• No results found

Invloed van directiesamenstelling op Integrated Reporting door de Nederlandse AEX en AMX ondernemingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van directiesamenstelling op Integrated Reporting door de Nederlandse AEX en AMX ondernemingen"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Invloed van directiesamenstelling op Integrated

Reporting door de Nederlandse AEX en AMX

ondernemingen

Masterscriptie, specialisatie Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Economics and Business

Naam: Johannes Kroes

Studentnummer: s2214679

Plaats: Zwolle

Datum: 28 juni 2013

Eerste begeleider: drs. G.A. Dunnig RA

(2)

Invloed van directiesamenstelling op Integrated

Reporting door de Nederlandse AEX en AMX

ondernemingen

Masterscriptie, specialisatie Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Economics and Business

JOHANNES KROES

Studentnummer: 2214679

Landstraat 2

9714 GR Groningen

tel: +31 (0)6 16646821

e-mail: j.kroes.1@student.rug.nl

Abstract

Deze scriptie gaat over de invloed van directiesamenstelling op Integrated Reporting door de Neder-landse AEX en AMX ondernemingen. Integrated Reporting is in deze scriptie gemeten aan de hand van zes capitals (financial, manufactured, intellectual, human, social and relationship en natural). Per capital heb ik vastgesteld of de onderneming er (1) doelstellingen over formuleert, (2) beschrijft hoe men die wil realiseren en (3) of er interactie is tussen de capitals. Onder directiesamenstelling wordt in deze scriptie verstaan: de directieomvang, hoe vaak de directieleden met elkaar vergaderen, hoeveel vrou-wen er in de directie aanwezig zijn, de diversiteit in leeftijd tussen de directieleden, de onafhankelijk-heid van de directie en de afkomst van de directieleden. Rekening is gehouden met de ondernemings-grootte, financieringsstructuur en eigendomsconcentratie. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is vastgesteld dat het aantal directievergaderingen en de hoeveelheid vrouwen in de directie significant positief invloed uitoefenen op het uitbrengen van een Integrated Report door de Nederlandse AEX en AMX ondernemingen.

Trefwoorden

Integrated Reporting, Zes Capitals, Verslaggeving, Directiesamenstelling, Directieomvang, Directieverga-deringen, Directiegeslacht, Directie leeftijdsdiversiteit, Directieonafhankelijkheid, Directieafkomst

(3)

VOORWOORD

‘Yes, the planet got destroyed. But for a beautiful moment in time we created a lot of value for share-holders.’ Samen met een toepasselijk plaatje vond ik deze ironische tekst op het internet in de zoektocht naar informatie over het door mij gekozen scriptieonderwerp ‘Integrated Reporting’. Deze zin onderkent dat naast het creëren van aandeelhouderswaarde andere zaken net zo belangrijk zijn voor ondernemin-gen, namelijk niet-financiële waarden. Het lijkt dus niets meer dan logisch dat rapportage hierover on-ontbeerlijk is. Maar hoe kunnen ondernemingen het beste over niet-financiële waarden rapporteren? Is Integrated Reporting de oplossing? En speelt directiesamenstelling hierbij een rol? Onder andere deze vragen beantwoord ik in deze scriptie.

Voorts ik u meeneem in mijn scriptie wil ik met u delen hoe deze scriptie tot stand is gekomen. Deze scriptie is geschreven met het doel de masteropleiding Accountancy af te ronden aan de Rijksuniversiteit te Groningen (RuG), een universiteit waar ik twee jaar lang met plezier gestudeerd heb. Een onderdeel van het onderwijstraject aan de RuG is het schrijven van een bachelorscriptie. Het onderwerp van mijn bachelorscriptie was rapportage over ‘Intellectual Capital’. Tijdens de research naar dit onderwerp ben ik voor het eerst in contact gekomen met ‘Integrated Reporting’ en mijn interesse in dit onderwerp was meteen gewekt. Gedurende het opleidingstraject is het verschijnsel ‘Integrated Reporting’ regelmatig aan bod gekomen en mijn besluit stond vast; ik ga mijn masterscriptie schrijven over Integrated Repor-ting.

Het schrijven van de scriptie is me niet meegevallen. Vol enthousiasme ben ik begonnen met het schrij-ven van de scriptie. Echter al snel raakte ik enigszins verstrikt in de wirwar aan informatie over Integra-ted Reporting die te vinden is op het internet. Vooral het documenteren van relevante informatie uit de hoeveelheid informatie in artikelen, vond ik lastig om te doen. Desondanks is het me gelukt de scriptie te schrijven binnen de door mij gestelde deadline. Ik heb mijn scriptie mogen schrijven bij KPMG te Zwolle. Bij KPMG heb ik ruimschoots de tijd gekregen om aan mijn scriptie te werken, maar ik heb bij KPMG ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid om iets van de praktijk te kunnen zien.

En nu komt het mooiste stukje van mijn voorwoord; het bedanken van mensen die mij geholpen hebben met het schrijven van deze scriptie. Als eerste wil ik graag alle medewerkers bedanken bij KPMG die mij de tijd en gelegenheid hebben gegeven om aan de scriptie te werken. In het bijzonder wil ik Wim Bartels en Guido Klüth bedanken voor input die ik van hen gekregen heb. Natuurlijk wil ik ook mijn KPMG bege-leider Jelmer Post bedanken voor de tijd en energie die hij in mij gestoken heeft, niet alleen om wegwijs te worden binnen KPMG, maar ook voor de heldere feedback die ik van hem heb mogen ontvangen op conceptversies van deze scriptie en verhelderende ideeën over het onderwerp. Ook wil ik een woord van dank uitspreken richting mijn broer, vrienden en collega scriptant. Last but not least wil mijn bege-leider van de RuG bedanken, Gerben Dunnig. Zonder hem was deze scriptie van een stuk minder kwali-teit dan hij nu is. Door zijn kritische, maar rechtvaardige feedback heeft hij me geleerd wetenschappelijk te schrijven. Bovendien heb ik het zeer gewaardeerd dat hij actief meegedacht heeft over invulling van het gekozen onderwerp.

Veel leesplezier en hopelijk bent u na het lezen een stuk wijzer geworden! Johannes Kroes

(4)

Inhoudsopgave

1. INTRODUCTIE ...5

1.1 Belang van verslaggeving ... 5

1.2 Opkomst en mankement van duurzaamheidverslaggeving ... 5

1.3 Integrated Report ... 6

1.4 Relevantie scriptie en voorgaand onderzoek ... 7

1.5 Directiesamenstelling ... 7

1.6 Hoofdvraag en deelvragen ... 8

2. THEORETISCH RAAMWERK ...9

2.1 Ontwikkeling en beschrijving van Integrated Reporting ... 9

2.2 Voordelen Integrated Reporting ... 10

2.3 Framework in het kort ... 10

2.4 Waardecreatie ... 11

2.5 Theorieën omtrent verslaggeving... 13

2.6 Hypotheses ... 14 2.7 Controle variabelen ... 18 3. METHODE ... 20 3.1 Afhankelijke variabele ... 20 3.2 Onafhankelijke variabele... 21 3.3 Controle variabelen ... 22 3.4 Model ... 22 4. RESULTATEN ... 23 4.1 Kwalitatieve beschrijving ... 23 4.2 Beschrijvende statistiek ... 24

4.3 Bewerkingen data en multicollineariteit ... 25

4.4 Hypothese toetsen... 26

(5)

5. CONCLUSIE EN DISCUSSIE... 30 5.1 Conclusies ... 30 5.2 Tekortkomingen ... 32 5.3 Vervolgonderzoek ... 33 Afkorting- en begrippenlijst ... 34 Bijlage ... 35 Literatuurlijst ... 49

(6)

1.

INTRODUCTIE

In dit hoofdstuk zal ik het onderwerp Integrated Reporting of Integrated Report (hierna: IR) introduce-ren. Ten eerste wil ik het verschil tussen Integrated Reporting en Integrated Report duidelijk maken. Met Integrated Reporting bedoel ik het proces wat moet leiden naar een doel; het Integrated Report. Een Integrated Report is dus een eindproduct. Door onderzoek naar het eindproduct (Integrated Report) stel ik vast in hoeverre directiesamenstelling hiermee geassocieerd kan worden en in hoeverre directiesa-menstelling dus invloed heeft op het proces (Integrated Reporting). In het vervolg van mijn scriptie kun-nen deze twee termen door elkaar lopen, omdat het taalkundig juist formuleren van de twee begrippen soms het leesgemak niet ten goede komt. Aangezien niet elke onderneming een Integrated Report uit-brengt, heb ik onderzocht in hoeverre een jaarverslag kenmerken heeft van een Integrated Report. Met ‘jaarverslag’ bedoel ik het gehele boekwerk, wat een onderneming uitbrengt als onderdeel van de fi-nanciële vastlegging over het verstreken boekjaar.

In paragraaf 1 ga ik in op het belang van verslaggeving. Paragraaf 2 beschrijf ik de opkomst van duur-zaamheidverslaggeving en in paragraaf 3 wordt de opkomst het Integrated Report beschreven. In para-graaf 4 ga ik in op de relevantie van mijn scriptie. Parapara-graaf 5 gaat kort in op wat met directiesamenstel-ling wordt bedoeld en in paragraaf 6 formuleer ik mijn hoofdvraag en deelvragen.

1.1 Belang van verslaggeving

De rol van financiële verslaggeving in inefficiënte markten is om de informatieasymmetrie tussen de onderneming en haar omgeving te verkleinen en om inefficiënties te verminderen (Scott, 2009). In te-genstelling tot efficiënte markten reflecteren inefficiënte effectenmarkten niet volledig op elk moment alle publiek beschikbare informatie. Echter in 1968 schatten Ball en Brown op basis van bevindingen al dat gemiddeld genomen 85% tot 90% van de informatie in het jaarverslag reeds in de aandeelprijzen is verwerkt op moment van publicatie. Op basis van deze bevinding zou men kunnen concluderen dat fi-nanciële verslaggeving niet relevant meer is, omdat het weinig informatiewaarde heeft. Echter Eccles en Krzus (2010) beargumenteren dat verslaggeving van belang is. Het verschaft namelijk de buitenwereld informatie over performance van de organisatie zowel positief als negatief en het zet een toon voor de toekomst. Onder andere Deegan (2002) brengt verslaggeving zelfs in verband met legitimiteit. Volgens Vergoossen (1993) is in Nederland het jaarverslag het belangrijkste communicatiemiddel van onderne-mingen aan de buitenwereld. Dus men kan concluderen dat het jaarverslag toegevoegde waarde heeft. Echter, er wordt getwijfeld of verslaggeving over alleen financiële informatie nog hetgeen is waar ge-bruikers op zitten te wachten (NBA, 2013). Onder andere Eccles en Serafeim (2011) stellen dat financiële informatie een ‘lagging’ indicator is, terwijl niet-financiële informatie een ‘leading’ indicator is. Volgens Ocean Tomo is in 2009 slechts 19% van de marktwaarde van de 500 S&P ondernemingen toe te schrij-ven aan financiële waarden. Op basis van al deze bevindingen concludeer ik dat anno 2013 verslaggeving nog steeds relevant is. Maar de roep naar een andere vorm en inhoud van het jaarverslag is te onder-kennen. Zou duurzaamheidverslaggeving het antwoord kunnen zijn op het verlangen naar een andere manier van verslaggeving?

1.2 Opkomst en mankement van duurzaamheidverslaggeving

Eccles en Krzus (2010) beweren dat in de huidige economie en sociaal klimaat veel ondernemingen vrij-willig rapporteren over duurzaamheid. Ten opzichte van 2008 hebben ondernemingen in 2011 meer over duurzaamheid gerapporteerd (KPMG, 2011a). Dergelijke rapporten zijn meestal een aanvulling op het jaarverslag en bevatten vaak informatie over niet-financiële waarden. De focus van

(7)

duurzaamheid-verslagen kan worden benaderd vanuit drie perspectieven: people, planet en profit (Triple P). De Triple P is door John Elkington (1997) geïntroduceerd, waarbij de prestaties van ondernemingen op het gebied van de mens (sociale omgeving en werknemers), het milieu en het financiële terrein worden gemeten en gerapporteerd (de Waard, 2011). Duurzaamheidverslaggeving is wellicht beter bekend onder de Engels-talige benaming van Corporate Social Responsibility (hierna: CSR) Reporting of Sustainability Reporting. Er zijn diverse definities van CSR in omloop (Geoffrey en Laureen, 2010). De Europese Commissie (2011) definieert CSR als een concept waar ondernemingen op vrijwillige basis sociale- en milieuzaken integre-ren in hun bedrijfsuitvoering en hun interactie met de stakeholders.

Uit het bovenstaande leid ik af dat ondernemingen steeds bewuster omgaan met niet-financiële infor-matie. Maar op basis van literatuuronderzoek stel ik vast dat er nog veel te winnen is op de totstandko-ming van informatie omtrent niet-financiële waarden en de rapportage erover. Zo wordt volgens Bartels en Op het Veld (2012) niet-financiële informatie (al dan niet handmatig en versnipperd) vastgelegd in separate toepassingen en spreadsheets. Hierdoor is deze informatie minder snel beschikbaar en bevat het een hoge foutgevoeligheid ten opzichte van financiële informatie (Bartels en Op het Veld, 2012). Ook het NIVRA beweert dat de systemen voor niet-financiële informatie minder waarborgen bevatten voor betrouwbaarheid dan de systemen voor financiële informatie (NIVRA, 2008). Uit onderzoek van KPMG is gebleken dat een derde van de 250 grootste ondernemingen ter wereld en meer dan een vijfde van de 100 grootste bedrijven in 34 landen jaarlijks correcties (moeten) maken op hun gerapporteerde duurzaamheidinformatie. Het is dus van belang dat de beheersing omtrent niet-financiële informatie op een gelijk niveau komt als financiële informatie. Integrated Reporting kan hierbij helpen, omdat IR een geïntegreerde denkwijze (Integrated Thinking) bewerkstelligt (IIRC, 2011). Volgens Bartels en Op het Veld (2012) is het combineren van het financiële verslag met het duurzaamheidverslag de eerste stap op weg naar geïntegreerde verslaggeving. Maar geïntegreerde verslaggeving is meer dan het in elkaar schuiven van deze twee verslagen. Een dergelijk rapport is meer een ‘combined report’ dan een ‘Inte-grated Report’ (KPMG, 2011a).

1.3 Integrated Report

Een Integrated Report is volgens voorstanders het antwoord op de tekortkomingen omtrent de huidige verslaggeving over niet-financiële waarden (NBA, 2013). In een visiedocument over IR beweert de NBA (2013) dat een Integrated Report beter inzicht geeft in de niet-financiële waarden, omdat IR op een ge-ïntegreerde wijze aangeeft hoe strategie, governance en prestatie bijdragen aan duurzame waardecrea-tie voor de onderneming, stakeholders en maatschappij. Niet voor niets bestempelt de NBA Integrated Reporting als één van de bestuursprojecten voor de komende jaren.

Volgens Eccles en Krzus (2010) is er een internationale trend dat ondernemingen separate verslagen als het jaarverslag en duurzaamheidverslag integreren tot één geïntegreerde verslag. IR is een aspect wat steeds meer opkomt in de huidige verslaggeving (Kolk, 2003; KPMG, 2008; Owen, 2006; IIRC, 2011). Sinds het eerste geïntegreerd verslag, uitgebracht door de Deense onderneming Novozymes in 2002, is het belang van deze manier van verslaggeving snel toegenomen (Jensen en Berg, 2012). Die toename is onder meer te verklaren doordat de manier waarop ondernemingen opereren en waarde creëren de afgelopen tijd veranderd is door onder andere globalisatie, politieke invloeden (naar aanleiding van de huidige financiële crisis) en toenemende verwachtingen omtrent transparantie (IIRC, 2011; IRC South Africa, 2011; NBA, 2013). In Zuid-Afrika is het uitbrengen van een geïntegreerd verslag verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen en Frankrijk zal snel volgen (Eccles en Serafeim, 2011). Uit het boven-staande concludeer ik dat Integrated Reporting, met als eindresultaat het Integrated Report het

(8)

ant-woord kan zijn op de hedendaagse tekortkomingen in de vastlegging van en rapportage over niet-financiële waarden.

1.4 Relevantie scriptie en voorgaand onderzoek

Op basis van mijn literatuurstudie heb ik vastgesteld dat geïntegreerde verslaggeving een relatief recen-te ontwikkeling is. Dit is wellicht de verklaring waarom ik relatief weinig werecen-tenschappelijk onderzoek naar dit fenomeen aangetroffen heb. Naar mijn mening houdt huidig wetenschappelijke literatuur op bij het benoemen wat geïntegreerde verslaggeving is en wat de voordelen ervan zijn. De meeste publicaties omtrent Integrated Reporting zijn afkomstig van accountantsorganisaties en van instanties als de NBA, IIRC en GRI. Echter zoals in paragraaf 2.2 nader toegelicht zal worden, brengt geïntegreerde verslagge-ving voordelen met zich mee (Eccles en Serafeim, 2011). Gezien deze voordelen is wetenschappelijk onderzoek of bepaalde variabelen van invloed zijn op het wel of niet uitbrengen van een IR relevant. In 2012 heeft PwC onderzocht in hoeverre de top 40 ondernemingen in Nederland een IR uitbrengen (PwC, 2012a). Hierbij heeft PwC gebruik gemaakt van het inmiddels verouderde IR framework uit het IIRC discussienota. Dit verouderde framework bestaat uit vijf Guiding Principles en zes Content Elements. In paragraaf 2.3 wordt uitgediept wat hiermee bedoeld wordt. Om een uitspraak te doen of een report van een onderneming een IR is, heeft PwC per Guiding Principles onderzocht in hoeverre de Content Elements hierin genoemd worden. In heb gekozen voor een andere insteek, omdat de werkwijze van PwC te tijdrovend is in het kader van mijn scriptie. Daarnaast draagt het kiezen voor een andere insteek bij aan de literatuur omtrent IR. In mijn scriptie staat het business model centraal op basis van de zes capitals: financial, manufactured, intellectual, human, social and relationship en natural. In paragraaf 2.4 wordt verder uitgediept wat hiermee bedoeld wordt. Voor de Nederlandse AEX en AMX ondernemingen zal ik per capital vaststellen in hoeverre de onderneming hierover (1) doelstellingen formuleert, (2) hoe men die wil realiseren en (3) of onderling naar de capitals verwezen wordt. Per capital zal ik bij het be-noemen van één van deze aspecten een punt toekennen en zodoende ontstaat er een zelfontworpen IR disclosure index. Hoe meer punten een jaarverslag toegewezen krijgt, hoe meer het jaarverslag kenmer-ken heeft van een Integrated Report volgens mijn methode (zie ook hoofdstuk 3).

1.5 Directiesamenstelling

Volgens Eccles en Krzus (2010) en de NBA (2013) is steun vanuit de directie van belang in het proces om tot geïntegreerde verslaggeving te komen. De directie draagt namelijk de uiteindelijke verantwoorde-lijkheid om informatie aan de stakeholders te verschaffen. Bovendien dient dit orgaan te waarborgen dat de boodschap ten aanzien van geïntegreerde rapportage gecoördineerd en consistent is (Eccles en Krzus, 2010). Om die reden heb ik ervoor gekozen om te onderzoeken of bepaalde directiesamenstellin-gen van invloed zijn op Integrated Reporting. In mijn scriptie beschrijf ik of er een verband is tussen be-paalde directiesamenstelling van Nederlandse AEX en AMX ondernemingen op de door mij ontwikkelde IR disclosure index. Ik heb voor de volgende directievariabelen gekozen: de directieomvang, hoe vaak de directieleden met elkaar vergaderen, hoeveel vrouwen er in de directie aanwezig zijn, de diversiteit in leeftijd tussen de directieleden, de onafhankelijkheid van de directie en de afkomst van de directiele-den. Er is wetenschappelijk bewijs dat deze variabelen van invloed zijn op (vrijwillige) verslaggeving (zie paragraaf 2.6). Er is echter geen wetenschappelijk bewijs gevonden of dit ook geldt voor het uitbrengen van een IR. De doelstelling van mijn scriptie is om dat gat in de theorie te dichten.

(9)

1.6 Hoofdvraag en deelvragen

Voor mijn scriptie heb ik de volgende hoofdvraag geformuleerd:

Heeft de directiesamenstelling van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen invloed in hoeverre deze ondernemingen een Integrated Report uitbrengt? Zo ja, welk invloed heeft het dan?

Om deze hoofdvraag te beantwoorden, heb ik de volgende deelvragen opgesteld: • Wat is Integrated Reporting?

• Wat is de toegevoegde waarde van Integrated Reporting? • Waarom spelen de zes capitals een rol bij Intregrated Reporting? • Welke theorieën zijn toepasbaar op Integrated Reporting?

• Welke directiesamenstelling variabelen zijn van invloed op Integrated Reporting?

In het volgende hoofdstuk van mijn scriptie wordt het theoretische raamwerk van deze scriptie beschre-ven en stel ik mijn hypotheses op. Daarna zal ik ingaan op de onderzoeksmethode. Vervolgens zal ik mijn voornaamste bevindingen en conclusies beschrijven. Nadien zullen de tekortkomingen van mijn onder-zoek aan bod komen samen met het voorstel tot vervolgonderonder-zoeken.

(10)

2.

THEORETISCH RAAMWERK

Dit hoofdstuk vormt het theoretische raamwerk van mijn onderzoek. In paragraaf 1 ga ik in op de tot-standkoming van Integrated Reporting en geef ik een beschrijving wat een Integrated Report is. In para-graaf 2 komen de voordelen van IR aan bod. Daarna zal ik kort het huidige IR Framework beschrijven (paragraaf 3) en ga ik in op waardecreatie die wordt toegerekend aan Integrated Reporting (paragraaf 4). In paragraaf 5 worden diverse theorieën omtrent verslaggeving nader toegelicht. In paragraaf 6 zal ik de hypotheses formuleren die betrekking hebben op directiesamenstelling. In paragraaf 7 beschrijf ik andere variabelen die een rol spelen bij verslaggeving (de controle variabelen).

2.1 Ontwikkeling en beschrijving van Integrated Reporting

De roep naar IR komt doordat de wereld veranderd is (IIRC, 2011). Door mondiale vraagstukken als kli-maat, ethiek, mensenrechten en schaarste, alsmede de impact daarvan op de strategie en risico’s van de onderneming, is de behoefte aan bedrijfsinformatie steeds meer verschoven van financiële informatie naar niet-financiële informatie (NBA, 2013). Te denken valt aan de energieconcern BP die de waarde van haar onderneming zag imploderen na de explosie op de Deepwater Horizon en de daarmee gepaard gaande olievervuiling (Bartels en Op het Veld, 2012). Vlak voor de ramp was een aandeel BP ongeveer 60 dollar waard, in een maand tijd verloor een BP aandeel een derde van zijn waarde. Op het dieptepunt bedroeg de beurskoers nog 27 dollar, een daling van 55%. Door hierover helder te communiceren en op geïntegreerde wijze verslag te doen, ontstaat bij de gebruikers een relevanter beeld van de organisatie (NBA, 2013).

Door de vraag naar een consistent, gezamenlijk en internationaal geaccepteerde benadering voor IR is in augustus 2010 het International Integrated Reporting Committee (hierna: IIRC) opgericht. Later is het woord 'Committee' vervangen door 'Council'. De oprichters van het IIRC zijn Prince’s Accounting for Sustainability Project (A4S), de Global Reporting Initiative (GRI) en de International Federation of Ac-countants (IFA)1. Op de officiële website2 van het IIRC definieert het IIRC haarzelf als: “… a global coali-tion of regulators, investors, companies, standard setters, the accounting profession and NGOs (non-governmental organizations). Together, this coalition shares the view that communication about busi-nesses' value creation should be the next step in the evolution of corporate reporting. The IIRC is leading the development of a global framework for Integrated Reporting.” De missie van het IIRC is: “…to create the globally accepted International <IR> Framework that elicits from organizations material information about their strategy, governance, performance and prospects in a clear, concise and comparable for-mat.”

In september 2011 bracht het IIRC een discussienota in omloop. In oktober 2011 lanceerde het IIRC een tweejarig pilot programma om ondernemingen aan te moedigen om IR toe te passen en onderlinge er-varingen te delen. In november 2012 publiceerde het IIRC een prototype van het framework en in april 2013 een ontwerpbesluit (consultation draft) van het International IR framework3. Dit ontwerpbesluit van het IR framework bestaat uit 5 hoofdstukken en in elk hoofdstuk wordt ingegaan op bepaalde as-pecten van IR aan de hand van korte zinnen die gecodeerd zijn. Ik verwijs naar deze codering aan de hand van [x.y]. In het ontwerpbesluit definieert IIRC Integrated Reporting (IIRC, 2013) als volgt: [1.2] Integrated Reporting is a process that results in communication by an organization, most visibly a

1

Bron: http://www.aicpa.org/

2 Bron: http://www.theiirc.org/ 3 Bron: http://www.iasplus.com/

(11)

ic integrated report, about value creation over time. [1.3] An integrated report is a concise communica-tion about how an organizacommunica-tion’s strategy, governance, performance and prospects, in the context of its external environment, lead to the creation of value over the short, medium and long term. [1.4] An inte-grated report should be prepared in accordance with this Framework. Uit deze definitie blijkt dat Inte-grated Reporting een proces is, wat resulteert in communicatie over waardecreatie door de tijd heen meestal in de vorm van een Integrated Report. Een Integrated Report is dus het resultaat van Integrated Reporting en verschaft op een consistente wijze informatie over aspecten als strategie, bestuur, presta-ties en vooruitzichten. Daarnaast staat de interactie met de externe omgeving en waardecreatie over korte, middellange en lange termijn centraal. Wat niet direct naar voren komt, maar wat het IIRC wel benoemd in haar missie, is dat een Integrated Report informatie dient te verschaffen over de meest elementaire zaken. De NBA (2013) heeft dit goed zichtbaar gemaakt in een verslaggevingpiramide, zie bijlage 1.

Het Integrated Reporting Committee (IRC) of South Africa definieert in het King Code of Governance Principles for South Africa 2009 (King III) Integrated Reporting als: “… a holistic and integrated represen-tation of the company’s performance in terms of both its finance and its sustainability” (IRC South Africa, 2011). In King III staat expliciet het woord 'holistische' wat te vertalen valt met 'kijken naar het geheel'. Daarnaast worden expliciet de aspecten financiële en niet-financiële waarden benoemd in de vorm van de woorden 'finance' en 'sustainability'. Volgens King III is het doel van een Integrated Report “…to ena-ble stakeholders to assess the ability of an organization to create and sustain value over the short-, me-dium- and long-term.” Gebruikers moeten dus door een Integrated Report een goed beeld krijgen van de waardecreërend vermogen van de onderneming.

Wat ik uit het bovenstaande haal, is dat een Integrated Report een lezer goed zicht moet geven in het waardecreërend vermogen van de onderneming. Om die reden stel ik dit aspect centraal (zie paragraaf 2.4).

2.2 Voordelen Integrated Reporting

In de discussienota van het IIRC (2011) benoemt het IIRC acht punten waar een Integrated Report ten opzichte van een traditioneel verslag van verschilt. Deze punten zijn opgenomen in bijlage 2. De praktijk heeft uitgewezen dat de acht punten van het IIRC deels daadwerkelijk zichtbaar zijn geworden door IR. Uit ervaringen van ondernemingen is gebleken dat door de holistische benadering van Integrated Repor-ting een betere samenwerking tussen afdelingen heeft bewerkstelligd (NBA, 2013). Dit reflecteert het ‘Integrated Thinking’, wat een belangrijk kenmerk is van IR. Doordat IR zich enkel richt op elementaire zaken, is binnen de onderneming meer focus op relevante doelen. Bovendien is er een hogere betrok-kenheid en kennis van het senior management, met meer focus op duurzaamheidzaken voor de onder-neming en bewerkstelligd het een heldere communicatie over strategie en het business model met een krachtige positionering in de maatschappij (NBA, 2013).

2.3 Framework in het kort

In april 2013 heeft het IIRC een ontwerpbesluit van het framework uitgebracht. Het document bestaat uit meerdere hoofdstukken, namelijk: Overview, Fundamental Concept, Guiding Principles, Content Elements, Preparation en Presentation (IIRC, 2013). Het IIRC heeft de Guiding Principles en Content Ele-ments weergegeven in een model. Deze is weergegeven in bijlage 3. De focus van mijn scriptie zal vooral liggen op het Fundamental Concept, om die reden wordt in deze paragraaf kort aandacht besteedt aan het framework.

(12)

De opbouw van het ontwerpbesluit:

• Het Overview gaat onder andere in op het doel van geïntegreerde verslaggeving, het doel van het framework en hoe IR toegepast dient te worden.

• Het Fundamental Concept gaat in op de capitals (financial, manufactured, intellectual, human, social and relationship en natural), de organisatie business model en de waardecreatie door de tijd heen.

• De Guiding Principles gaat in op de inhoud van een IR in en hoe informatie gepresenteerd kan worden. In het framework definieert het IIRC zes guiding principles4, te weten: (1) strategic fo-cus and future orientation, (2) connectivity of information, (3) stakeholder responsiveness, (4) materiality and conciseness, (5) reliability and completeness en (6) consistency and comparabil-ity.

• De Content Elements bestaan uit zeven aspecten5 waar een IR antwoord op dient te geven. Deze zijn: (1) organizational overview and external environment, (2) governance, (3) opportunities and risks, (4) strategy and resource allocation, (5) business model, (6) performance en (7) future outlook.

• Het onderdeel Preparation and Presentation geeft richtlijnen omtrent de voorbereiding en pre-sentatie van een IR.

2.4 Waardecreatie

Zoals ik in paragraaf 2.1 geconcludeerd heb, dient in mijn optiek een Integrated Report zicht te geven op het waardecreërend vermogen van de onderneming. In punt [2.1] beschrijft het IIRC (2013) dat waarde niet alleen binnen een organisatie gecreëerd wordt, maar dat het ook beïnvloed wordt door de externe omgeving en door ondernemingrelaties met derden. Daarnaast hangt waarde af van middelen (resour-ces). Gezien het belang hiervan, dient een IR hier zicht op te geven [2.2]. Impliciet noemt het IIRC dit waarschijnsel 'capitals'. Het IIRC benoemt zes capitals (i.e. resources and relationships), te weten: finan-cial, manufactured, intellectual, human, social and relationship en natural [2.12]. Deze capitals dienen als input voor het business model van de onderneming. De capitals zullen verminderen, vermeerderen of veranderen tijdens het productieproces. Zo zal het financial capital toenemen bij het maken van winst en het human capital toenemen als werknemers getraind worden [2.13]. Er is een constante in-teractie tussen de capitals. Zo zal in het geval van training van werknemers het financial capital afnemen en het human capital toenemen [2.14]. Echter alle capitals zijn voor elke onderneming niet even rele-vant [2.18]. Om die reden geeft het framework geen uitvoerige beschrijving van de capitals [2.20]. In een Integrated Report dient het waardecreërend vermogen van de onderneming naar voren te komen en hiervoor is flexibiliteit nodig. Een strakke definitie van de capitals zou een belemmering kunnen zijn voor een onderneming om haar unieke capitals te beschrijven, als de unieke onderneming capital niet past binnen die strakke definitie (ACCA en NBA, 2013). Het framework verlangt echter niet dat alle com-plexe interacties tussen de capitals uitgediept worden [2.25]. In bijlage 4 is een overzicht weergegeven van de ondernemingswaarde creatieproces, welke de interactie tussen de Content Elements en capitals inzichtelijk maakt in de externe omgeving van de organisatie.

4 In de discussienota van het IIRC uit 2011 waren dit er vijf: (1) Strategic focus; (2) Connectivity of information; (3) Future orientation; (4)

Re-sponsiveness and stakeholder inclusiveness; (5) Conciseness, reliability and materiality

5

In het ontwerpbesluit van het IIRC uit 2013 waren dit er zes: (1) Organizational overview and business model; (2) Operating context, including risks and opportunities; (3) Strategic objectives and strategies to achieve; those objectives; (4) Governance and remuneration; (5) Performance; (6) Future outlook

(13)

Hieronder geef ik een korte omschrijving van de capitals (IIRC framework, 2013; ACCA en NBA, 2013; White, 2010; Forum for the Future, 2009). In het IIRC ontwerpbesluit is een diagram opgenomen die de capitals visualiseer (zie bijlage 5). Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze weergave geen hiërarchie tussen de capitals weergeeft (IIRC, 2013).

• Financial capital Deze capital is vrij beschikbaar voor de onderneming en wordt verkregen door financiering. Kenmerkend is het eigen en vreemd vermogen. De focus ligt vooral hoe het vermo-gen wordt verkrevermo-gen, in plaats van hoe het benut wordt. Traditioneel wordt aan de hand van deze capital de performance van een onderneming gemeten. Aspecten waarover gerapporteerd kan worden zijn: financiële doelstellingen, financieringsrisico’s en mogelijke aandelenuitgiften of financieringsaanvragen.

• Manufactured capital Hiermee worden fysieke objecten bedoeld, die beschikbaar zijn voor de ondernemingen om goederen te produceren en/of diensten te verlenen. Hieronder valt onder andere: gebouwen, machines en infrastructuur. Deze objecten worden geen deel van het eind-product. Een efficiënt gebruik van deze capital kan bijdragen aan flexibiliteit en innovatie. Door deze capital op de juiste manier in te zetten, kan het gebruik van grondstoffen verminderd wor-den. Rapportage aspecten kunnen zijn: hoe infrastructuur, technologie en processen het meest efficiënt ingezet kunnen worden en hoe ze bijdragen aan het ontwikkelen van waardevolle goe-deren en diensten.

• Intellectual capital Dit zijn de unieke immateriële waarden die een concurrentievoordeel kunnen vormen. Hieronder valt: intellectuele eigendommen (patenten, copyrights, software, rechten en licenties), ondernemingswaarden (kennis, systemen, procedures en protocollen) en merk-naam/reputatie. Het betreft dus waarden die uniek voor een onderneming zijn. Deze capital hangt samen met de volgende twee capitals; human capital en social capital.

• Human capital Hieronder vallen de competenties, vaardigheden en ervaringen van de mensen die bij de onderneming werkzaam zijn. Aspecten die hieronder vallen zijn: de naleving en onder-steuning van de risicohouding van de onderneming en ethische waarden. Daarnaast dienen de werknemers de ondernemingsstrategie te begrijpen en te implementeren. Maar ook plezier en passie voor het werk hebben valt hieronder. Door de opkomst van duurzaamheidverslaggeving is verslaggeving omtrent deze capital deels toegenomen.

• Social and relationship Deze capital gaat in op de relaties van de onderneming met haar omge-ving, waarmee de welvaart van de onderneming alsmede de collectieve welvaart verhoogd kan worden. Hieronder valt: gedeelde normen en waarden en een beschrijving hoe de relaties ont-wikkeld zijn en hoe deze beschermd kan worden. Hierin is deels de legitimatietheorie in te on-derkennen (e.g. Deegan, 2002) (zie paragraaf 2.5). Het belang van deze capital is de afgelopen jaren toegenomen door de opkomst van duurzaamheidverslaggeving.

• Natural capital Deze capital beschrijft alle goederen die uit de natuur gebruikt worden om goe-deren en diensten te kunnen creëren. Een onderneming dient zich te realiseren dat bepaalde natuurlijke hulpbronnen af zullen nemen door ze te gebruiken. De continuïteit van de onderne-ming hangt mede van deze capital af. Net als bij social capital is het belang van deze capital vooral toegenomen door de opkomst van duurzaamheidverslaggeving.

(14)

Volgens White (2010) dient een Integrated Report gebaseerd op de capitals zicht te geven op de volgen-de drie aspecten:

1. de ondernemingscontrole en invloed op de verschillende capitals; 2. de verandering van de capitals door de tijd;

3. hoe de ene capital de andere beïnvloedt.

Vooral kwantitatieve indicatoren als Key Performance Indicators (KPI), geven inzicht in het gebruik en beïnvloeding van de capitals door de onderneming (ACCA en NBA 2013).

2.5 Theorieën omtrent verslaggeving

In de loop der tijd zijn er diverse theorieën omtrent verslaggeving ontwikkeld. In deze paragraaf be-schrijf ik in hoeverre de legitimatietheorie, institutionele theorie, agentschaptheorie en de vrijwillige verslaggevingtheorie betrekking hebben op Integrated Reporting.

Legitimatietheorie

Deegan (2002) geeft diverse verklaringen waarom managers vrijwillig sociale en milieuverslagen uit-brengen, uiteenlopend van economische rationele overwegingen tot het geloof in verantwoordelijk-heidsplicht. Volgens Deegan (2002) hebben ondernemingen de laatste jaren steeds meer de wens zich-zelf te legitimeren (legitimatietheorie), om zodoende bestaansrecht te verwerven en invloed uit te oe-fenen op de omgeving. De legitimatietheorie bekijkt de onderneming vanuit de positie die de onderne-ming inneemt in de maatschappij en kijkt vervolgens naar de acceptatie van de onderneonderne-ming door de maatschappij. De Waard (2011) beargumenteert dat ondernemingen duurzaamheidverslagen ook kun-nen gebruiken als een soort ‘emotive symbol’, waarmee de aandacht van gebruikers kan worden afge-leid van actuele zaken en gebeurtenissen rondom de onderneming. Volgens Gray et al. (1996) is de legi-timatietheorie systeemgericht. Hiervan uitgaande kan de onderneming invloed uitoefenen op de omge-ving, maar wordt aan de andere kant ook beïnvloed door de omgeving. Externe verslaggeving wordt gezien als een belangrijk middel voor een onderneming om invloed uit te oefenen op de omgeving (Deegan, 2002). De reden waarom de onderneming een Integrated Report uitbrengt vanuit de legitima-tietheorie kan liggen in het feit dat een Integrated Report beter het ondernemingsverhaal naar voren brengt (NBA, 2013).

Institutionele theorie

Volgens de institutionele theorie (isomorfisme) oefenen aspecten als politiek, financiën, onderwijs, cul-tuur en economie druk uit op ondernemingen (de Waard, 2011; Jensen en Berg, 2012). De discussienota van het IIRC (2011) betrekt impliciet deze theorie om de opkomst van geïntegreerde verslaggeving te verklaren. Hierin wordt gesteld dat de wereld veranderd is door globalisatie, politieke invloeden (naar aanleiding van de financiële crisis) en toenemende verwachtingen omtrent transparantie. Door mondia-le vraagstukken omtrent klimaat, ethiek, mensenrechten en schaarste is de behoefte van gebruikers van bedrijfsinformatie verschoven van financiële informatie naar niet-financiële informatie (NBA, 2013). Integrated Reporting kan hét antwoord zijn op deze communicatiekloof, omdat Integrated Report meer inzicht verschaft over deze immateriële zaken.

Agentschaptheorie en de vrijwillige verslaggevingtheorie

De agentschaptheorie is gebaseerd op de scheiding tussen eigendom en leiding van de onderneming (Jensen en Meckling, 1976). De aandeelhouder zijn de eigenaren van een onderneming en het manage-ment heeft de leiding. Binnen de agentschaptheorie gelden er twee veronderstellingen. Ten eerste dat er belangenconflict is tussen de aandeelhouders en het management en ten tweede dat er een informa-tieasymmetrie tussen beide partijen aanwezig is. Zo beschikt het management over meer informatie van

(15)

de onderneming dan de aandeelhouders. Het hiervoor beschreven aspect gaat gepaard met kosten, de zogenaamde agentschapkosten. Deze kunnen in drie groepen worden ingedeeld: (1) monitoring kosten voor de aandeelhouders om het management te controleren, (2) bonding kosten voor het management om de aandeelhouders ervan te overtuigen dat ze de overeenkomst naleeft en (3) residual kosten. Volgens de vrijwillige verslaggevingtheorie zal het vrijwillig opnemen van informatie in het jaarverslag de informatieasymmetrie verkleinen (Lev, 1992). Hierdoor kunnen agentschapkosten verminderd worden, omdat aandeelhouders minder moeite hoeven te doen de onderneming te monitoren (monitoring kos-ten) en het management hoeft minder moeite te doen om de aandeelhouders te overtuigen (bonding kosten) (Healy en Palepu, 2001; Schott, 2009). Door vrijwillige verslaggeving, wordt een onderneming aantrekkelijker voor institutionele beleggers en heeft vrijwillige verslaggeving dus een positieve invloed op het verkrijgen van vreemd vermogen (Healy et al., 1999). Daarnaast zorgt het voor een betere weer-spiegeling van de aandeelhouderswaarde (Healy en Palepu, 2001; Diamond en Verrecchia, 1991; Gelb en Zarowin, 2002). Voorstanders van Integrated Reporting zien hierin het antwoord om de communicatie-kloof met beleggers, investeerders en andere stakeholders te overbruggen (NBA, 2013). Aangezien IR in Nederland (nog) niet verplicht gesteld is, kan Integrated Reporting in Nederland gezien worden als een vorm van vrijwillige verslaggeving.

2.6 Hypotheses

In deze scriptie ga ik onderzoeken wat de invloed van bepaalde directiesamenstelling is op het uitbren-gen van een Integrated Report. Ik heb voor directiesamenstelling gekozen, omdat voluitbren-gens Eccles en Krzus (2010) en de NBA (2013) steun vanuit de directie van belang is in het proces om tot geïntegreerde verslaggeving te komen. Alvorens ik uiteen ga zetten waarom directiesamenstelling van belang is, wil ik eerst een opmerking maken over het bestuursmodel die in Nederland gangbaar is. Nederland wordt gekenmerkt door een duaal bestuursmodel (two tier board) (Maassen en van den Bosch, 1999; Hoog-hiemstra en van Manen, 2004). Bij een duaal bestuursmodel zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van elkaar gescheiden. Sinds 1 januari 2012 is het in Nederland mogelijk te kiezen voor een enkelvoudig bestuursmodel (one tier board). De directie en toezichthouders acteren dan in één bestuurslaag. In een enkelvoudig bestuursmodel worden bestuurders gekenmerkt door de titel ‘executi-ve directors’ en toezichthouders met de titel ‘non- executi‘executi-ve directors’. In het ‘executi-vervolg van deze scriptie bedoel ik met 'directie' de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen samen, tenzij anders vermeld. De rol van de directie in verslaggeving is van belang, omdat de directie de uiteindelijke verantwoorde-lijkheid heeft om informatie aan de stakeholders te verschaffen (Eccles en Krzus, 2010). Bovendien dient de directie te waarborgen dat de boodschap ten aanzien van geïntegreerde rapportage gecoördineerd en consistent is. De directie zorgt ervoor dat de belangen tussen aandeelhouders en managers worden verbonden en inefficiëntie tussen management teams wordt geëlimineerd (Kang et al., 2007). Daarnaast is de directie een belangrijke corporate governance controlemechanisme en is er een groeiende interes-se in de studie naar vrijwillige verslaggeving en corporate governance (García-Meca en Sánchez-Ballesta, 2010). Een sterke corporate governance structuur draagt bij aan de kwaliteit rondom financiële verslag-geving (DeFond et al. 2005; Carcello et al. 2008).

Onder 'directiesamenstelling' versta ik de volgende variabelen: • directieomvang;

• hoe vaak de directieleden met elkaar vergaderen (hierna: aantal directievergaderingen); • hoeveel vrouwen er in de directie aanwezig zijn (hierna: directiegeslacht);

(16)

• directieafkomst;

• directieonafhankelijkheid.

Hieronder geef ik een uiteenzetting van wetenschappelijke artikelen waarin onderzoek gedaan is naar deze variabelen. Hoewel in deze wetenschappelijke artikelen meestal geen onderzoek wordt gedaan of er een associatie is tussen de genoemde variabelen en geïntegreerde rapportage, is er wel bewijs ge-vonden dat de variabelen van invloed zijn op financiële verslaggeving, duurzaamheidverslaggeving en andere vormen van (vrijwillige) verslaggeving. De doelstelling van mijn scriptie is om te onderzoeken of de genoemde variabelen een associatie hebben met Integrated Reporting. Bij alle gestelde hypotheses geldt dat ze betrekking hebben binnen de kaders van het uitgevoerde onderzoek. Dat wil zeggen voor de Nederlandse AEX en AMX ondernemingen en conform mijn IR index (zie hoofdstuk 3).

Directieomvang

Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de optimale directieomvang. Volgens Lipton en Lorsch (1992) is de maximale directieomvang tien leden, met een optimum van acht of negen. Monks en Mi-now (2008) menen dat tien leden de optimale directieomvang is en Raheja (2005) meent dat er geen optimale directieomvang bestaat. Er is empirisch bewijs dat een kleinere directie effectiever werkt en dat ondernemingen met een kleinere directie een grotere ondernemingswaarde vertegenwoordigen (Yermack, 1996; Eisenberg et al. 1998; Kim en Nofsinger, 2007). Een directie met relatief veel leden zou gepaard gaan met een tragere besluitvormingsproces en slechte communicatie. Zo is er bewijs dat het voor institutionele beleggers een prioriteit is om de directieomvang af te laten nemen (Kini et al., 1995). Aan de andere kant is er bewijs dat juist een grote directie deskundiger is (Dalton et al., 1999), een bete-re controle heeft op accruals (Xie et al., 2003) en dat het bete-resulteert in een lagebete-re vermogenskostenvoet (Anderson et al., 2004). Er is dus geen eenduidig empirisch bewijs rondom het effect van de directieom-vang op ondernemingsprestaties. Een mogelijke verklaring hiervan is dat directieomdirectieom-vang mogelijk wordt beïnvloed door andere variabelen, zoals ondernemingsgrootte (Yermack, 1996). Er zijn ook tegenstrijdi-ge wetenschappelijk artikelen waarin het verband tussen verslagtegenstrijdi-geving en directieomvang onderzocht is. Zo vonden Zhang et al. (2007) bewijs dat een kleinere directie geassocieerd kan worden met meer verslaggeving omtrent bepaalde internal control issues. Echter Cheng en Courtenay (2004) vonden geen verband tussen directieomvang en vrijwillige verslaggeving. Gezien de hoeveelheid tegensprekende wetenschappelijke artikelen verwacht ik geen verband tussen directieomvang en Integrated Reporting. De directieomvang wordt in deze scriptie bepaald door het aantal leden van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen samen (e.g. Yermack, 1996; Cerbioni en Parbonetti, 2007; Abeysekera, 2010). Hypothese 1: Directieomvang heeft geen effect op geïntegreerde verslaggeving.

Aantal directievergaderingen

Het aantal malen dat een directie vergadert, kan gezien worden als een maatstaf voor onafhankelijk, ijverig (i.e. toegewijd) en deskundig directie (Carcello et al. 2002). Ik verwacht dat een dergelijke directie eerder een Integrated Report zal uitbrengen. Zhang et al. (2007) hebben bewezen dat bepaalde internal control verslaggeving positief kan worden geassocieerd met het aantal directievergaderingen. Gezien deze constateringen verwacht ik dat het aantal directievergaderingen een positief effect heeft op IR. Hypothese 2: Directievergaderingen hebben een positief effect op geïntegreerde verslaggeving. Directiegeslacht

Volgens Kang et al. (2007) is geslacht het meest bediscussieerde component van directiediversiteit. De Nederlandse politiek bemoeit zich ook met dit aspect, wat zichtbaar is in de vrouwenquota’s. Artikel

(17)

2:166 BW bepaalt dat vanaf 1 januari 2013 een evenwichtige verdeling (minimaal 30% vrouw dan wel man) aanwezig dient te zijn in de Raad van Bestuur en in de Raad van Commissarissen. Mocht een on-derneming niet voldoen aan deze eis, dient de onon-derneming in het jaarverslag toe te lichten waarom ze hier niet aan voldoet en welke maatregelingen ze gaat nemen om dit te veranderen (de zogenaamde comply-or-explain-regel). Dit is echter een tijdelijke regeling, met ingang van 1 januari 2016 komt de regel te vervallen. Ook de Europese Commissie wil een regelgeving introduceren op het gebied van vrouwenquota’s. In een wetsvoorstel stellen ze voor dat de Raad van Commissaris van ongeveer 5.000 beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie ten minstens uit 40% vrouwen bestaat6.

Onderzoek heeft uitgewezen dat vrouwen in de directie gepaard gaan met positieve resultaten, zoals een hogere ondernemingswaarde en een betere corporate governance (Brennan en McCafferty, 1997; Ripley, 2003; Bernadi et al.,2002). Volgens Kang et al. (2007) maken vrouwen namelijk geen deel uit van het ‘old boys netwerk’, waardoor ze onafhankelijker zijn en kunnen vrouwen beter klantbehoeften on-derkennen. Daarom verwacht ik dat vrouwen beter de behoefte van gebruikers van verslaggevingrap-porten kunnen inschatten. Als er ten minste drie vrouwen in de directie aanwezig zijn, vormt het ge-slacht niet langer een barrière voor vrouwen om hun mening te uiten (Konrad et al., 2008). In het onder-zoek naar CSR verslaggeving hebben Fernandez-Feijoo et al. (2012) bewezen dat ondernemingen waar ten minste drie vrouwelijke directieleden actief zijn, meer rapporteren over CSR. Gezien deze bevindin-gen verwacht ik dat vrouwen in de directie een positief effect zullen hebben op het uitbrenbevindin-gen van een IR door ondernemingen. In het geval dat er ten minste drie vrouwen in de directie aanwezig zijn, zal dit effect versterkt worden.

Hypothese 3: Vrouwen in de directie hebben een positief effect op geïntegreerde verslaggeving. Hypothese 3a: Bij ten minste drie vrouwen in de directie is het effect sterker.

Leeftijddiversiteit directie

Volgens Gilpatrick (2000) worden de meeste directieposities vervuld door personen van middelbare tot gepensioneerde leeftijd, die vaak eerder directielid zijn geweest bij andere ondernemingen in dezelfde bedrijfstak. Echter volgens Kang et al. (2007) verandert dit langzaam en wordt er gestimuleerd tot meer diversiteit in leeftijd binnen de directie. Waar oudere personen over meer ervaring en wijsheid beschik-ken, zijn jongere personen energiek en hebben een drive naar succes (Houle, 1990). De groep tussenin voelt zich vooral verantwoordelijk voor de onderneming en de omgeving. Desondanks heb ik weinig empirisch bewijs gevonden dat leeftijddiversiteit in de directie resulteert tot betere ondernemingspres-taties of tot meer verslaggeving. Echter leeftijddiversiteit is volgens Kang et al. (2007) een belangrijke directiesamenstelling variabele, want directieleden afkomstig uit verschillende leeftijdscategorieën kun-nen beter de behoeften van de verschillende belanghebbenden van de onderneming onderkenkun-nen. Ge-zien de stimulans tot meer leeftijddiversiteit binnen de directie, verwacht ik dat leeftijddiversiteit ge-paard gaat met een kundiger directie, omdat de voordelen van jongere en oudere directieleden gecom-bineerd kan worden. Omdat geïntegreerde verslaggeving positieve effecten voor de ondermening met zich meebrengt, verwacht ik dat een grotere leeftijddiversiteit in de directie eerder een IR zal uitbren-gen. In deze scriptie wordt leeftijddiversiteit gemeten aan de hand van de standaarddeviatie tussen de verschillende directieleden.

Hypothese 4: Leeftijddiversiteit in de directie heeft een positief effect op geïntegreerde verslaggeving.

6

(18)

Directieonafhankelijkheid

Williamson’s theoretische framework (1984) suggereert dat een onafhankelijkere directie meer rappor-teert en beter wordt gemonitord (García-Meca en Sánchez-Ballesta, 2010). Fama en Jansen (1983), Adams en Hossian (1998) en Patelli en Prencipe (2007) suggereren een positieve associatie tussen de hoeveelheid onafhankelijke directieleden en vrijwillige verslaggeving. Patelli en Prencipe (2007) stellen dat onafhankelijke directieleden een soort toezichthouder zijn, die een reputatie willen opbouwen of willen behouden. Doormiddel van verslaggeving laten ze aan de buitenwereld zien dat ze die taak goed vervullen. Aan de andere kant zijn er ook onderzoeken die geen relatie tussen onafhankelijke directiele-den en vrijwillige verslaggeving vindirectiele-den (Ho en Wong, 2001; Hannifa and Cooke, 2002; Brammer en Pave-lin, 2006). In een meta-analyse van 27 wetenschappelijke artikelen naar de relatie tussen onder andere directieonafhankelijkheid en vrijwillige verslaggeving concluderen García-Meca en Sánchez-Ballesta (2010) dat een onafhankelijke directie positief geassocieerd is met vrijwillige verslaggeving, maar dat dit niet voor alle landen geldt. Vooral in landen die proactief zijn in informatieverschaffing, gaat de positie-ve associatie op. Dergelijke landen kenmerken zich bijvoorbeeld door een hoge mate van inpositie-vesterings- investerings-bescherming en regelhandhaving. La Porta et al. (1998) hebben onderzoek in 49 landen (waaronder Nederland) gedaan naar onder andere deze twee variabelen. Nederland scoort in hun onderzoek een 2 op een zespuntenschaal naar investeringsbescherming, waarbij geldt hoe lager de score hoe minder investeerderbescherming. Op regelhandhaving scoort Nederland echter erg hoog in hun onderzoek. Daarom veronderstel ik dat er in Nederland een associatie tussen directieonafhankelijkheid en vrijwillige verslaggeving aanwezig is. Hierdoor verwacht ik dat ondernemingen in Nederland met een onafhankelij-ker directie eerder een IR zullen uitbrengen. Directieonafhankelijkheid wordt gemeten door de omvang van de Raad van Commissarissen te delen door de totale directieomvang.

Hypothese 5: Directieonafhankelijkheid heeft een positief effect op geïntegreerde verslaggeving.

Directieafkomst

Hope (2003) heeft onderzoek gedaan naar de rol van cultuur en het juridische systeem op verslaggeving. Hope heeft cultuur gemeten aan de hand van de vier cultuurdimensies van Hofstede (1980), te weten individualisme, machtsafstand, onzekerheidsvermijding en masculiniteit. Echter omdat sommige onder-zoekers kanttekeningen plaatsen aan het werk van Hofstede (e.g. Nobes en Parker, 1998) heeft Hope ook onderzoek gedaan naar de invloeden van het juridische systeem op verslaggeving door onderne-mingen. Het juridische systeem wordt gemeten aan de hand van ‘common’ en ‘code’ law (e.g. La Porta et al. 1998; Doupnik en Perera, 2012). Common law landen zijn herkenbaar aan het feit dat er weinig wetgeving in het land aanwezig is en dat er veel gestuurd wordt op jurisprudentie. Common law staat ook wel bekend als ‘gewoonte recht’. Typische common law landen zijn Australië, Canada, het Verenigd Koningrijk en de Verenigde Staten (Ball et al., 2000). In code law landen heeft regelgeving veel invloed op ondernemingen. Code law staat ook wel bekend als ‘geschreven recht’. Behalve het Verenigd Koning-rijk zijn alle landen in Europa te classificeren als code law (Ball et al., 2000). In common law hebben de aandeelhouders veel invloed op ondernemingen (Ball et al., 2000). Hope (2003) stelt dat in common law landen investeerders informatie eisen van ondernemingen over ondernemingsprestaties. In code law landen krijgen stakeholders hun informatie meestal direct van de managers. Gezien deze stelling van Hope (2003) verwacht ik dat common law landen eerder een Integrated Report uitbrengen dan code law landen. In hun onderzoek naar financiële verslaggeving komen Jaggie en Low (2000) tot de conclusie dat common law landen meer openbaar maken dan code law landen. Echter opgemerkt dient te worden dat Hope (2003) en Jaggie en Low (2000) hun onderzoeken hebben uitgevoerd op basis van de herkomst van de ondernemingen, terwijl ik mij richt op de herkomst van de individuele directieleden. Ik verwacht dat de hoeveelheid directieleden afkomstig van commen law landen een positief effect heeft op Integrated Reporting.

(19)

Hypothese 6: Directieleden uit common law landen hebben een positief effect op geïntegreerde ver-slaggeving.

2.7 Controle variabelen

Naast de directiesamenstel variabelen is het mogelijk dat ook andere variabelen van invloed zijn op In-tegrated Reporting. In mijn onderzoek houd ik rekening met ondernemingsgrootte, financieringsstruc-tuur en eigendomconcentratie. Net als bij de directiesamenstelling variabelen geldt dat ik voor deze controle variabelen geen wetenschappelijk bewijs gevonden heb of ze van invloed zijn op IR. Echter een associatie met bijvoorbeeld vrijwillige verslaggeving en deze controle variabelen is wel wetenschappelijk bewezen. Zo hebben Ahmed en Courtis (1999) een literatuurstudie naar bepaalde ondernemingseigen-schappen en verslaggeving gedaan en op basis van 29 artikelen concluderen ze dat ondernemingsgroot-te, financieringsstructuur (leverage) en of aandelen op de publieke markt verhandelbaar zijn (listing status) een significant positief effect heeft op verslaggeving.

Ondernemingsgrootte

Bij een tal van wetenschappelijke onderzoeken naar verslaggeving wordt ondernemingsgrootte gezien als een belangrijke controle variabele (e.g. Cormier et al., 2010; Debreceny et al., 2002; Hope, 2003; Abeysekera, 2010). Volgens de agentschaptheorie zullen de agentschapkosten toenemen met de hoe-veelheid uitstaand kapitaal (zie paragraaf 2.5). De hoehoe-veelheid uitstaand kapitaal zal bij grotere onder-nemingen meer zijn. De verwachting is dat de vraag naar informatie bij dergelijke onderonder-nemingen ook meer is (Hope, 2003). Daarnaast heerst er bij het management van kleinere ondernemingen een sterker geloof dat doormiddel van verslaggeving concurrentiegevoelige informatie prijs geven wordt (Wallance et al., 1994). Bovendien beschikken kleinere ondernemingen vaak niet over de benodigde middelen om de benodigde informatie te verzamelen en te presenteren, omdat dergelijke activiteiten vaak kostbaar zijn (Wallance et al., 1994). Zodoende verwacht ik dat ondernemingsgrootte een positief effect heeft op IR.

Financieringsstructuur

De financieringsstructuur is ook een belangrijke controle variabele voor verslaggeving (e.g. Meek et al., 1995; Naser, 1998). Volgens Chau en Gray (2002) zullen lang vreemd vermogen verschaffers meer in-formatie eisen van hun leners, om risico te minimaliseren. Conform de agentschaptheorie verwachten Ahmend en Courtis (1999) dat ondernemingen met veel vreemd vermogen hogere monitoring kosten hebben en daardoor meer zullen verslaan om de kosten te reduceren (zie paragraaf 2.5). Zodoende verwacht ik dat ondernemingen met meer vreemd vermogen eerder een Integrated Report zullen uit-brengen.

Eigendomconcentratie

De agentschaptheorie (zie paragraaf 2.5) suggereert dat als aandelen vrij verhandelbaar zijn, managers eerder geneigd zijn vrijwillig te verslaan om agentschapconflicten met de aandeelhouders tegen te gaan (Craswell en Taylor, 1992). Aan de andere kant kan er minder invloed op het management uitgeoefend worden door de individuele aandeelhouders (Barako et al., 2006). Op basis van een literatuurstudie van 19 artikelen van 1992 tot 2008 concluderen García-Meca en Sánchez-Ballesta (2010) dat eigendomcon-centratie significant negatief geassocieerd is met vrijwillige verslaggeving. Dit is consistent met het agentschaptheorie, welke suggereert dat er minder informatieasymmetrie aanwezig is bij ondernemin-gen met hoge eiondernemin-gendomsconcentratie. Dominante aandeelhouders zullen namelijk toegang hebben tot de informatie die ze graag willen weten, zodoende is verslaggeving naar de markt toe minder nodig. In

(20)

mijn onderzoek kan dit verschijnsel een rol spelen, omdat bepaalde ondernemingen een relatief groot belang in een AEX of AMX onderneming kan hebben. Indien een onderneming 5% of meer van het ge-plaatste kapitaal van een andere onderneming in handen heeft of meer dan 5% van de stemmen kan uitbrengen, dient ze dit te melden bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) (Art. 5:33 Wft). Ik ver-wacht dat als er meer aandelen van de onderneming vrij beschikbaar zijn op de beurs (de zogenaamde ‘free float’), de onderneming eerder een Integrated Report zal uitbrengen.

Alle verbanden die in dit hoofdstuk gesteld zijn, heb ik overzichtelijk weergegeven in figuur 1.

Directie omvang Directie vergaderingen Directie geslacht (vrouwen) Directie leeftijddiversiteit Directie onafhankelijkheid o n d e rn e m in g s g ro o tt e fi n a n c ie ri n g s s tr u c tu u r e ig e n d o m c o n c e n tr a ti e

Uitbrengen van een Integrated Report door een

onderneming H1: -H2: + H3 : + H3a: ♀>3 ++ H4: + H5: + + + + D ir e c ti e s a m e n s te lli n g Directie afkomst (common law) H6 +

(21)

3.

METHODE

De data voor het onderzoek heb ik zelf verzameld en is afkomstig uit jaarverslagen en (indien aanwezig) duurzaamheidverslagen of soortgelijke verslagen van de Nederlandse AEX en AMX ondernemingen. Een overzicht van deze ondernemingen is opgenomen in bijlage 6. Omdat met zekerheid te stellen is dat alle ondernemingen het jaarverslag over 2011 vastgesteld hebben ten tijde van het schrijven van deze mas-terscriptie, zijn de jaarverslagen die betrekking hebben op dit boekjaar onderzocht. Er is dus bijvoor-beeld niet gekeken naar informatie die een onderneming op haar website publiceert. Als het gaat om financiële toelichting baseren veel onderzoekers zich namelijk op jaarverslagen en bestaat er een signifi-cante positieve relatie tussen toelichting in het jaarverslag en andere vormen van toelichting (Hope, 2003). Bovendien is volgens Vergoossen (1993) in Nederland het jaarverslag het belangrijkste communi-catiemiddel van ondernemingen aan de buitenwereld.

In paragraaf 1 wordt beschreven hoe de afhankelijke variabele (de mate van Integrated Reporting) be-paald is op basis van een door mij ontwikkelde IR index. In paragraaf 2 wordt de onafhankelijke variabe-le beschreven (directiesamenstelling) en in paragraaf 3 de controvariabe-le variabevariabe-len (ondernemingsgrootte, financieringsstructuur en eigendomconcentratie). In paragraaf 4 presenteer ik mijn model.

3.1 Afhankelijke variabele

De afhankelijke variabele is de mate van toepassing van IR door ondernemingen. Om een uitspraak te doen in hoeverre een jaarverslag als een Integrated Report aangemerkt kan worden, heb ik voor IR een scoremodel (disclosure index) ontworpen. Kavitha en Nandagopal (2011) hebben verschillende perspec-tieven en methodieken over disclosure indexen beschreven die gebruikt zijn door de tijd heen. Kavitha en Nandagopal (2011) beschrijven dat onderzoekers gepubliceerde indexen kunnen gebruiken of zelf kunnen ontwikkelen. Daarnaast kan een index gewogen of niet gewogen zijn. Een gepubliceerde index heeft als voordeel dat het een bewezen onderzoeksindex is. Dat wil echter nog niet zeggen dat een der-gelijke index of rating vrij is van subjectiviteit (Lang en Lundholm, 1993). Daarnaast kunnen ze onduide-lijk zijn, door de tijd heen veranderen en niet toepasbaar zijn op elke onderneming (Kavitha en Nan-dagopal, 2011). Om die reden ontwikkelen onderzoekers steeds vaker hun eigen index. Een gewogen index gaat ervan uit dat bepaalde variabelen belangrijker zijn dan anderen (Benjamin et al., 1977). Het voordeel van een niet gewogen index is het gemak en dat het geen bias bevat door het toewijzen van een bepaald gewicht. Mijn IR index is niet gewogen en heb ik zelf ontwikkeld.

Zoals ik in paragraaf 2.1 geconcludeerd heb, dient in mijn optiek een Integrated Report zicht te geven in het waardecreërend vermogen van de onderneming. De zes capitals (financial, manufactured, intellec-tual, human, social and relationship en natural) zijn hierbij van belang (zie paragraaf 2.4). Volgens White (2010) dient een IR gebaseerd op de capitals zicht te geven in de volgende drie aspecten: (1) de onder-nemingseigendom, control en invloed op de verschillende capitals, (2) de verandering van de capitals door tijd en (3) hoe de ene capital de andere beïnvloedt. Ik heb geen relevante onderzoeken naar IR aangetroffen, waarin op basis van de zes capitals onderzoek gedaan is naar Integrated Reporting. Gezien de relevantie van de zes capitals probeer ik deze leemte te vullen.

Per capital zal ik vaststellen of:

1. Er doelstellingen voor de capitals geformuleerd zijn;

2. Er nader toelichting gegeven wordt hoe men de doelstellingen wil realiseren (bijvoorbeeld in de vorm van KPI’s);

(22)

3. Er toegelicht wordt wat de invloed van de ene capital is op die van een andere (of de capitals ge-ïntegreerd worden).

Per capital kan maximaal 3 punten gescoord worden. 0 (3) punten betekent dat een onderneming over die capital niet (volledig) rapporteert volgens de maatstaven van mijn onderzoek. Tussenliggende waar-den zijn ook mogelijk. Naast deze variabelen -die vooral de zes capitals in ogenschouw nemen- stel ik ook vast welk type verslag de onderneming uitbrengt en of de onderneming meedoet het aan het pilot programma van het IIRC. Bij type verslag stel ik vast of de onderneming alleen een jaarverslag uitbrengt (0 punten), of een jaarverslag uitbrengt met een separaat duurzaamheidverslag (1 punt), of een jaarver-slag uitbrengt waarin het duurzaamheidverjaarver-slag is opgenomen (2 punten) of een Integrated Report uit-brengt (3 punten). Indien de onderneming deelneemt in het pilot programma van het IIRC levert dat 1 punt op. Een gedetailleerde uitwerking van de onderzoeksmethode is opgenomen in bijlage 7. In totaal kan een onderneming dus 22 punten behalen (6 capitals maal 3 punten per capital plus 3 punten voor het type verslag plus 1 punt indien de onderneming deelneemt aan het pilot programma). Op basis van een scoremodel (tabel 1) zal per onderneming vastgesteld worden in hoeverre het verslag van de on-derneming een Integrated Report is.

Tabel 1 scoremodel IR

3.2 Onafhankelijke variabele

De onafhankelijke variabele is de directiesamenstellingen en bestaat in mijn onderzoek uit de volgende componenten: directieomvang, aantal directievergaderingen, directiegeslacht, directie leeftijddiversitei-ten, directieonafhankelijkheid en directieafkomst.

Per variabele zijn de volgende maatstaven gebruikt (zie ook tabel 2):

• Directieomvang (Dir_Om) wordt gemeten aan de hand van hoeveel personen in de directie (e.g. Yermack, 1996; Cerbioni en Parbonetti, 2007; Abeysekera, 2010). In geval van een enkelvoudig be-stuursmodel is dat de som van de ‘executive directors’ en ‘non- executive directors’ en in het geval van een duale bestuursmodel is dat de som van de Raad van Bestuur en de Raad van Commissaris-sen.

• Het aantal directievergaderingen (Dir_Ver) is het totaal aantal keer dat de directieleden samenko-men (e.g. Carcello et al., 2002; Zhang et al., 2007). Deze informatie wordt expliciet in het jaarverslag benoemd. Besloten vergaderingen (waarin alleen de toezichthouders bijeenkomen) en zogenaamde ‘conference calls’ worden niet gezien als directievergaderingen, omdat niet elk jaarverslag dit op-neemt.

• Directiegeslacht (Dir_Gesl) wordt gemeten aan de hand van de hoeveelheid vrouwen in de directie (e.g. Kang et al., 2007; Fernandez-Feijoo et al., 2012).

• Directie leeftijddiversiteit (Dir_Leef_Div) wordt gemeten op basis van de standaarddeviatie in de leeftijden van de directie. Ik heb geen relevant wetenschappelijk onderzoek gevonden, die leeftijddi-versiteit op deze manier meet. Kang et al. (2007) hebben de leeftijd van de directie in meerder groe-pen verdeeld, maar deze aanpak volstaat niet voor mijn onderzoek.

Waarde Omschrijving 0 - 4 geen IR 5 - 9 onder gemiddeld IR 10 - 14 gemiddeld IR 15- 18 boven gemiddeld IR 19 - 22 volledig IR

(23)

• Directieonafhankelijkheid (Dir_Onaf) wordt gemeten door de omvang van de toezichthouders te delen door de totale directieomvang. (e.g. Zhang et al., 2007; Cerbioni en Parbonetti, 2007; García-Meca en Sánchez-Ballesta, 2010). In geval van een enkelvoudig bestuursmodel zijn de ders de ‘non- executive directors’ en in het geval van een duale bestuursmodel zijn de toezichthou-ders de Raad van Commissarissen.

• Directieafkomst (Dir_Af) wordt gemeten op basis van de hoeveelheid directieleden die geboren zijn in common law landen (van Veen en Elbertsen, 2008).

3.3 Controle variabelen

De controle variabelen zijn: ondernemingsgrootte, financieringsstructuur en eigendomconcentratie. Per variabele zijn de volgende maatstaven gebruikt (zie ook tabel 2):

• De ondernemingsgrootte (On_Gr) is de totale activa uitgedrukt in euro’s (e.g. Buhr en Freeman, 2001; Barako, 2007). Mocht de gerapporteerde valuta anders zijn dan de euro’s, wordt de valuta omgerekend naar euro’s volgens de koers per 31-12-2011. Om te grote verschillen tussen de totale activa van ondernemingen te verkleinen, is de totale activa ‘gewinsorized’ op driemaal de stan-daarddeviatie. Om ‘heteroskedasticiteit’ te voorkomen is gebruik gemaakt van de logaritme van de (gewinsorizede) totale activa.

• Financieringsstructuur (Fin_Struc) zal gemeten bepaald worden door het eigen vermogen te delen op het totaal vermogen (e.g. Hope, 2003). Omdat ik verwacht dat ondernemingen met meer vreemd vermogen eerder een Integrated Report zullen uitbrengen, verwacht ik een negatief verband tussen de maatstaf voor financieringsstructuur en de IR index.

• Eigendomconcentratie (Eig_Con) wordt gemeten op basis van grootaandeelhouders (e.g. García-Meca en Sánchez-Ballesta, 2010). Indien 5% of meer van de aandelen van een beursgenoteerde on-derneming in handen zijn bij een andere onon-derneming, dient de beursgenoteerde onon-derneming dit in het jaarverslag te vermelden. Het percentage van de grootste aandeelhouder wordt genoteerd. Omdat ik juist een positief effect verwacht tussen de aandelen van de onderneming die vrij verhan-delbaar en IR, verwacht ik een negatief verband tussen de maatstaf voor eigendomconcentratie en de IR index.

3.4 Model

Om de hypotheses te testen, heb ik het onderstaand model opgesteld. De betekenis van de symbolen en de daarbij behorende maatstaf zijn te vinden in tabel 2.

Indexi,t = β0 + β1IRi,t + β2DirOmi,t + β3DirVeri,t + β4DirGesli,t + β5DirLeefDivi,t + β6DirOnafi,t + β7DirAfi,t +

β8OnGri,t + β9FinStruci,t + β10EigConi,t + ε

Tabel 2 Model

Symbool Betekenis Maatstaf Meetwaarde Richting

Index index score van onderneming i op tijdstip t

IR Integrated Report zie bijlage 7 0 - 22 (zie tabel 1) Dir_Om directieomvang aantal personen in RvB en RvC getal # Dir_Ver directievergaderingen aantal samenkomst momenten directie getal + Dir_Gesl directiegeslacht aantal vrouwen in directie getal + Dir_Leef_Div directie leeftijddiversiteit standaarddeviatie van leeftijd van directie getal + Dir_Onaf directie onafhankelijkheid RvC / (RvC + RvB) percentage + Dir_Af directieafkomst aantal directieleden geboren in common law landen getal + On_Gr ondernemingsgrootte logaritme van gewinsorizede totale activa getal + Fin_Struc financieringsstructuur eigen vermogen gedeeld door totaal vermogen percentage -Eig_Con eigendomconcentratie percentage grootste aandeelhouder percentage

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van deze aannames kan geen goede voorspelling worden gedaan over het verschil in de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van AEX- en AMX fondsen tijdens en na

Als eerste zal dit onderzoek het eerder genoemde gat, deels dichten door te kijken naar welke bedrijfsspecifieke factoren van invloed zijn op de kwaliteit van toelichten op

Tevens is een beperking in dit onderzoek dat alleen integrated reports worden meegenomen die zijn opgenomen in het IIRC Pilot Programme, terwijl er ondernemingen zijn die niet in

Wat is de relatie tussen de mate van waardeafhankelijke beloning van bestuurders van AEX- en AMX-genoteerde ondernemingen en de kwalitatieve naleving van de Nederlandse

De Code is van toepassing op alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs,

Tenslotte heb ik in het 3 e model de relatie getoetst tussen productdiversificatie en de hoeveelheid risicoverslaggeving zonder rekening te houden met de richting van

Corporate Governance Codes spelen in dit onderzoek een belangrijke rol. De centrale vraag van dit onderzoek legt immers een relatie tussen Corporate Governance Codes en rapportage

Een mogelijke reden voor het niet significant zou kunnen zijn, dat verhoudingsgewijs (AEX- genoteerde ondernemingen rapporteren meer woorden in hun jaarverslag dan AscX-genoteerde