• No results found

De invloed van cultuur op de mate van professional skepticism van accountants

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van cultuur op de mate van professional skepticism van accountants"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van cultuur op de mate van

professional skepticism van accountants

Een empirisch onderzoek in Nederland en België

Masterscriptie Accountancy & Controlling, specialisatie Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Naam: Ruben Pals

Studentnummer: S2750090

Eerste beoordelaar: L. Quadackers Tweede beoordelaar: D. Veltrop

Datum: 04-07-2016

(2)

Samenvatting

In deze scriptie wordt de invloed onderzocht van internationale culturele verschillen op de mate van professional skepticism (PS) van accountants. Internationale culturele verschillen zijn hierbij als verklarende variabele gebruikt. De mate van PS hierbij opgesplitst in twee elementen, de mate waarin een accountant sceptische eigenschappen bezit en de mate waarin sceptisch wordt gehandeld. De focus van dit onderzoek ligt op Nederlandse en Belgische accountants die werkzaam zijn in de controlepraktijk van een internationaal accountantskantoor. Het belang van PS tijdens de accountantscontrole wordt erkend binnen de wetenschappelijke literatuur en binnen de accountantspraktijk. Echter, uit onderzoek blijkt dat accountants wereldwijd de controles met een te beperkte mate van PS uitvoeren. Dit kan mogelijk worden verklaard aan de hand van de invloed van internationale culturele verschillen. Het doel van dit onderzoek is om binnen een internationale accountantsorganisatie inzicht te krijgen in de invloed van internationale culturele verschillen op de mate van PS van accountants. Door middel van een enquête is hierover informatie verzameld, afkomstig direct uit de accountantspraktijk van een internationale accountantsorganisatie. De culturele verschillen tussen Nederland en België zijn aan de hand van drie (machtsafstand, individualisme en onzekerheidsvermijding) van de zes door Hofstede (1980) onderscheden cultuurdimensies in kaart gebracht. Vervolgens zijn specifieke hypothetische relaties getoetst tussen de drie cultuurdimensies en de mate van PS. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de cultuurdimensie onzekerheidsvermijding negatief gerelateerd is aan de mate waarin accountants sceptische eigenschappen bezitten. Dit houdt in dat naarmate de machtsafstand binnen een cultuur toeneemt, accountants minder sceptische eigenschappen bezitten. Tussen de cultuurdimensies machtsafstand en individualisme en de mate waarin accountants sceptische eigenschappen bezitten is geen relatie gevonden. Met betrekking tot de relatie tussen de cultuurdimensies individualisme en onzekerheidsvermijding en de mate waarin sceptisch handelen, zijn de resultaten verdeeld. Voor de cultuurdimensie machtsafstand is geen relatie gevonden met de mate waarin accountants sceptisch handelen. Op basis hiervan kan worden gesuggereerd dat de invloed van internationale culturele verschillen op de mate van PS van accountants een complexe relatie is. Vervolgonderzoek op dit gebied zou tot nieuwe nuttige inzichten kunnen leiden. Dit onderzoek zorgt voor een beter begrip van de invloed van internationale culturele verschillen op de mate van PS en in hoeverre de mate van PS van accountants werkzaam in Nederland verschilt met die van accountants in België. Dit is gerealiseerd door gebruik te maken van de Values Survey Module van Hofstede (2013). Hiermee zijn de culturele kenmerken van de accountants in Nederland en België in kaart gebracht en waardoor het mogelijk was om een specifieke hypothetische relatie tussen de cultuurdimensies van Hofstede (1980) en de mate van PS te formuleren. Een beter begrip van deze verschillen staat internationale accountantsorganisaties in staat om rekening te houden met deze verschillen.

(3)

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5 2 Theoretisch kader 8 2.1 Professional skepticism 8 2.1.1 Definitie in de regelgeving. 8 2.1.2 Wetenschappelijke definities. 8

2.2 Factoren die van invloed zijn op de mate van professional skepticism 9

2.3 Skepticism meetschaal Hurtt (2010) 12

2.4 Internationale culturele verschillen 14

2.4.1 Onderzoek Hofstede. 14

2.4.2 Definitie nationale cultuur. 15

2.5 Literatuurbeoordeling cultuurdimensies Hofstede 16

2.6 De invloed van cultuurverschillen op de mate van PS 18

3 Methodologie 22

3.1 Onderzoeksmethode 22

3.2 Landenselectie, populatie en steekproef 22

3.2.1 Landenselectie. 22 3.2.2 Populatie. 23 3.2.3 Steekproef. 23 3.3 Dataverzameling 24 3.4 Variabelen 26 3.4.1 Afhankelijke variabele. 26 3.4.2 Onafhankelijke variabele. 29 3.4.3 Controlevariabelen. 29 3.5 Statistische tests 30 4 Resultaten 32 4.1 Beschrijvende statistiek 32 4.1.1 Respons. 32 4.1.2 Demografische gegevens. 33 4.1.3 Variabelen. 34 4.2 Correlatie en multicollineariteit 36 4.2.1 Correlatie. 36 4.2.2 Multicollineariteit. 36

4.3 Analyse verschillen tussen accountants werkzaam in Nederland en accountants

werkzaam in België 37

4.4 Toetsen hypotheses 38

4.4.1 Toetsen van de relatie tussen internationale culturele verschillen en sceptische

eigenschappen. 38

4.4.2 Toetsen van de relatie tussen internationale culturele verschillen en sceptisch

handelen. 40

5 Discussie en conclusie 47

5.1 Bevindingen 47

5.2 Theoretische implicaties 50

5.3 Praktische implicaties 50

(4)

6 Referenties 53 Bijlagen

Bijlage I: Toelichting Hurtt-model 60

Bijlage II: De cultuur van Nederland en België 63

Bijlage III: Meetschaal van Hurtt (2010) 64

(5)

1

Inleiding

In deze scriptie wordt de invloed onderzocht van internationale culturele verschillen op de mate van professional skepticism (PS) van accountants.1 De focus ligt op Nederlandse en Belgische accountants die werkzaam zijn in de controlepraktijk van een internationaal accountantskantoor.2 Onderzoek naar de mate van PS van accountants is belangrijk. PS wordt namelijk beschouwd als een essentieel element van de accountantscontrole. Dit wordt weerspiegeld in de controlestandaarden (IFAC, 2015; NBA, 2015; AICPA, 2014) en de controlemethodes van internationale accountantsorganisaties.3 Ook binnen de accountantspraktijk en binnen de academische literatuur bestaat overeenstemming over het belang van het gebruik van PS tijdens de accountantscontrole (Hurtt, 2010; Nelson, 2009; Bell et al., 2005; Quadackers, 2009; Financial Reporting Council [FRC], 2010; International Auditing and Assurance Standards Board [IAASB], 2012). Echter, uit onderzoek blijkt dat accountants wereldwijd de controle met een te beperkte mate van PS uitvoeren. Zo blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van de International Forum of Independent Audit Regulators (IFIAR, 2015) onder hun leden dat onvoldoende PS ten grondslag ligt aan veel tekortkomingen van de accountantscontrole.4 Dit komt ook naar voren in rapportages van de Public Oversight Board (POB, 2002), de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB, 2010), de NBA (2014) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM, 2013). De resultaten van het onderzoek van Beasley et al. (2001) sluiten hierbij aan. Beasley et al. (2001) stellen namelijk dat 60% van de onderzochte fraudegevallen te wijten is aan een te beperkte mate van PS van de accountant. Een gebrek aan PS staat in dit onderzoek op nummer drie op de lijst van de tien meest voorkomende controletekortkomingen. Bovendien is ook de nummer één van deze lijst, het verzamelen van onvoldoende controle-informatie (80% van de onderzochte gevallen) als element van PS te beschouwen (Quadackers, 2009). Volgens Quadackers (2010) en Bell et. al (2005) zouden de recente beursschandalen veel minder schade veroorzaakt hebben als accountants hun werk met een hogere mate van PS hadden uitgevoerd. Zo wordt het Enron-schandaal beschouwd als een controlemislukking die het gevolg is van een te beperkte mate van PS (Benston & Hartgraves, 2002). Kortom, een te beperkte mate van PS van accountants is een groot wijdverspreid probleem. Onderzoek naar de mate van PS kan de kans op nieuwe incidenten helpen verminderen en ervoor zorgen dat er een hogere controle-kwaliteit kan worden gerealiseerd.

1 In deze scriptie wordt net als in de academische literatuur en internationale controlestandaarden de oorspronkelijke Engelse terminologie gehanteerd.

2 International accountantsorganisaties worden algemeen aangeduid als de accountantsorganisaties die vallen onder de Big 4(de wereldwijd grootste vier). Onder de big 4 wordenDeloitte, PwC, Ernst & Young, en KPMG verstaan.

3 Onder de IFAC wordt de International Federation of Accountants verstaan., de IFAC is de wereldwijde organisatie voor het accountantsberoep. De NBA is de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants de AICPA (American Institute of Certified Public Accountants) is de Amerikaanse beroepsorganisatie. 4 Internationaal samenwerkingsverband van toezichthouders. Naast de Nederlandse toezichthouder AFM, zijn

onder andere de Amerikaanse toezichthouder de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) en Britse toezichthouder de Financial Reporting Council (FRC) lid van de IFIAR.

(6)

Het feit dat accountants de controle met een te beperkte mate van PS uitvoeren, kan mogelijk worden verklaard aan de hand van de invloed van internationale culturele verschillen. Internationale accountantsorganisaties zijn wereldwijd actief en hebben daardoor te maken met vele internationale culturele verschillen (Bik, 2010). Deze accountantsorganisaties streven naar een wereldwijd consistente controlekwaliteit (Barrett et al., 2005). Echter, volgens Barrett et al. (2005) verschillen accountants wereldwijd aanzienlijk in de wijze waarop ze hun beroep uitoefenen en is er geen sprake van consistente controlekwaliteit. De regels die een consistente controlekwaliteit moeten borgen; de internationale controlestandaarden (ISA) worden wereldwijd niet op dezelfde wijze geïnterpreteerd en toegepast (Bik, 2010; Arnold et al., 2009).5 Volgens Bik (2010) komt dit door internationale culturele verschillen. Deze verschillen leiden namelijk tot miscommunicatie, misinterpretatie en misvattingen (Adler, 2002), bijvoorbeeld bij de interpretatie van regels en standaarden. Verschillende onderzoekers (bijv. Hurtt et al., 2013; Law & Yuen, 2015) suggereren dat deze genoemde problemen mogelijk ook gelden voor accountants bij de interpretatie van en handelen naar het begrip PS uit de ISA’s. Bovendien erkennen accountants zelf dat hun gedrag wordt beïnvloed door culturele verschillen (Bik, 2010). Kennis over de impact van culturele verschillen is volgens Bik (2010) absoluut noodzakelijk voor internationale accountantsorganisaties om te overleven, laat staan succesvol te zijn. Zonder deze kennis kan er immers niet worden ingespeeld op de culturele verschillen. Kortom, onderzoek naar de invloed van culturele verschillen op de mate van PS van accountants is belangrijk en zeer relevant.

Gezien dit belang en relevantie voor internationale accountantsorganisaties is vanuit het wetenschappelijk onderzoek dan ook een vraag ontstaan naar onderzoek dat zorgt voor een beter begrip van wat het inhoud om een accountant te zijn in verschillende landen (DeFond & Francis, 2005; Humphrey; 2008) en in het bijzonder naar onderzoek waarbij internationale culturele verschillen als verklarende variabele is gebruikt (Patel, 2004). Aanvullend roepen Hurtt et al. (2013) op tot onderzoek naar de invloed internationale culturele verschillen op een fundamenteel onderdeel van het gedrag van accountants, professional skepticism.6 Echter, het onderzoek op het gebied van PS is slechts beperkt (Hurtt et al., 2003). Dit onderzoek speelt in op de genoemde vragen uit het wetenschappelijk onderzoek en probeert deze leemte te vullen door de invloed van internationale culturele verschillen op de mate van PS te onderzoeken. Hierbij worden internationale culturele verschillen als verklarende variabele gebruikt. Het doel van dit onderzoek is om binnen een internationale accountantsorganisatie inzicht te krijgen in de invloed van internationale culturele verschillen op de mate van PS van accountants.

De volgende onderzoeksvraag is geformuleerd: Hoe beïnvloeden internationale culturele

verschillen de mate van professional skepticism van accountants?

5 ISA: International Standards on Auditing, de wereldwijd geldende internationale controlestandaarden bij het controleren van financiële informatie. Uitgevaardigd door de IAASB (International Auditing and Assurance Standards Board).

6 Volgens Bik (2010) zijn sceptisch oordelen en sceptische beslissingen maken een fundamenteel onderdeel van het gedrag van accountants.

(7)

Deze onderzoeksvraag kan worden weergegeven aan de hand van het volgende conceptuele model:

Figuur 1.1: Conceptueel model

De mate van professional skepticism is de afhankelijke variabele in dit onderzoek en is opgedeeld in twee elementen, namelijk sceptische eigenschappen en sceptisch handelen. De onafhankelijke variabele van dit onderzoek is internationale culturele verschillen. Deze variabele wordt onderzocht door gebruik te maken van drie van de zes door Hofstede (2001, 2011) onderscheden cultuurdimensies, namelijk machtsafstand, onzekerheidsvermijding en individualisme aangezien uit een literatuurbeoordeling naar voren komt dat deze mogelijk gerelateerd zijn aan de mate van PS. Aanvullend aan de genoemde onderzoeksvraag wordt onderzocht accountants werkzaam in Nederland verschillen met accountants werkzaam in België in de mate van PS.

Dit onderzoek levert een bijdrage aan de wetenschappelijke literatuur en een praktische bijdrage voor de accountantspraktijk van de onderzochte internationale accountantsorganisatie. Allereerst door te zorgen voor een beter begrip van de invloed van internationale culturele verschillen op de mate van PS. Dit is gerealiseerd aan de hand van waardevolle informatie afkomstig direct uit de accountantspraktijk in Nederland en België van een internationale accountantsorganisatie. Ten tweede, toont dit onderzoek aan dat er verschillen bestaan in de mate van PS tussen accountants werkzaam in Nederland en accountants die werkzaam zijn in België. Om een wereldwijd consistent hoge controlekwaliteit te realiseren dienen accountants van internationale accountantsorganisaties rekening te houden met de invloed van de internationale culturele verschillen op de mate van PS van hun collega’s uit het buitenland. Bij opdrachten waarbij accountants uit verschillende landen met elkaar samenwerken dient er namelijk te worden gesteund op de oordeelsvorming van buitenlandse collega’s.

Het onderzoek is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader van het onderzoek beschreven en wordt ingegaan op de factoren die van invloed zijn op de mate van PS. Daarnaast worden in dit hoofdstuk de hypotheses gevormd. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de onderzoeksmethoden van dit onderzoek beschreven en wordt toegelicht hoe de variabelen van dit onderzoek worden gemeten. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek uiteengezet. Deze resultaten worden geïnterpreteerd en bediscussieerd in hoofdstuk 5. Tot slot worden in dit hoofdstuk de beperkingen van het onderzoek en de richtingen voor vervolgonderzoek beschreven. Internationale culturele verschillen  Machtsafstand (-)  Onzekerheidsvermijding (-)  Individualisme (+) Professional skepticism  Sceptische eigenschappen  Sceptisch handelen

(8)

2

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt het conceptuele model uit de inleiding verduidelijkt. Allereerst wordt in paragraaf 2.1 de afhankelijke variabele, de mate van PS, gedefinieerd. Dit wordt gedaan vanuit de wetenschappelijke literatuur en vanuit de controlestandaarden. Vervolgens wordt verder ingegaan op de factoren die van invloed zijn op de mate van PS van accountants in paragraaf 2.2. In paragraaf 2.3 wordt de meetschaal van Hurtt (2010) behandeld. Deze meetschaal is in het kader van dit onderzoek relevant, omdat de meetschaal gebruikt wordt om de afhankelijke variabele, de mate van PS, te meten. Vervolgens wordt in paragraaf 2.4 ingegaan op de onafhankelijke variabele van dit onderzoek, internationale culturele verschillen. In paragraaf 2.5 wordt een literatuurbeoordeling gedaan met als doel om te bepalen welke cultuurdimensies relevant zijn voor dit onderzoek. Tot slot, wordt in paragraaf 2.6 de link gelegd tussen beide variabelen en wordt door middel van het formuleren van hypotheses beschreven wat de verwachte invloed van internationale culturele verschillen is op de mate van PS van accountants.

2.1

Professional skepticism

Om het begrip professional skepticism te verduidelijken wordt allereerst in subparagraaf 2.1.1 beschreven hoe PS binnen de internationale controlestandaarden wordt gedefinieerd. Vervolgens wordt in subparagraaf 2.1.2 het begrip PS benaderd vanuit de wetenschappelijke literatuur.

2.1.1 Definitie in de regelgeving.

PS is een prominent begrip binnen de internationale controlestandaarden voorgeschreven door de IAASB (Hurtt, 2010). Een accountant dient een houding van PS te gebruiken bij het plannen en uitvoeren van de controle, waarbij erkend wordt dat er omstandigheden kunnen bestaan die leiden tot materiële onjuistheden in de jaarrekening (IAASB, 2015). PS wordt in ISA 200:13L gedefinieerd als “An attitude that includes a questioning mind, being alert to conditions which may indicate possible misstatement due to error or fraud, and a critical assessment of audit evidence” (IAASB, 2015, p. 84).

Om de risico’s binnen de controle te beperken is een bepaalde mate van PS noodzakelijk. (IAASB, 20015). Bijvoorbeeld risico’s als het over het hoofd zien van ongewone omstandigheden, overgeneralisatie bij het trekken van conclusies op basis van de controleobservaties en het gebruik van ongeschikte aannames bij het bepalen van de aard, timing en omvang van de controleprocedures.

2.1.2 Wetenschappelijke definities.

Naast dat het begrip PS in de internationale controlestandaarden is verwerkt is het ook een onderwerp waar de laatste jaren veel wetenschappelijk onderzoek naar is gedaan. Ondanks dat er veel onderzoek gedaan is naar PS is er geen universeel geaccepteerde definitie van PS (Quadackers, 2009; Nelson, 2009). Volgens Quadackers (2009) wordt PS binnen de academische literatuur voornamelijk beschouwd als het tegenovergestelde van vertrouwen.

(9)

Daarnaast hebben accountants met een hoge mate van PS meer bewijs nodig hebben om te worden overtuigd dat een bewering juist is (Quadackers, 2009, Nelson, 2009). Nelson (2009) definieert PS in zijn literatuurbeoordeling als volgt: ‘‘indicated by auditor judgments and decisions that reflect a heightened assessment of the risk that an assertion is incorrect, conditional on the information available to the auditor’’ (p. 4).

2.2

Factoren die van invloed zijn op de mate van professional skepticism

Nu verduidelijkt is wat het begrip PS inhoud, wordt in deze paragraaf aan de hand van eerder onderzoek nader ingegaan op de factoren die van invloed zijn op de mate van PS. Het Hurtt-model (2013) sluit aan op het onderwerp van dit onderzoek en wordt hierbij daarom als uitgangspunt gebruikt.7

Het doel van deze paragraaf is om het theoretisch kader te schetsen welke de kapstok vormt voor de rest van het onderzoek. Tot slot, wordt in deze paragraaf toegelicht op welke wijze gebruik gemaakt wordt van het Hurtt-model in dit onderzoek.

Het Hurtt-model (2013)

Onderzoeken die betrekking hebben op de mate van PS van accountants hebben voornamelijk het artikel van Nelson (2009) als uitgangspunt gebruikt. In dit artikel is een literatuurbeoordeling gedaan en op basis hiervan is door Nelson een model geschetst. Dit model beschrijft hoe de kennis, eigenschappen en prikkels van invloed zijn het sceptisch oordelen en sceptisch handelen van accountants. Nelson stelt dat opgedane kennis door ervaring binnen de controlepraktijk en door specialisatie zowel een positieve als negatieve invloed kunnen hebben op de mate van PS. Accountants met relatief veel kennis zijn beter in staat om veel voorkomende fouten en complexe patronen die een indicatie vormen van fouten te ontdekken. Echter, ze zijn ook geneigd om te veronderstellen dat verklaringen die fouten weerleggen juist zijn en dat ontbrekend bewijs consistent is met de verklaringen die fouten weerleggen. Betreffende de eigenschappen van accountants beschrijft Nelson dat het probleemoplossend vermogen, de ethische aanleg en de eigenschappen beschreven in verschillende meetschalen zoals die van Hurtt (2010), gerelateerd zijn aan sceptische oordeelsvorming en sceptisch handelen. Op de meetschaal van Hurtt (2010) wordt nader ingegaan in subparagraaf 2.3. Tot slot stelt Nelson dat het per prikkel verschilt of deze een positieve of negatieve invloed heeft op PS. Zo hebben de kans op vervolging en reputatieschade een positieve invloed op PS, terwijl druk vanuit de klant en interne druk om de controlekosten laag te houden een negatieve invloed hebben op PS.

Hurtt et al. (2013) hebben ook een literatuurbeoordeling gedaan en het model van Nelson uitgebreid. Dit hebben ze gedaan door het aantal factoren die van invloed zijn op de mate van PS aan te vullen en deze in te delen in vier subcategorieën/antecedenten; kenmerken van de accountant, kenmerken van het bewijs, kenmerken van de klant en kenmerken van de omgeving. De invloed van cultuur op het sceptisch handelen van accountants wordt in het model van Hurtt et al. (2013) genoemd onder de antecedent kenmerken van de omgeving. De invloed van cultuur op de mate van PS wordt niet beschreven binnen het model van Nelson.

(10)

Er is daarom gezien het onderwerp van dit onderzoek voor gekozen om het Hurtt-model als uitgangspunt te gebruiken.8

Het Hurtt-model is gebaseerd op twee fundamentele componenten van het Nelson model namelijk sceptisch oordelen en sceptisch handelen. Sceptisch oordelen houdt in dat de accountant herkent dat er een issue aanwezig is en dat er mogelijk extra werkzaamheden dienen te worden verricht. Sceptisch handelen houdt in dat de accountant zijn gedrag ook daadwerkelijk verandert na de sceptische beoordeling. Een sceptische beoordeling is een noodzakelijke conditie voor sceptisch handelen. Het model bestaat uit vier antecedenten die van invloed zijn op de componenten sceptisch oordelen en sceptisch handelen. Het Hurtt-model is als volgt:

Figuur 2.1: Antecedenten en uitkomsten van sceptische oordeelsvorming en sceptisch handelen

De antecedenten zijn opgesplitst in factoren die van invloed zijn op één of beide componenten. De factor individuele eigenschappen van antecedent kenmerken van de accountant in relatie met de component sceptische oordeelsvorming en de factor internationale culturele verschillen van antecedent kenmerken van de externe omgeving in

8 In dit onderzoek wordt de invloed onderzocht van internationale culturele verschillen op de mate van PS van accountants. Cultuur staat dus centraal in dit onderzoek.

(11)

relatie met component sceptisch handelen zijn in het kader van dit onderzoek relevant. Deze factoren vormen namelijk variabelen in het conceptueel model van dit onderzoek en worden daarom hieronder nader toegelicht. Een uitgebreidere toelichting van de overige factoren van het Hurtt-model is te vinden in bijlage I.

De relatie tussen factor individuele eigenschappen van antecedent kenmerken van de accountant en component sceptische oordeelsvorming (lijn 1)

De individuele eigenschappen worden door Hurtt et al. (2013) beschreven als kenmerken die accountants in staat stellen om te bepalen wanneer bewijs niet toereikend is of de eigenschappen die accountants in staat stellen om sceptisch te oordelen. Volgens Hurtt et al. worden in de wetenschappelijke literatuur de individuele eigenschappen van een sceptische accountant vaak gemeten aan de hand van de meetschaal van Hurtt (2010). Andere onderzoekers hebben gebruik gemaakt van een meetschaal die vertrouwen meet en hebben hierbij een lage vertrouwensscore gelijkgesteld aan PS (Quadackers et al., 2014; Rose, 2007). Accountants met een hoge PS score op de meetschaal van Hurtt (2010) of een lage score op een vertrouwens meetschaal zijn volgens Hurtt et al. (2013) geneigd om sceptischer te oordelen. Op de meetschaal van Hurtt wordt nader ingegaan in subparagraaf 2.3, skepticism meetschaal Hurtt (2010).

De relatie tussen factor internationale culturele verschillen van antecedent kenmerken van de externe omgeving en component sceptisch handelen (lijn 2)

Het merendeel van het onderzoek naar internationale culturele verschillen is gebaseerd op de cultuurdimensies van Hofstede (1980, 2001). Dit eerdere onderzoek kijkt naar hoe de verschillende dimensies van invloed zijn op het professionele gedrag van accountants binnen verschillende landen. Uit dit onderzoek blijkt dat cultuur van invloed is op de individuele en collectieve waarden, welke op hun beurt het professionele oordeel en het controle-oordeel van accountants beïnvloeden (Patel et al., 2002). Hurtt et al. (2013) stellen dat internationale culturele verschillen ook van invloed zijn op het sceptisch handelen van accountants.

Dit onderzoek

In dit onderzoek wordt de door Hurtt et al. (2013) gelegde relatie tussen internationale culturele verschillen en sceptisch handelen onderzocht. Daarnaast wordt er in dit onderzoek onderzocht of er ook een relatie is tussen beide hierboven genoemde factoren. Er wordt namelijk ook onderzocht hoe internationale culturele verschillen de individuele sceptische eigenschappen van accountants beïnvloeden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de genoemde meetschaal van Hurtt (2010) en de cultuurdimensies van Hofstede (1980, 2001). Op deze meetschaal wordt nader ingegaan in paragraaf 2.3, skepticism meetschaal van Hurtt (2010). Op het onderzoek van Hofstede wordt nader ingegaan in paragraaf 2.4. Vervolgens wordt in paragraaf 2.5 aan de hand van een literatuurbeoordeling bepaald welke cultuurdimensies relevant zijn voor dit onderzoek. In paragraaf 2.6 wordt de link gelegd tussen PS en internationale culturele verschillen en wordt door middel van het formuleren van hypotheses beschreven wat de verwachte invloed van internationale culturele verschillen is op de mate van PS van accountants.

(12)

2.3

Skepticism meetschaal Hurtt (2010)

In paragraaf 2.2 is ingegaan op de factor individuele eigenschappen van accountants in relatie tot de sceptische oordeelsvorming. Hierbij is kort stil gestaan bij de meetschaal van Hurtt (2010) welke gebruikt kan worden om de individuele sceptische eigenschappen te meten. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op deze meetschaal. Dit is in het kader van dit onderzoek relevant, omdat de meetschaal van Hurtt in deze scriptie wordt gebruikt om het element individuele sceptische eigenschappen van de afhankelijke variabele van dit onderzoek, de mate van PS, te meten.

Een accountant met een hoge mate van PS, heeft meer behoefte aan overtuigend bewijs om te kunnen concluderen dat een bewering juist is. Hurtt (2010) ziet PS als een multidimensionaal construct dat de neiging van een individu weerspiegelt om het oordeel op te schorten totdat het bewijs voldoende ondersteuning verschaft voor het ene alternatief boven het andere. Volgens Hurtt kan PS als individueel kenmerk een eigenschap zijn (een relatief stabiel blijvend aspect van een individu) en een toestand (een tijdelijke situatie opgewekt door de omgeving).9 Om de mate van PS als individuele eigenschap te meten heeft Hurtt een meetschaal ontwikkeld, die bestaat uit zes kenmerken; een vragende geest, opschorting van het oordeel, zoektocht naar kennis, interpersoonlijk begrip, zelfvertrouwen en autonomie. De meetschaal is gebaseerd op kenmerken uit de controlestandaarden, psychologie, filosofie en onderzoek naar consumentengedrag. De kenmerken een vragende geest, opschorting van het oordeel en zoektocht naar kennis relateren aan de wijze waarop een accountant bewijs onderzoekt. Alle drie wijzen op de bereidheid van de accountant om het bewijs volledig te onderzoeken, voorafgaand aan de besluitvorming. Het kenmerk interpersoonlijk begrip identificeert de noodzaak om ook de menselijke aspecten van een controle in beschouwing te nemen tijdens het evalueren van controlebewijs. Tot slot de kenmerken autonomie en zelfvertrouwen, deze hebben betrekking op in hoeverre een individu in staat is om te handelen naar aanleiding van de verkregen informatie. De zes kenmerken worden hieronder verder verduidelijkt en er wordt uitgelegd waarom het kenmerken zijn van skepticism. Dit zodat het duidelijk is welke individuele kenmerken de meetschaal precies meet.

Vragende geest

Uit de definitie van PS in de internationale controlestandaarden blijkt dat er geen twijfel bestaat over dat PS een vragende geest bevat (IAASB, 2015). Een vragende geest wordt volgens Quadackers (2009) gedemonstreerd door het eisen van redenen, bewijs, en rechtvaardiging. Veel accounting onderzoeken stellen skepticism gelijk met achterdocht, ongeloof en twijfel, welke allemaal een aspect van het vragende geest construct bevatten (Hurtt, 2010). In de filosofieliteratuur wordt een neiging om te onderzoeken als een belangrijk kenmerk van skepticism gezien (Hurtt, 2010). Zo stelt Stough (1969) dat het woord sceptisch is afgeleid van een begrip dat betekend “nauwkeurig observeren”, “te onderzoeken” en “te overwegen”. Aanvullend beschrijft Fogelin (1994) een filosofische scepticus als iemand die

9 Ook Nelson (2009) en Libby & Luft (1993) zien PS al een eigenschap die stabiel blijft vanaf het moment dat een accountant aan het werk gaat en trainingen krijgt.

(13)

zaken ter discussie stelt of in twijfel trekt. Kortom, dat een vragende geest een kenmerk van een scepticus is, wordt breed gedragen.

Opschorting van het oordeel

Opschorting van het oordeel houdt volgens Hurtt (2010) in dat er geen oordeel wordt gegeven tot er een adequaat niveau van bewijs is waarop een conclusie kan worden gebaseerd. In de psychologie wordt de karakteristiek opschorting van het oordeel sterk gerelateerd aan het tegenovergestelde van het verlangen naar een sluitend antwoord betreffende een bepaald onderwerp (Hurtt, 2010). Ook in de filosofische literatuur wordt opschorting van het oordeel benoemd als kenmerk van skepticism. Bunge (1991) definieert een scepticus als iemand die niet naïef de eerste dingen die worden waargenomen of gedacht accepteert, kritisch is en iemand die eerst bewijs wil zien voordat iets wordt geloofd. Hurtt (2010) stelt dat een scepticus bereid is om een oordeel te vormen, maar dat hij of zij traag is om dit te doen. Opschorting van oordeel vormt dus een kenmerk van skepticism.

Zoektocht naar kennis

Het kenmerk zoektocht naar kennis is een vorm van algemene nieuwsgierigheid en interesse (Hurtt, 2010). Sceptici zijn volgens Hurtt geïnteresseerd in kennis in het algemeen en niet perse op zoek naar het verifiëren van een specifieke conclusie of verkrijgen van bepaalde informatie. Scepticisme moedigt een verlangen naar kennis aan (Bunge, 1991). Mautz en Sharaf (1961) beschrijven bovendien dat de accountantscontrole een noodzaak oproept tot nieuwsgierigheid en de accountant aanspoort om een nieuwsgierige houding aan te nemen tijdens de controle. Door onderzoekers binnen het vakgebied psychologie is veel onderzoek verricht naar wat een individu stimuleert om op zoek te gaan naar meer informatie (Litman & Silvia, 2006). Litman & Silvia (2006) stellen dat nieuwsgierigheid iemands interesse voedt en stimuleert, daarnaast vormt nieuwsgierigheid een drijfveer voor exploratie en ontdekking. Hurtt (2010) concludeert hierop dat een zoektocht naar kennis een kenmerk is van skepticism.

Interpersoonlijk begrip

Interpersoonlijk begrip heeft betrekking op het begrijpen van de motivatie en integriteit van degenen die het bewijs verstrekken (Hurtt, 2010). Filosofische onderzoekers tonen aan dat het begrijpen van de motieven en het gedrag een fundamenteel component is van scepticism (Hurtt, 2010). Volgens Hurtt (2010) stellen filosofen dat een scepticus door mensen te begrijpen in staat is om te herkennen en accepteren dat individuen een andere beleving hebben van een bepaalde gebeurtenis of object. Zodra de aannames en motivatie van een individu zijn geïdentificeerd en begrepen door de scepticus is er een basis om actie te ondernemen om onjuiste aannames te corrigeren. Interpersoonlijk begrip is dus een kenmerk van skepticism.

Autonomie

Onder autonomie wordt verstaan dat de accountant zelf de hoeveelheid bewijs bepaalt die hij noodzakelijk acht om een bepaalde hypothese te accepteren (Hurtt, 2010). Mautz en Sharaf (1961) stellen dat autonomie een voorwaarde is voor het bezitten van professionele durf. Een accountant moet volgens hen niet alleen durven om de voorstellen van anderen kritisch te beoordelen en mogelijk te negeren, maar ook zijn eigen ideeën op dezelfde kritische wijze

(14)

beoordelen. Volgens Hurtt (2010) stelt een accountant met een hoge mate van PS zelf de juistheid vast van beweringen en laat hij zich minder beïnvloeden door de overtuigingen van anderen. Daarnaast beschrijft Hurtt dat filosofen aangeven dat PS individuele autonomie omvat. Eén van deze filosofen, Bunge (1991), geeft bijvoorbeeld aan dat een scepticus aanvullend onderzoek doet en bewijs verzamelt totdat hij hierover persoonlijk tevreden is. Derhalve kan gesteld worden dat ook autonomie een kenmerk is van skepticism.

Zelfvertrouwen

Om sceptisch te kunnen handelen heeft een accountant ook zelfvertrouwen nodig Hurtt, 2010). Hurtt stelt dat zelfvertrouwen binnen psychologisch onderzoek wordt gekarakteriseerd door een gevoel van eigenwaarde en geloof in eigen kunnen. Volgens Boush et al. (1994) durft iemand met weinig zelfvertrouwen niet te vertrouwen op zijn eigen oordeel. Een bepaalde mate van zelfvertrouwen is volgens de onderzoekers nodig om overtuigingspogingen te weerstaan en niet simpelweg te accepteren wat gezegd wordt. Bovendien moet een scepticus een bepaalde mate van zelfvertrouwen hebben, die hem in staat stelt om eigen inzichten op zijn minst als gelijkwaardig als inzichten van anderen te benaderen (Linn et al., 1982). Kortom, om sceptisch te kunnen handelen heeft een accountant zelfvertrouwen nodig.

2.4

Internationale culturele verschillen

In deze paragraaf wordt in subparagraaf 2.4.1 beschreven wat het onderzoek van Hofstede (1980) inhoudt. Dit is in het kader van dit onderzoek relevant, omdat ervoor is gekozen om aan de hand van het onderzoek van Hofstede de invloed van culturele verschillen op de mate van PS te onderzoeken. In subparagraaf 2.4.2 wordt vervolgens beschreven welke definitie van cultuur in dit onderzoek wordt gebruikt.

2.4.1 Onderzoek Hofstede.

Op het gebied van nationale cultuur zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Het bekendste is het onderzoek van Hofstede dat gepubliceerd is in 1980. In het onderzoek van Hofstede (1980) is in meer dan vijftig verschillende landen over drie decennia onderzoek gedaan naar werk gerelateerde waarden.10

De uitkomsten van het onderzoek zijn gebaseerd op ingevulde enquêtes van 116.000 IBM werknemers (Hofstede, 2001).11

Deze uitkomsten hebben geleid tot de vorming van vier cultuurdimensies namelijk; machtsafstand, onzekerheidsvermijding, individualisme en masculiniteit. Later zijn een vijfde cultuurdimensie, lange termijn

10Het originele onderzoek is gepubliceerd in 1980 en heette “Culture's Consequences: International Differences in Work-Related Values”. In 2001 kwam een herziende druk uit genaamd “Culture's Consequences: Comparing Values, Behaviors, Institutions and Organizations Across Nations”. In 2010 kwam in samenwerking met M. Minkov en G. J. Hofstede het laatste boek uit dat “Cultures and Organizations: Software of the Mind” heette, deze is in 2011 in het Nederlands uitgebracht onder de titel “Allemaal andersdenkenden, omgaan met cultuurverschillen”.

11 IBM: International Business Machines, één van destijds werelds grootste multinationals met een hoofdkantoor in Armonk, New York (Hofstede, 2001).

(15)

oriëntatie, en een zesde cultuurdimensie, hedonisme, toegevoegd.12

Op deze cultuurdimensies wordt nader ingegaan in paragraaf 2.5, literatuurbeoordeling cultuurdimensies Hofstede. Patel en Psaros (2000) geven aan dat cultuur een veelzijdig concept is. Volgens hen is het nodig om specifieke cultuurdimensies te koppelen aan de te onderzoeken variabelen om een beter begrip van cultuur te verkrijgen. Volgens Harrison (1993) is de aanpak van Hofstede geschikt om deze koppeling te kunnen maken en is een specifieke hypothetische relatie tussen de dimensies en de te onderzoeken variabelen mogelijk. De robuustheid van het onderzoek van Hofstede is ondanks de groeiende kritiek onderkend tot ver buiten de academische wereld (Magala, 2009). 13 Volgens House et al (2004) werd het onderzoek van Hofstede (1980) de laatste 30 jaar als het best bekende “cross-cultural” onderzoek gezien. Daarnaast stellen Sivakumar & Nakata (2001) dat het culturele raamwerk van Hofstede het culturele raamwerk is dat de grootste aandacht van bedrijfswetenschappers heeft gekregen. Hofstede is namelijk de op twee na meest geciteerde auteur in de internationale bedrijfswetenschappen gepubliceerd tussen 1989 en 1993 (Chandy & Williams, 1994). Bovendien is het onderzoek (of gedeelten hiervan) in meer dan honderd verschillende onderzoeken als uitgangspunt gebruikt (Hofstede, 2001). Aanvullend stellen verscheidene onderzoekers (Hofstede, 2011; Sivakumar & Nakata. 2001; Jones, 2007) dat cultuur erg traag veranderd. De scores zijn dus nog steeds actueel en bruikbaar. Kortom, het onderzoek van Hofstede (2001) is een wereldwijd bekend en gebruikt onderzoek dat geschikt is om culturele verschillen te beschrijven. Bovendien zijn onderzoeken naar de relatie tussen culturele verschillen en professioneel gedrag, dat sterk gerelateerd is aan PS, voornamelijk gebaseerd op het onderzoek van Hofstede. Dit onderzoek wordt in deze scriptie dan ook gebruikt voor het beschrijven van internationale culturele verschillen.

2.4.2 Definitie nationale cultuur.

Voordat wordt ingegaan op de invloed van culturele verschillen op de mate van PS, wordt beschreven welke definitie van nationale cultuur wordt gebruikt in dit onderzoek. Volgens Jones (2007) worden er namelijk talloze definities van cultuur gebruikt.14 Om onduidelijkheid te voorkomen wordt in dit onderzoek nationale cultuur gedefinieerd aan de hand van de definitie van Hofstede et al. (2011). Dit omdat zoals in de voorgaande paragraaf is beschreven, is gekozen om de cultuurdimensies van Hofstede te gebruiken bij het onderzoeken van de invloed van culturele verschillen. Hofstede et al. (2011) definiëren

12 De vijfde cultuurdimensie lange termijn tegenover korte termijn oriëntatie is ontstaan uit de antwoorden van studenten uit drieëntwintig landen in een rondom 1985 afgenomen enquête genaamd de “Chinese Value Survey” , welke ontwikkeld is door Michael Harris Bond (Hofstede, 2001).

13 Jones (2007) vat de kritiek op het onderzoek van Hofstede samen. Jones stelt dat de vaakst genoemde kritiek is dat Hofstede de veronderstelling doet dat de bevolking van een land een homogeen geheel is, terwijl de meeste landen groepen zijn van etnische eenheden. De analyse is hierdoor beperkt tot de kenmerken van de individuen die worden beoordeeld. Daarnaast beweert McSweeney (2000) dat landen niet de juiste analyse eenheden zijn, omdat cultuur niet noodzakelijkerwijs wordt afgebakend door landsgrenzen. Onderzoekers hebben bovendien moeite met het feit dat Hofstede zijn onderzoek enkel binnen één onderneming heeft uitgevoerd (Olie, 1995;Søndergaard 1994). Volgens deze onderzoekers kan met dergelijke aanpak geen informatie worden vergaard over het gehele culturele systeem van een land.

(16)

nationale cultuur als volgt: “nationale cultuur is de collectieve mentale programmering, die

de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van een andere“( p. 21).

2.5

Literatuurbeoordeling cultuurdimensies Hofstede

In deze paragraaf wordt een uiteenzetting gegeven van eerder onderzoek met betrekking tot de cultuurdimensies van Hofstede in relatie tot de houding en het gedrag van accountants. Op basis hiervan wordt bepaald welke cultuurdimensies relevant zijn voor mijn onderzoek. De zes door Hofstede onderscheden cultuurdimensies worden achtereenvolgens behandeld. De beschrijving van de definities van de cultuurdimensies zijn hierbij gebaseerd op Hofstede (2001) en Hofstede et al. (2011). Er wordt enkel naar deze onderzoeken verwezen als er expliciet is geciteerd.

Machtsafstand

Machtsafstand is gedefinieerd als de mate waarin de minder machtige leden van organisaties en instituties in een land verwachten en accepteren dat macht oneerlijk verdeeld is (Hofstede et al., 2011, p72). Mensen in een cultuur met grote machtsafstand accepteren een hiërarchische volgorde waarin iedereen een plek heeft die geen verdere verantwoording nodig heeft. In deze culturen geeft men de voorkeur aan een autocratische stijl van leidinggeven. Daarentegen in een cultuur met kleine machtsafstand streven mensen naar gelijke verdeling van de macht en wordt verantwoording van ongelijke machtsverdeling geëist. In deze culturen heeft men een voorkeur voor een overlegstijl van leidinggeven, de ondergeschikten worden raad gepleegd door de leidinggevende voordat er een beslissing genomen wordt. Met betrekking tot de houding en gedrag van accountants, worden binnen de wetenschappelijke literatuur aantal beweringen gedaan. Namelijk dat accountants binnen een cultuur van grote machtsafstand minder geneigd zijn om het ervaren personeel van de klant te ondervragen, eerder bereid zijn toe te geven aan de druk van een machtige klant, minder bereid zijn om twijfels te hebben bij de door de klant gerapporteerde financiële resultaten en minder bereid zijn het risico van een materiele onjuistheid in de jaarrekening hoog in te schatten (McKinnon, 1984; Patel et al., 2002; Yamamura et al., 1996; Hughes et al.,2009).

Onzekerheidsvermijding

Onzekerheidsvermijding is de mate waarin de dragers van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties; dit gevoel wordt onder andere uitgedrukt in stress en in een behoefte aan voorspelbaarheid: aan formele en informele regels (Hofstede et al. 2011, p. 196). Binnen een cultuur met een sterke onzekerheidsvermijding hebben mensen dus een emotionele behoefte aan regels, dingen die geregeld kunnen worden moeten niet aan het toeval overgelaten worden. Daartegenover binnen een cultuur met een zwakke onzekerheidsvermijding heeft men juist een emotionele afkeer van formele regels, deze moeten enkel gemaakt worden wanneer dit strikt noodzakelijk is. Over de houding en het gedrag van accountants binnen dergelijke cultuur beschrijven Hughes et al. (2009) dat deze accountants zich comfortabeler voelen bij het stenen op hun professionele oordeelsvorming in plaats van op de regels. Daarnaast zijn accountants binnen een cultuur met een zwakke

(17)

onzekerheidsvermijding geneigd te focussen op de inhoud van een issue en niet simpelweg op de vorm (Cohen et al., 1993).

Individualisme

Individualisme is een voorkeur voor een cultuur waarin losse onderlinge banden zijn en van individuen verwacht wordt om enkel voor hunzelf en hun nabije familie te zorgen. De belangen van het individu zijn hier belangrijker dan de belangen van de groep. Het tegenovergestelde van individualisme is collectivisme. Een collectivistische cultuur heeft een lage mate van individualisme. In dergelijke cultuur kunnen individuen verwachten dat familieleden of leden van een bepaalde groep voor hun zorgen in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit. In plaats van het individuele belang staat het groepsbelang centraal. Met betrekking tot het de houding en het gedrag van accountants blijkt dat accountants binnen dergelijke cultuur met een lage mate van individualisme minder geneigd zijn om de confrontatie aan te gaan in een conflictsituatie met de klant (Patel et al., 2002). Daarnaast zullen accountants binnen een collectivistische cultuur het ondervragen van het personeel van de klant vermijden (Yamamura et al., 1996).

Lange termijn oriëntatie

Lange termijn oriëntatie definiëren Hofstede et al. (2011) als “het streven naar een toekomstige beloning, voornamelijk door middel van volharding en spaarzaamheid”(p. 241). Met volharding wordt de vasthoudendheid bij het streven naar doelen bedoeld en met spaarzaamheid het zuinig omgaan met de beschikbare middelen. De tegenpool korte termijn oriëntatie omschrijven zij als “het nastreven van deugden gericht op het verleden en op het heden, met name respect voor traditie, het voorkomen van gezichtsverlies, en het voldoen aan sociale verplichtingen” (p. 241). Ondernemingen binnen een cultuur van lange termijn oriëntatie investeren in het opbouwen van een sterke marktpositie, ook als dit ten koste gaat van de onmiddellijke resultaten. Bij ondernemingen binnen een cultuur met een korte termijn oriëntatie draait het juist om de resultaten op korte termijn. Deze resultaten worden ook als basis gebruikt voor de beloning of veroordeling van managers. Over de invloed van korte termijn oriëntatie op het handelen van accountantskantoren wordt gesuggereerd dat een korte termijn oriëntatie bij accountantskantoren kan leiden tot het verminderen van het aantal trainingen of het accepteren van risicovolle klanten (Cohen et al., 1993). Dit leidt volgens de onderzoekers tot positieve resultaten op de korte termijn, maar negatieve resultaten op de lange termijn.

Masculiniteit

Masculiniteit verwijst naar de emotionele en sociale rolverdeling tussen de geslachten. Het gaat bij deze dimensie of assertief dan wel bescheiden gedrag als wenselijk wordt beschouwd. In een masculiene samenleving zijn de emotionele sekserollen duidelijk gescheiden, mannen worden geacht assertief en hard te zijn en gericht op materieel succes. Vrouwen horen daarentegen bescheiden en teder te zijn en vooral gericht op de kwaliteit van het bestaan. Bij een samenleving met een lage mate van masculiniteit, ook wel femininiteit genoemd, overlappen de sekserollen juist. Zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan. Een ander verschil is dat in masculiene

(18)

samenlevingen de gedachte heerst dat men leeft om te werken, terwijl men in feminiene samenlevingen werkt om te leven. Binnen de internationale wetenschappelijke literatuur met betrekking tot de accountantscontrole, wordt masculiniteit volgens Hughes et al. (2009) enkel genoemd door Cohen et al. (1993,1995). Binnen deze onderzoeken wordt masculiniteit geassocieerd met voorkeuren in het wervingsbeleid en de controlestructuur van een onderneming.

Hedonisme

Hedonisme wordt door Hofstede et al. (2011) gedefinieerd als een relatief onbelemmerde bevrediging van fundamentele, natuurlijke menselijke verlangens om te genieten van het leven en plezier te maken (p. 285). In een hedonistische samenleving is sprake van een positieve instelling, een losse maatschappij en een gevoel dat men het leven in eigen hand heeft. Het tegenovergestelde van hedonisme; soberheid weerspiegelt de overtuiging dat het verlangen om te genieten van het leven en plezier te maken in toom gehouden moet worden en moet worden gereguleerd door strikte sociale normen (p. 285). Een sobere samenleving wordt gekenmerkt door cynisme, een strakke maatschappij en een gevoel dat men wordt geleefd. Hofstede geeft aan dat de dimensie hedonisme een nieuwe dimensie die nog niet eerder is beschreven in de literatuur en roept daarom op tot meer onderzoek op dit gebied. Over de invloed van de cultuurdimensie hedonisme op het gedrag en de houding van accountants is nog weinig bekend.

Op basis van bovenstaande literatuurbeoordeling kan worden geconcludeerd dat voornamelijk de cultuurdimensies machtsafstand, onzekerheidsvermijding en individualisme frequent in verband zijn gebracht met het gedrag en de houding van accountants. De focus ligt in dit onderzoek daarom op deze dimensies en de dimensies lange termijn oriëntatie, masculiniteit en hedonisme worden in het vervolg van dit onderzoek daarom buiten beschouwing gelaten.

2.6

De invloed van cultuurverschillen op de mate van PS

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens eerder onderzoek betreffende de cultuurdimensies machtsafstand, individualisme en onzekerheidsvermijding in relatie tot de houding en het gedrag van accountants beschreven. De beschrijving van de relevante literatuur leidt tot de vorming van hypotheses.

Machtsafstand

Patel et al. (2002) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van cultuur op de oordeelsvorming van accountants in een conflictsituatie tussen de accountant en de klant. De klant kan in deze conflictsituatie als de machtigere partij met de beste onderhandelingspositie worden gezien, vanwege de mogelijkheid om van accountantsorganisatie te veranderen. De onderzoekers stellen dat accountants binnen een cultuur met een grote machtsafstand sneller geneigd zijn om in te stemmen met de klant dan accountants binnen een cultuur met kleine machtsafstand. Dit omdat accountants binnen een cultuur met grote machtsafstand meer waarde aan hiërarchie en status hechten en daardoor meer geneigd zijn om te worden beïnvloed door de machtigere positie van de klant.

(19)

Accountants binnen een cultuur met een kleine machtsafstand zijn daarnaast eerder geneigd om de oordeelsvorming van het management van de klant in twijfel te trekken dan accountants binnen een cultuur met grote machtsafstand (Yamamura et al., 1996). Over accountants binnen een cultuur met grote machtsafstand wordt door de onderzoekers gesuggereerd dat ze het inherente risico lager inschatten en dat ze minder controleprocedures uitvoeren dan accountants binnen een cultuur met kleine machtsafstand. Bovendien zouden volgens de onderzoekers accountants binnen een cultuur met grote machtsafstand moeilijkheden kunnen ondervinden om de informatie benodigd voor de controle te verkrijgen. Dit vanwege een gebrek aan status en vrijheid om medewerkers van de klant van elk niveau te ondervragen. Deze accountants zijn dus minder goed in staat zijn om hun oordeel op te schorten tot er voldoende bewijs is en zullen eerder het verzamelde bewijs als voldoende beschouwen.

Hughes et al. (2009) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van cultuur op de cijferbeoordelingen tijdens een controle.Hieruit bleek dat accountants binnen een cultuur met grote machtsafstand minder geneigd zijn het risico van een materiële onjuistheid in de jaarrekening hoog in te schatten. Dit omdat een hoge risico inschatting tot gevolg heeft dat er overlegd moet worden met superieuren en eventueel werknemers van de klant. Aangezien overleggen met superieuren ongebruikelijk is voor accountants binnen een cultuur met grote machtsafstand zullen zij dit vermijden.

Accountants binnen een cultuur met grote machtsafstand zijn bovendien sneller geïntimideerd door grote en rijke klanten en daardoor minder goed in staat om druk vanuit de klant te weerstaan (Cohen et al. 1993, McKinnon, 1984). Machtsafstand heeft niet alleen betrekking op de relatie met de klant, maar ook op de relatie tussen accountants onderling. Een accountant binnen een cultuur met grote machtsafstand zal zich volgens Cohen et al. (1993) eerder genoodzaakt voelen om in te stemmen met het verzoek van een superieure om minder controlewerkzaamheden uit te voeren. Kortom, op basis van bovenstaande literatuur kan worden gesteld dat accountants binnen een cultuur met een grote machtsafstand minder geneigd zijn sceptisch te oordelen en sceptisch te handelen dan accountants binnen een cultuur met kleine machtsafstand. De volgende tweedelige hypothese is geformuleerd:

Hypothese 1a: Machtsafstand is negatief gerelateerd aan mate waarin accountants

sceptische eigenschappen bezitten.

Hypothese 1b: Machtsafstand is negatief gerelateerd aan de mate waarin accountants

sceptisch handelen

Individualisme

Accountants binnen een cultuur met een lage mate van individualisme hechten veel waarde aan het onderhouden van een harmonieuze relatie en zullen daardoor conflicten proberen te vermijden (Patel et al., 2002). Deze accountants zullen volgens de onderzoekers minder geneigd zijn om de confrontatie aan te gaan in een conflictsituatie met de klant. Daarnaast stellen de onderzoekers dat accountants binnen een cultuur met een lage mate van individualisme meer geneigd zijn om te worden beïnvloed door de contextuele omstandigheden. Deze contextuele omstandigheden zijn van invloed op de oordeelsvorming van de accountants en hoe deze de oordeelsvorming van anderen beoordelen.

(20)

Volgens Hughes et al. (2009) zijn accountants binnen een cultuur met een lage mate van individualisme minder geneigd om te besluiten dat geconstateerde veranderingen in rekeningensaldi nader onderzocht moeten worden. Dit omdat deze accountants aanvullend controlebewijs dat duidt op onjuiste rekeningensaldi nodig achten of eerst om goedkeuring van de groep vragen, voordat ze besluiten om tot nader onderzoek over te gaan.

Onafhankelijkheid van de klant is volgens Cohen et al. (1993) een kenmerk van individualisme. Accountants binnen een cultuur met een hoge mate van individualisme worden opgeleid om rekening te houden met mogelijke belangenconflicten die ontstaan doordat de accountant betaald wordt door de klant. In dergelijke cultuur beschouwd men het als onethisch om bepaalde klanten een voorkeursbehandeling te geven en vindt het een slechte manier van zaken doen (Hofstede et al., 2011). Alle klanten dienen binnen een cultuur met een hoge mate van individualisme dus op dezelfde wijze te worden behandeld ongeacht de grote. Echter, binnen een cultuur met een lage mate van individualisme is een voorkeursbehandeling voor de eigen groep gebruikelijk (Cohen et al. , 1993). Dit kan volgens de onderzoekers een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van accountants.

Uit onderzoek van Arnold et al. (1999) blijkt daarnaast dat als de mate van individualisme toeneemt, accountants minder bang zijn om een klant kwijt te raken en meer waarde hechten aan de professionele oordeelsvorming. Het steunen op de professionele oordeelsvorming leidt tot nauwkeurigere risicoschatting met betrekking tot materiële onjuistheden in de jaarrekening (Hughes et al., 2009). Op basis van bovenstaande kan worden verwacht dat accountants binnen een cultuur met een hoge mate van individualisme geneigd zijn sceptischer te oordelen en sceptischer te handelen dan accountants binnen een cultuur met een hoge mate van individualisme. De volgende tweedelige hypothese is geformuleerd:

Hypothese 2a: Individualisme is positief gerelateerd aan de mate waarin accountants

sceptische eigenschappen bezitten.

Hypothese 2b: Individualisme is positief gerelateerd aan de mate waarin accountants

sceptisch handelen.

Onzekerheidsvermijding

Accountants binnen een cultuur met een zwakke onzekerheidsvermijding zijn geneigd, te focussen op de inhoud van een issue in plaats van louter op de vorm en te steunen op hun professionele oordeelsvorming en niet simpelweg op het controleplan of de regels (Cohen et al., 1993). Binnen deze cultuur wordt het geaccepteerd om de regels te negeren als dit in het belang van de samenleving is (Cohen et al., 1995). Accountants binnen een cultuur met sterke onzekerheidsvermijding steunen volgens Cohen et al (1993) juist graag op regels. In deze culturen kan de afwezigheid van regels ertoe leiden dat accountants sneller akkoord gaan met bijvoorbeeld agressieve verslaggeving door de klant. Accountants binnen een cultuur met sterke onzekerheidsvermijding hanteren namelijk geen breder ethisch raamwerk tijdens de besluitvorming, maar interpreteren de afwezigheid van een verbiedende regel als reden om bepaald gedrag of boekingen van de klant te accepteren (Cohen et al., 1993; Cohen et al., 1995).

Daarnaast suggereren Hughes et al. (2009) dat het steunen op de professionele oordeelsvorming door accountants in een cultuur van zwakke onzekerheidsvermijding leidt

(21)

tot een nauwkeurigere risicoschatting met betrekking tot materiële onjuistheden in de jaarrekening, dan de risicoschatting van accountants in een cultuur met hoge onzekerheidsvermijding.

Verder wordt in een cultuur met een sterke onzekerheidsvermijding relatief meer corruptie waargenomen en is er sprake van een negatieve houding tegenover jonge mensen (Hofstede et al., 2011). Jonge accountants zouden in dergelijk cultuur vanwege de negatieve houding moeilijkheden kunnen ondervinden om de benodigde controle informatie te verkrijgen, omdat de medewerkers van de klant onwelwillend zijn om deze informatie te verschaffen. Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat accountants binnen een cultuur met sterke onzekerheidsvermijding geneigd zijn minder sceptisch te oordelen en minder sceptisch te handelen dan accountants binnen een cultuur met zwakke onzekerheidsvermijding. De volgende tweedelige hypothese is geformuleerd:

Hypothese 3a: Onzekerheidsvermijding is negatief gerelateerd aan de mate waarin

accountants sceptische eigenschappen bezitten.

Hypothese 3b: Onzekerheidsvermijding is negatief gerelateerd aan de mate waarin

(22)

3

Methodologie

In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksmethodologie van dit onderzoek behandeld. Allereerst wordt in paragraaf 3.1 ingegaan op de gekozen onderzoeksmethode. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 beschreven welke landen onderzocht worden in dit onderzoek, wat de populatie is van het onderzoek en hoe de steekproef eruit ziet. Daarna wordt in paragraaf 3.3 een uiteenzetting gegeven van het dataverzamelingsproces. Vervolgens wordt in paragraaf 3.4 beschreven hoe de variabelen van het onderzoek worden gemeten. Tot slot wordt in paragraaf 3.5 beschreven met welke statistische analyses de hypotheses worden getoetst.

3.1

Onderzoeksmethode

De onderzoeksmethode van dit onderzoek is een enquête. Hiervoor is gekozen, omdat er wordt gezocht naar de meningen, voorkeuren en overtuigingen van de deelnemers van het onderzoek. In dergelijke situatie is een enquête een geschikte onderzoeksmethode (Smith, 2015). Bovendien kan door middel van een enquête relatief eenvoudig een grote doelgroep worden bereikt, ten opzichte van een case study of experiment. Op basis van de meningen, voorkeuren en overtuigingen van de deelnemers van het onderzoek kan namelijk worden gemeten wat de mate van PS van een individu is en welke rol de verschillende cultuurdimensies hierin spelen. Een nadere toelichting van hoe de variabelen worden gemeten, wordt gegeven in paragraaf 3.4, variabelen.

3.2

Landenselectie, populatie en steekproef

In deze paragraaf wordt in subparagraaf 3.2.1 beschreven welke landen worden onderzocht in dit onderzoek. Vervolgens wordt in subparagraaf 3.2.2 de populatie van het onderzoek nader toegelicht. Tot slot wordt in subparagraaf 3.2.3 ingegaan op de steekproef die gebruikt is in dit onderzoek.

3.2.1 Landenselectie.

In dit onderzoek wordt data verzameld in twee verschillende landen om aan de hand hiervan de invloed van internationale culturele verschillen op de mate van PS van accountants te onderzoeken. Het is bij de landenselectie van dergelijke onderzoeken belangrijk dat de landen verschillen op de onderzochte variabele en dat de andere mogelijke verklarende factoren vergelijkbaar zijn (Patel & Psaros, 2000). Het is volgens de onderzoekers met name belangrijk dat de landen die onderzocht worden een vergelijkbaar verslaggevings- en accountantscontrole-systeem hebben, maar dat de cultuur verschilt. In dit onderzoek is ervoor gekozen om de landen Nederland en België te onderzoeken. Nederland en België vallen namelijk beide in de Germaanse zone van invloed volgens de American Accounting Association (1977) en hebben dus een vergelijkbaar verslaggevings- en accountantscontrole-systeem.15

Daarnaast blijkt dat de mate van de regulering van de financiële verslaggeving

15 Op basis van historische, culturele en sociaaleconomische bronnen (o.a. taal, onderwijs, politieke en economische systeem, criteria over het accountantsberoep en criteria over de financiële boekhouding ) die van invloed zijn op de boekhoudkundige principes is onderscheid gemaakt tussen vijf zones van invloed,

(23)

(D’Arcy, 2000) en de boekhoudkundige praktijken (Lourenço et al., 2015) van Nederland en België vergelijkbaar zijn.16

De cultuur daarentegen verschilt, wat deze landen geschikt maakt voor mijn onderzoek. 17

3.2.2 Populatie.

De populatie van het onderzoek bestaat uit Nederlandse en Belgische accountants die werkzaam zijn in de controlepraktijk van één van de vier grootste internationale accountantsorganisaties.18

Het gaat hier om accountants met de functie assistent en de meer ervaren accountants met de functie senior. Het bepalen van de meeste geschikte steekproefgrootte is volgens Smith (2015) grotendeels een kosten-batenanalyse. Er moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke steekproef die kan worden gerealiseerd met de beschikbare tijd en geld. Gezien de beperkte tijd en het gebrek aan contacten binnen en ondersteuning van ieder van de grootste vier accountantsorganisaties is ervoor gekozen om het onderzoek te beperken tot één van de vier grootste accountantskantoren.

3.2.3 Steekproef.

Om uitspraken te kunnen doen over de populatie is gebruik gemaakt van een steekproef onder in totaal 630 accountants. Het aantal accountants dat in België werkzaam is binnen de onderzochte internationale accountantsorganisatie is als uitgangspunt voor de steekproef gebruikt. Dit omdat deze groep aanzienlijk kleiner is dan de groep accountants die in Nederland werkzaam zijn. De groep accountants uit België is vergeleken met een even grote en qua functie gelijk verdeelde groep accountants die werkzaam zijn in Nederland.19

Ter verhoging van de externe validiteit van de resultaten is ervoor gekozen om alle vestigingen van de onderzochte accountantsorganisatie in Nederland en België op te nemen in de steekproef. Om de definitieve steekproef van de accountants werkzaam in Nederland te bepalen is een aselecte steekproef getrokken uit alle accountants met de functie assistent en de functie senior.20

Voor de accountants met deze functies is gekozen, om twee redenen. Allereerst omdat accountants met deze functies binnen internationale accountantsorganisaties de groepen zijn met het grootste aantal medewerkers. Volgens Smith (2015) is een grote namelijk Brits, Frans/Spaans/Portugees, Germaans/Nederlands, Amerikaans en communistisch. Nederland en België vallen beide onder de Germaanse zone van invloed.

16 D’Arcy (2000) maakt onderscheid tussen drie verschillende categorieën qua mate van de regulering van de financiële verslaggeving, sterk gereguleerd, gereguleerd en gematigd gereguleerd. Nederland en België vallen beide onder de categorie gereguleerd. Lourenço et al. (2015) onderscheiden binnen Europa vier groepen qua boekhoudkundige praktijken, namelijk (1) Rusland, (2) Groot Brittannië, (3) Scandinavië en (4) overige Europese landen. Nederland en België vallen hierbij beide in de groep overige Europese landen.

17 België en Nederland verschillen aanzienlijk op de dimensies machtsafstand en onzekerheidsvermijding. Dit wordt nader geïllustreerd aan de hand van de scores van het onderzoek van Hofstede (2001) in bijlage II. 18De vier grootse accountantsorganisaties staan ook wel bekend als de Big Four. Onder de Big Four worden

Deloitte, PwC, Ernst & Young, en KPMG verstaan.

19 Van de 630 accountants zijn er 315 werkzaam in België en 315 in Nederland, hiervan hebben 402 de functie assistent en 228 accountants de functie senior.

20 De aselectesteekproef is getrokken door elk van de 1014 individuen een nummer toe te kennen en gebruik te maken van de site https://www.randomizer.org/.

(24)

steekproef bij het houden van een enquête van groot belang. Dit vanwege de moeilijkheid van het verzamelen van voldoende reacties die het houden van een enquête met zich meebrengt. Ten tweede, omdat accountants met de functie assistent en senior geschikt zijn voor een onderzoek naar de mate van PS. Hurtt et al. (2003) stellen immers dat niet enkel accountants met de functie manager of partner sceptisch dienen te oordelen en handelen, maar ook accountants met functie assistent of senior. Accountants met de functie assistent of senior zijn vaak de eerste (en soms de enige) personen die de mogelijkheid hebben om ongebruikelijke transacties, behandelingen en omstandigheden te documenteren die de meer ervaren medewerkers dienen te beoordelen. Kortom, deze accountants dienen ook hun werkzaamheden met een mate van PS uit te voeren en zijn dus geschikt voor dit onderzoek.

3.3

Dataverzameling

Naast bij het bepalen van de steekproef zijn ook bij het bepalen van de meest geschikte soort enquête de kosten en het gemak van het afnemen van de enquête van belang. Gezien de beperkte beschikbare tijd en het ontbreken van een budget voor het onderzoek is ervoor gekozen een online enquête af te nemen. Een online enquête is namelijk een gebruiksvriendelijke, kosteneffectieve en tijdbesparende optie (Smith, 2015). De enquête is opgesteld en verstuurd via de site www.enquetesmaken.com. Met behulp van deze site konden de reacties van de deelnemers van het onderzoek anoniem worden ontvangen. Anonimiteit van de deelnemers, bevordert volgens Dillman (2007) de deelname. Daarnaast was het via de site mogelijk om een herinneringsmail te versturen naar enkel de medewerkers die de enquête nog niet hadden ingevuld. Hiermee is ergernis voorkomen bij de medewerkers die de enquête al anoniem hadden ingevuld. Om de het aantal reacties te verhogen zijn twee herinneringsmails verstuurd. Opvolgingsprocedures waarbij twee herinneringsmails worden verstuurd, zijn namelijk geschikt om het aantal reacties te verhogen (Young, 1996). Vanwege de beperkte tijd waarin dit onderzoek moet worden uitgevoerd is de eerste herinneringsmail verstuurd na één week en de tweede herinneringsmail vijf dagen na het versturen van de eerste herinneringsmail. De eerste uitnodiging en de eerste herinneringsmail zijn verstuurd op een maandag. Voor deze dag is gekozen, omdat Jill (2011) stelt dat het responspercentage op deze dag het hoogst is. Voor de tweede herinneringsmail is ervoor gekozen om te kiezen voor een andere dag, namelijk de vrijdag. Dit omdat de meeste deelnemers aan het onderzoek op deze dag college volgen en geen werkzaamheden uitvoeren voor klanten. Mogelijk zouden ze hierdoor eerder de enquête invullen.

Voordat de enquête naar de medewerkers uit de steekproef is gestuurd is er een pilot test gedaan onder acht bijna afgestudeerde Nederlandse Master Accountancy studenten.21

Uit de pilot test kwam naar voren dat het gemiddeld ongeveer 15 minuten duurt om de enquête in te vullen. Dit valt binnen de door Smith (2015) gestelde richtlijn van twintig minuten waarin de interesse en motivatie van de deelnemers van het onderzoek kan worden behouden. De

21 Vier van de studenten hebben Nederlandse versie ingevuld en de andere vier hebben de Engelse versie van de enquête ingevuld. Deze groep is geschikt voor een pilot-test aangezien de kennis en ervaring van deze studenten vergelijkbaar is met de accountants met de functie assistent, die wel in de steekproef zijn opgenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naarmate de infectie vordert, ontstaat een geheel van klinische kenmerken dat uniek is voor een infectie door Clostridium sordellii: duidelijke leukocytose die leukemoïde reactie

De in de vorige alinea ontwikkelde gedachtengang verder voortzettende, zou moeten worden aangenomen, dat waar geen stabiele humus aanwezig is (hier- mede bedoeld de echte,

Door de trendmatige prijsstijging van landbouwgrond in de beschouwde periode geldt voor bijna alle gebieden dat de verpachter met deze indexering beter af zou zijn geweest dan met

De aanvragen voor metingen zijn afkomstig van de regionale directies van het Toezicht op het Welzijn op het Werk, van de eigen afdeling, van andere overheidsdiensten of van de

Een kleine groep patiënten komt in aanmerking voor een chirurgische behandeling (je arts bespreekt dit met jou op de raadpleging).. Dit is aanvullend op de conservatieve

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

De voor onderzoek aanbevolen doseringen bedragen bij toepassing vóór de op- komst van peen 9 à, 12 kg geformuleerd produkt per hectare en bij aanwending over het gewas 6 à 9 kg«

Looking at the results of this study, six discourses surrounding sex work in Dutch newspaper articles put sex work in a context of crime, human trafficking, health hazards and