• No results found

Doet goed voorbeeld volgen? Een onderzoek naar in hoeverre de transparantie van sustainability reporting van de Nederlandse (lokale) overheid invloed heeft op de transparantie van sustainability reporting van Nederlandse ondernemingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Doet goed voorbeeld volgen? Een onderzoek naar in hoeverre de transparantie van sustainability reporting van de Nederlandse (lokale) overheid invloed heeft op de transparantie van sustainability reporting van Nederlandse ondernemingen"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

11-3-2016

©Nienke Nicolai

Doet goed voorbeeld volgen?

Een onderzoek naar in hoeverre de transparantie van sustainability reporting van de Nederlandse (lokale) overheid invloed heeft op de transparantie van sustainability reporting van Nederlandse

ondernemingen

(2)

1

Invloed van de mate van transparantie van de overheid op de

mate van transparantie van private partijen

Masterscriptie, MSc Accountancy

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Economie en Bedrijfskunde

11 maart 2016

Donna van Heukelem-Kock RA

Studentnummer: 302922

d.s.kock@student.rug.nl

Begeleider universiteit

Prof. Dr. D.A. de Waard RA MA

Abstract

In hoeverre de mate van transparantie van de overheid de mate van transparantie van private partijen beïnvloedt op het gebied van sustainability reporting, is tot nu toe relatief onontgonnen terrein binnen de wetenschap gebleken. Met mijn onderzoek heb ik beoogd een bijdrage te leveren aan de discussie over de wijze waarop transparantie van sustainability reporting van zowel private partijen als de Nederlandse overheid bevorderd kan worden. Vanuit dat oogpunt en voortbordurende op het onderzoek van Habets (2015), heeft een casestudy plaatsgevonden onder vijf Nederlandse 100.000+ gemeenten, waarbij naast de analyse van gemeentelijke jaarverslagen aan de hand van de criteria van de Transparantiebenchmark 2015, tevens diepte-interviews hebben plaatsgevonden met (concern)controllers en functionarissen betrokken bij de totstandkoming van jaarverslagen/ maatschappelijke verslagen van de gemeenten en de geselecteerde ondernemingen. Uit de resultaten valt op te maken dat de gemeenten niet als een leider worden gezien en ervaren op het gebied van sustainability reporting en dat de invloed van politiek mogelijk een grote rol speelt bij de mate van transparantie van de gemeenten. Daarnaast blijkt dat gemeenten gecategoriseerd kunnen worden als ‘laag scorende’ binnen de

Transparantiebenchmark. Geconcludeerd kan worden dat de wijze waarop de (lokale) overheid invulling geeft aan

sustainability reporting, de wijze waarop private partijen invulling geven aan sustainability reporting niet positief

beïnvloedt, maar dat in het kader van intrinsieke motivatie en ‘tone at the top’ wel wordt verwacht van de (lokale) overheid dat het gaat bewegen richting een transparantere duurzaamheidsverslaggeving, waarbij het opnemen van de (lokale) overheid in de transparantiebenchmark gerechtvaardigd wordt geacht. Met als doel gezamenlijke duurzaamheidsambities te bepalen en gezamenlijk de voortgang van de ambities op een transparante wijze te monitoren. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt gesuggereerd om vervolgonderzoek te verrichten naar de wijze waarop de overheid het beste invulling kan gaan geven aan sustainabilty reporting en in hoeverre de politiek de mate van transparantie van duurzaamheidsverslaggeving daadwerkelijk beïnvloedt.

(3)

2

Omzien naar elkaar houdt de wereld draaiende……….

Voor Joke “de jeugd van vroeger”

Voor Milou & Lyneth “de jeugd van tegenwoordig”

Voor Noëlle “de jeugd van de toekomst”

(4)

3

Woord vooraf

Deze scriptie is de bekroning van een mooi avontuur dat ik in het najaar van 2014 ben aangegaan. Het doel was het afronden van de Masteropleiding Accountancy & Controlling én om te proeven en ruiken aan wetenschappelijk onderzoek. Dit avontuur was ik niet aangegaan en heb ik niet met succes kunnen afronden zonder de onvoorwaardelijke bemoediging en steun van mijn beste vriend en echtgenoot G-J. De woorden: “Als dit is wat je wil, dan gaan we ervoor!” waren het laatste zetje dat ik nodig had en zie hier het resultaat van een goed staaltje teamwork! Schat je bent geweldig! Mijn speciale dank ook aan mijn afstudeerbegeleider prof. dr. Dick de Waard RA MA voor je vertrouwen in mij en je feedback gedurende het onderzoeksproces. Ook aan Ingrid Luttmer mijn woord van dank voor het regelen van afspraken en je bemoedigende woorden, ze staan in mijn geheugen gegrift. Dank aan mijn collega’s van het Instituut voor Financieel Economisch Management van de Hanzehogeschool die mij op directe of indirecte wijze hebben ondersteund gedurende het proces. Een bijzonder woord van dank aan alle professionals die bereid waren om hun kostbare tijd vrij te maken om gedurende het proces actief met mij mee te denken, in dit kader wil ik dhr. Rob Wortelboer Executive Director van EY niet onbenoemd laten. Rob, mijn dank is zeer groot. Zonder de bereidwilligheid van de verschillende functionarissen van de participerende gemeenten en ondernemingen om mij te ontvangen voor de diepte-interviews was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Allen, bedankt voor jullie participatie en openheid. Ook mijn familie, schoonfamilie en naaste vrienden wil ik bedanken voor hun onvoorwaardelijke hulp en steun gedurende de afgelopen twee jaar om dit avontuur mogelijk te maken. Namen ga ik niet noemen want ieder van jullie heeft op zijn of haar eigen wijze een steentje bijgedragen aan dit succes. Jullie allemaal hebben het begrip omzien naar elkaar voor mij nog concreter gemaakt. Lieve Milou, Lyneth & Noëlle ook jullie bedankt voor jullie steun, die jullie ieder op jullie eigen manier aan mama hebben gegeven gedurende dit traject. Laat dit een inspiratie zijn voor jullie dat alles mogelijk is als je er maar in gelooft! Een bijzonder woord van dank aan Gerard en Joke mijn schoonouders die bij aankondiging van én gedurende dit avontuur hun onvoorwaardelijke steun en belangstelling hebben getoond. Joke, ik weet zeker dat waar je ook bent, je gedurende het laatste traject met me hebt meegekeken en getuige bent van het eindresultaat! Tot slot wil ik mijn ouders Gala en Donald bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en hun geloof in mij. Met name een woord van dank aan mijn vader voor zijn wijze adviezen en bemoedigende berichtjes gedurende dit traject. Papi, je bent en blijft mijn grote voorbeeld! Dit is een opstap naar ons beider grote droom! Dit avontuur is voorbij en ik heb ondanks de vele uitdagingen waarmee ik werd geconfronteerd genoten! Dit avontuur is volbracht en opent deuren naar een volgend avontuur……… Ik heb geproefd en geroken en dit smaakt naar meer!

(5)

4

I

NHOUDSOPGAVE

1. Introductie 5 1.1. Inleiding 5 1.2. Relevantie 6 1.3. Onderzoeksvragen 8 1.4. Vooruitblik 9 2. Theoretisch kader 10

2.1. Het belang van een transparante overheid 10

2.2. Het belang van een transparante sustainability reporting 11

2.3. Voorbeeldrol van de overheid 12

2.4. Factoren die de mate van transparantie van sustainability reporting beïnvloeden 14

2.5. Normenkader Transparantiebenchmark 15

3. Onderzoeksmethode 17

3.1. Onderzoeksopzet 17

3.2. Onderzoekspopulatie en dataverzameling 18

3.3. Theorieën die worden onderzocht 21

4. Resultaten en analyse 23

4.1. Leiderschapsrol van de (lokale) overheid 23

4.2. Voorbeeldrol van de (lokale) overheid 25

4.3. Transparantie 26

5. Conclusie en discussiepunten 31

5.1. Conclusie 31

5.2. Discussiepunten en suggesties voor vervolgonderzoek 33

6. Bronvermelding 34

Bijlage 1: Stellingen diepte-interview overheid 39 Bijlage 2: Stellingen diepte-interview ondernemingen 45 Bijlage 3: Stellingen diepte-interview ondernemingen 50

(6)

5

1. Introductie

1.1.

I

NLEIDING

De afgelopen jaren is het onderwerp duurzaamheid binnen de internationale gemeenschap steeds hoger op de politieke agenda komen te staan, met als recent hoogtepunt de klimaatconferentie in Parijs in november-december 2015, waarbij voor het eerst in de geschiedenis een universeel klimaatakkoord door 195 landen is getekend1. Ongeacht de politieke voorkeur lijken velen zich te realiseren dat de wereld niet alleen voor de huidige generatie maar ook voor de generaties na ons leefbaar moet zijn (Cramer, 2013). Zowel de overheid als ondernemingen raken wereldwijd steeds meer geconfronteerd met (on)voorspelbare uitdagingen op het gebied van duurzaamheid. Stakeholders willen steeds meer op de hoogte gehouden worden van de wijze waarop organisaties deze uitdagingen beheersen. In dat licht is sustainability reporting binnen de private sector sterk gegroeid (Jones, 2010).

De Nederlandse overheid in de vorm van het ministerie van economische zaken signaleert de toenemende vraag naar sustainability reporting en beoogt een transparante verantwoording in de jaarverslagen van prestaties op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) te stimuleren. Hiervoor heeft het ministerie van economische zaken de Transparantiebenchmark in het leven geroepen met daaraan verbonden de Kristalprijs. Met de introductie van de

Transparantiebenchmark, beoogt het ministerie van economische zaken ondernemingen aan te sporen om transparant te zijn over hun beleid en beleidsresultaten op het terrein van MVO. Met als doel stakeholder-dialoog te vergemakkelijken, de aandacht voor het MVO-beleid te laten toenemen en de prestaties van ondernemingen op dit terrein te verbeteren. In de Transparantiebenchmark wordt beoordeeld in welke mate bedrijven verantwoording afleggen in hun jaarverslagen over hun activiteiten op het terrein van MVO.2

De Nederlandse overheid in de vorm van overheidsorganen/-instellingen legt net als ondernemingen verantwoording af aan haar stakeholders door middel van het uitbrengen van een jaarverslag. Het valt op dat overheidsorganen/-instellingen, zoals ministeries, provincies en gemeenten, met uitzondering van ondernemingen met staatsbelang geen deel uitmaken van de populatie van de

Transparantiebenchmark. De overheid neemt ondernemingen de maat op het gebied van transparantie maar zichzelf niet. Habets (2015) concludeert in haar onderzoek dat “de mate van transparantie in de vorm van duurzaamheidsverslaggeving bij Nederlandse gemeenten laag is, wat betekent dat

duurzaamheidsverslaggeving bij Nederlandse gemeenten nog op vele punten verbeterd kan worden.” Uit een casestudy bij Bureau Veritas over ‘Leading by example’ op het gebied van sustainability

(Wirterberg, 2014) blijkt dat de geïnterviewden onder meer aangeven dat het voor een organisatie van belang is om uit te dragen wat voorgeschreven wordt, op een transparante wijze aandacht te besteden aan de zorgen van belangrijke stakeholders en transparant te zijn over succesvolle en minder

succesvolle resultaten. Waarom zou dit niet voor de Nederlandse overheid kunnen gelden? Immers, er

1 http://www.cop21.gouv.fr/en/195-countries-adopt-the-first-universal-climate-agreement, geraadpleegd op 22

december 2015

2

(7)

6

zijn internationaal binnen de Verenigde Naties ‘sustainable development goals’ (SDG’s) vastgesteld, waar ook de Nederlandse overheid zich namens Nederland als lid van de Verenigde Naties aan committeert. Met de komst van de 17 nieuwe SDG’s wordt aan de lokale overheid een belangrijke rol toebedeeld inzake het behalen van de SDG’s. Niet alleen is er een aparte doelstelling mede

geformuleerd door een taskforce van lokale overheden (SDG 11), maar ook de rol van lokale overheden in het behalen van de overige doelen moet niet worden onderschat. “Het wordt meer dan voorheen erkend dat lokale overheden een sleutelrol spelen in de realisatie van de internationale

ontwikkelingsagenda. Veel ontwikkelingsambities vragen om een vertaling in lokale plannen en diensten, lokaal draagvlak en leiderschap, en voldoende mate van coördinatie en coherentie tussen de

verschillende beleidsniveaus. En dat geldt niet alleen voor ontwikkelingslanden, de toekomstige ontwikkelingsagenda wordt universeel en toepasbaar op alle landen. (VNG International, 2015) Wat meer dan tot nu toe het belang van het ontwikkelen van een transparante sustainability reporting binnen de Nederlandse (lokale) overheid aanduidt. Niet alleen om zelf verantwoording af te leggen over het gevoerde duurzaamheidsbeleid, maar ook om als inspiratie te dienen voor de omgeving om

uiteindelijk binnen de gehele (internationale) samenleving draagvlak te creëren voor de SDG’s. Er zal een verschuiving moeten plaatsvinden van ‘Preaching the practice naar Practice what you preach’. Uit eerder onderzoek van Koksi en Lee 2014 blijkt dat handelingen van met name de lokale overheid de handelingen van private partijen substantieel beïnvloeden. Daarnaast tonen verschillende studies aan dat voorbeeldgedrag een cruciaal onderdeel is van leiderschap (Lasthuizen, 2008; Koksi en Lee 2014) en het bewegen van de consument richting sustainability (Mc Gregor, 2009). ‘Leading by example’ zou ertoe moeten leiden dat de verwachtingen die de Nederlandse (lokale) overheid heeft van private partijen op het gebied van transparante sustainability reporting, ook actief uitgedragen wordt door de overheidsorganen en instellingen zelf, met als doel de transparantie van duurzaamheidsverslagen als geheel te bevorderen. De publieke sector heeft een voorbeeldfunctie naar de maatschappij toe en zou daarom het goede voorbeeld moeten geven in zowel duurzaam gedrag als transparante verslaggeving met betrekking tot duurzaamheid om duurzaam gedrag bij anderen te stimuleren (Williams et al., 2011). Met dit onderzoek is derhalve beoogd na te gaan in hoeverre de transparantie van sustainability

reporting van de overheid invloed heeft op de transparantie van sustainabilty reporting van private partijen. Met als doel een bijdrage te leveren aan de discussie omtrent de mate van transparantie van sustainability reporting in het algemeen en die van de Nederlandse (lokale) overheid in het bijzonder. Vanuit die gedachtegoed is onderstaande onderzoeksvraag ontstaan.

In hoeverre heeft de wijze waarop de Nederlandse lokale overheid invulling geeft aan sustainability reporting invloed op de wijze waarop private partijen invulling geven aan sustainability reporting?

1.2.

R

ELEVANTIE

De (lokale) overheid lijkt steeds meer een cruciale rol te gaan spelen in het realiseren van de SDG’s van de Verenigde Naties. Lokale autoriteiten vormen een essentiële brug tussen nationale overheden, de gemeenschap en de burgers, en zullen een cruciale rol spelen in een ‘new global partnership’. Lokale overheden spelen een cruciale rol in het stellen van prioriteiten in de vorm van beleid, het uitvoeren van het beleid, het monitoren van de uitkomsten en betrekkingen onderhouden met lokale organisaties en de lokale gemeenschap. (VNG international,2015, UN 2015). Om dit te bewerkstellingen is een Global Taskforce of Local and Regional Governments for Post-2015 Agenda towards Habitat III geformeerd

(8)

7

(GTF-2016). Het GTF-2016 is er op gericht om een gezamenlijke strategie op te zetten die bijdraagt aan onder meer het internationale beleid makend debat, binnen het framework van de Post-2015 agenda. Wat heeft geleid tot de opneming van SDG 11: ‘Make cities and Human Settlements inclusive, safe, resilient and sustainable.’ 3 Het GTF-2016 is daarnaast nauw betrokken geweest bij het proces genaamd ‘Localizing de Post-2015 agenda’(VNG International, 2015). “Waarbij de term ‘localizing’ refereert naar het proces van het definiëren, implementeren en monitoren van strategieën op lokaal niveau om op wereldwijd, nationaal en subnationaal niveau de SDG’s te realiseren. Uit deze dialoog is een aantal uitdagingen naar voren gekomen voor het implementeren van SDG’s op lokaal niveau “(VNG International, 2015). Een van die uitdagingen is ‘Transparantie en verantwoording afleggen.’ Mijn interpretatie van deze uitdaging is dat alle betrokkenen bij het realiseren van de SDG’s inclusief de (lokale) overheid op een transparante wijze verantwoording moeten afleggen over de voortgang van de SDG’s. Het wordt steeds meer erkend dat de lokale overheid een lokale mulitiplier effect kan creëren op het gebied van duurzaamheid op het moment van aanbesteden van opdrachten. Niet alleen als gevolg van de significante omvang van aanbestedingen die de (lokale) overheden realiseert, maar ook door middel van het creëren van een markt voor duurzame producten en diensten (Preuss, 2007). Wat de belangrijke voorbeeldrol van de publieke sector benadrukt in het stimuleren van sustainability development (Preuss, 2007), maar ook het afleggen van verantwoording daarover.

Wat in mijn optiek betekent dat steeds meer druk op de (lokale)overheid komt te liggen om op een zo transparant mogelijke wijze invulling te geven aan sustainability reporting, niet alleen om

verantwoording af te leggen over de bijdrage aan het behalen van de SDG’s, maar ook om andere organisaties, waaronder ondernemingen, door middel van social learning (Mc Gregor, 2009; Bandura 1977) te inspireren en te motiveren om op een transparante wijze invulling te geven aan sustainability reporting. Met als doel aansluitend op de gedachte achter de transparantiebenchmark van het

ministerie van economische zaken, de aandacht voor het MVO-beleid te laten toenemen en de

prestaties van ondernemingen én de overheid op dit terrein te verbeteren. Door het nader bestuderen van theorie omtrent de relatie tussen voorbeeldgedrag en leiderschap, heb ik beoogd het belang van de voorbeeldfunctie van de overheid op het gebied van sustainability reporting aantoonbaar te maken. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van studies en theorieën op het gebied van ethisch leiderschap. Ethisch leiderschap draait volgens van Lasthuizen (2008) “om het demonstreren van normatief adequaat gedrag, door middel van persoonlijke activiteiten en interpersoonlijke relaties én het stimuleren van dergelijk gedrag onder de volgers, middels communicatie over en weer en versterkende besluitvormende processen” (p.31). Aspecten die naar mijns inziens ook toegepast kunnen worden op leiderschap, dat zou moeten aanzetten tot gewenst gedrag op het gebied van sustainability reporting. Studies op het gebied van ethisch leiderschap zijn gericht op leiders van organisaties die hun werknemers kunnen aanzetten tot gewenst ethisch gedrag (Lasthuizen, 2008; MacCall, 2002) en tonen aan dat

voorbeeldgedrag een cruciaal onderdeel is van leiderschap (Lasthuizen, 2008). In dit onderzoek ben ik uitgegaan van het feit dat de overheid als leider kan fungeren, die onder meer private partijen kan aanzetten tot gewenst gedrag op het gebied van transparante sustainability reporting en dit,

aansluitend op de studies op het gebied van ethisch leiderschap, succesvol zou kunnen bewerkstelligen door het tonen van het gewenste transparante voorbeeldgedrag.

Voor zover bij mij bekend richten de studies op het gebied van sustainability reporting in relatie tot de (lokale) overheid zich met name op de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan sustainability

3

(9)

8

reporting (Graymore, 2014; Williams et all, 2011; Ball et al, 2006, ), de daadwerkelijke mate van transparantie (Habets, 2015; Fairbanks et all, 2007) en de factoren die de mate van transparantie van (lokale) overheden beïnvloeden (Alcaraz-Quiles et all, 2014; Bae, 2012; Ball et all, 2007; Navarro Galera et all, 2014; Lynch, 2010). Daarnaast zijn er verschillende studies geweest om de relatie tussen

transparantie en het gewekte vertrouwen aan te tonen (Grimmelikhuijsen, 2012; VNG 2012). In hoeverre de mate van transparantie van de overheid de mate van transparantie van private partijen beïnvloedt, is tot nu toe relatief onontgonnen terrein binnen de wetenschap gebleken. Sustainabilty is uiteindelijk een samenspel tussen de overheid, de consument, ondernemingen en andere stakeholders, waarbij de overheid in staat zou moeten zijn om - gezien haar positie binnen de maatschappij - een voorbeeld voor anderen te stellen (Preuss 2007). Met mijn onderzoek heb ik beoogd een bijdrage te leveren aan de discussie over de wijze waarop transparantie van sustainability reporting van zowel private partijen als de Nederlandse overheid bevorderd kan worden. Met als uitgangspunt de verwachting dat met name de lokale overheid in de toekomst een cruciale rol zal gaan spelen in het realiseren van de SDG’s. Vanuit dat oogpunt en voortbordurende op het onderzoek van Habets (2015), heeft een casestudy plaatsgevonden onder vijf Nederlandse 100.000+ gemeenten.

1.3.

O

NDERZOEKSVRAGEN

Het onderzoek om na te gaan in hoeverre private partijen transparanter zullen gaan rapporteren op het gebied van sustainability reporting als de (lokale) overheid dat ook doet, is gestoeld op de volgende onderzoeksvraag:

In hoeverre heeft de wijze waarop de (lokale) overheid invulling geeft aan sustainability reporting invloed op de wijze waarop private partijen invulling geven aan sustainability reporting?

De volgende deelvragen leiden tot het beantwoorden van bovenstaande onderzoeksvraag: 1. Wat beïnvloedt de mate van transparantie van de (lokale) overheid?

2. In hoeverre zou de (lokale) overheid de handelswijze van private partijen kunnen beïnvloeden bezien vanuit de theorie en vanuit de praktijk?

3. Hoe zou de (lokale) overheid invulling moeten geven aan sustainability reporting, volgens zowel de transparantiebenchmark als de stakeholders?

4. Hoe geeft de (lokale) overheid invulling aan sustainability reporting en wat is de mate van transparantie van de rapportage, bezien vanuit de transparantiebenchmark?

In het kader van dit onderzoek wordt ten aanzien van sustainability reporting aansluiting gezocht bij de definitie van maatschappelijke verslaggeving, zoals deze wordt gehanteerd binnen de

Transparantiebenchmark. De Transparantiebenchmark verstaat onder maatschappelijke verslaggeving: “externe verantwoordingsinformatie over het beleid en de resultaten van de onderneming ten aanzien van de maatschappelijke aspecten van ondernemen. Maatschappelijke verslaggeving is een

(10)

9

reports- of geïntegreerd in het jaarverslag- door de onderneming wordt gepubliceerd om daarmee te voorzien in de brede informatiebehoefte van belanghebbenden.” 4

FIGUUR 1:CONCEPTUEEL MODEL

1.4.

V

OORUITBLIK

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 een uiteenzetting van de theorieën op het gebied van transparantie, voorbeeldrol van de overheid en sustainability reporting die aan dit onderzoek ten grondslag liggen gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschouwing gegeven over de wijze waarop het onderzoek is opgezet en de wijze waarop de dataverzameling heeft plaatsgevonden. In hoofdstuk 4 worden de analyse van de verzamelde data en resultaten daarvan weergeven. Tot slot komen in hoofdstuk 5 de conclusie en discussiepunten aan bod.

4

http://www.transparantiebenchmark.nl/sites/default/files/fotos/10-04-2015%20Criteria%20Transparantiebenchmark%202015%20met%20comments.pdf geraadpleegd op 25 december 2015

(11)

10

2. Theoretisch kader

Om de mate van transparantie te kunnen toetsen op het gebied van sustainability reporting ben ik binnen de wetenschappelijke literatuur op zoek gegaan naar wat wordt verstaan onder transparantie in het kader van sustainability reporting. Een uiteenzetting hiervan is te lezen in paragraaf 2.1. Daarnaast geef ik in paragraaf 2.1 een beschouwing van het belang van een transparante overheid. Vervolgens zet ik in paragraaf 2.2 uiteen wat het belang is van transparante sustainability reporting.

In paragraaf 2.3. geef ik een beschouwing van de wetenschappelijke theorieën, die mijn veronderstelling, dat de overheid een cruciale voorbeeldfunctie heeft op het gebied van transparante sustainability reporting, staven. Aangezien de voorbeeldfunctie van de overheid op het gebied van transparante sustainability reporting relatief onontgonnen terrein is heb ik theorieën op het gebied van social learning (Bandura, 1977, McGregor 2007) en ethisch leiderschap (Lasthuizen 2008, Preuss 2007) bestudeerd en door vertaald naar de voorbeeldfunctie van de overheid op het gebied van transparante sustainability reporting. Voorts geef ik in paragraaf 2.4. weer welke factoren de mate van transparantie op het gebied van sustainability positief danwel negatief zouden kunnen beïnvloeden. Dit om bij de analyse van de mate van transparantie van de geselecteerde Nederlandse gemeenten na te gaan in hoeverre een aantal van deze factoren een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het

duurzaamheidsverslag. Tot slot volgt in paragraaf 2.5 een uitzetting van het normenkader die binnen de transparantiebenchmark wordt gehanteerd.

2.1.

H

ET BELANG VAN EEN TRANSPARANTE OVERHEID

De (lokale) overheid genereert haar middelen door middel van het heffen van belastingen aan burgers en andere stakeholders van de overheid en financiert daarmee haar activiteiten. Vanuit die optiek wordt een bepaalde mate van transparantie van de overheid verwacht. Immers de belastingbetalers

verwachten dat de overheid inzicht geeft in de wijze waarop ‘hun’ geld is besteed (García-Sanchéz et al., 2013). Dit sluit aan bij een van de transparantierichtingen die Heald (2006) onderkent te weten inwards transparency, waarbij burgers en andere stakeholders toezien op de overheid. Transparantie kan in dit kader gezien worden als het beschikbaar stellen van informatie door een organisatie of die externen toestaan de interne werkzaamheden of functioneren van de betreffende organisatie te monitoren (Grimmelikhuijsen, 2011). Het transparantiemodel van Heald (2006) onderkent verschillende vormen van transparantie binnen de publieke sector. Het gaat hierbij om de volgende vormen:

1. transparantie van het besluitvormingsproces 2. transparantie van het gevoerde beleid

3. transparantie van de geboekte resultaten en de bereikte effecten van het beleid

Uit onderzoek van Grimmelikhuijsen (2011) valt op te maken dat elke vorm van transparantie uit het transparantiemodel van Heald (2006) andere aandachtspunten op het gebied van transparantie heeft. Daarnaast onderkent van Grimmelikhuijsen ( 2011) een drietal additionele aandachtsgebieden voor de beschikbaar te stellen informatie te weten, de volledigheid, de bruikbaarheid en de inhoud van de transparant gemaakte informatie.

In geval van transparantie bij de overheid dient ook de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) in

beschouwing te worden genomen. De Wob regelt het recht van burgers op informatie van de overheid. De overheid kan vanuit de Wob bezien zowel actief als passief informatie openbaar maken. Met actief wordt bedoeld dat de overheid proactief (vanuit eigen initiatief) informatie beschikbaar stelt. Passieve

(12)

11

openbaarheid houdt in dat informatie op verzoek van burgers of ander stakeholders beschikbaar wordt gesteld, tenzij in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) of andere wetgeving staat vastgelegd dat de gevraagde informatie niet geschikt is om openbaar te maken. Naast de Wob heeft de overheid ook de notitie ‘Uitgangspunten Overheidscommunicatie’ Hierin staan de kerntaak en het hoofddoel van overheidscommunicatie vastgelegd. Daarnaast staat in de Uitgangspunten Overheidscommunicatie vastgelegd dat informatie waarheidsgetrouw, voldoende, en juist moet zijn. De informatie moet

begrijpelijk, tijdig en zo gericht mogelijk en niet overbodig zijn. De informatie moet belangstellenden en belanghebbenden in staat stellen om tijdig een zelfstandig oordeel te vormen of in dit geval het

gevoerde duurzaamheidsbeleid onder meer in lijn is met het coalitieakkoord en daarmee in lijn is met de (inter)nationale afspraken op het gebied van duurzaamheid en of het beoogde effect ook daadwerkelijk wordt behaald. Dit sluit grotendeels aan bij de hiervoor geschetste bevindingen van wetenschappelijke studies op het gebied van transparantie in het algemeen.

De wetenschappelijke bevindingen samenbrengend met de wettelijke kaders voor

overheidstransparantie en hetgeen de transparantiebenchmark verstaat onder sustainability reporting, maakt dat in het kader van dit onderzoek sprake is van een transparante overheid op het gebied van sustainability reporting als de overheid alle relevante externe verantwoordingsinformatie over het

besluitvormingsproces, het gevoerde beleid -zoals vastgelegd in het coalitieakkoord- en de geboekte resultaten en de bereikte effecten omtrent de maatschappelijke aspecten van “ondernemen” actief beschikbaar stelt. Waarbij Maatschappelijk Verantwoord “Ondernemen” niet geheel van toepassing is op de overheid, maar dit voor de overheid in dit kader gezien moet worden als Maatschappelijk Verantwoord “Besturen”.

2.2.

H

ET BELANG VAN TRANSPARANTE SUSTAINABILITY REPORTING

Zoals genoemd in de inleiding staat het onderwerp duurzame ontwikkeling hoog op de politieke agenda. Ook voor de Nederlandse (lokale) overheid is duurzaamheid een politiek speerpunt. Dit blijkt uit het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van het huidige kabinet, waarin een apart hoofdstuk is gewijd aan duurzaam groeien en vernieuwen van de Nederlandse economie. Daarnaast laten de coalitieakkoorden van de in dit onderzoek betrokken gemeenten zien dat ook op lokaal niveau een duurzaam

overheidsbeleid hoog in het vaandel staat. Het CBS rapporteert in september 2012 een toename van de uitgaven om klimaatverandering te beperken. In 2010 bedroegen de uitgaven circa 1,3 miljard ten opzichte van ruim 900 miljoen in 2007. De uitgaven betreffen met name maatregelen die

energiebesparing en de toepassing van hernieuwbare energiebronnen als windenergie bevorderen.5 Overige uitgaven in het kader van duurzaamheid zijn hierin niet meegenomen, wat impliceert dat het totaal aantal middelen dat wordt besteed aan het realiseren van een duurzaam overheidsbeleid hoger is. Gezien de toename van de uitgaven aan klimaatverandering beperkende maatregelen is het des te opvallender dat uit onderzoek blijkt dat relatief weinig gemeenten ruimte maken in hun verslaggeving om hierover verantwoording af te leggen (Graymore, 2014; Habets, 2015). Dit terwijl op een

transparante wijze verantwoording afleggen over het gevoerde duurzaamheidsbeleid en de resultaten daarvan een belangrijke bijdrage kan leveren aan het verbeteren van het duurzaamheidsbeleid (Graymore, 2014). Dit leidt niet alleen tot (financieel) inzicht bij de participanten van de maatschappij maar kan de participanten ook stimuleren hun kennis te delen met de overheid en daarmee bij te

5

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/overheid-politiek/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3689-wm.htm, geraadpleegd op 3 december 2015

(13)

12

dragen aan de besluitvorming op het gebied van duurzaamheid (Navarro Galera et al., 2014). Dit sluit aan bij het doel van de, op tot nu toe ondernemersgerichte, transparantiebenchmark om met een transparantere sustainability reporting, het stakeholder-dialoog te vergemakkelijken, de aandacht voor het MVO-beleid te laten toenemen en de prestaties van ondernemingen op dit terrein te verbeteren.6

2.3.

V

OORBEELDROL VAN DE OVERHEID

De voorbeeldrol die de overheid op het gebied van transparante sustainability reporting zou kunnen bekleden, kan bezien worden van uit verschillende perspectieven. De prominente rol die de (lokale) overheid claimt binnen de maatschappij en de leidende rol die de (lokale)overheid heeft als

beleidsmaker. Waarbij niet uit het oog moet worden verloren dat de (lokale) overheid ook een uitvoerende en toezichthoudende rol kan bekleden.

Koski en Lee (2014) stellen dat “overheidsorganen de meest zichtbare leden van de maatschappij zijn en daardoor regelmatig kritisch worden beoordeeld op hun handelen en daardoor in de gelegenheid zijn om het voortouw te nemen als het gaat om leading by example”(p. 30). Uit het Onderzoek van Koski en Lee (2014) blijkt dat diverse studies op het gebied van naleving van regelgeving (Grabosky, 1995; May & Winter, 2000; Murphy, 2004; Winter & May, 2001), laten zien dat de mens geneigd is te doen wat het anderen ziet doen, waarbij overheidsorganen uitgebreid de mogelijkheid hebben om letterlijk uit te dragen waar ze voor staan. Met als inzet gewenst gedrag te stimuleren (Koski en Lee 2014).

Overheidsorganen zijn gezien hun maatschappelijke positie bij uitstek geschikt om zich als

maatschappelijke leiders te profileren. De beleid makende functie gecombineerd met de functie van het behartigen van het algemeen belang maakt het voor overheidsorganen mogelijk om voorop te lopen op het gebied van gedragsveranderingen door zelf het gewenste gedrag te vertonen als een mogelijke oplossing voor maatschappelijke vraagstukken (Koski en Lee 2014). Mason et al. (2011) stellen dat de overheid doelbewust ingezet kan worden als rolmodel als het gaat om “policy by doing “. Enerzijds ten behoeve van het bevorderen van maatschappelijk handelen richting het gewenste gedrag en anderzijds om een specifieke doelgroep te bewegen richting het gewenste gedrag. Volgens Koski en Lee (2014) “dragen de signalen die de overheid afgeeft in mindere of meerdere mate bij aan het accepteren en aanmeten van het gewenste gedrag” (p. 34). Vanuit die gedachtegoed zou de overheid een

voortrekkersrol moeten spelen op het gebied van sustainability reporting. De overheid zou niet alleen zichtbaar moeten uitdragen dat zij staat voor transparante sustainability reporting, maar zal zich ook zichtbaarder moeten profileren door (pro)actief haar bijdrage aan transparante sustainability reporting te tonen aan de maatschappij.

Naast een zichtbaar gemeenschapslid (Koski en Lee, 2014) kan de overheid gezien worden als de leider van een gemeenschap die gemeenschapsleden, waaronder organisaties, ertoe kan bewegen een

bepaald doel na te streven. In dit geval zo transparant mogelijke sustainability reporting. Dit sluit aan bij de definitie van Bryman (1992, p.76) die leiderschap aanduidt als “een proces van sociale invloeden waarbij de leider de leden van een groep laat bewegen naar een bepaald doel”. Den Hartog (1997) en Treviño et al (2000) stellen dat het van belang is dat degenen die de leider volgen, de leider ook als een echte leider moeten zien. In dit kader houdt dit in dat de leider in dit geval de overheid zichzelf als leider moet zien en profileren, maar dat het ook van belang is dat de leider door de zgn. volgers in dit geval de

6

(14)

13

private partijen ook als een daadwerkelijke leider wordt gezien en ervaren. In het geval van

sustainability reporting rijst de vraag in hoeverre de overheid zichzelf een leidende rol toebedeeld en in hoeverre private partijen de overheid als een daadwerkelijke leider zien.

“ De social learning theory van Bandura (1977) toont aan dat leiders waarden, gedrag en houding kunnen overbrengen door middel van voorbeeldgedrag en het identificeren van gedrag. Dit ondersteunt de ‘Leading by example’ gedachte en de voorbeeldrol die leiders hebben jegens hun

medewerkers”(Lasthuizen, 2008 p.26). Deze zienswijze gaat er volgens Lasthuizen (2008) van uit dat werknemers geneigd zijn om hun meerderen te imiteren en op die manier leren hoe wel of niet te handelen. De keerzijde is dat medewerkers geneigd zijn om naast gewenst gedrag ook ongewenst gedrag te kopiëren van hun meerderen (Lasthuizen 2008). Dit impliceert dat als de overheid zichtbaar aan transparante sustainability reporting doet, de ondernemers geneigd zullen zijn dit gedrag van transparante sustainability reporting over te nemen, maar dat op moment dat de overheid niet

zichtbaar of in het geheel niet aan transparante sustainability zou doen de ondernemers minder geneigd zijn om over te gaan tot transparante sustainability reporting.

In het verlengde daarvan suggereert de reinforcement theory dat “individueel gedrag het resultaat is van gevolgen en kan gewenst gedrag worden beïnvloed door leiders door middel van straffen en belonen.” (Lasthuizen, 2008 p.26) Met als gevolg dat medewerkers een voorbeeldrol jegens elkaar krijgen op moment dat hun gedrag wordt bestraft of beloond (Lasthuizen, 2008). Dit is onder meer het effect wat met de transparantiebenchmark met daaraan gekoppeld de Kristalprijs kan worden bereikt op het gebied van transparante sustainability reporting. Ondernemers inspireren en motiveren door middel van het ranken van de mate van transparantie en het belonen van het meest transparante sustainability report om hun transparantie te verbeteren.

De social exchange theory toont aan dat “gewenst gedrag van medewerkers wordt beïnvloed door de kwaliteit van de interpersoonlijke behandeling die medewerkers ontvangen van hun leiders” (Lasthuizen, 2008 p.27) Van belang hierbij is het vertrouwen in de leiders en de ervaren eerlijkheid. Diverse studies (Lasthuizen, 2008) hebben aangetoond dat als medewerkers hun leiders vertrouwen, er meer

bereidheid is om vrijwillig het gewenste gedrag te vertonen dat in het belang is van de organisatie. Wanneer medewerkers het idee hebben dat zij eerlijk behandeld worden door hun leiders, leidt dit tot een verhoogde tevredenheid en loyaliteit jegens hun meerdere, groep en/of organisatie, wat leidt tot minder schadelijk gedrag (Lasthuizen 2008). De social exchange theory bezien vanuit de optiek van Lasthuizen (2008) pleit in dit kader het gewenste gedrag op het gebied van transparante sustainability reporting te vertonen, vanwege het feit dat de overheid op het gebied van transparante sustainability reporting het vertrouwen moet winnen van de ondernemingen. De overheid zou de ondernemingen het gevoel moeten geven dat ze eerlijk bejegend worden in dit geval bij de totstandkoming van de

transparantiebenchmark. Het toetreden van de overheid tot het deelnemersveld van de

transparantiebenchmark zou het gevoel van vertrouwen en het gevoel van eerlijke bejegening bij de ondernemers kunnen vergroten, waardoor de ondernemers volgens de social exchange theory meer dan tot nu toe bereid zullen zijn om vrijwillig het gewenste gedrag op het gebied van transparante

(15)

14

2.4.

F

ACTOREN DIE DE MATE VAN TRANSPARANTIE VAN SUSTAINABILITY

REPORTING BIJ DE OVERHEID BEÏNVLOEDEN

Nu het belang van een transparante overheid, het belang van transparante sustainability en de voorbeeldrol die de overheid op het gebied van sustainability reporting zou kunnen spelen, uiteen is gezet, geef ik een beschouwing van de factoren die de mate van transparantie van sustainability reporting bij de overheid negatief dan wel positief zouden kunnen beïnvloeden. Bij de analyse van de mate van transparantie van de geselecteerde Nederlandse gemeenten zal ik nagaan in hoeverre een aantal van deze factoren een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het duurzaamheidsverslag. Diverse studies geven aan dat de omvang van de gemeenten van invloed kan zijn op de mate van

transparantie (Fairbanks et al., 2007; Florini, 2000; García-Sánchez et al, 2013; Estevez de Araujo & Tejedo-Romero, 2015; Cuadrado-Ballesteros, 2014). Bezien vanuit een kosten/baten afweging stelt Florini (2000), dat de kosten, tijd en inspanningen die gemoeid zijn met het vrijgeven van informatie voor kleinere gemeenten relatief groter kunnen zijn, wat in dit geval de mate van transparantie van sustainability reporting bij kleinere gemeenten negatief kan beïnvloeden in vergelijking tot de grotere gemeenten. In het verlengde hiervan hebben García-Sanchez et al. (2013) geconstateerd dat

gemeenten die relatief meer middelen tot hun beschikking hebben, de mogelijkheid hebben om meer services aan te bieden en betere informatiesystemen aan te schaffen, waardoor stakeholders de

gemeenten aanzetten tot transparantere sustainability reporting. Daarnaast blijkt uit het onderzoek van García-Sánchez et al. (2013) dat relatief kleinere gemeenten geneigd zijn minder transparant te zijn doordat de druk van buitenaf om transparant te zijn minder groot is dan bij relatief grotere gemeenten, die te maken hebben met relatief veel stakeholders en daarmee onder grotere druk staan om

transparanter te opereren.

Naast de omvang van de gemeenten is ook de economische ontwikkeling van de gemeenten een aspect dat de mate van transparantie bij gemeenten negatief zou kunnen beïnvloed. Estevez de Araujo & Tejedo-Romero (2015) en Cuadrado-Ballesteros (2014) geven bij hun onderzoek bij Spaanse lokale gemeenten aan dat een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat ten tijde van economisch recessie sprake is van onvoldoende financiële middelen en mankracht als gevolg van een hoge mate van

werkloosheid. Een andere verklaring wordt gezocht in het feit dat de focus in meerdere mate ligt op het realiseren van financieel herstel en in minder mate op het realiseren van een hoge mate van

transparantie op het gebied van sustainability reporting.

De invloed van de politiek is niet weg te denken bij (lokale) overheden. Uit onderzoek blijkt dat ook de mate van transparantie wordt beïnvloed door de verschillende politieke ideologieën die door de verschillende partijen aangehangen worden (García-Sánchez et al. 2013). Naar verwachting zullen politieke partijen die meer links georiënteerd zijn transparanter zijn dan politieke partijen die rechts georiënteerd zijn. Linkse politieke partijen zijn meer gericht zijn op een sociaal beleid en streven een sterke positie van de publieke sector na (García-Sanzhez et al. 2013; Del Sol, 2013). Daarnaast zullen overheden die bestaan uit meerdere politieke partijen een hogere mate van transparantie vertonen. Dit wordt verklaard door het feit dat een relatie bestaat tussen politieke rivaliteit en de druk van andere politieke partijen om informatie te verschaffen over onder meer duurzaamheid (García-Sánchez et al. 2013).

(16)

15

Verder kunnen aspecten als het gebrek aan expertise, vaardigheden en training (Graymore, 2014) op het gebied van sustainability reporting de mate van transparantie negatief beïnvloeden. Evenals het gebrek aan een aanwijsbare functionaris aan wie de verantwoordelijkheid voor het coördineren en het

uiteindelijk bewerkstelligen van een hoge mate van transparantie (Habets, 2015, Graymore, 2014) op het gebied van sustainability reporting wordt toegewezen. In het verlengde hiervan kan het ontbreken van een concreet plan van aanpak inclusief concrete afspraken een negatieve invloed hebben op de mate van transparantie van sustainability reporting (Habets, 2015, Graymore, 2014). Het feit dat voor de overheden geen sprake is van een duidelijke richtlijn op het gebied van sustainability reporting dat equivalent is aan de GRI-richtlijnen voor ondernemingen, werkt niet bevorderend voor de mate van transparantie (Graymore, 2014) van sustainability reporting.

Tot slot hebben individuele afwegingen van degenen die betrokken zijn bij de totstandkoming van het duurzaamheidsverslag ook invloed op de mate van transparantie. Fairbanks et al (2007) tonen met hun onderzoek aan dat het type en de hoeveelheid informatie dat door een gemeente wordt vrijgegeven, wordt beïnvloed door angst van individuen over de gevolgen die het vrijgeven van met name negatieve informatie met zich meebrengt.

2.5.

N

ORMENKADER

T

RANSPARANTIEBENCHMARK

Om te kunnen beoordelen in hoeverre de wijze waarop de (lokale) overheid invulling geeft aan sustainability reporting, de invulling van sustainabilty reporting van private partijen beïnvloedt, heb ik onder meer de huidige mate van transparantie van vijf Nederlandse 100.000+ gemeenten in kaart gebracht aan de hand van de criteria van de Transparantiebenchmark. Zoals aangegeven in paragraaf 1.1. wordt in de Transparantiebenchmark beoordeeld in welke mate bedrijven verantwoording afleggen in hun jaarverslagen over hun activiteiten op het terrein van MVO. In deze paragraaf zet ik beknopt de criteria van de Transparantiebenchmark uiteen.

Volgens de Transparantiebenchmark zou de overheid moeten voldoen aan een tweetal normenkaders, de inhoudsgerichte normenkader en kwaliteitsgerichte normenkader, die tot uitdrukking komen in een zestal beoordelingsaspecten. Waarbij het inhoudsgerichte normenkader is gericht op de weergave van het inhoudelijke MVO beleid en het kwaliteitsgerichte normenkader is geënt op de kwaliteit van de verslaggeving. De beoordelingsaspecten zijn opgenomen in figuur 2.

FIGUUR 2:BEOORDELINGSASPECTEN INCLUSIEF MAXIMAAL TE BEHALEN SCORE

Beoordelingsaspect Maximaal te behalen score volgens de Transparantiebenchmark 2015 1. Onderneming en bedrijfsmodel 33 2. Beleid en resultaten 34 3. Managementaanpak 33 4. Relevantie 20 5. Duidelijkheid 20 6. Betrouwbaarheid 20 7. Responsiviteit 20 8. Samenhang 20 Totaal 200

(17)

16

Beoordelingsaspect 1 richt zich als onderdeel van het inhoudsgerichte normenkader met name op het vraagstuk in hoeverre wat wordt toegevoegd aan de productiewaarde waardoor de wereld duurzaam wordt en omvat de politieke dimensie wat bij de (lokale) overheid een rol speelt. Beoordelingsaspect 2 ent zich op de vraag wat in de operationele processen wordt gedaan aan maatschappelijk verantwoord ondernemen in dit kader maatschappelijk verantwoord besturen. Beoordelingsaspect 3 behelst de wijze waarop duurzaamheid verankerd is in een organisatie en de wijze waarop het wordt gemonitord. De overige beoordelingsaspecten maken deel uit van het kwaliteitsgerichte normenkader en richten zich zoals reeds eerder genoemd op de kwaliteit van de verstrekte informatie. Uit figuur 2 blijkt dat per beoordelingsaspect een maximaal te behalen score is en dat in totaal maximaal 200 punten kan worden gescoord. Uit de maximaal te behalen scores blijkt tevens dat de Transparantiebenchmark evenveel waarde hecht aan het inhoudelijke MVO beleid als aan de kwaliteit van de verstrekte informatie. Per beoordelingskader is sprake van een maximaal haalbare score. De score die uit de analyse voortvloeit leidt tot de ranking van organisaties, in dit kader de gemeenten, binnen de Transparantiebenchmark. Vermeld moet worden dat naast het inhoudsgerichte normenkader en het kwaliteitsgerichte normen tevens een deskundigenweging plaatsvindt binnen de Transparantiebenchmark. Deze

deskundigenweging wordt in het kader van dit onderzoek buitenbeschouwing gelaten. De volledige onderzoeksmethode wordt nader toegelicht in hoofdstuk 3.

(18)

17

3. Onderzoeksmethode

Dit onderzoek heeft tot doel in kaart te brengen in hoeverre de mate van transparantie door middel van duurzaamheidsverslaggeving van de overheid de mate van transparantie van

duurzaamheidsverslaggeving van private partijen beïnvloedt. De gedachtegoed van voorbeeldgedrag zoals dat onder meer van belang wordt geacht bij ethisch leiderschap (Lasthuizen 2008) toets ik, door na te gaan in hoeverre Nederlandse private partijen op het gebied van transparantie van

duurzaamheidsverslagen ontvankelijk zijn voor de voorbeeldfunctie van de Nederlandse (lokale) overheid. Met andere woorden: Gaan private partijen transparanter rapporteren op het gebied van sustainability reporting als de overheid dat ook doet. In dit hoofdstuk komt in paragraaf 3.1. de onderzoeksopzet aan bod. In paragraaf 3.2 geef ik een beschouwing over de wijze waarop de

onderzoekspopulatie en de dataverzameling tot stand is gekomen. In paragraaf 3.3. geef ik weer welke theorieën zijn verbijzonderd uit het theoretisch kader die als basis hebben gediend voor mijn onderzoek en daarmee leiden tot de beantwoording van mijn onderzoeksvraag.

3.1.

O

NDERZOEKSOPZET

Het onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek vormgegeven door middel van een veldonderzoek (casestudy). De uitkomsten zijn niet generaliseerbaar maar leveren een bijdrage aan de discussie over de wijze waarop transparantie van sustainability reporting van zowel private partijen als de Nederlandse overheid bevorderd kan worden. Philipsen en Vernooy-Dassen (2004) stellen dat kwalitatief onderzoek geschikt is om de aard en de context van verschijnselen te bestuderen. Kenmerkend voor kwalitatief onderzoek is dat gebruik gemaakt wordt van gegevens van kwalitatieve aard, waarbij het doel is om onderzoeksproblemen te beschrijven en te interpreteren in situaties en van gebeurtenissen en personen (Reulink & Lindeman, 2005). Een ander kenmerk van kwalitatief onderzoek is dat gebruik gemaakt wordt van zowel gegevens van kwalitatieve als kwantitatieve aard (Hak, 2004). Daarnaast is sprake van een beschrijvende conclusie (Gerring 2014), waarbij de verkregen inzichten die bij de exploratie van het verzamelde materiaal worden weergegeven in weerlegbare formuleringen (Swanborn, 2005). Het toepassingsgebied van dit onderzoek betreft het uitdiepen van de rol die de Nederlandse (lokale) overheid kan spelen in het streven naar transparantere sustainability reporting bij Nederlandse private partijen. In dat kader zal in het onderzoek de nadruk niet alleen liggen op de kwantiteit van de

informatie maar ook op de kwaliteit, wat minstens zo belangrijk is in het kader van transparantie (Stålenheim & Surry, 2006). In paragraaf 2.1. is aangegeven dat informatie onder meer transparant van aard is als sprake is van relevante informatie, wat meer een kwalitatief karakter heeft dan kwantitatief. In hoeverre de mate van transparantie van de overheid de mate van transparantie van private partijen beïnvloedt, is tot nu toe relatief onontgonnen terrein binnen de wetenschap gebleken. Derhalve is relatief weinig kennis over de te onderzoeken verschijnselen waardoor dit onderzoek exploratief van karakter is (Swanborn, 2005).

(19)

18

Een casestudy kan worden verricht op moment dat sprake is van een probleemstelling dat exclusief betrekking heeft op een bepaalde concrete situatie, groep of proces (Swanborn 2005), in dit geval de Nederlandse (lokale) overheid in relatie tot private partijen. Swanborn (2005) geeft ook aan dat een casestudy toegepast kan worden als sprake is van een theoretische of algemeen gerichte probleemstelling, in dit geval de voorbeeldfunctie van de overheid die onderzocht wordt bij één groep of situatie, in dit geval de private partijen. Dit onderzoek, waarin de voorbeeldfunctie van de Nederlandse overheid jegens Nederlandse ondernemingen op het gebied van transparante sustainability reporting centraal staat, kan aangemerkt worden als Casestudy type II volgens Gerring (2004). Casestudy type II is volgens Gerring (2004) geschikt op moment dat bijvoorbeeld de nationale overheid onderworpen wordt aan analyse. De overheid kan worden opgedeeld in verschillende eenheden zoals provincies en gemeenten die als case kunnen dienen. De formele eenheden (Gerring, 2004) die worden onderworpen aan een intensieve analyse zijn vijf Nederlandse 100.000+ gemeenten. De informele eenheden die worden betrokken in de analyse (Gerring, 2004) zijn de private partijen, in dit kader negen

ondernemingen die deel uit maken van de Transparantiebenchmark 2015, en vormen een homogene populatie, wat onderlinge vergelijkbaarheid mogelijk maakt. Uit bovenstaande blijkt dat sprake is van een kwalitatief onderzoek (Swanborn, 2005) met voldoende aspecten die het toepassen van een casestudy in dit geval rechtvaardigen (Gerring, 2004). De onderzoeksopzet is schematisch weergegeven in figuur 3.

3.2.

O

NDERZOEKSPOPULATIE EN DATAVERZAMELING

3.2.1. Nederlandse gemeenten

De Nederlandse overheid bestaat uit verschillende lagen met ieder hun eigen taak en verantwoording daarover. Onderscheiden worden ministeries,

provincies, gemeenten en de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). In het kader van dit onderzoek is ervoor gekozen om de Nederlandse gemeenten het object te maken van de casestudy. Dit vanwege het feit dat zoals genoemd in paragraaf 2.1 de lokale overheid, in dit geval de Nederlandse gemeenten, steeds meer een cruciale rol lijken te gaan spelen in het realiseren van de SDG’s van de Verenigde Naties. Aansluitend op het onderzoek van Navarro Galera et al. (2014) en Habets (2015) is ervoor gekozen om het onderzoek te richten op vijf gemeenten uit de populatie van de 100.000+ gemeenten. Immers de mogelijkheden in de vorm van middelen en expertise om duurzaamheidsverslaggeving binnen grotere gemeenten te bewerkstelligen zijn groter. Het selectiecriterium voor de te selecteren Nederlandse gemeenten is gebaseerd op het aantal inwoners per 1 januari 2014, zoals deze gepubliceerd is door het Centraal bureau voor de statistiek (CBS, 2014). Bovendien heeft de aanwezigheid van veel grote

bedrijven uit de Transparantiebenchmark in de 100.000+ gemeenten ook een rol gespeelt bij het bepalen van het selectiecriterium. Aangezien de resultaten (politiek) wellicht gevoelig zouden kunnen

5 Nederlandse 100.000+ gemeenten toetsen Jaarverslag criteria Transparantie benchmark Diepte Interview : - leiderschapsrol - factoren die sustainability reporting beïnvloeden 9 ondernemingen uit de Transparantiebenchmark Diepte Interview : - leiderschapsrol overheid - reinforcement theory - social learning theory - social exchange theory

FIGUUR 3:ONDERZOEKSZOPZET

Analyse resultaten en Conclusie

(20)

19

liggen is ervoor gekozen om de identiteit van de participerende gemeenten niet bekend te maken. Voor de leesbaarheid van dit onderzoeksrapport zijn de gemeenten gecodeerd met een cijfer. De

onderzoekspopulatie is weergegeven in figuur 4.

FIGUUR 4:GESELECTEERDE NEDERLANDSE 100.000+ GEMEENTEN

Voor de dataverzameling zijn diepte-interviews gehouden aan de hand van stellingen. Gekozen is om de concerncontrollers van de gemeenten uit te nodigen voor de diepte-interviews. Dit omdat de

concerncontrollers rechtstreeks betrokken zijn bij de totstandkoming van de jaarverslagen. In totaal hebben de concerncontrollers van vier van de vijf gemeenten gehoor gegeven aan het interviewverzoek. Bij één gemeente is in plaats van de concerncontroller een diepte-interview afgenomen met een

clustercontroller en een beleidsmedewerker duurzaamheid. De stellingen voor het diepte-interview vloeien voort uit de theorie zoals weergegeven in paragraaf 3.3. Ten behoeve van de diepte-interviews zijn tevens de jaarverslagen van het jaar 2014 van de vijf geselecteerde Nederlandse gemeenten geraadpleegd en geanalyseerd aan de hand van de criteria van de Transparantiebenchmark 2015. Tijdens de diepte-interviews zijn de prestaties in het kader van de Transparantiebenchmark in algemene termen aan de orde gesteld. De individuele scores van de Transparantiebenchmark zijn niet tijdens het diepte-interview kenbaar gemaakt. Deze afweging is bewust gemaakt, aangezien de aandacht naar verwachting te veel op de score zou komen te liggen en daarmee de antwoorden op de stellingen naar verwachting beïnvloedt zouden kunnen worden door de score van de Transparantiebenchmark. Uit het onderzoek van Habets (2015) blijkt dat voor een secuur beeld van de transparantie van

duurzaamheidsverslaggeving naast jaarverslagen alle publieke informatie bestudeerd moet worden. Vanuit deze aanbeveling is overwogen om andere publieke informatie zoals monitoren, beleidsnota’s en kadernota’s te betrekken in het onderzoek. Aangezien de mate van transparantie is ‘gerankt’ binnen de kaders van de Transparantiebenchmark 2015, heb ik alles binnen mijn vermogen gedaan om op dezelfde wijze als de auditors van de Transparantiebenchmark 2015 invulling te geven aan de ranking ten

behoeve van de benchmark van de vijf geselecteerde Nederlandse gemeenten. De auditors hebben het door hun ontwikkeld beoordelingsmodel, dat gebaseerd is op de criteria van de

Transparantiebenchmark 2015, ter beschikking gesteld aan dit onderzoek. In dat kader heb ik de vijf geselecteerde gemeenten gelijk gesteld aan ondernemingen die niet deelnemen aan de self-assessment van de Transparantiebenchmark. Dit omdat het self-assessmenttraject zeer intensief is en niet

realiseerbaar was binnen de onderzoeksperiode. Hierdoor zijn in aansluiting op de

Transparantiebenchmark uitsluitend de jaarverslagen van de geselecteerde Nederlandse gemeente betrokken in mijn onderzoek, andere publieke informatie heb ik niet betrokken in mijn onderzoek, noch heeft expliciet hoor weder hoor plaatsgevonden. De jaarverslagen van de geselecteerde Nederlandse gemeenten zijn integraal getoetst aan de criteria van de Transparantiebenchmark 2015,waarbij de deskundigenweging die binnen de Transparantiebenchmark door een panel van deskundigen plaatsvindt op de twintig hoog scorende jaarverslagen, buitenbeschouwing is gelaten. De periode waarover het onderzoek heeft plaatsgevonden is de periode 2014-2015, dit om de toepasbaarheid van de resultaten voor de toekomst te bevorderen.

Gemeenten 1 Gemeente (I) 2 Gemeente (II) 3 Gemeente (III) 4 Gemeente (IV) 5 Gemeente (V)

(21)

20

De diepte-interviews waren hoofdzakelijk gericht op het nagaan in hoeverre de overheid zich conform de gedachtengoed van Den Hartog, 1997 en Treviño et al, 2000 als leider ziet en of zij de voorbeeldrol erkent en meer dan tot nu toe kansen en mogelijkheden ziet om de voorbeeldrol in de toekomst te gaan uitdragen op het gebied van transparante sustainability reporting.

3.2.2. Nederlandse ondernemingen

Als uitgangspunt voor het toetsen van de mate van transparantie binnen Nederlandse gemeenten is de Transparantiebenchmark 2015 genomen. Gekozen is om uit de populatie van 4857 ondernemingen8 die participeren aan de Benchmark negen ondernemingen te betrekken in de Casestudy. Hiervan zijn drie organisaties met een relatief lage score geselecteerd met scores tussen de 98 en 5 punten en drie organisaties uit de middenmoot van de Transparantiebenchmark met scores tussen de 186 en 100 punten. Organisaties die gezien hun score nog substantiële stappen kunnen maken richting een hogere mate van transparantie. Tevens zijn drie organisaties geselecteerd die binnen de top 10 van de

Transparantiebenchmark zijn gerankt. Dit zijn ondernemingen die in de hogere regionen van de Transparantie Benchmark zijn ‘gerankt’ met scores tussen de 196 en 189 punten en binnen dat kader een relatief hoge mate van transparantie vertonen op het gebied van sustainability reporting. De organisaties met een nul-score zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.

Van de negen organisaties zijn de functionarissen betrokken bij de totstandkoming van het (maatschappelijk) jaarverslag onderworpen aan een diepte-interview met als doel na te gaan in hoeverre deze organisaties ontvankelijk zijn voor de mate van transparantie van de overheid en of de prestaties van de overheid op het gebied van transparante sustainability reporting een drijfveer zouden kunnen zijn voor de geselecteerde bedrijven, om zicht meer dan tot nu toe te gaan bewegen richting een transparantere duurzaamheidsverslag.

Bij de selectie van de ondernemingen is ook een aantal ondernemingen geselecteerd die gezeteld zijn in een van de vijf geselecteerde gemeenten. De gedachte hierachter is dat deze organisaties op een of andere wijze gezien kunnen worden als stakeholders van de gemeenten. Vanuit die optiek is in de diepte-interviews aansluitend op bevindingen van Koski en Lee (2014) aandacht besteed aan de

zichtbaarheid van de overheid en de eventuele impact daarvan op het handelen van de ondernemingen. Zoals genoemd in paragraaf 3.2.1. is ervoor gekozen om de identiteit van de participerende gemeenten niet bekend te maken. Zoals genoemd zijn een aantal van de participerende ondernemingen gezeteld in de participerende gemeenten, derhalve is ervoor gekozen om ook de identiteit van de participerende ondernemingen niet bekend te maken. Voor de leesbaarheid van dit onderzoeksrapport zijn de ondernemingen gecodeerd. De onderzoekspopulatie is schematisch weergegeven in figuur 6.

FIGUUR 6:GESELECTEERDE ONDERNEMINGEN UIT DE TRANSPARANTIE BENCHMARK 2015

7 http://www.transparantiebenchmark.nl/scores_2015#/survey/2, geraadpleegd op 1 december 2015. 8

Ondernemingen worden in dit onderzoek gelijkgesteld aan de ondernemingen zoals die volgens de criteria voor ondernemingen zijn gedefinieerd ten behoeve van de Transparantiebenchmark.

Top 10 (196-189 punten) Middenmoot (186-100 punten) Lage score (98-5 punten) 1 Onderneming (A) Onderneming (D) Onderneming (G) 2 Onderneming (B) Onderneming (E) Onderneming (H) 3 Onderneming (C) Onderneming (F) Onderneming (J)

(22)

21

3.3.

T

HEORIEËN DIE WORDEN ONDERZOCHT

In het onderzoek staan de thema’s transparantie, leiderschapsrol en de voorbeeldrol van de (lokale) overheid centraal. Uit het theoretisch kader heb ik een aantal theorieën verbijzonderd die als basis hebben gediend voor mijn onderzoek en daarmee leiden tot de beantwoording van mijn

onderzoeksvraag. In deze paragraaf zet ik per thema uiteen op welke wijze de daaraan verbonden theorie(ën) tot uitdrukking zijn gekomen in het onderzoek.

3.3.1. Leiderschapsrol en de voorbeeldrol van de overheid op het gebied van sustainability reporting De data om de voorbeeldrol van de overheid jegens ondernemingen op het gebied van sustainability reporting te toetsen, is vergaard door middel van het houden van diepte-interviews met functionarissen die betrokken zijn bij het opstellen van de (maatschappelijke) jaarverslagen.

Zoals genoemd in paragraaf 3.2 zijn twee onderzoekspopulaties geïdentificeerd, te weten de gemeenten en de ondernemingen. Voor elke onderzoekspopulatie heb ik vanuit de theorie een specifieke vragenlijst ontwikkeld. Hierbij is gebruik gemaakt van een semi gestructureerd interview. Semi gestructureerd aangezien per onderzoekspopulatie vanuit de theorie 15 à 20 stellingen (Swanborn, 1982) zijn geformuleerd met een vijftal vaste antwoordopties volgens de 5-punt Likert schaal, waarop de geïnterviewden mogen reageren en kort de gelegenheid krijgen hun antwoord toe te lichten. De verzamelde data zijn op verschillende wijze geanalyseerd. De data voortvloeiend uit de stellingen gebaseerd op de 5-punt Likert schaal zijn geanalyseerd conform de daarbij behorende

procedurestappen zoals beschreven door Swanborn (1982). De data die zijn verzameld uit de toelichting op de antwoorden bij de stellingen is geanalyseerd door middel van de gefundeerde theoriebenadering (grounded theory) ontwikkeld door Glaser en Strauss (1967). Allereerst zijn de gegevens geordend in informatie eenheden met als doel informatie te clusteren (Baarda, 2009). Vervolgens is geclusterde informatie beoordeeld op relevantie met als doel die informatie over te houden dat bijdraagt aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag (Baarda, 2009). Voorts is door middel van het ‘labelen’, gelijksoortige informatie geclusterd, waarna synoniemen zijn samengevoegd. Daarna is de informatie axiaal gecodeerd waarbij de gelabelde informatie is gecategoriseerd (Baarda, 2009). Tot slot is de axiaal gecodeerde informatie selectief gecodeerd met als doel om vanuit een hoger abstractieniveau te komen tot de benodigde informatie die leidt tot het beantwoorden van de onderzoeksvraag (Baarda 2009). In figuur 7 is de koppeling tussen de theorie en de stellingen weergegeven.

De stellingen die zijn voorgelegd aan de gemeenten zijn opgenomen in bijlage 1. De stellingen die zijn voorgelegd aan de ondernemingen zijn opgenomen in bijlage 2.

Theorieën die worden getoetst Stellingen gemeenten Stellingen ondernemingen 1. Transparantie 1, 2, 3, 4, 5a, 5b, 17, 18, 19 1, 2, 3, 4

2. Leiderschapsrol van de (lokale) overheid 6a, 6b, 7a, 7b, 8a, 8b, 9a, 9b, 10 5a, 5b, 6a, 6b, 7a, 7b, 8a, 8b, 9a, 9b 3. Social learning theory 11 10a, 10b, 11a, 11b

4. Reinforcement theory 12, 13 12,13 5. Social exchange theory 14, 15, 16, 17, 18, 19 14, 15, 16, 17

(23)

22

3.3.1. Transparantie

De beoordeling van de mate van transparantie van de vijf gemeentelijke jaarverslagen heeft

plaatsgevonden aan de hand van de criteria van de Transparantiebenchmark 2015. Daarnaast zijn een aantal stellingen met betrekking tot transparante verslaggeving voorgelegd aan de geïnterviewden. 3.3.3. Onderscheid gemeente versus Rijk

Bij de stellingen betrekking hebbende op de leiderschapsrol en de voorbeeldfunctie van de (lokale) overheid is onderscheid gemaakt tussen de rol van de gemeenten en de rol van het Rijk. Het onderzoek is weliswaar gericht op de gemeenten, echter doordat de Transparantiebenchmark is ingegeven vanuit het Ministerie van Economische Zaken, het Rijk, is het in mijn optiek wenselijk om een beeld te vormen over hoe de rol van het Rijk in dit kader wordt bezien vanuit de ondernemingen. Het gaat hierbij om de stellingen 5a,6a, 7a, 8a, 9a, 10a en 11a die aan de ondernemingen zijn voorgelegd en de stellingen 7a, 7b, en 9a die aan de gemeenten zijn voorgelegd.

(24)

23

4. Resultaten en analyse

Zoals genoemd in paragraaf 3.2.1 heeft het onderzoek plaatsgevonden onder vijf Nederlandse 100.000+ gemeenten en negen ondernemingen. (Concern)controllers en/of functionarissen betrokken bij

(maatschappelijke) jaarverslaggeving van de betreffende organisaties zijn aan de hand van stellingen aan een diepte-interview onderworpen, waarin de thema’s leiderschapsrol van de (lokale) overheid, voorbeeldrol van de overheid en transparantie centraal stonden. Daarnaast zijn in het kader van het thema transparantie, de jaarverslagen, van het boekjaar 2014, van de participerende gemeenten beoordeeld op transparantie op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de hand van de criteria van de Transparantiebenchmark 2015. In dit hoofdstuk worden per thema de

onderzoeksresultaten en de analyse daarvan weergeven.

4.1.

L

EIDERSCHAPSROL VAN DE

(

LOKALE

)

OVERHEID

legenda: 2= Mee eens 4= Mee oneens 1 = Helemaal mee eens 3= Niet eens en Niet oneens 5= Helemaal mee oneens FIGUUR 8:RESULTATEN STELLINGEN LEIDERSCHAPSROL

In figuur 8 zijn per organisatie de resultaten van de stellingen aangegeven. Hieruit blijkt dat de visie van de ondernemingen en de gemeenten ten aanzien van de leiderschapsrol van de gemeente over de gehele linie met elkaar in lijn liggen. De gemeente wordt door het merendeel regionaal gezien als het meest zichtbaar gremium. Tevens is de meerderheid het noch eens noch oneens met de stellingen die ingaan op, in hoeverre gemeenten zich profileren als maatschappelijke leider, het voortouw nemen en helder uitdragen waar zij voor staan op het gebied van duurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving in het bijzonder. Dit valt te verklaren door de tweeledigheid van de stellingen. Aan de ene kant enten de stellingen zich op duurzaamheid en aan de andere kant op duurzaamheidsverslaggeving. De meeste geïnterviewden gaven aan dat gemeenten in hun optiek op lokaal niveau zichtbaar bezig zijn met het onderwerp duurzaamheid op de kaart te zetten, maar dat gemeenten achterblijven op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving. Gemeente (II) gaf aan: “Het voortouw nemen lukt al niet meer want de

Stelling: Gemeenten regionaal meest zichtbaar gremium Stelling:

Gemeente profileert zich als maatschappelijke leider o.g.v. duurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving Stelling: Gemeente neemt voortouw o.g.v. duurzaamheid en duurzaamheids-verslaggeving Stelling: Draagt helder uit waar zij voor staat o.g.v. duurzaamheid en duurzaamheids- verslaggeving Stelling: Motiverende leider o.g.v. van transparant rapporteren Onderneming A 2 2 4 4 4 Onderneming B 2 3 3 3 2 Onderneming C 2 5 4 4 2 Onderneming D 2 4 3 4 4 Onderneming E 2 2 5 3 3 Onderneming F 4 3 3 3 4 Onderneming G 2 3 3 4 2 Onderneming H 1 2 3 2 4 Onderneming J 4 3 3 3 4 Gemeente I 2 3 3 3 4 Gemeente II 2 3 2 2 3 Gemeente III 2 2 3 2 3 Gemeente IV 2 3 2 3 4 Gemeente V 1 2 2 4 2

(25)

24

private partijen hebben het voortouw al genomen.” Daarnaast is de overheid volgens het overgrote deel niet de leider die de ondernemers op lokaal niveau ertoe kan bewegen om transparanter te gaan rapporteren over duurzaamheid. Een argument dat hiervoor tijdens de diepte-interviews werd aangedragen was dat de spin-off niet per definitie vanuit de overheid hoeft te komen. Het merendeel erkent wel dat er een spin-off uit voortvloeit, maar dat de spin-off ook vanuit de ‘peers’ onderling of andere organisaties kan voortvloeien. Voorts geeft een groot deel van de geïnterviewden aan dat men meer ziet in een goede gelijkwaardige samenwerking tussen het publieke domein en het private domein op het gebied van MVO, waarbij gelijke inspanningen worden verricht om de gestelde ambitie te

behalen. “Waarom moet dit iets alleen van de overheid zijn? Ik vind dit wel een maatschappelijk punt waarvan ik vind dat daar net zo goed een verantwoordelijkheid ligt voor bedrijven om dat te doen.” (Gemeente IV). Een aantal van de geïnterviewden gaf wel aan dat het instellen van regelgeving wel kan bijdragen aan het verbeteren van de transparantie op dit gebied, met name voor de organisaties die in mindere mate intrinsiek gemotiveerd zijn ten aanzien van duurzaamheidsverslaggeving dan wel minder druk van stakeholders hieromtrent ervaren. Hier zou een leidende rol voor het Rijk en de gemeenten kunnen liggen.

Zoals aangegeven in paragraaf 3.3.3 is ook nagegaan wat de visie van de geïnterviewden is ten aanzien van de rol van de gemeente versus het Rijk in dit kader. Figuur 9 geeft de resultaten van de stellingen weer die betrekking hebben op zowel de rol van het Rijk en als die van de gemeente.

Stelling: Rijkregionaal nationaal zichtbaar gremium Stelling: profileert zich

als maatschappelijke leider o.g.v. duurzaamheid en duurzaamheidsverslaggeving Stelling: Gemeente neemt voortouw o.g.v. duurzaamheid en duurzaamheids-verslaggeving Stelling: Draagt helder uit waar zij voor staat o.g.v.

duurzaamheid en duurzaamheids- verslaggeving

Rijk Gemeente Rijk Gemeente Rijk Gemeente Rijk Gemeente

Onderneming A 3 2 4 2 3 4 3 4 Onderneming B 3 2 3 3 3 3 3 3 Onderneming C 2 2 2 5 2 4 2 4 Onderneming D 3 2 3 4 4 3 2 4 Onderneming E 4 2 3 2 4 5 4 3 Onderneming F 4 4 4 3 4 3 4 3 Onderneming G 2 2 4 3 4 3 4 4 Onderneming H 3 1 3 2 3 3 5 2 Onderneming J 3 4 3 3 4 3 4 3

legenda: 2= Mee eens 4= Mee oneens 1 = Helemaal mee eens 3= Niet eens en Niet oneens 5= Helemaal mee oneens FIGUUR 9:RESULTATEN STELLINGEN RIJK VS. GEMEENTE

De resultaten geven weer dat het Rijk door het merendeel van de organisaties in mindere mate wordt gezien als het meest zichtbaar gremium op nationaal niveau. Aangegeven wordt dat het Rijk niet zichtbaar is. De ambities van het Rijk in het kader van duurzaamheid/MVO zijn bij het merendeel niet bekend. Wat resulteert in een overgrote meerderheid die aangeeft het niet eens te zijn met de stellingen die ingaan op, in hoeverre het Rijk samen met de gemeenten en de provincie het voortouw neemt, helder uitdraagt waar zij voor staat op het gebied van duurzaamheid en

duurzaamheidsverslaggeving in het bijzonder. “Als je de weg wilt uitzetten moet je zelf meedoen. Je hoeft niet voorop te lopen maar je moet wel onderdeel van de beweging willen zijn. de overheid moet én, én doen zodat ze als gelijkwaardige partner meebewegen.”(Onderneming D).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This indicative and deductive hybridity, similar to the what Bernard describes (Bernard, 2011, p.430), relates to the ideas and themes I already had in mind - based on my

Hence, it is expected that the positive relationship between PSS superiority and the behavioural intention to subscribe to car-sharing is moderated by environmental

Het doel van ons onderzoek was na te gaan in hoeverre stepped care depressieve of angststoornissen kan voorkómen bij kwetsbare ouderen in het verzorgingshuis die meer

“I think that there is a man buying a house tomorrow.” Biberauer (2003) claims that Dutch mostly follows the vP raising strategy, but that in some cases this vP raising

Comparing the result to other studies, for example, Vannita and Shalini (2004) who found a significant and consistent upward movement for losers from month 26

Аs opposed to previous studies, the results suggest thаt there is no significаnt impаct of а modified аudit opinion over the stock returns аnd the cost of debt, becаuse the

histoloqylEn~lishlGastrointestinallGastro small intestine.htm [Date of access: 3 March 20051. P-glycoprotein: clinical significance and methods of analysis. Specificity

Compostcren (acroob) van puur lund/tuinbouw afval kan voor afvallen die zcer veel vocht bevatten moeilijkheden opleveren (vocht/lucht verhouding). Dit probleem is