• No results found

Een onderzoek naar de leesbaarheid van de jaarverslagen van AEX fondsen en AMX fondsen tijdens en na de crisis en de invloed van de Raad van Commissarissen hierop

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een onderzoek naar de leesbaarheid van de jaarverslagen van AEX fondsen en AMX fondsen tijdens en na de crisis en de invloed van de Raad van Commissarissen hierop"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een onderzoek naar de leesbaarheid van de jaarverslagen

van AEX fondsen en AMX fondsen tijdens en na de crisis

en de invloed van de Raad van Commissarissen hierop

Masterscriptie Accountancy Naam: Gerrit-Jan Poorte Studentnummer: S2577933

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit: Economie en Bedrijfskunde Opleiding: Accountancy en Controlling Specialisatie: Accountancy

Eerste beoordelaar: Drs. Leo Wielens RA

Tweede beoordelaar: Prof. Dr. D.A. de Waard RA MA Datum: 26 februari 2016

(2)

2 ABSTRACT

In dit onderzoek staat de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van AEX fondsen en AMX fondsen in de jaren 2008 en 2014 centraal. Hierbij is onderzocht in welke mate de leesbaarheid verschilt tussen de AEX- en de AMX- fondsen, alsmede tussen de verslaggevingsjaren 2008 en 2014. Daarnaast zijn de invloeden van de karakteristieken van de Raad van Commissarissen (RvC) onderzocht ten aanzien van de leesbaarheid van de jaarverslagen. Dit zijn de grootte van de RvC, de hoeveelheid vrouwen in de RvC en de diversiteit in leeftijd van de RvC. In totaal zijn 99 jaarverslagen voor dit onderzoek gebruikt. De verwachting was dat de leesbaarheid van de jaarverslagen na de crisis beter zou zijn dan tijdens de crisis. Ook was de verwachting dat de herziene regelgeving zoals de corporate governance code en de maatschappelijke vraag naar meer transparantie over de bedrijfsvoering ervoor zou zorgen dat jaarverslagen beter leesbaar zouden worden. De verwachte verbeteringen ten aanzien van de leesbaarheid zijn niet uit het onderzoek naar voren gekomen. De leesbaarheid van de jaarverslagen in 2014 verschilt namelijk niet veel van die van 2008 en is in beide jaren moeilijk. Ook tussen de AEX- en de AMX-fondsen verschilt de leesbaarheid van de jaarverslagen nauwelijks. Verder tonen de verschillende karakteristieken van de RvC geen significante verbanden aan, waardoor de verwachtingen niet kunnen worden bevestigd.

(3)

3 VOORWOORD

Voor u ligt de scriptie, die ik geschreven heb voor de afronding van mijn studie Master Accountancy en Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze scriptie behandelt de leesbaarheid van jaarverslagen van de ondernemingen, die genoteerd staan aan de AEX en de AMX tijdens en na de crisis. Tijdens het schrijven van de scriptie heb ik veel geleerd over leesbaarheid en het doen van onderzoek. Voor de totstandkoming wil ik in het bijzonder een aantal mensen bedanken. Allereerst wil ik mijn begeleider van de Rijksuniversiteit Groningen, dhr. Wielens bedanken. Inhoudelijk heeft hij mij op alle mogelijke manieren geholpen en gesteund. Zonder zijn hulp was deze scriptie niet van het niveau geweest zoals hij nu voor u ligt. Tevens wil ik EY Zwolle bedanken. Zij hebben mij de gelegenheid gegeven mijn scriptie binnen hun organisatie te schrijven en mij gebruik te laten maken van hun faciliteiten. Binnen EY wil ik in het bijzonder Desiree Kragt bedanken. Zij heeft mij wegwijs gemaakt in de organisatie en stond altijd voor me klaar als ik een vraag had. Verder wil ik mijn onderzoeksgroep bedanken. Samen hebben we van gedachten kunnen wisselen en informatie gedeeld, wat heeft bijgedragen aan de kwaliteit van deze scriptie. Tot slot wil ik mijn ouders bedanken die mij altijd hebben gesteund en mij de gelegenheid hebben gegeven om te kunnen studeren.

Ik wens u veel plezier bij het lezen van deze scriptie.

Gerrit-Jan Poorte

(4)

4

Inhoudsopgave

ABSTRACT 2 VOORWOORD 3 1. INLEIDING 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Probleemstelling 6 1.3 Wetenschappelijke bijdrage 7 1.4 Structuur 8 2. THEORETISCH KADER 9 2.1 Leesbaarheid 9 2.2 Financiële crisis 10 2.3 Relevante theorieën 10 2.3.1 Agency theorie 11 2.3.2 Stewardshiptheorie 11

2.3.3 Voluntary disclosure theorie 12

2.3.4 Stakeholder theorie 13

2.3.5 Legitimiteitstheorie 13

2.4 Corporate governance 14

Conclusie 15

2.5 Hypotheses 15

2.5.1 De leesbaarheid van jaarverslagen 16

2.5.2 Het verschil tussen de AEX fondsen en de AMX fondsen 16

2.5.3 De leesbaarheid van jaarverslagen tijdens (2008) en na de crisis (2014) 16

2.5.4 De grootte van de Raad van Commissarissen 16

2.5.5 Diversiteit binnen de Raad van Commissarissen 17

2.5.6 De leeftijd van leden van de Raad van Commissarissen 17

2.6 Onderzoeksmodel 18 3. ONDERZOEKSONTWERP 19 3.1 Dataverzameling 19 3.2 Leesbaarheidsformule 20 3.3 Variabelen 22 3.3.1 Afhankelijke variabele 22 3.3.2 Onafhankelijke variabele 22 3.3.3 Controle variabele 23 3.4 Regressie model 24 4. RESULTATEN 25 4.1 Beschrijvende statistiek 25 4.2 Correlatie analyse 26 4.3 Regressie analyse 26 4.3.1 Hypothese 1 27 4.3.2 AEX / AMX 28 4.3.3 Tijdens / na crisis 28 4.3.4 Aantal RvC leden 28 4.3.5 Percentage vrouwen in de RvC 28 4.3.6 Leeftijdsverschil RvC 29

5. CONCLUSIE, BEPERKINGEN EN VERVOLGONDERZOEK 30

5.1 Conclusie 30

5.2 Beperkingen 31

5.3 Vervolgonderzoek 32

REFERENTIES 34

Bijlagen 37

Tabel 1: Overzicht geselecteerde ondernemingen 37

(5)

5 1. INLEIDING

1.1 Aanleiding

Veel mensen hebben wel een beeld bij de jaarverslagen van grote ondernemingen. Het zijn grote verslagen waar veel tijd in gaat zitten, wanneer belanghebbenden deze serieus willen lezen. De jaarverslagen van de 350 grootste Londense beursgenoteerde ondernemingen tellen bijvoorbeeld in 2014 gemiddeld 167 pagina’s (EY, 2015). Een uitschieter in Nederland is het jaarverslag van de ING Group met 418 pagina’s (ING Group, 2014). Deze grootte kan voor velen een belemmering zijn om het jaarverslag te lezen. Daarnaast speelt ook de mate van de leesbaarheid een rol als het gaat om hoe eenvoudig of hoe lastig de tekst leest. Jaarverslagen worden tegenwoordig steeds meer grafisch vormgegeven en gevuld met mooie tabellen en grafieken. Ondernemingen proberen hiermee hun verslagen aantrekkelijker te maken voor de gebruiker, echter is de vraag of de verslagen ook beter leesbaar worden.

Volgens Sacha Sadan, directeur corporate governance bij LGIM, is het jaarverslag, van alle rapportagevormen, het belangrijkst voor zijn organisatie (EY, 2015). Uit onderzoek van EY (2015) blijkt dat investeerders zich niet focussen op enkele onderdelen van het jaarverslag maar deze als geheel gebruiken. Voor deze investeerders hangt de bruikbaarheid van het jaarverslag onder andere af van de leesbaarheid. Uit het hiervoor genoemde onderzoek blijkt dat nog ruimte is voor het duidelijker en beknopter maken van de tekst in het jaarverslag. Ook moet erop worden toegezien dat de toename in omvang niet het gevolg is van een toename van niet relevante informatie. De omvang van de jaarverslagen van de Londense beursgenoteerde ondernemingen is tussen 2012 en 2014 met bijna 13% toegenomen (EY, 2015).

In november 2014 heeft het Financiële Dagblad aandacht besteed aan de leesbaarheid van de jaarverslagen (FD, 2014). Het artikel is gebaseerd op de uitkomsten van de Henri Sijthoff-prijs. Deze prijs wordt toegekend aan de organisatie met de beste financiële verslaggeving. In het artikel wordt uiteengezet dat geen ondernemingen genomineerd zijn, die genoteerd staan aan de AEX index. De jury van de Henri Sijthoff prijs oordeelt als volgt: “Er wordt in het jaarverslag regelmatig gewerkt met tekstsjablonen en de beschreven toestand van het bedrijf en de markt dekt in veel gevallen niet de – minder florissante - werkelijkheid” (FD, 2014, p. 1). Daarnaast wordt genoemd dat de mechanische beschrijving en de juridisering van het verslag de leesbaarheid niet ten goede komt. Al met al is de conclusie van de jury dat de middelgrote beursgenoteerde ondernemingen over het algemeen beter leesbare jaarverslagen produceren dan de grote(re) beursgenoteerde ondernemingen.

Soper en Dolphin (1964) noemen in hun onderzoek dat de lezers van de jaarverslagen de leesbaarheid onvoldoende vinden. Zij nemen aan dat de leesbaarheid in 1961 ten opzichte van 1948 is verbeterd, omdat het destijds al jaren algemeen bekend was dat jaarverslagen moeilijk leesbaar zijn. Soper en Dolphin hebben echter aangetoond dat de leesbaarheid over de gemeten periode niet is verbeterd,

(6)

6 ondanks dat het een erkend probleem is. Barnett en Leoffler (1979) hebben onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van de toelichting op de jaarrekening van 1975 ten opzichte van 1969. Uit dit onderzoek blijkt dat de leesbaarheid zelfs is verslechterd. In 2014 is nog onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van de toelichting op de jaarrekening, waardoor kan worden gesteld dat de leesbaarheid nog altijd een actueel onderzoeksonderwerp is (Loughran en McDonald, 2014).

In dit onderzoek wordt een relatie gelegd met de financiële crisis. In het algemeen wordt aangenomen dat de financiële crisis is begonnen in 2007. De oorzaak hiervan is dat Amerikaanse hypotheekbezitters hun schulden niet meer konden aflossen. Tijdens de crisis zijn de regels aangescherpt door overheden en toezichthouders (Europa Nu, 2014). In dit onderzoek wordt gekeken welk effect de crisis heeft gehad op de leesbaarheid van de jaarverslagen. De regelgeving is namelijk toegenomen. Zo hebben de wet bankenbelasting (Overheid, 2012), de wet normering topinkomens (topinkomens 2013) en de wet op het accountantsberoep (PWC, 2012) hun intrede gedaan. Dit heeft tot doel gehad om ondernemingen transparanter te maken. Het is echter onbekend of deze wetten invloed hebben op de leesbaarheid.

In een onderneming heeft de Raad van Commissarissen (RvC) een toezichthoudende rol (Frijns, 2009). De RvC toets hierbij het beleid dat de Raad van Bestuur (RvB) uitvoert. In het jaarverslag verantwoorden de RvC en de RvB beide hun werkzaamheden. Sinds 2013 is de RvC in het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk om zorg te dragen voor een duidelijk, evenwichtig en begrijpelijk jaarverslag. Dit heeft als gevolg gehad dat 19% van de jaarverslagen minder vakjargon bevat, moeilijke begrippen zijn voorzien van definities en het gebruik van grafieken en tabellen is toegenomen (EY, 2015). De RvC heeft naast het toezicht houden op de RvB ook als taak om rekening te houden met de belangen van andere belanghebbenden (Commissie Frijns, 2009). In het verlengde hiervan ligt ook de communicatie met alle belanghebbenden.

Tot op heden is nog geen onderzoek gedaan naar de verschillen in leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX fondsen en de AMX fondsen. In dit onderzoek wordt onderzocht of de jaarverslagen van de AEX fondsen op het gebied van leesbaarheid verschillen van die van de AMX fondsen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de periode tijdens de crisis en de periode na de crisis. Daarnaast wordt onderzocht of de karakteristieken van de RvC (de grootte, de leeftijdsdiversiteit en de verhouding man/vrouw) invloed hebben op de leesbaarheid van de jaarverslagen.

1.2 Probleemstelling

In dit onderzoek wordt ingegaan op de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AEX fondsen en de AMX fondsen. Omdat leesbaarheid een actueel onderwerp is en nog geen onderzoek is gedaan naar de leesbaarheid van de jaarverslagen van de AMX fondsen en de AEX fondsen is dit een interessant onderwerp om onderzoek naar te doen. Duidelijke communicatie via jaarverslagen met haar

(7)

7 stakeholders is van groot belang voor organisaties (Courtis, 1998). De hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom:

Hoe leesbaar zijn de jaarverslagen van de AEX fondsen en de AMX fondsen tijdens en na de crisis en welke invloed hebben de karakteristieken van de RvC hierop?

Om de hoofdvraag goed te beantwoorden, worden in dit onderzoek de volgende deelvragen beantwoord:

- Wat is leesbaarheid?

- Welke invloed heeft de crisis op de leesbaarheid van jaarverslagen?

- Welke theorieën spelen een rol op het gebied van leesbaarheid van jaarverslagen? - Welke invloed heeft de RvC op de leesbaarheid van jaarverslagen?

1.3 Wetenschappelijke bijdrage

De leesbaarheid van de jaarverslagen is een onderzoeksonderwerp dat al meerdere decennia is onderzocht, maar nog altijd actueel is (Soper en Dolphin, 1964; Barnett en Leoffler, 1979; Loughran en McDonald, 2014). Onderzoeken naar de leesbaarheid van de jaarverslagen tonen in de loop van de jaren aan dat de jaarverslagen moeilijk tot zeer moeilijk leesbaar zijn (Soper en Dolphin, 1964; Barnett en Leoffler, 1979).

Li (2008) en Subramanian et al. (1993) hebben onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van de jaarverslagen en de invloed van de financiële prestaties op de leesbaarheid. Uit deze onderzoeken blijkt dat ondernemingen, die financieel slechter presteren moeilijkere leesbare jaarverslagen opstellen dan ondernemingen, die financieel beter presteren. Daarnaast komt uit de onderzoeken naar voren dat ondernemingen, die beter leesbare jaarverslagen produceren ook op de lange termijn beter financieel presteren. Li (2008) stelt dat de verandering in leesbaarheid evenveel invloed heeft op de winst als accruals. Samengevat stelt Li dat managers bewust slechte financiële prestaties proberen te verhullen met moeilijk leesbare teksten. Aan de andere kant toont het onderzoek van Courtis (1986) geen sterk verband tussen de leesbaarheid van jaarverslagen en de financiële prestaties.

Lehavy et al. (2011) hebben onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van de verslaggeving voor financieel analisten op basis van de leesbaarheid. Hierin is aangetoond dat slecht leesbare informatie resulteert in mindere nauwkeurigheid en grotere spreiding van de voorspellingen van bedrijfsresultaten. Hieruit blijkt dat de leesbaarheid van de jaarverslagen belangrijk is voor beleggers. Zij steunen op de voorspellingen, die de analisten maken op basis van de jaarverslagen. Naast de Nederlandse pers wordt ook internationaal de leesbaarheid van de jaarverslagen bekritiseerd (SEC, 1998; Schroeder, 2002). De Securities and Exchange Commission (SEC) en de pers vragen zich af in hoeverre jaarverslagen toereikend zijn voor kleine investeerders. Zij vrezen namelijk dat de kleine beleggers niet de capaciteiten hebben om de complexiteit van jaarverslagen te doorgronden (SEC,

(8)

8 1998; Schroeder, 2002; Cox, 2007; Lehavy, 2011). In de onderzoeken van Botosan en Harris (2000) en Barth et al. (2001) wordt aangegeven dat bedrijven met een hogere kwaliteit van verslaggeving door meer analisten worden gevolgd. Dit draagt bij aan de kwaliteit van investeringsbeslissingen voor beleggers. Deze onderzoeken maken het interessant de leesbaarheid van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen te onderzoeken.

Recent is onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van de jaarverslagen rondom de intreding van International Financial Reporting Standards (IFRS) (Richards en Van Staden, 2015). Deze onderzoekers stellen dat door de komst van IFRS de leesbaarheid is verslechterd. Dit komt doordat de jaarverslagen complexer en tekstueel langer zijn geworden. Een toename van de regels lijkt hiervan de oorzaak. In dit onderzoek wordt onderzocht of de crisis en de daarbij behorende toename en aanscherping van de regels invloed hebben gehad op de leesbaarheid van de jaarverslagen.

Dit onderzoek naar de leesbaarheid van de jaarverslagen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen is interessant, omdat het kan bijdragen aan de reeds bestaande wetenschappelijke literatuur. De hiervoor genoemde onderzoeken tonen het belang van leesbare jaarverslagen aan. Aangenomen wordt dat grotere ondernemingen grotere jaarverslagen uitgeven dan kleine(re) ondernemingen. Grote jaarverslagen bevatten meer informatie, wat een negatief gevolg voor de leesbaarheid van de jaarverslagen kan hebben. Daarnaast kan, in overeenstemming met het onderzoek van Bloomfield (2008) en Li (2008), de leesbaarheid van de jaarverslagen tijdens de crisis slechter zijn dan de leesbaarheid na de crisis. Dit komt doordat ondernemingen slechter nieuws proberen te verhullen. Na de crisis is de regelgeving echter toegenomen. Dit kan tot gevolg hebben, in overeenstemming met het onderzoek van Richards en Van Staden (2015), dat de leesbaarheid na de crisis is verslechterd. Op basis van deze aannames kan geen goede voorspelling worden gedaan over het verschil in de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen van AEX- en AMX fondsen tijdens en na de crisis. Hierdoor is dit onderzoek wetenschappelijk relevant.

1.4 Structuur

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de theoretische onderbouwing van de hiervoor genoemde deelvragen. De deelvragen monden vervolgens uit in hypotheses. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksmethode uitgewerkt. Ook wordt hierin beschreven, welke data zijn gebruikt en hoe deze zijn verzameld. In hoofdstuk 4 staan de onderzoeksuitkomsten beschreven. Tenslotte worden in hoofdstuk 5 de conclusies, de beperkingen en de mogelijkheden voor vervolgonderzoek weergegeven.

(9)

9 2. THEORETISCH KADER

2.1 Leesbaarheid

Jaarverslagen zijn een grote bron van informatie voor de stakeholders waarmee een onderneming communiceert (Courtis 1998). Het is voor de onderneming belangrijk dat een stakeholder gemakkelijk de gewenste informatie tot zich kan nemen. De mate van leesbaarheid draagt hieraan bij. Wat leesbaarheid is, kan op verschillende manieren worden uitgedrukt. In dit onderzoek wordt uitgegaan van de volgende definitie van leesbaarheid, die is opgesteld door Courtis (1995).

“Leesbaarheid is de mate waarin een geschreven tekst begrijpelijk en duidelijk is.”

Onderzoekers stellen dat om effectief te kunnen communiceren moet worden geschreven in begrijpelijke taal (Flesch, 1948; Gunning, 1969; Karlinsky & Koch, 1983). Leesbaarheid wordt in dit onderzoek dus beoordeeld op basis van het tekstuele aspect en niet op basis van de lay-out van een jaarverslag of het gebruik van tabellen en grafieken.

Courtis (1998) stelt dat de leesbaarheid van jaarverslagen belangrijk is omdat de mate van leesbaarheid bepaalt in hoeverre een jaarverslag bruikbaar is voor de lezer. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat jaarverslagen moeilijk leesbaar zijn (Soper en Dolphin, 1964; Courtis, 1995) en dat de leesbaarheid van de jaarverslagen van 1961 ten opzichte van 1948 geen verbetering laat zien (Soper en Dolphin, 1964).

In 1998 heeft de SEC een handboek uitgegeven voor het bevorderen van de leesbaarheid van de verslaggeving (SEC, 1998). De SEC wil doormiddel van het handboek stimuleren dat meer Plain English wordt gebruikt. Dit houdt in dat jaarverslagen worden opgesteld zodat het voor de lezers begrijpelijk en uitnodigend is om te lezen. In het rapport van de SEC zijn hiervoor zes basis principes opgesteld: korte zinnen; concreet dagelijks taalgebruik; actief geformuleerde zinnen; gebruik van tabellen en opsommingstekens bij complexe zaken; geen vak jargon en geen dubbele ontkenningen. De SEC stelt namelijk dat moeilijk taalgebruik wordt gebruikt om negatieve berichtgeving te verhullen. Dit heeft een negatief effect op de kapitaalmarkten. Investeerders kunnen namelijk aan de hand van goed leesbare jaarverslagen beter beoordelen of ze hun investering willen uitbreiden of verkopen dan aan de hand van slecht leesbare jaarverslagen.

Om de leesbaarheid van een tekst vast te stellen wordt gebruik gemaakt van leesbaarheidsformules. Een aantal van deze formules is al decennia lang in gebruik en worden nog steeds door veel onderzoekers gebruikt. Veelgebruikte leesbaarheidsformules zijn de Flesch Reading Ease formula (Flesch, 1948) en de Gunning Fog Index (Gunning, 1969). Elke leesbaarheidsformule heeft zijn eigen specifieke rekenmethode, die vaak gebaseerd is op zinslengte, woordlengte en aantal lettergrepen. Andere, minder gebruikte, leesbaarheidsformules zijn de SMOG readability formula (McLaughlin, 1969) en de Fry readability formula (Fry, 1968). Dit onderzoek zal gebaseerd zijn op de Flesch

(10)

10 Reading Ease formula, omdat hierdoor de uitkomsten goed vergeleken kunnen worden met voorgaande onderzoeken.

2.2 Financiële crisis

In de samenleving worden verschillende termen voor de crisis gebruikt. Veel gebruikte termen zijn de kredietcrisis, de bankencrisis en de hypothekencrisis. Dit is begrijpelijk omdat alle soorten de afgelopen jaren de revue hebben gepasseerd. De crisis, die in 2007 is begonnen, is een hypothekencrisis. In de Verenigde Staten (VS) zijn veel hypotheken verstrekt met een variabele rente, waarvan veel huizenbezitters de lasten niet meer konden dragen toen de rente ging stijgen. De rente was sinds begin 2000 sterk gedaald, waardoor mensen een hoge hypotheek konden nemen (Mees, 2012). De hypothekencrisis waaide al snel over naar Europa, waardoor beurswaardes verdampten en financiële markten zijn stil komen te liggen. Na de hypothekencrisis is de bankencrisis begonnen. In de VS viel in 2008 de bank Lehman Brothers, waarna in Nederland ABN AMRO, Fortis en ING in de problemen zijn gekomen. Hierdoor kwamen de financiële markten in een negatieve spiraal terecht en is de financiële crisis ontstaan. Doordat kredietverstrekkers nauwelijks hypotheken en leningen wilden verstrekken, zijn ook andere bedrijfstakken in de problemen gekomen. Veel bedrijven gingen failliet en veel werknemers hebben hierdoor hun baan verloren. De financiële crisis is op deze manier omgeslagen in een economische crisis.

Velen nemen aan dat het monetaire beleid dat in de VS is gevoerd grote invloed heeft gehad op het ontstaan van de crisis. De Amerikaanse Federale Reserve heeft in de periode van eind 2000 tot halverwege 2003 de rente sterk doen dalen (Mees, 2012). Echter is de oorzaak van de hypothekencrisis niet alleen te wijten aan het monetaire beleid van de VS. Ook toezichthouders, kredietbeoordelaars en kredietverstrekkers hebben steken laten vallen. In Nederland is in 2010 de parlementaire enquêtecommissie financieel stelsel in het leven geroepen. Deze onderzoekscommissie concludeert dat de aanleiding van de crisis ligt bij de in elkaar gezakte woningmarkt. De overige oorzaken zijn de globalisering en de liberalisering van de monetaire markten (Commissie de Wit, 2012). Daarbij speelt ook een rol dat kredieten zijn verstrekt, waarvan de risico’s zijn gebundeld en verhandeld. Hierdoor werd gedacht dat risico’s voldoende gedekt waren, wat in werkelijkheid niet zo bleek te zijn. Inzicht in risico’s is dus belangrijk voor ondernemingen, alsmede de communicatie hierover met haar stakeholders.

2.3 Relevante theorieën

In deze paragraaf worden de theorieën, die van invloed zijn op dit onderzoek, vermeld en behandeld. Dit zijn de agency theorie, de voluntary disclosure theorie, de stakeholder theorie en de legitimatie theorie. Deze theorieën zijn relevant omdat zij een verband tonen met de leesbaarheid van jaarverslagen en de rol die de corporate governance hierin speelt.

(11)

11 2.3.1 Agency theorie

De agency theorie gaat over het verschijnsel van scheiding tussen leiding en eigendom van een onderneming. Jensen en Meckling (1976, p.308) omschrijven de agency theorie als “een contract dat principalen (aandeelhouders) afsluiten met een agent (bestuur), waarbij de agent optreedt namens de principalen, wat inhoudt dat de principalen beslissingsbevoegdheid afstaan aan de agent”. In 1776 is de agency theorie al omschreven door Adam Smith (Smith en Skinner, 1991). Smith onderkent hier het probleem dat een agent nooit op de zelfde manier waakt over zijn geld dan dat hij zal waken over het geld van de principaal.

Binnen de agency theorie is sprake van informatie asymmetrie. De agent werkt in de organisatie en heeft op die manier beter toegang tot informatie dan de principaal. Hierdoor kan de agent handelingen uitvoeren, die wel in zijn eigen belang zijn maar niet in het belang van principaal, zonder dat de principaal dit kan controleren. De informatie asymmetrie onderscheidt zich in twee vormen. De eerste vorm is adverse selection. Dit houdt in dat de agent meer informatie heeft dan de principaal en hier gebruik van maakt (Saam, 2007). De tweede vorm is moral hazard. Dit houdt in dat de principaal het gedrag van de agent niet kan observeren en beoordelen (Saam, 2007).

Een ander probleem is dat bijna nooit sprake is van één principaal. Het is voor de vele principalen niet mogelijk om allemaal het gedrag van de agent te controleren. Om dit probleem te mitigeren, worden door de principalen contracten afgesloten met agenten om de belangen tussen de agent en de principalen gelijk te krijgen.

Jensen en Meckling (1976) onderscheiden voor de contracten drie soorten agency kosten. In de eerste plaats monitoring costs. Dit zijn de kosten, die de principalen betalen voor de controle van de bestuurders door de bijvoorbeeld de RvC. De tweede vorm van kosten zijn de bonding costs. Dit zijn kosten, die voor rekening van de agent komen door in het belang van de principaal op te treden. Een principaal kan namelijk eigenaar zijn van vele ondernemingen en op die manier zijn risico spreiden. Een agent is verbonden aan één onderneming en heeft hierdoor te maken met een hoger risico. Agenten zullen hierdoor minder risico durven nemen (risico avers), waardoor de principalen niet het maximale rendement kunnen krijgen. Residual costs is de derde kostensoort, die ontstaat wanneer de agent niet handelt in het belang van de principaal. Zo zal een agent vaker de voorkeur hebben om de resultaten te gebruiken voor het aflossen van schulden van de onderneming terwijl de principaal de voorkeur heeft om de resultaten uit te keren in de vorm van dividend. Transparante en makkelijk leesbare jaarverslaggeving kan de informatie asymmetrie tussen de principaal en de agent doen verkleinen, omdat informatie op deze manier toegankelijker is.

2.3.2 Stewardshiptheorie

De stewardshiptheorie kan gezien worden als een alternatief van de agency theorie. De stewardshiptheorie komt voor uit het gedachtegoed van de psychologie en de sociologie en is

(12)

12 ontwikkeld om na te kunnen gaan in welke situatie managers het meest geneigd zijn om te handelen in het belang van de principalen (Davis et al., 1997). Het gedachtegoed achter de stewardshiptheorie is dat de steward altijd in het belang van de principaal en de onderneming zal handelen omdat dit in zijn eigen belang is. Immers, wanneer een manager te maken heeft met tegenstrijdige belangen van verschillende stakeholders zal hij keuzes moeten maken. De manager zal volgens de

stewardshiptheorie altijd de keuze maken die het beste het belang van de onderneming dient. Wanneer de onderneming succesvol is zal dit vrijwel alle stakeholders tevreden stemmen. Echter zal de manager wel een afweging blijven maken tussen het belang van de onderneming en zijn eigen gewin. Maar uiteindelijk zullen deze twee belangen in elkaars verlengde liggen. De managers zullen volgens de stewardtheorie inzien dat voor hen de utiliteit hoger is wanneer zij in het belang van de onderneming handelen dan wanneer zij voor eigen gewin gaan (Davis et al., 1997).

In het kader van dit onderzoek speelt de stewardshiptheorie invloedrijke rol. De managers en de leden van de RvC zullen zich de stewardrol aantrekken. Besluiten die genomen worden omtrent het

jaarverslag raken alle stakeholders. De RvC en de managers zullen uit de vele wensen van de stakeholders kiezen op welke wijze en welke informatie zij openbaar zullen maken. Hierbij hoort de mate van de leesbaarheid van de jaarverslagen. Een goed leesbaar jaarverslag is in het belang van alle stakeholders.

2.3.3 Voluntary disclosure theorie

Voluntary disclosure is een begrip dat al langere tijd onderzocht wordt door onderzoekers (Eng en Mak, 2003; Ball et al., 2012). Deze theorie houdt in dat ondernemingen meer openheid van zaken geven dan de wet vereist (Soltani, 2007). In de eerste plaats heeft dit geen direct verband met de leesbaarheid van jaarverslagen. Echter bedrijven, die transparant en leesbaar rapporteren, geven meer openheid van zaken dan bedrijven die hun informatie op een dusdanige wijze presenteren, die niet overzichtelijk en moeilijk leesbaar is. In het verlengde hiervan ligt dus een verband tussen leesbaarheid en voluntary disclosure.

Het gebruik maken van volutary disclosure kent verschillende voordelen. Kapitaalkosten kunnen worden verlaagd, managers kunnen zichzelf beter indekken tegen juridische aansprakelijkheid, de aandelenkoers kan van hogere kwaliteit worden, managers kunnen hun kans op baanbehoud vergroten, en nieuw management talent kan eerder worden ontdekt (Healy et al., 1999). De onderzoeken van Kim en Verrecchia (1991 en 1994) hebben aangetoond dat voluntary disclosure een positief effect heeft op de liquiditeit van aandelen. Door meer openheid te verstrekken, wordt de informatie asymmetrie kleiner en krijgt het aandeel meer vertrouwen van investeerders, waardoor de handel in het aandeel zal toenemen. Voluntairy disclosure verlaagt ook de kapitaalkosten, omdat een aandeel transparanter wordt. Er is immers meer informatie beschikbaar, die verwerkt kan worden in de prijs, waardoor een aandeel minder risicovol wordt (Botosan, 2000).

(13)

13 Voluntary disclosure kan naast het geven van meer openheid ook twijfels over bedrijven wegnemen. Wanneer een onderneming vrijwillig informatie verschaft, zullen investeerders en andere stakeholders eerder denken dat de onderneming niks voor de buitenwereld te verbergen heeft. Daarnaast is de keerzijde dat twijfels kunnen toenemen op het moment dat de onderneming bepaalde informatie achterwege laat (De Waard, 2011).

De voluntary disclosure theorie sluit aan op de agency theorie. In de agency theorie hiervoor is uiteengezet hoe de informatie asymmetrie ontstaat en welke gevolgen dit heeft. Voluntary disclosure kan dit probleem verkleinen. Meer openheid van zaken wekt, zoals hiervoor is beschreven, het vertrouwen van investeerders.

2.3.4 Stakeholder theorie

Het woord stakeholder is in 1965 voor het eerste geïntroduceerd door Ansoff (Ansoff, 1965). Pas in 1984 is de stakeholdertheorie echt erkend en uitgewerkt door Freeman. Freeman (1984, p. 46) heeft de volgende definitie aan het begrip stakeholder gegeven:

“A stakeholder is any group or individual who can affect, or is affected by, the achievement of a corporation’s purpose. Stakeholders include employees, customers, suppliers, stockholders, banks, environmentalists, government and other groups who can help or hurt the corporation.”

Deze definitie laat zien dat de stakeholders een grote groep zijn met verschillende belangen. Waar het bij de agency theorie gaat om de aandeelhouders en de bestuurders kijkt de stakeholdertheorie veel breder. Deegan en Blomquist (2006) stellen dat de stakeholder theorie kijkt naar verschillende groeperingen, die allemaal hun eigen belangen hebben om het beleid van de onderneming te sturen. Dit zijn bijvoorbeeld milieugroepen, overheden, banken, werknemers en vakbonden. Hierin kan een onderverdeling worden gemaakt. Zo zal niet elke stakeholder van even groot belang zijn voor de onderneming. Hier zal door het bestuur rekening mee worden gehouden bij het uitbrengen van haar jaarverslag. Het is echter belangrijk voor de onderneming om in haar jaarverslag transparant naar alle stakeholders toe te communiceren. Dit is namelijk een van de voornaamste mogelijkheden om aan haar stakeholders informatie te verstrekken en goedkeuring over haar beleid te krijgen (Gray et al., 1996). Jaarverslagen, die beter leesbaar zijn, dragen bij aan de goede communicatie met alle stakeholders. Op deze manier kan de kwaliteit van rapporteren naar alle stakeholders worden verbeterd zonder dat onderscheid hoeft te worden gemaakt tussen stakeholders onderling.

2.3.5 Legitimiteitstheorie

In de legitimiteitstheorie draait het om de positie die de onderneming inneemt in de maatschappij. Volgens Woodward et al. (2001) kan een onderneming opereren in de maatschappij wanneer het de goedkeuring van de maatschappij heeft verworven en bijdraagt aan een maatschappelijke behoefte. Wanneer het ‘maatschappelijke contract’, dat de onderneming met de maatschappij heeft, beschadigt,

(14)

14 zal de onderneming hier de gevolgen van ondervinden. Dit kan door een teruglopende vraag naar het goed of de dienst dat de onderneming levert, toenemende wet- en regelgeving en belemmeringen op de kapitaalmarkt (Deegan, 2002).

De legitimiteitstheorie is van invloed op dit onderzoek, omdat de maatschappij jaarverslagen nodig heeft om de rol van de onderneming te kunnen controleren. De onderneming legt dus verantwoording af aan de maatschappij middels het jaarverslag. Hierbij is een hoge mate van de leesbaarheid gewenst. Hoewel deze theorie niet de basis is van het theoretisch kader van dit onderzoek, is het toch belangrijk om deze theorie te benoemen, zodat er een volledig beeld ontstaat van de theorieën waarbinnen het onderzoek geplaatst kan worden.

2.4 Corporate governance

Corporate governance wordt vaak in verband gebracht met de agency theorie. Zo dient de RvC als governance middel om de informatie-asymmetrie, die bestaat tussen de stakeholders en de ondernemingsleiding, te verkleinen (Fama en Jensen, 1983). Een groot deel van de informatie-asymmetrie wordt verkleind door de contracten die de principalen (aandeelhouders) afsluiten met de agenten (bestuurders) (Tosi et al., 1997). De RvC is aangesteld om toezicht te houden en de informatie-asymmetrie te verkleinen op de gebieden waarvoor geen contracten zijn afgesloten. Ook dient de RvC ervoor te zorgen dat de leiding van de onderneming handelt in de belangen van de eigenaren.

De definitie van de corporate governance code volgens de commissie Frijns (Commissie Frijns, 2009, p.5) is ruimer dan hierboven is gesteld:

“De Code bevat principes en best practice bepalingen die de verhoudingen reguleren tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de (algemene vergadering van) aandeelhouders.” … “Dit neemt niet weg dat bij de naleving van de Code in het kader van de integrale weging van alle betrokken belangen ook belangen van werknemers dienen te worden meegewogen.”

De code kijkt dus verder dan de agency theorie door te kijken naar alle betrokken belanghebbenden. Naast deze brede governance optiek hecht de commissie ook veel waarde aan integriteit en transparantie. De commissie Frijns (2009, p.7) noemt in haar code hier het volgende over:

“Het bestuur en de raad van commissarissen behoren met de belangen van de verschillende belanghebbenden rekening te houden, inclusief de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen.” …. “Goed ondernemerschap, waaronder inbegrepen integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop, waaronder inbegrepen het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht.”

Het ligt voor de hand dat bestuurders meer de aandacht willen vestigen op positieve informatie en negatieve informatie proberen te verhullen. Het is daarom de taak van de RvC om ervoor te zorgen,

(15)

15 dat de ondernemingsleiding transparant en juist communiceert met haar stakeholders over de situatie waarin de onderneming zich bevindt. Voor de communicatie is het belangrijk dat de teksten een hoge mate van leesbaarheid hebben.

De Nederlandse corporate governance code adviseert commissarissen niet meer dan vijf commissariaten aan te nemen (een rol als voorzitter telt dubbel) (Commissie Frijns, 2009). In tegenstelling tot deze concrete richtlijn wordt in de corporate governance code niet een aantal genoemd als het gaat om het aantal leden waaruit een RvC zou moeten bestaan. Hiervan zegt de corporate governance code (Commissie Frijns, 2009, p.22) het volgende.

“De raad van commissarissen dient zodanig te zijn samengesteld dat hij zijn taak naar behoren kan vervullen.”

Voor de RvC is het belangrijk om deskundig en onafhankelijk te opereren. Dit verhoogt de kwaliteit van het toezicht wat belangrijk is voor de onderneming en haar stakeholders. De corporate governance code (Commissie Frijns, 2009) zegt daarom in haar best practice bepalingen dat het belangrijk is voor de RvC om divers te zijn op het gebied van geslacht en leeftijd met betrekking tot de deskundigheid. Om de onafhankelijkheid van de RvC te bevorderen, kijkt de corporate governance code (Commissie Frijns, 2009) breder, namelijk naar diversiteit op het gebied van leeftijd, geslacht, expertise, maatschappelijke achtergrond en nationaliteit. Het is hierdoor interessant om te onderzoeken of de grootte van de RvC, de diversiteit van de RvC op het gebied van geslacht en de diversiteit op het gebied van leeftijd, invloed hebben op de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen.

Conclusie

In dit onderzoek wordt gekeken of de leeftijd en de samenstelling van de RvC invloed hebben op de leesbaarheid van het verslag van de RvC. Onderzoek van Osma en Guillamón (2011) heeft aangetoond dat beter toezicht tot meer voluntary disclosure leidt. Laksmana (2008) heeft binnen de

Angelsaksische governance structuur, waarin de RvB en RvC samen zitting hebben, aangetoond dat een toename van de onafhankelijke bestuurders (RvC leden) bijdraagt aan een hogere mate van transparantie. Daarnaast heeft het onderzoek van Marrakchi Chtourou et al., (2001) aangetoond dat een grotere RvC positief geassocieerd is met een verlaging van earnings management. De hiervoor genoemde onderzoeken laten zien dat de rol van de RvC op verschillende manieren is onderzocht. Echter is nog geen onderzoek gedaan naar de omvang en de diversiteit van de RvC op het gebied van leeftijd en geslacht en de hiermee samenhangende mate van leesbaarheid van de jaarverslagen.

2.5 Hypotheses

In dit onderzoek worden verschillende verbanden onderzocht op het gebied van de leesbaarheid van jaarverslagen. In deze paragraaf worden de verschillende hypotheses toegelicht. Dit zijn algemene

(16)

16 leesbaarheid, de vergelijking van de AMX fondsen en de AEX fondsen, de vergelijking tussen verschillende perioden en de effecten van de karakteristieken van RvC.

2.5.1 De leesbaarheid van jaarverslagen

Leesbaarheid van jaarverslagen is al door verschillende onderzoekers onderzocht (Barnett en Leoffler, 1979; Li, 2008; Franco et al., 2015). Uit deze onderzoeken is naar voren gekomen dat jaarverslagen moeilijk leesbaar zijn. Op basis hiervan wordt in dit onderzoek verwacht dat jaarverslagen moeilijk leesbaar zijn. Dit leidt tot de volgende hypothese:

H1: De jaarverslagen van de AEX fondsen en de AMX fondsen zijn moeilijk leesbaar. 2.5.2 Het verschil tussen de AEX fondsen en de AMX fondsen

Zoals hiervoor is genoemd, is de leesbaarheid een bekend onderzoeksonderwerp. In dit onderzoek wordt het verschil in leesbaarheid van de jaarrekeningen van de AEX fondsen en de AMX fondsen onderzocht. Verschillende buitenlandse onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar de leesbaarheid aan de hand van de grootte van de jaarverslagen uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten (Jones, 1988; Li, 2008). Hierin is aangetoond dat grotere ondernemingen vaker lastig leesbare jaarverslagen uitgeven. Het verschil tussen de leesbaarheid van de jaarrekeningen van AEX fondsen en AMX fondsen is echter nog niet onderzocht. De tweede hypothese luidt daarom als volgt:

H2: De jaarverslagen van de AMX fondsen zijn beter leesbaar dan de jaarverslagen van de AEX fondsen.

2.5.3 De leesbaarheid van jaarverslagen tijdens (2008) en na de crisis (2014)

Bij leesbaarheidsonderzoeken is ook gekeken naar de uitkomsten van verschillende periodes. Soper en Dolphin (1964) en Barnett & Leoffler (1979) hebben aangetoond dat de verschillen op het gebied van leesbaarheid tussen twee periodes niet significant zijn. In dit onderzoek wordt gekeken of de mate van leesbaarheid verschilt ten tijde van de crisis (2008) en de periode na de crisis (2014). De governance richtlijnen zijn herzien (Frijns 2009) en na verschillende schandalen (Enron, Aholt, Parmalat, WorldCom en Vestia) neemt de behoefte naar transparante verslaggeving toe. De derde hypothese luidt:

H3: De leesbaarheid van de jaarverslagen van de AMX fondsen en de AEX fondsen na de crisis (2014) is beter dan tijdens de crisis (2008).

2.5.4 De grootte van de Raad van Commissarissen

Verschillende onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar de optimale grootte van de board. In een board hebben zowel uitvoerende als niet uitvoerende bestuursleden zitting. Dit is niet hetzelfde als de RvC, maar de board zal naar verwachting enige overeenkomsten met de RvC hebben, die in dit onderzoek worden onderzocht. Zo wijst het onderzoek van Dalton et al. (1999) uit dat een grote board

(17)

17 meer ervaring heeft en daardoor effectiever is. Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Eisenberg et al. (1998) dat een grotere board trage besluitvorming tot gevolg heeft. Een andere tegenstrijdigheid blijkt uit de onderzoeken van Laksmana (2008), Carter et al. (2003), Sicaliano (1996) en Cheng en Courtenay (2004). Volgens Laksmana (2008) wordt een kleine board geassocieerd met meer vrijwillige informatie verschaffing, terwijl uit de onderzoeken van Carter et al. (2003), Sicaliano (1996) en Cheng en Courtanay (2006) blijkt dat een grote board zorgt voor meer diversiteit en meer vrijwillige informatieverschaffing.

Naar de omvang van de RvC - in tegenstelling tot de board of directors - en de mate van leesbaarheid is nog geen onderzoek gedaan. Op basis van de hiervoor genoemde onderzoeken kan geen duidelijke verwachting worden geschapen in welke mate de grootte van de RvC de leesbaarheid van jaarverslagen beïnvloedt. De vierde hypothese luidt daarom als volgt.

H4: De grootte van de RvC heeft invloed op de mate van de leesbaarheid van de jaarverslagen. 2.5.5 Diversiteit binnen de Raad van Commissarissen

Diversiteit is tegenwoordig een vaak gebruikt begrip. Zo streeft EY bijvoorbeeld diversiteit na omdat zij ervan overtuigd is dat dit bijdraagt aan haar kwaliteit (EY, 2012). In het onderzoek van Brennan en McCafferty (1997) is aangetoond dat een positief verband bestaat tussen het aantal vrouwen in de RvC en de marktwaarde van de organisatie. Ook is aangetoond dat de hoeveelheid vrouwen een positief effect heeft op de kwaliteit van de RvC (Barnardi et al., 2002). In dit onderzoek wordt gekeken in hoeverre een toename van het aantal vrouwen in de RvC een positief effect heeft op de leesbaarheid van de jaarverslagen van AMX fondsen en AEX fondsen.

H5: De leesbaarheid van de jaarverslagen neemt toe naarmate meer vrouwen in de RvC zitten. 2.5.6 De leeftijd van leden van de Raad van Commissarissen

De laatste variabele van dit onderzoek is de leeftijd van de leden van de RvC. In het verleden bestond de RvC vaak uit oudere mannen (Gilpatrick, 2000). Dit wordt ook wel het ‘old boys network’ genoemd. Tegenwoordig worden raden van commissarissen steeds meer divers. Echter heeft onderzoek nog niet eenduidig aangetoond welk verband bestaat tussen de leesbaarheid van de jaarverslagen en de leeftijd van de leden van de RvC. Houle (1990) heeft onderzoek gedaan naar de leeftijd van de RvB en RvC en concludeert dat oudere RvB leden en RvC leden ervaring meebrengen en jonge leden zorgen voor nieuwe ideeën en energie. Op basis van de voorgaande onderzoeken draagt diversiteit van de board bij aan de kwaliteit. Aan de hand van de volgende hypothese wordt in dit onderzoek onderzocht in welke mate de leeftijd van de leden van de RvC effect heeft op de leesbaarheid van de jaarverslagen:

H6: De leesbaarheid van de jaarverslagen neemt toe naarmate het verschil in leeftijd binnen de RvC groter wordt.

(18)

18 2.6 Onderzoeksmodel

Hieronder is het onderzoeksmodel weergegeven op basis van de hiervoor opgestelde hypotheses. Hierin zijn twee dummy variabelen en drie onafhankelijke variabelen schematisch weergegeven die in dit onderzoek worden gebruikt. De Return on Assets (ROA) (netto winst voor belasting / gemiddeld totaal vermogen) is de controle variabele. Door het gebruik van de controlevariabele worden de invloeden van de ROA uit de onderzoeksresultaten gefilterd, waardoor de onafhankelijke variabelen beter kunnen worden gemeten. Naast de onafhankelijke- en controlevariabelen wordt in dit onderzoek gekeken of de leesbaarheid van jaarverslagen na de crisis is verbeterd ten opzichte van de leesbaarheid van de jaarverslagen ten tijde van de crisis. Tevens wordt onderzocht of verschil bestaat tussen de leesbaarheid van de jaarverslagen van AEX ondernemingen en AMX ondernemingen. Deze laatste twee variabelen worden gemeten als dummy variabelen. Tot slot wordt ook gekeken naar de totale leesbaarheid van de jaarverslagen door middel van de leesbaarheidsformules, die in het volgende hoofdstuk worden toegelicht.

Figuur 1: Onderzoeksmodel Leesbaarheid ROA Diversiteit geslacht (+) Verschil leeftijd RvC leden (+) Grootte van RvC (+/-) Leesbaarheid tijdens (2008) en na de crisis (20014 (+) Verschil tussen AEX en

(19)

19 3. ONDERZOEKSONTWERP

In dit onderzoek wordt de leesbaarheid gemeten van verschillende onderdelen van het jaarverslag. Dit zijn: het voorwoord van de bestuurder, het directieverslag en het verslag van de RvC. Op deze manier kan goed worden gemeten wat de leesbaarheid van het complete jaarverslag is. Verder is het goed om verschillende onderdelen van het jaarverslag mee te nemen, omdat het jaarverslag door verschillende stakeholders wordt gelezen. Niet elke stakeholder focust zich op hetzelfde onderdeel van het jaarverslag. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de dataverzameling uiteengezet. Vervolgens worden de leesbaarheidsformule en de variabelen toegelicht. Tot slot komt het gebruikte regressiemodel aan bod.

3.1 Dataverzameling

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de jaarverslagen van ondernemingen, die genoteerd staan aan de AEX (Amsterdam Exchange Index) en de AMX (Amsterdam Midkap Index) in de jaren 2008 en 2014. Aan de AEX en AMX staan in beide jaren 25 ondernemingen genoteerd. Een overzicht van de fondsen is opgenomen in bijlage 1. Voor 2008 is de notering per 2 september 2008 genomen. Voor 2014 is de notering per 21 maart 2014 genomen. In 2014 heeft een overname van een AEX fonds plaats gevonden. De vervanger van dit fonds heeft een, voor dit onderzoek, niet bruikbaar jaarverslag uitgegeven. Het totaal aantal jaarverslagen komt hierdoor op 99.

In de AEX zitten in beide jaren 20 dezelfde bedrijven, 1 onderneming is van de beurs verdwenen en 4 ondernemingen zijn van een AEX 2008 notering naar een AMX 2014 notering gegaan. In 2014 is 1 onderneming in vergelijking met het AMX 2008 overzicht naar de AEX 2014 gegaan. Aan de AEX 2014 zijn 4 nieuwe ondernemingen toegevoegd. In de AMX zitten in beide jaren 10 dezelfde bedrijven. Eén onderneming is vanuit de AMX 2008 naar de AEX 2014 gegaan, 14 ondernemingen zijn uit de AMX 2008 verdwenen en 15 ondernemingen zijn aan de AMX 2014 toegevoegd, waarvan 4 afkomstig zijn uit de AEX 2008.

In 2008 is de crisis volgroeid. Daarom wordt in dit onderzoek 2008 als crisisjaar meegenomen. In dit jaar zijn nog geen aanscherpingen van wetten gedaan, die het gevolg zijn van de crisis. Ook is de nieuwe corporate governance code van de Commissie Frijns (2009) nog niet ingevoerd. Dit maakt 2008 tot een goed verslaggevingsjaar voor dit onderzoeksmodel.

Het jaar 2014 is geschikt om de volgende redenen. De corporate governance code heeft zijn intrede gedaan en verschillende wetten, zoals de wet bankenbelasting (Overheid, 2012), de wet normering topinkomens (Topinkomens, 2013) en de wet op het accountantsberoep (PWC, 2012) hebben hun intrede gedaan. Deze wetten zijn het gevolg van de crisis en beogen hiermee de financiële sector te verbeteren en de maatschappij te behoeden voor een nieuwe crisis. Al met al geven deze maatregelen een goede reden om 2014 te gebruiken voor dit onderzoek. Daarnaast trekken de markten over het algemeen weer aan, waardoor velen het gevoel hebben dat de crisis voorbij is.

(20)

20 De bedrijven die voor dit onderzoek zijn geselecteerd, bevinden zich in verschillende segmenten, wat bijdraagt aan de pluriformiteit van het onderzoek. Om de leesbaarheid te kunnen bepalen, is gekozen voor de Engelstalige jaarverslagen. Dit is beter voor het vergelijk, omdat niet alle ondernemingen volledige jaarverslagen in het Nederlands uitgeven. Ook zijn de gebruikte formules ontwikkeld voor Engelse teksten, waardoor geen correctie in de leesbaarheidsformules hoeft te worden aangebracht ten aanzien van Nederlandstalige jaarverslagen.

Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van het onderstaande datamodel.

Onderneming Index Jaar Raad van Commissarissen ROA Leesbaarheid Flesch Reading Ease Aantal RvC leden Percentage vrouwen in RvC Leeftijdsverschil oudste en jongste RvC lid Onderdeel 1 a | b | c Onderdeel 2 a | b | c Onderdeel 3 a | b | c Tabel 1: Datamodel

Het datamodel kent na het afronden van de dataverzameling een aantal lege plekken. Van een vijftal ondernemingen ontbreekt het voorwoord van de CEO. Voor deze ondernemingen is de leesbaarheid bepaald op basis van de directieverslag en het verslag van de raad van commissarissen. Van één onderneming ontbreek het verslag van de raad van commissarissen. Voor deze onderneming is de leesbaarheid bepaald op basis van het voorwoord van de CEO en het directieverslag. Tot slot is bij negen ondernemingen sprake van een one-tier board. Hierin hebben uitvoerende- en niet-uitvoerende bestuursleden zitting. Om het aantal RvC leden, het percentage vrouwen in de RvC en het leeftijdsverschil tussen de jongste en het oudste RvC lid te meten, is gebruik gemaakt van het aantal niet-uitvoerende bestuursleden.

3.2 Leesbaarheidsformule

Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de Flesch Reading Ease Formula. Deze formule wordt hieronder toegelicht.

Flesch Reading Ease Formula

De Flesch Reading Ease Formula is ontwikkeld door Rudolf Flesch (Flesch, 1948). Deze veel gebruikte formule biedt inzicht in de moeilijkheidsgraad van een tekst (Farr et al., 1951; Courtis, 1998). Voor het beste resultaat worden per meting 100 woorden geselecteerd (Courtis, 1998). Echter, de grens van 100 woorden zal worden overschreden wanneer de laatste zin van de steekproef buiten de groep van 100 woorden valt. Dit is nodig omdat de leesbaarheidsformule uitgaat van complete zinnen. Van elk onderdeel van het jaarverslag (voorwoord, directieverslag en RvC verslag) wordt van het

(21)

21 begin, van het midden en van het einde 100 woorden genomen. Courtis (1998) heeft namelijk aangetoond dat ondernemingen vaak slecht nieuws opnemen in het midden van hun jaarverslag en dat dit een negatieve invloed heeft op de leesbaarheid. Door de leesbaarheid van het begin, het midden en het einde van een onderdeel van het jaarverslag te meten kan een juiste score van de leesbaarheid worden vastgesteld. De test is uitgevoerd op de volgende website: https://readability-score.com. De Flesch Reading Ease Formula is als volgt samengesteld:

Score = 206,835 – (1.015 x Z) – (84,6 x W) W= Gemiddeld aantal lettergrepen per woord

Z = Gemiddeld aantal woorden per zin

Uit de formule komt een score die correspondeert met een moeilijkheidsgraad. Deze is weergegeven in tabel 2. Score Moeilijkheidsgraad 0 - 29 Zeer moeilijk 30 - 49 Moeilijk 50 - 59 Redelijk moeilijk 60 - 69 Standaard 70 - 79 Redelijk eenvoudig 80 - 89 Eenvoudig 90 - 100 Zeer eenvoudig Tabel 2: Flesch Reading Ease scores

Het meten van de leesbaarheid van teksten met behulp van een leesbaarheidsformule kent een aantal beperkingen. Feenstra (2012) geeft in zijn onderzoek weer dat hetniet bewezen is dat door het gebruik van kortere woorden en zinnen de begrijpelijkheid van teksten beter wordt. Daarnaast kan een leesbaarheidsformule niet meten in welke mate zinnen en tekstgedeelten met elkaar verband houden. Dit is echter wel van invloed op de begrijpelijkheid van een tekst. Ook geeft Feenstra (2012) aan datleesbaarheidsformules geen rekening houden met de achtergrond en voorkennis van lezers. Tot slot moet genoemd wordendat een tekst die beter leesbaar is, niet per definitie informatiever is dan een tekst die minder goed leesbaaris. Echter mag worden aangenomen dat deFlesch Reading Ease Formulaeen goede indicatie van de leesbaarheid van een tekst geeft omdat deze door vele onderzoekers wordt gebruikt (Soper en Dolphin, 1964; Courtis, 1998; Li, 2008). Daarnaast is het voordeel van het gebruik van deFlesch Reading Ease Formula dat de onderzoekresultaten beter vergeleken kunnen worden met eerder uitgevoerde onderzoeken omdat deze eerder uitgevoerde onderzoeken vaak gebaseerd zijn op de Flesch Reading Ease Formula.

Naast de hierboven genoemde voor- en nadelen van de Flesch Reading Ease Formula is het om de volgende redenen verdedigbaar om de Flesch Reading Ease Formula te gebruiken en onderzoek te doen naar de leesbaarheid van de jaarverslagen in tegenstelling tot het doen van onderzoek naar de

(22)

22 begrijpelijkheid van de jaarverslagen. Om de begrijpelijkheid van teksten te meten kan gebruik worden gemaakt van de Cloze-formule (Feenstra 2012). Ondanks het feit dat deze formule meer zegt over de inhoud van de tekst en rekening houdt met kenmerken van lezer, zijn hier nadelen aan verbonden. Omdat het toepassen van de Cloze-formule niet gerelateerd is aan een algemeen geaccepteerde theorie, is het niet duidelijk wat de formule daadwerkelijk meet. Ten tweede is het met de Cloze-formule onduidelijk hoe de grens moet worden getrokken tussen wel en niet begrijpelijke teksten. Ten derde is niet bewezen dat deze formule geschikt is voor het gebruik op de teksten uit de jaarverslagen. De formule is namelijk ontwikkeld ten aanzien van pedagogische doeleinden. Als laatste bestaat er onduidelijkheid over hoe de representativiteit van een ondergezochte groep kan worden vastgesteld. Naast de kanttekeningen bij de Cloze-formule worden ook bij moderne vormen van leesbaarheidsonderzoeken kanttekeningen geplaatst. Moderne vormen van leesbaarheidsonderzoeken kenmerken zich door het gebruik van leesbaarheidsformules, gecomplementeerd met taalkundige inhoudsanalyses zoals stijlfiguren en toonzetting. Daarnaast zijn deze moderne leesbaarheidsonderzoeken gebaseerd op het gedachtegoed van impressiemanagement. De kritiek hierop is dat het een partieel beeld oproept. Verder wordt bij deze vorm van onderzoek uitgegaan van de verstrekker van de informatie en niet van de gebruiker van de informatie. Tot slot is het nog onduidelijk of deze vorm van onderzoek algemeen geaccepteerd kan worden, aangezien tot op heden alleen Angelsaksische landen op deze manier zijn onderzocht (Feenstra 2012).

3.3 Variabelen

3.3.1 Afhankelijke variabele

De mate van leesbaarheid van jaarverslagen is in dit onderzoek de afhankelijke variabele. Een afhankelijke variabele is een variabele, die wordt beïnvloed door alle onafhankelijke- en controle variabalen. In dit geval de RvC variabelen, de notering aan de AEX index of de AMX index en de invloed van de crisis.

3.3.2 Onafhankelijke variabele

Voor dit onderzoek worden twee op zichzelf staande variabelen gebruikt en drie variabelen die betrekking hebben op de RvC. In deze paragraaf wordt toegelicht hoe deze variabelen in het onderzoek worden gemeten.

AEX en AMX

De eerste onafhankelijke variabele is de notering aan de AEX index of de AMX index. De beide indexen bevatten niet dezelfde bedrijven omdat in de loop van de jaren een aantal bedrijven van index is gewisseld, uit de index is verdwenen of voor het eerst aan de index is toegevoegd. Deze variabele wordt als dummy variabele gemeten. 0 Staat voor notering aan de AMX index en 1 voor notering aan de AEX index.

(23)

23 Tijdens en na de crisis

De momenten tijdens en na de crisis zijn de jaren 2008 en 2014. Dit is een verschil van zes jaar, waarvan mag worden aangenomen, dat deze periode groot genoeg is voor dit onderzoek. In het onderzoek van Erhardt (2003) wordt bijvoorbeeld vijf jaar als interval aangehouden. Deze variabele wordt als dummy variabele gemeten. 0 Staat voor tijdens de crisis en 1 staat voor na de crisis.

Omvang RvC

De omvang van de RvC wordt gemeten aan de hand van het gemiddeld aantal RvC leden dat in het verslaggevingsjaar in de RvC zitting heeft. Dit is ook als onafhankelijke variabele gebruikt door Osma en Guillamón (2011).

𝑂𝑚𝑣𝑎𝑛𝑔 𝑅𝑣𝐶 = 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑅𝑣𝐶 𝑙𝑒𝑑𝑒𝑛 Geslacht RvC

De diversiteit in geslacht wordt in dit onderzoek uitdrukt in het percentage vrouwelijke RvC leden ten opzicht van het totaal aantal leden van de RvC. In het onderzoek van Buniamin (2012) is ook het geslacht van de RvC als onafhankelijke variabele gebruikt.

𝑃𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡𝑎𝑔𝑒 𝑣𝑟𝑜𝑢𝑤𝑒𝑛 = aantal vrouwen

𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑅𝑣𝐶 𝑙𝑒𝑑𝑒𝑛 Leeftijd RvC

De diversiteit in leeftijd wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van het verschil tussen het oudste en het jongste RvC lid.

𝐷𝑖𝑣𝑒𝑟𝑠𝑖𝑡𝑒𝑖𝑡 𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑 = 𝑂𝑢𝑑𝑠𝑡𝑒 𝑅𝑣𝐶 − 𝑗𝑜𝑛𝑔𝑠𝑡𝑒 𝑅𝑣𝐶 𝑙𝑖𝑑 3.3.3 Controle variabele

In dit onderzoek worden de financiële prestaties van de onderneming meegenomen als controle variabele. Het onderzoek van Li (2008) heeft aangetoond dat de financiële prestaties van de onderneming invloed hebben op de leesbaarheid. Door de financiële prestaties in dit onderzoek als controle variabele te gebruiken, worden de invloeden van financiële prestaties uit de onderzoeksresultaten gefilterd, waardoor de andere variabelen een zuiverder beeld geven. Als maatstaf voor financiële prestaties wordt in dit onderzoek de Return on Assets (ROA) gebruikt.

𝑅𝑂𝐴 = 𝑁𝑒𝑡 𝑖𝑛𝑐𝑜𝑚𝑒

𝐴𝑣𝑒𝑟𝑎𝑔𝑒 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙 𝑎𝑠𝑠𝑒𝑡𝑠 𝑥 100%

ROA is een goede variabele omdat het een verhouding betreft. Hierdoor worden prestaties van grote en kleine ondernemingen op een gelijke manier meegenomen in de weging. Daarnaast hebben ondernemingsprestaties in brede zin invloed op de ROA. Dit maakt ROA tot een geschikte controlevariabele, omdat de leesbaarheid van het totale verslag wordt onderzocht.

(24)

24 3.4 Regressie model

Dit onderzoek is een kwantitatief onderzoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van een meervoudig regressie model. Doormiddel van deze regressie kan onderzocht worden, welke invloeden de notering aan de AMX en AEX, de crisis en de eigenschappen van de RvC op de leesbaarheid van de jaarverslagen hebben. Om de vergelijking tussen de AMX en AEX te maken wordt gebruik gemaakt van een dummyvariabele. De regressie is uitgevoerd in SPSS en ziet er als volgt uit:

LJV = β0 + βDummy_AEX_AMX+ βDummy_AEX_AMX+ β_Dummy_Tijdens_Na+ β_OMV+ β_GESL + β_LFTD+ β_ROA + ε

Waarbij:

LVJ = Leesbaarheid jaarverslagen

β_Dummy_AEX_AMX = Verschil leesbaarheid van jaarverslagen tussen AEX en AMX β_Dummy_Tijdens_Na = Verschil leesbaarheid van jaarverslagen tijdens en na de crisis

β_OMV = Omvang RvC

β_GESL = Percentage vrouwen in RvC

β_LFTD = Verschil tussen oudste en jongste RvC lid

β_ROA = Uitkomst Return on Assets

(25)

25 4. RESULTATEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek weergegeven op basis van de eerder genoemde hypotheses. Het hoofdstuk begint met de beschrijvende statistiek. Vervolgens worden de correlatieanalyse en regressieanalyse toegelicht aan de hand van de hypotheses.

4.1 Beschrijvende statistiek

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de beschrijvende statistiek. In tabel 3 zijn het aantal waardes, het gemiddelde, de standaarddeviatie, het minimum en het maximum weergegeven.

De dataset dient voor gebruik te worden onderzocht op de aanwezigheid van outliers (uitschieters). Deze outliers zijn waarden, die erg verschillen van de rest van de waarnemingen (Field, 2009). De uitkomsten van de analyses kunnen hierdoor worden verstoord. De dataset van dit onderzoek kent een aantal outliers. De outliers die groter of kleiner zijn dan drie keer de standaarddeviatie zijn bijgesteld naar drie keer de standaarddeviatie. Deze techniek heet winsorizing. Door hiervan gebruikt te maken, worden alle waardes in het onderzoek meegenomen, waarbij de uitkomsten niet worden verstoord door de aanwezigheid van extreme waarden. In totaal zijn 14 waarden gewinsorised bij het aantal RvC leden, het leeftijdsverschil RvC leden en ROA.

In tabel 3 zijn de waarden van de dataset weergegeven. Hieruit blijkt dat de gemiddelde leesbaarheidsscore 33,63 is. Deze waarde valt in de categorie moeilijk van de Flesch Reading Ease index. Daarnaast blijkt dat een raad van commissarissen gemiddeld uit 6 tot 7 leden bestaat, waarvan gemiddeld 15,16% vrouw is. Het hoogst gemeten percentage vrouwen in een raad van commissarissen is 50%. Hierdoor lijkt het erop dat commissariaten nog altijd door mannen worden gedomineerd. Verder blijkt uit tabel 3, met een gemiddelde van 16,7 jaren, dat de raden van commissarissen qua leeftijd divers te noemen zijn. Tot slot is de gemiddelde ROA 2,74% en bedragen de minimale en maximale waarde hiervan -24,05% en 30,06%.

Flesch Reading Ease Scores

N Gemiddelde Std. Dev. Min. Max.

Afhankelijke variabele Flesch score 99 33,63 5,74 18,01 49,17 Onafhankelijke variabele Jaar (2008/2014) 99 0,49 0,50 0,00 1,00 Beursnotering (AEX/AMX) 99 0,51 0,50 0,00 1,00 Aantal RvC leden 99 6,46 2,25 3,00 13,51 Percentage Vrouwen in RvC 99 15,16% 14,04% 0,00% 50,00% Leeftijdsverschil RvC leden 99 16,70 6,26 2,00 33,00 Controle variabele ROA 99 2,74% 7,21% -24,05% 30,06%

(26)

26 4.2 Correlatie analyse

In tabel 4 zijn de uitkomsten van de Pearson correlatiematrix opgenomen. Deze correlatie is uitgevoerd om te bepalen of er variabelen zijn, die onderling met elkaar correleren. Wanneer hiervan sprake is, dienen voor deze variabelen afzonderlijke regressieanalyses uitgevoerd te worden. Wanneer een coëfficiënt een waarde groter dan 0,8 heeft is sprake van multicollineariteit (Blumberg et al., 2005). Een andere manier om te bepalen of sprake is van multicollineariteit is de variance inflation factor (VIF). Wanneer de waarde van de VIF score boven de 10 uitkomt, is sprake van multicollineariteit (Myers, 1990). De VIF scores zijn terug te vinden in tabel 5. Op basis van de uitgevoerde correlatietest kan gesteld worden dat geen sprake is van multicollineariteit. Ook in de regressie analyse zijn geen VIF-scores te vinden, die groter zijn dan 10. De hoogste VIF waarde is namelijk 1,808. Correlatie analyse Flesch Beursnotering AEX/AMX Jaartal Aantal RvC leden Percentage vrouwen Leeftijds-verschil RvC ROA Flesch score Pearson

Correlatie 1 Beursnotering AEX/AMX Pearson Correlatie ,048 1 Jaar (2008/2014) Pearson Correlatie -,067 ,010 1 Aantal RvC leden Pearson Correlatie -,190 -,596** -,032 1 Percentage vrouwen Pearson Correlatie -,165 -,272** ,415** ,315** 1 Leeftijds- verschil RvC Pearson Correlatie -,211* -,146 -,017 ,347** ,193 1 ROA Pearson Correlatie ,173 -,114 ,057 ,046 ,034 -,242* 1

** Correlatie is significant op 1% (twee-zijdig) *Correlatie is significant op 5% (twee-zijdig) Tabel 4: Correlatie matrix

4.3 Regressie analyse

De hypotheses zijn getest aan de hand van een meervoudige regressie analyse in SPSS. Hierin zijn de β, de significantie waarde, de R square, de adjusted R square, de hoogste VIF waarde en de steekproef grootte (N) meegenomen.

(27)

27 Regressie analyse Onafhankelijke variabele AEX/AMX -,974 (,498) Jaartal -,468 (,713) Aantal RvC leden -,464 (,175) Percentage vrouwen in RvC -,041 (,404) Leeftijdsverschil RvC -,097 (,345) Controle variabele ROA ,121 (,146) R2 ,313 (Adj) R2 ,039

Hoogste VIF waarde 1,808

N 99

* Significant op 10% (twee-zijdig) ** Significant op 5% (twee-zijdig)

De Flesch Reading Ease score is de onafhankelijke variabele Tabel 5: Regressie analayse

De R2 geeft weer in welke mate de leesbaarheid wordt bepaald door de onafhankelijke variabelen en de controle variabele. In de hierboven weergegeven regressieanalyse is dit 31,3%. Dit betekent dat de overige 68,7% wordt verklaard door andere factoren, die niet zijn meegenomen in dit onderzoek. De adjusted R2 geeft weer in welke mate de R2 verandert wanneer variabelen worden toegevoegd aan het model. In tabel 5 is de adjusted R2 3,9%. De hoogst gemeten VIF waarde is 1,808. Dit houdt in dat er geen sprake is van multicollineariteit.

4.3.1 Hypothese 1

Hypothese 1 luidt als volgt: De jaarverslagen van de AEX fondsen en de AMX fondsen zijn moeilijk leesbaar.

Zoals de hypothese stelt, is de verwachting dat de jaarverslagen van de AEX fondsen en de AMX fondsen in de jaren 2008 en 2014 moeilijk leesbaar zijn. In tabel 2 van de bijlagen staan de waarden vermeld met betrekking tot het betrouwbaarheidsinterval van de gemiddelde Flesch Reading Ease Score. Met een betrouwbaarheidsinterval van 95% kan gesteld worden dat de gemiddelde flesch reading ease score valt tussen 32,48 en 34,77. Dit betekent dat de leesbaarheid van jaarverslagen

(28)

28 moeilijk is. Deze uitkomst ligt in lijn met eerder uitgevoerde onderzoeken (Barnett en Leoffler, 1979; Li, 2008; Franco et al., 2015). De hypothese kan worden aanvaard.

4.3.2 AEX / AMX

Hypothese 2 luidt als volgt: De jaarverslagen van de AMX fondsen zijn beter leesbaar dan de jaarverslagen van de AEX fondsen.

De verwachting is dat jaarverslagen van ondernemingen met een AMX notering een betere leesbaarheidsscore hebben dan de jaarverslagen van ondernemingen met een notering aan de AEX. Uit tabel 5 blijkt geen significant verband tussen de mate van leesbaarheid en de beursnotering van de onderneming. Hypothese 2 kan hierdoor niet worden aanvaard.

4.3.3 Tijdens / na crisis

De derde hypothese luidt als volgt: De leesbaarheid van de jaarverslagen van de AMX fondsen en de AEX fondsen na de crisis (2014) is beter dan tijdens de crisis (2008).

De verwachting ten aanzien van de derde hypothese is dat de leesbaarheid van de jaarverslagen na de crisis is verbeterd ten opzichte van de periode tijdens de crisis. Uit tabel 5 blijkt dat geen significant verband bestaat tussen de mate van leesbaarheid en de periode tijdens en na de crisis. Hierdoor kan hypothese 3 niet worden aanvaard.

4.3.4 Aantal RvC leden

De vierde hypothese luidt als volgt: De grootte van de RvC heeft invloed op de mate van de leesbaarheid van de jaarverslagen.

De verwachting ten aanzien van de vierde hypothese is dat de grootte van de RvC van invloed is op de mate van de leesbaarheid van de jaarverslagen. Uit tabel 5 blijkt dat geen significant verband bestaat tussen de grootte van de raad van commissarissen en de mate van leesbaarheid. Hypothese vier kan daarom niet worden aangenomen. Wel lijkt de uitkomst een mogelijke richting aan te geven dat een negatief verband bestaat tussen de grootte van de RvC en de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen. Echter is het significatieniveau van 0,175 zeer zwak.

4.3.5 Percentage vrouwen in de RvC

De vijfde hypothese luidt als volgt: De leesbaarheid van de jaarverslagen neemt toe naarmate meer vrouwen in de RvC zitten.

Op basis van de hypothese wordt een positief verband verwacht tussen de hoeveelheid vrouwen in de RvC en de mate van de leesbaarheid van de jaarverslagen. Uit tabel 5 blijkt dat geen significant verband bestaat tussen de hoeveelheid vrouwen in de RvC en de mate van de leesbaarheid van de jaarverslagen. Hypothese 5 kan hierdoor niet worden aangenomen.

(29)

29 4.3.6 Leeftijdsverschil RvC

De zesde hypothese luidt als volgt: De leesbaarheid van de jaarverslagen neemt toe naarmate het verschil in leeftijd binnen de RvC groter wordt.

Op basis van de zesde hypothese wordt een positief verband verwacht tussen het leeftijdsverschil binnen de RvC en de mate van leesbaarheid van de jaarverslagen. Uit tabel 5 blijkt dat hier geen significant verband tussen bestaat. Hypothese 6 kan hierdoor niet worden aangenomen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

omvang en de representativiteit van hun referentie- groep vergelijken we de rang van de TSR-prestatie van de onderneming met het aantal ondernemingen in de referentiegroep,

In het Burgerlijk Wetboek 2 artikel 101 is voorgeschreven dat een naamloze vennootschap waarvan de effecten zijn toegelaten op een Europees gereglementeerde markt uiterlijk 4

Hoewel in deze wetenschappelijke artikelen meestal geen onderzoek wordt gedaan of er een associatie is tussen de genoemde variabelen en geïntegreerde rapportage, is er wel

In deze scriptie zal daarom ook niet worden gekeken naar de hoeveelheid risicoverslaggeving, maar naar de inhoud van de risicoparagraaf, door de leesbaarheid van de risicoparagraaf

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

geënquêteerde boeren was 97% zoon van een boer of tuinder en bij de tuinders 92;o. Van deze laatste groep was bovendien nog 5% zoon van nan land- of tuinbou arbeider.. Dit

Dit indien deze ten minste dertig dagen voor de datum van de vergadering bij de Raad van Bestuur of de voorzitter van de Raad van Commissarissen worden ingediend,

Furthermore, test work is divided into two phases namely, the laboratory phase in which the proof of concept of manufacturing clay bricks containing glass particles will