij verdere analyse vertonen sommige systemen overeenkomsten. Onderzoek heeft uitgewezen dat bepaalde accounting systemen uit verschillende landen dezelfde patronen bezitten en dat aan de hand van deze patronen, landen in groepen kunnen worden geclassificeerd (Mueller, 1967; Nobes, 1984; Nair en Frank, 1980; Radebaugh en Gray, 2002). Radebaugh en Gray (2002, p. 22) stellen dat; “Attempts to classify countries and identify patterns or groupings are still very much in the early stage. However such effort appears to be a useful way to gain a better understanding of the key factors influencing the development of accounting systems and thus helps us predict likely changes and their impact.” Radebaugh en Gray hebben landen in een groep gedeeld, waarvan de accounting systemen de meeste overeenkomsten hebben. Deze classificatie, van de accounting systemen, staat in Bijlage 3.

Uitgaande van de theorie uit de figuren 1, 2 en 3, op pagina 8, 9 en 18, is er een verband tussen cultuur en (de ontwikkeling van) nationale accounting systemen. Doupniks en Salter (1995) betogen dat de cultuurdimensies, samen met andere factoren, een belangrijke rol spelen tijdens de classificatie van de accounting systemen. Radebaugh en Gray (2002) stellen dat er overeenkomsten tussen de cultuurgebieden van Hofstede en de patronen van de accounting systemen zijn.

(24)

24

De groepen Anglo en Asia komen zowel in de classificatie van Hofstede als in de classificatie van Radebaugh en Gray voor. Echter voor de twee groeperingen zijn er afwijkingen tussen de beide classificaties. Zo maakt Hofstede onderscheid in de mate van ontwikkeling bij de groep Asia, terwijl Radebaugh en Gray dat niet doen. Japan behoort, bij de indeling van Hofstede, als enige tot de groep van goed ontwikkelde Aziatische landen. Bij Radebaugh en Gray wordt Japan net als de andere Aziatische landen in de groep Asia geplaatst. Ook in de Anglo (- Americain) groep zijn er verschillen tussen beide indelingen. Wederom bevat de groep bij de indeling van Radebaugh en Gray meer landen, dan bij de indeling van Hofstede. De Afrikaanse landen, die bij Gray onder de groep Anglo- Americain vallen, worden door Hofstede ingedeeld in de African groep. India, Maleisië, Hong Kong, en Singapore behoren in de classificatie van Hofstede tot de groep minder ontwikkeld Asia en koloniaal- Asia.

De landenindeling en de verhouding tot de „accounting value‟, secrecy van Gray wordt in onderstaand figuur 4 schetsmatig afgebeeld. Deze indeling kan worden gebruikt als basis voor het analyseren van de relatie tussen cultuur en een karakteristiek van het accounting systemen, disclosure (Radebaugh en Gray).

Figuur 4. Accounting systems: Measurement and Disclosure. (Per cluster, groep landen, wordt grafisch

weergegeven wat de mate van secrecy of transparency is) Bron: Towards a Theory of Cultural Influence on the Development of Accounting Systems Internationally (p. 7), S.J. Gray, 1988, Abacus.

(25)

25

De correlatie tussen cultuur en een onderdeel van het accounting systeem, disclosure, is al beschreven aan de hand van elke cultuurdimensie. Dit is echter ook mogelijk voor cultuur van een land in zijn totaliteit. Hope, Kang, Thomas en Yoo (2008) hebben een formule opgesteld voor de secrecy van een land, aan de hand van drie cultuurdimensies van Hofstede.

Formule 1) Secrecy = Machtsafstand – Individualisme + Onzekerheidsvermijding

Deze formule kan worden uitgebreid met de bestaande theorieën over de andere twee cultuurdimensies en de eerder genoemde hypothese van Gray (1988) (en later Radebaugh en Gray, 2002).

Formule 2) Secrecy = Machtsafstand – Individualisme –Masculiniteit + Onzekerheidsvermijding + Lange termijn oriëntatie

De meest significante resultaten op het gebied van cultuur kunnen worden behaald door landen te onderzoeken, die de grootste afwijkende dimensiescores hebben (Hofstede, 1980). De landen in de steekproefpopulatie behoren niet in hetzelfde cultuurgebied ingedeeld te zijn. Daarnaast worden bij het merendeel van de cross- cultural onderzoeken Westerse- en Oosterse landen met elkaar vergeleken. In dit onderzoek is net als bij het onderzoek van Hooghiemstra (2003) gekozen voor ondernemingen afkomstig uit de U.S. en Japan. Japan vertegenwoordigt hierbij de Oosterse wereld en de U.S. representeert de Westerse wereld. Met behulp van de dimensiescores13 uit tabel 2 en de formules kan de mate van secrecy voor Japan en de U.S. worden berekend. Aan de hand van tabel 2, die de dimensiescores weergeeft, kan geconcludeerd worden dat de cultuur van beide landen niet gelijk zijn.

Land PDI IDV MAS UAI LTO

Japan 54 46 95 92 80

U.S. 38 80 14 53 44

Tabel 2. Dimensiescore Japan en U.S. (De behaalde scores van Japan en de U.S. op de vijf dimensies van Hofstede) Bron: http://www.geert-hofstede.com/index.shtml

13

PDI= machtsafstand, IND= individualisme, MAS= masculiniteit, UAI= onzekerheidsvermijding en LTO= lange termijn oriëntatie.

(26)

26 Formule 1. Secrecy (Japan) = 54 – 46 + 92 = 100

Formule 2. Secrecy (Japan) = 54 – 46 – 95 + 92 + 80 = 85

Formule 1. Secrecy (U.S.) = 38 – 80 + 53 = 11

Formule 2. Secrecy (U.S.) = 38 – 80 – 14 + 53 + 44 = 41

Japan behaalt met zowel formule 1 als met formule 2 een hogere secrecy score, dan de twee uitkomsten van de U.S.. Een hogere secrecy score staat voor een hogere mate van geheimhouding en een lagere mate van disclosure. Deze resultaten komen overeen met figuur 4, op bladzijde 25, waarin de landenindeling, van Gray, en de mate van secrecy wordt weergegeven. In dit diagram heeft de groep Anglo- Americain de hoogste mate van transparantie. Japen daarentegen neigt meer naar geheimhouding dan naar transparantie.

Gezien deze theorie en de resultaten van de formules kan de volgende hypothese worden geformuleerd:

H 6: De mate van secrecy in de risicoverslaggeving is in Oosterse landen hoger dan in de Westerse landen.

(27)

27

H5 Onderzoeksontwerp

De initiële sample van dit onderzoek beslaat in totaal 63 organisaties. Van de 63 ondernemingen zijn er 36 afkomstig uit de U.S. en 27 afkomstig uit Japan. De culturen van deze twee landen vertonen significante afwijkingen, zoals in hoofdstuk 4 is besproken. Deze verschillen op het gebied van cultuur maakt het dat de twee landen tezamen een goede steekproefpopulatie vormen. Daarnaast kan met deze sample, zoals in vele cross – cultural onderzoeken, de Oosterse wereld met de Westerse wereld worden vergeleken.

De 63 ondernemingen uit de U.S. en Japan, die tot de steekproef behoren, staan allen aan een beurs genoteerd. De reden hiervoor is, dat wanneer een onderneming aan een beurs genoteerd staat, het aan de wet - en regelgeving op het gebied van verslaggeving moet voldoen. Als de ondernemingen uit hetzelfde land uit de steekproef aan eenzelfde wet - en regelgeving moeten voldoen, is de kans op ruis in het onderzoek kleiner. Daarnaast zijn deze organisaties verplicht, om aan het einde van hun boekjaar een jaarverslag te publiceren. Hierdoor is de verwachting betreffende de beschikbaarheid van de jaarverslagen, van de ondernemingen uit de sample, hoger.

Uit het theoretische kader van dit onderzoek blijkt, dat de industrie waarin een onderneming actief is, invloed heeft op de mate van disclosure in de verslaggeving. In dit onderzoek zal de industrie classificatie van de Verenigde Naties (VN) worden gebruikt. De VN, maar specifieker de United Nations Statistics Divions, heeft in 1948 een classificatie van economische activiteiten opgesteld. Deze indeling heeft de naam International Standard Industrial Classification of All Economic Activities (ISIC) gekregen. De ISIC is ontwikkeld om over een adequate indeling van economische activiteiten te beschikken, die bij statistisch onderzoek gebruikt kan worden. ISIC is sinds de invoering vier keer herzien en aangepast. Mede door het ontstaan van nieuwe technologieën zijn er industrieën ontstaan, die aanvankelijk bij het ontwerpen van de classificatie niet bestonden. Revision 4 van ISIC, die in 2007 van kracht werd, bestaat uit 21 groepen, A tot en met U. Deze groepen geven de verschillende sectoren aan in de economische activiteiten en beslaan het eerste niveau van de ISIC classificatie. De daarop volgende niveaus geven een gedetailleerdere indeling weer. In dit onderzoek zal alleen het eerste niveau van de ISIC classificatie worden gebruikt als criterium voor de steekproef. De geselecteerde ondernemingen, die in dit onderzoek gebruikt worden, vallen allen onder Groep C Manufacturing van de ISIC.

(28)

28

De website, www.forbes.com, heeft een lijst genaamd „The Global 2000‟ samengesteld. Deze lijst bevat 2000 ondernemingen van de hele wereld. In „The Global 2000‟ wordt vermeld uit welk land een organisatie afkomstig is en in welke industrie een onderneming actief is. Forbes hanteert een andere classificatie dan de ISIC. De geselecteerde ondernemingen uit dit onderzoek komen voort uit de volgende door Forbes ingedeelde industrieën: Consumer Durables; Food, Drink & Tobacco; Technology Hardware & Equip; Household & Personal Products. Deze vier industrieën (door Forbes geclassificeerd) vallen allen onder Groep C, Manufacturing, van de ISIC.

Tijdens het verzamelen van de data bleek dat alle data, die voor de regressieanalyses vereist zijn, beschikbaar waren. Hierdoor is de grootte van de uiteindelijke sample met 63 organisaties gelijk aan de initiële sample. Vergelijkbare onderzoeken hebben gebruik gemaakt van een steekproefpopulatie van soortgelijke grootte. In tabel 3 op de volgende pagina wordt het overzicht van de geselecteerde ondernemingen voor de steekproefpopulatie weergegeven.

(29)

29

Ondernemingen uit de U.S. Ondernemingen uit Japan

Coca-Cola Honda Motor Company, Ltd.

PepsiCo Japan Tobacco

Philip Morris International Kirin Holdings

Altria Group Panasonic Corporation

Archer Daniels Hitachi

General Mills Toshiba

Sara Lee Suzuki Motor

Whirlpool Denso

Harley-Davidson Kyocera

TRW Automotive Hldgs Fujitsu

Lear Asahi Breweries

Procter & Gamble Bridgestone

Kimberly-Clark Toyota Industries

NIKE Toray Industries

Colgate-Palmolive Nikon

Avon Products Mitsubishi Motors

Newell Rubbermaid Mazda Motor

Energizer Holdings TDK

Church & Dwight Shiseido

Hewlett-Packard Hoya

Qualcomm Isuzu Motors

Motorola Makita

Western Digital Omron

NetApp Uni-Charm

First Solar Sankyo

SanDisk Nippon Meat Packers

Avnet Canon Agilent Technologies Tech Data Arrow Electronics Juniper Networks Amphenol Harris Dolby Laboratories Jabil Circuit Eastman Kodak

Tabel 3: Geselecteerde ondernemingen. (De ondernemingen uit de U.S. en uit Japan, die geselecteerd zijn om in dit onderzoek als steekproefpopulatie te dienen)

(30)

30

Om de zes opgestelde hypotheses te testen, zal dit onderzoek gebruik maken van drie soorten variabelen. De eerste soort is de afhankelijke variabele. De mate van disclosure van de risicoverslaggeving is in dit onderzoek de afhankelijke variabele. De tweede soort variabelen zijn de onafhankelijke variabelen. In de eerste vijf hypotheses zal een cultuurdimensie de onafhankelijke variabele zijn. Bij de zesde hypothese is de totale cultuur van een land de onafhankelijke variabele, deze bestaat uit de vijf cultuurdimensies. De derde soort variabelen zijn de controle variabelen. Onder deze soort variabelen vallen de grootte van een onderneming, de schuld van een onderneming en het oorsprong van de wet – en regelgeving van het land waar de onderneming oorspronkelijk vandaan komt.

Zoals eerder gezegd, is de afhankelijke variabele in dit onderzoek de mate van disclosure van de risicoverslaggeving. Disclosure is een breed begrip en betreft alle publieke informatie van een bedrijf (Mueller, Gernon en Meek, 1991). Volgens Lang en Lundholm (1993) is de mate van disclosure in het jaarverslag representatief voor de mate van disclosure in overige publicaties. Tevens maakten voorgaande onderzoeken naar disclosure grotendeels gebruik van het jaarverslag (Marston en Shrives, 1996). Er zijn verschillende methoden ontwikkeld om de mate van disclosure vast te stellen. Beretta en Bozzolan (2004) beargumenteren dat de totale hoeveelheid van de gepubliceerde tekst, als volmacht kan worden gezien voor de mate van disclosure. Volgens Lajili en Zaghal (2005) bestaat de disclosure van risicoverslaggeving grotendeels uit woorden. Een van de methodes om de mate van disclosure van een gepubliceerd stuk te analyseren, is de tekstuele analyse (Beattie, McInnes en Fearnly, 2004). Onder de tekstuele analyse valt de content analyse, deze methode analyseert de tekst aan de hand van het aantal woorden, aantal zinnen en het percentage van de geselecteerde tekst ten opzichte van de rest van het jaarverslag. Met behulp van de content analyse worden de teksten, in dit geval de MD&A‟s, van de organisaties omgezet in een kwantitatieve waarden. Lajili en Zaghal stellen dat; “Content analysis has been widely used in the accounting research literature”. De content analyse is onder andere gebruikt in de onderzoeken van Linsley & Shrivers (2006) en Abraham & Cox (2007). In dit onderzoek is gekozen om de afhankelijke variabele te meten aan de hand van het aantal woorden. De mate van disclosure, het aantal woorden wat de MD&A beslaat, wordt vastgesteld met behulp van computersoftware14. Hierdoor is het validatieproces nauwkeurig, objectief en reproduceerbaar.

14

Drie Japanse ondernemingen zijn handmatig geteld door twee personen, te weten; Isuzu Motors, Kirin Holdings en TDK.

(31)

31

De onafhankelijke variabelen in dit onderzoek bestaan uit cultuurdimensies. Deze cultuurdimensies, PDI, IDV, MAS, UAI en LTO, zijn door Hofstede gekwantificeerd. Elk land scoort verschillend op de vijf dimensies. Voor het vaststellen van de scores op de dimensies voor Japan en de U.S. zal gebruikt worden gemaakt van de waarden, die Hofstede de landen heeft toebedeeld. De scores, die door Hofstede zijn vastgelegd, kunnen een waarden tussen de nul en honderd hebben. Met de vijf onafhankelijke variabelen kan onderscheid worden gemaakt tussen de cultuur van de U.S. en Japan. Alle ondernemingen uit hetzelfde land zullen dezelfde dimensiescores toebedeeld krijgen. Voor de onafhankelijke variabele van de zesde hypothese, namelijk de secrecy van de cultuur in zijn totaliteit, zal gebruik worden gemaakt van formule 2 uit dit onderzoek (Secrecy = Machtsafstand – Individualisme –Masculiniteit + Onzekerheidsvermijding + Lange termijn oriëntatie). De waarden van de eerste vijf onafhankelijke variabelen worden allen in de zesde onafhankelijke variabele vertegenwoordigd. Voor de zesde en laatste onafhankelijke variabele is geen extra informatie nodig dan die voor de eerste vijf hypotheses gebruikt zijn.

De grootte van een bedrijf is de eerste controle variabele. Door alleen gebruik te maken van ondernemingen, die aan een beursgenoteerd zijn, is er een kleinere variatie betreffende de grootte van een onderneming. Toch zal de mate van disclosure van de risicoverslaggeving gecorrigeerd worden voor de grootte van de organisatie. Aangezien de grootte van een bedrijf positief gecorreleerd is aan de mate van disclosure. Er zijn verschillende methoden om grootte van een bedrijf te bepalen. Dit onderzoek zal, net als Zarzeski (1996) en Jaggi en Low (2000), de grootte van een onderneming vast stellen aan de hand van de „total assets‟ van de onderneming.

Ondanks de tegengestelde resultaten, zal de schuld, van een onderneming, een controle variabele in dit onderzoek zijn. Echter net als Hope (2003) hanteer ik geen verwachting voor het verband tussen de schuld en de mate van disclosure. Ook voor de controle variabele schuld zijn er verschillende methoden om deze vast te stellen. In dit onderzoek wordt voor de controle variabele schuld tevens de methode, die Zarzeski (1996) en Jaggi en Low (2000) hanteren, gebruikt. De schuld wordt per onderneming berekend door de „total debts‟ te delen door de „total assets‟.

Eerder in deze scriptie is aangegeven, dat de oorsprong van de wet – en regelgeving, common law of code law, de belangrijkste factor is in het beïnvloeden van de huidige wet - en regelgeving (Jaggi en Low, 2000; Hope, 2003). Jaggi en Low (2000) gebruiken in hun onderzoek voor de variabele wet - en regelgeving tevens de codering code - en common law. Het rechtssysteem is in de regressieanalyse een dummy variabele. In het onderzoek van Jaggi en Low verkrijgt een land met

(32)

32

common law de waarde 1 en een code law land verkrijgt de waarde 0 toebedeeld. Deze methode wordt ook in dit onderzoek gebruikt. In dit sample verwerft een onderneming uit de U.S. het gewicht 1 en een onderneming uit Japan 0.

In tabel 4 zijn alle variabelen van dit onderzoek schematisch met hun afkorting en meeteenheid weergegeven.

Variabele Afkorting Meeteenheid

Mate van disclosure van de risicoverslaggeving Disclosure Aantal woorden in de MD&A

Machtsafstand PDI Score van Japan en U.S. op PDI (Hofstede)

Individualisme IND Score van Japan en U.S. op IND (Hofstede)

Masculiniteit MAS Score van Japan en U.S. op MAS (Hofstede)

Onzekerheidvermijding UAI Score van Japan en U.S. op UAI (Hofstede)

Lange termijn oriëntatie LTO Score van Japan en U.S. op LTO (Hofstede)

Secrecy SEC Score van Japan en U.S. op SEC (formule)

Grootte van een onderneming Size Total assets

Schuld van een onderneming Debt Total debts / Total assets

Wet – en regelgeving Legal Common law 1; Code law 0

Tabel 4. De afhankelijke, onafhankelijke en de controle variabelen. (Alle variabelen en hun afkortingen en meeteenheden die in dit onderzoek gebruikt worden)

Bijlage 4 toont de database, die alle data van de variabelen bevat, die voor het onderzoek relevant zijn. De vereiste data voor het vaststellen van de afhankelijke variabele, mate van disclosure van de risicoverslaggeving zijn uit de jaarverslagen van de geselecteerde ondernemingen gehaald. De ondernemingen publiceren hun jaarverslagen op hun eigen websites. In dit onderzoek zullen de jaarverslagen van het boekjaar 200815 worden gebruikt om de mate van disclosure van een onderneming te bepalen. De mate van disclosure in de risicoverslaggeving wordt gemeten aan de hand van het aantal woorden in de MD&A in het jaarverslag. Met behulp van de inhoudsopgave van het jaarverslag kan de MD&A van een onderneming worden opgezocht. De MD&A is een afgebakend stuk in het jaarverslag. Er kan objectief vast worden gesteld, welk deel van het jaarverslag tot de MD&A behoort. De gehele tekst van de MD&A wordt als risicoverslaggeving

15

Het boekjaar van Japanse bedrijven eindigt merendeels op 31 maart. Voor de Japanse bedrijven zijn de jaarverslagen gebruikt van het boekjaar dat afgerond werd op 31 maart 2009. Een enkele keer benoemt een onderneming deze jaarverslagen tot boekjaar 2009. Echter het grootste gedeelte van dit boekjaar vindt plaats in 2008. Vandaar dat in dit onderzoek deze jaarverslagen zijn meegenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De uitkomsten van de M-test, voor de indirecte relatie, laten zien dat zowel individualisme als risico vermijding indirecte invloed hebben op de mate van informatieverschaffing in MVO

Hypothese 1a luidde: “Machtsafstand heeft een positieve invloed op de hoogte van de CEO beloning.” Uit tabel 4a blijkt dat machtsafstand en de hoogte van de CEO beloning

[r]

Maar het gebruik van deze twee variabelen blijft een beperkte selectie, de omvang en prestaties zijn niet de enige factoren die invloed hebben op de relatie tussen de

Daarbij wordt alleen het gedeelte voorafgaande aan de jaarrekening (i.c. balans, winst-en-verlies- rekening, kasstroomoverzicht en toelichting daarop) meegenomen. B) Daarna wordt

Op basis van deze gegevens kan er geconcludeerd worden dat common landen significant meer publiceren omtrent risico’s dan code law landen, op basis van deze bevinding kan ook de

Een onderzoek bij gemeenten naar welke risico’s ze rapporteren en of deze risico’s daadwerkelijk risico’s zijn die thuis horen in de paragraaf weerstandsvermogen

De Code is van toepassing op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs,