• No results found

Beslissing op bezwaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Beslissing op bezwaar"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: 631502/645127

Betreft: Beslissing op bezwaar Sapphire Media International B.V.

Het Commissariaat voor de Media,

gezien het besluit van 10 juni 2014, verzonden op 19 juni 2014, kenmerk 619944/620470, waarbij het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) het verzoek van Sapphire Media International B.V. (hierna: Sapphire) om ontheffing van het bepaalde in de artikelen 3.20, eerste lid, 3.21, eerste lid, en 3.24, eerste lid, van de Mediawet 2008 ten aanzien van de programmakanalen Blue Hustler, Hustler TV en Daring!TV, gedeeltelijk heeft toegewezen,

gezien het daartegen bij brief van 29 juli 2014 door Sapphire ingediende bezwaarschrift, gelet op de Mediawet 2008,

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), overweegt als volgt,

A. Verloop van de procedure

1. Bij drie besluiten van 29 maart 2011, kenmerk 23521/2011003803, is door het

Commissariaat aan Sapphire toestemming verleend om als commerciële media-instelling met ingang van 1 juni 2011 voor een periode van vijf jaar televisieomroep te verzorgen via drie programmakanalen met de namen Blue Hustler, Hustler TV en Daring!TV.

2. Met faxbericht van 30 december 2013, aangevuld op 18 februari 2014, heeft Sapphire om ontheffing verzocht van het bepaalde in de artikelen 3.20, eerste lid, 3.21, eerste lid, en 3.24, eerste lid, van de Mediawet 2008 ten aanzien van de programmakanalen Blue Hustler, Hustler TV en Daring!TV.

3. Bij besluit van 10 juni 2014, verzonden op 19 juni 2014, kenmerk 619944/620470, heeft het Commissariaat het verzoek van Sapphire om ontheffing gedeeltelijk toegewezen.

4. Bij brief van 29 juli 2014 heeft Sapphire een pro forma bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van het Commissariaat van 10 juni 2014 en tevens verzocht om

vaststelling van een termijn voor aanvullende gronden.

5. Bij brief van 4 augustus 2014, kenmerk 631502/631517, heeft het Commissariaat de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd. Bij dezelfde brief heeft het

(2)

6. Bij brief van 28 augustus 2014 heeft Sapphire het Commissariaat verzocht om nader uitstel van de termijn voor het indienen van de gronden. Hierbij heeft Sapphire verwezen naar de reeds door Sapphire bij de rechtbank Amsterdam aangespannen beroepsprocedure met zaaknummer AMS 13/6618 WET tegen het Commissariaat, waarin het onderwerp gelijk is aan de onderhavige bezwaarprocedures. Sapphire heeft gesteld dat de in de betreffende procedure door de rechtbank Amsterdam nog te beantwoorden vragen van invloed kunnen zijn op de positie van Sapphire in de onderhavige bezwaarprocedure. Daarom heeft Sapphire verzocht om de termijn voor het aanvullen van de gronden van bezwaar op te schorten tot een redelijke periode nadat de rechtbank Amsterdam in genoemde procedure uitspraak heeft gedaan.

7. Bij brief van 9 september 2014 is het Commissariaat tegemoet gekomen aan het verzoek van Sapphire en heeft daarbij bepaald dat de termijn voor het aanvullen van de nadere gronden van de betreffende bezwaren vier weken bedraagt na de dag waarop de uitspraak van de rechtbank Amsterdam in beroepsprocedure met zaaknummer AMS 13/6618 WET bekend is gemaakt.

8. In dezelfde brief heeft het Commissariaat er nadrukkelijk op gewezen dat indien Sapphire de gronden niet tijdig dan wel onvolledig indient, het Commissariaat op grond van artikel 6:6 van de Awb kan besluiten het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren.

9. Bij uitspraak van 13 januari 2015, bekendgemaakt op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam het beroep van Sapphire tegen het Commissariaat in de beroepsprocedure met zaaknummer AMS 13/6618 WET niet-ontvankelijk verklaard.

10. Bij brief van 23 januari 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het Commissariaat laten weten dat Sapphire hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam.

11. Bij brief van 24 maart 2015 heeft de Afdeling het Commissariaat laten weten dat Sapphire op 19 maart 2015 het door haar ingestelde hoger beroep heeft ingetrokken.

B. Juridisch kader

12. In de bijlage bij dit besluit worden de relevante wetsartikelen vermeld.

C. Ontvankelijkheid

13. Sapphire heeft bij brief van 29 juli 2014 een pro forma bezwaar ingediend tegen het besluit van het Commissariaat van 10 juni 2014. In één zinsnede maakt Sapphire bezwaar tegen het feit dat het verzoek van Sapphire om ontheffing van het bepaalde in artikel 3.20, eerste lid, van de Mediawet 2008 en artikel 3.21, eerste lid, van de Mediawet 2008 is afgewezen.

- 2 -

(3)

14. In de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (zie onder andere CRvB van 14 februari 2007, RSV 2007/149 en CRvB van 31 oktober 2007, AB 2008/90) is bepaald dat volgens vaste jurisprudentie in de regel ook van een in het bezwaarschrift

gegeven summiere motivering van het bezwaar zal kunnen worden aangenomen dat daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d (een bezwaarschrift bevat ten minste de gronden van het bezwaar), van de Awb. Dit neemt volgens de Centrale Raad van Beroep echter niet weg dat het bezwaarschrift wel, hoe summier ook verwoord, een concrete bezwaargrond dient te bevatten. Hiermee wordt een feitelijke grond bedoeld, waaronder de Centrale Raad van Beroep verstaat een standpunt ten aanzien van de overwegingen van het bestreden besluit waarmee duidelijkheid wordt verschaft over het punt, dan wel de punten, waarmee de indiener van het bezwaarschrift het niet eens is. Hieronder wordt niet verstaan de enkele mededeling dat een beslissing in strijd is met de hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene bepalingen van behoorlijk bestuur of de overige ter zake geldende bepalingen.

15. Naar het oordeel van het Commissariaat bevat het bezwaarschrift van Sapphire geen enkele grond. De enkele ongemotiveerde stelling van Sapphire in het pro forma bezwaarschrift dat zij zich niet kan vinden in het besluit van het Commissariaat van 10 juni 2014 kan niet als grond van het bezwaar worden gekwalificeerd.

16. Het Commissariaat heeft Sapphire ruimschoots gelegenheid geboden dit verzuim te herstellen, maar Sapphire heeft nagelaten enige grond voor het bezwaar te noemen en nader te motiveren. Naar aanleiding daarvan ziet het Commissariaat geen reden om niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van Sapphire achterwege te laten.

17. Het Commissariaat besluit derhalve het bezwaar van Sapphire, gericht tegen zijn besluit van 10 juni 2014, dan ook op grond van artikel 6:6, onder a, van de Awb, niet- ontvankelijk te verklaren.

D. Openbaarmaking

18. Het Commissariaat zal de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob), openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze is bekendgemaakt1. Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wob.

(4)

E. Besluit

Het Commissariaat:

I. verklaart het bezwaar van Sapphire van 29 juli 2014, gericht tegen het besluit van het Commissariaat van 10 juni 2014, kenmerk 619944/620470, niet- ontvankelijk;

II. handhaaft het primaire besluit van 10 juni 2014;

III. besluit de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de

voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar te maken door publicatie op zijn website.

Hilversum, 7 april 2015

COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,

prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning voorzitter

Jan Buné RA commissaris

Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet

bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen hun woonplaats zich bevindt.

Bijlage (1): juridisch kader

- 4 -

(5)

Bijlage: Juridisch kader

Artikel 6:5 Awb

1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;

d. de gronden van het bezwaar of beroep.

2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overlegd.

3. Indien het bezwaar- of beroepschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.

Artikel 6:6 Awb

Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of

b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,

mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

8:72 lid 3 sub b Awb de mogelijkheid om erga omnes in de zaak te voorzien, maar daaraan zal de Afdeling niet kunnen toekomen nu tegen de gewraakte regels (art. Ook het in

Programmerings Document (EPD) bepalingen over winstdelingen of tantiemes opgenomen. Wat betreft de beschikking van de Commissie is het de vraag in hoeverre het uberhaupt mogelijk

Hierbij doen wij u toekomen een stuk ten behoeve van de voorlopige voorziening inzak de kwestie Kleidijk, gemeente Albrandswaard. Mede aan de hand van dit stuk is duidelijk dat

Vanwege het aantal beroepen in deze zaak en de samenhang daarvan met twee andere zaken die op deze openbare zitting zullen worden behandeld, is er vooralsnog voor gekozen

In de bijlagen A en B bij deze brief zijn stukken vermeld die op deze zaak betrekking hebben.. U wordt verzocht de daarop vermelde stukken zo spoedig mogelijk maar in ieder

De conclusie is dat hetgeen Vermeer heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad en het college zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen

Op de locatie is een bouw van 12 meter hoogte toegestaan terwijl de hoogte van het ingediende plan 12,5 meter is..

opleidingen in Den Bosch (hierna: het CINOP), overeenkomstig afdeling 10.1.1. van de Awb de bevoegdheid tot het nemen van de besluiten, bedoeld in onderdeel 5.1., onder b, van