BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT INZAKE KOPPELKABELS TEN BEHOEVE VAN DE ONTBUNDELDE TOEGANG TOT HET AANSLUITNET
OPTA/IBT/2003/202226 A. Inleiding
1. Onderhavig besluit van het college van de Onafhankelijke Post en
Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) betreft de door KPN Telecom
B.V. (hierna: KPN) te hanteren kostengeoriënteerde tarieven voor koppelkabels ten behoeve van ontbundelde toegang tot het aansluitnet (hierna: MDF-access). Aanleiding voor onderhavig besluit vormde verzoeken van drie aanbieders aan het college om een tarieven voor additionele
koppelkabels ten behoeve van MDF-access vast te stellen. Het college is op grond van artikel 4, tweede lid, van de Verordening 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, gerechtigd wijzigingen van het
referentieaanbod voor MDF-access op te leggen B. Achtergrond
2. In de beslissing op bezwaar inzake het besluit betreffende het geschil BabyXL – KPN, van 11 februari 2002 en referentie OPTA/IBT/JZ/2002/2200392 (hierna: BabyXL beslissing op bezwaar), heeft het college de eenmalige tarieven voor collocatie ten behoeve van MDF-access vastgesteld. Bij de vaststelling van deze tarieven heeft het college de voor collocatie benodigde werkzaamheden en materialen (hierna: elementen) benoemd. Koppelkabels ten behoeve van MDF-access vallen ook onder de in de BabyXL beslissing op bezwaar benoemde elementen.
3. KPN heeft in haar referentieaanbod voor MDF-access
1(hierna: het referentieaanbod) tarieven voor koppelkabels van het type B en D
2opgenomen die niet overeenkomen met de tarieven van
elementen in het BabyXL beslissing op bezwaar. De in het referentieaanbod opgenomen tarieven voor koppelkabels ten behoeve van fysieke- (physical) en aanpalende (adjacent en streetcabinets) collocatie zijn, waarbij “ staat voor aderpaar:
1 Offer for collocation 2003, Tariff Schedule MDF Access, Collocation 15-1-2003, version 0.1
2 Een B-koppelkabel verbindt de aansluitlijn van de hoofdverdeler naar de collocatieruimte. De D-koppelkabel leidt telefonieverkeer van de collocatieruimte terug naar de hoofdverdeler.
PHYSICAL COLLOCATION Tie Cable Provision Charge
Additional Tie Cable Provision for Physical Collocation (2 * 100”) (D-cable) € 7714 Initial Tie Cable Provision for Physical Collocation (4 * 100”) (B-cable) € 10437
Additional Tie Cable Provision for Physical Collocation (6 * 100”) (B-cable) € 13160 ADJACENT COLLOCATION and STREETCABINETS Tie Cable Provision Charge
Additional Tie Cable Provision for Streetcabinet Collocation (2 * 100”) (DA-cable) € 18605 Initial Tie Cable Provision for Streetcabinet Collocation (4 * 100”) (BA-cable) € 23143 Additional Tie Cable Provision for Streetcabinet Collocation (6 * 100”) (BA-cable) € 27907 4. Bij brief van 4 februari 2003 met referentie OPTA/IBT/2003/200437 heeft het college aan KPN een
zienswijze gegeven over de kosten van de koppelkabels en KPN om een reactie hierover gevraagd.
KPN heeft bij brief van 20 februari 2003 en referentie R/03/U/0051 (hierna: de reactie) de door het college benoemde elementen voor een koppelkabel bevestigd. Zij maakt echter twee opmerkingen.
Ten eerste is de gemiddelde lengte van een koppelkabel bij fysieke- en aanpalende collocatie 50 respectievelijk 55 meter. Ten tweede gelden de tarieven vanaf januari 2003. Bij brief van 28 februari 2003 met referentie OPTA/IBT/2003/200776, heeft het college aanvullende vragen gesteld
betreffende de gemiddelde lengte van koppelkabels. Bij brief van 14 maart 2003 met referentie R/03/U/0070 heeft KPN aangegeven deze gegevens niet in één databestand beschikbaar te hebben.
Bij brief van 7 april 2003 heeft het college KPN gevraagd een overzicht van alle lengten van geïnstalleerde koppelkabels aan het college te doen toekomen en tevens bouwbeschrijvingen en relevante contracten te overleggen. KPN heeft per brief van 17 april 2003 met referentie
R/03/U/0112 een gedeelte van deze gegevens opgeleverd. Bij brief van 28 april 2003 met referentie OPTA/IBT/2003/201670 heeft het college de overige informatie aan KPN gevraagd, die KPN per brief van 19 mei 2003, referentie R/03/U/0140, aan het college heeft doen toekomen.
C. Wettelijk en regelgevend kader
5. Op 2 januari 2001 is de Verordening 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk
3(hierna: Verordening) van kracht geworden. In de Verordening wordt het bieden van ontbundelde toegang tot het
aansluitnetwerk verplicht gesteld voor die netwerkexploitanten, welke zijn aangewezen als
exploitanten met een aanmerkelijke macht op de markt van vaste openbare telefoonnetwerken. De verplichtingen, welke op basis van de Tw in Nederland reeds grotendeels met betrekking tot het bieden van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk voor KPN geldig waren, worden door middel van de Verordening op Europees niveau geüniformeerd. Bij wet van 14 september 2001 tot wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet Onafhankelijke post- en
telecommunicatieautoriteit
4ter uitvoering van deze Verordening is de Tw gewijzigd in die zin dat het
3 Pb EG 2000 L 336/4
4 Staatsblad 2001, nr. 431.
nieuwe artikel 6.10 in de Tw is ingevoerd. Artikel 6.10 van de Tw bepaalt onder andere dat het college de nationale regelgevende instantie is als bedoeld in artikel 4 van de Verordening.
6. Ingevolge artikel 2, onder a, van de Verordening wordt onder aangemelde exploitant verstaan:
exploitanten van vaste openbare telefoonnetwerken die door de nationale regelgevende instantie zijn aangemeld als beschikkende over een aanmerkelijke marktmacht op de markt van de levering van vaste openbare telefoonnetwerken uit hoofde van bijlage I, deel 1, van Richtlijn 97/33/EG of van Richtlijn 98/10/EG. KPN is aangewezen als aanbieder met aanmerkelijke marktmacht
5als bedoeld in artikel 6.4 van de Tw en is derhalve aan te merken als de aangemelde exploitant zoals bedoeld in de Verordening.
7. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening dient de aangemelde exploitant per 31 december 2000 een referentieaanbod voor ontbundelde toegang tot haar aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten te publiceren dat ten minste de in de bijlage bij de Verordening genoemde punten bevat, en dit regelmatig bij te werken. Het aanbod dient in voldoende mate ontbundeld te zijn, zodat de ontvanger niet hoeft te betalen voor onderdelen of faciliteiten van het netwerk die niet nodig zijn om zijn diensten te verlenen, en bevat een beschrijving van de verschillende onderdelen en de respectieve voorwaarden en tarieven.
8. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Verordening dienen de aangemelde exploitanten per 31 december 2000 elk redelijk verzoek van een ontvanger om ontbundelde toegang tot hun
aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten onder transparante, billijke en niet-discriminerende voorwaarden in te willigen. Een verzoek om ontbundelde toegang kan alleen worden afgewezen op grond van objectieve criteria die betrekking hebben op de technische haalbaarheid of de noodzaak om de integriteit van het netwerk te handhaven. De aangewezen aanbieder dient voorts faciliteiten te leveren die gelijkwaardig zijn aan die, welke zij aan haar eigen diensten of haar geassocieerde ondernemingen levert, en dit volgens dezelfde voorwaarden binnen dezelfde termijnen.
9. Artikel 3, derde lid, van de Verordening bepaalt dat de aangemelde exploitant de ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten op basis van kostenoriëntatie dient aan te rekenen. Ingevolge artikel 6.10, derde lid, van de Tw dient de aangemelde exploitant ter zake een systeem voor de toerekening van de kosten van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten op te stellen. Dit systeem behoeft de goedkeuring van het college.
10. In artikel 4, tweede lid, van de Verordening is onder meer bepaald dat de nationale regelgevende instantie in gerechtvaardigde gevallen wijzigingen van het referentieaanbod voor de ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en bijbehorende faciliteiten kan opleggen. Het college kan, indien gerechtvaardigd, op basis van artikel 4, derde lid, Verordening op eigen initiatief optreden om non- discriminatie, eerlijke concurrentie, economische doeltreffendheid en een maximaal nut voor de gebruikers te waarborgen.
5 Besluit van 15 november 2000 tot AMM-aanwijzing vaste openbare telefonie (artikel 6.4 Tw), OPTA/EGM/2000/202722