• No results found

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5 · dbnl"

Copied!
1511
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jaargang 5

bron

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5. Elsevier, Amsterdam 1895

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_els001189501_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

(2)

[Deel IX]

Inhoud van deel IX.

S. Kalff 321 BEZOEK AANNIKKO, EEN

ILLUSTRATIËN. - W. DE ZWART.

324 Perkago (draagkorf)

reizende burgervrouw

326 DeMi-Hashi, of heilige

brug

329 DeNi-o-mon, of Poort der

Twee Koningen

337 De Slapende Kat

339 Graf van den Shogun

Jeyash (Gongensama)

Daisy E.A. Junius 253 BOONEBLOESEMS(Novelle)

ILLUSTRATIËN. - C. KOPPENOL.

253 Schets

257 .... had hij de bank voor het

huis geschilderd

263 .... op de bleek

270

‘Ja, een brief’

P. van Assche 156 BROOD DER SCHANDE, HET

ILLUSTRATIËN. - P. DE JOSSELIN DE JONG.

156 Schets

158 De zwaar beladen karren

rolden nu aan

160 .... hij sprong op de karre

(3)

449, 561, 677 P.v.D.

BUITENLANDSCHOVERZICHT

Jos. Raemaekers 100 DECEMBER, 16-18

ILLUSTRATIËN. - J. HOYNCK VAN PAPENDRECHT.

103 Wie is uw kaptein?

107 Dreigt hij buiten gezicht te

raken

108 Met open armen word ik in

ooms gastvrije woning opgenomen

110 De Beieren rukken op

112 .... terwijl ik in de rivier reed

P.A. Haaxman Jr. 1 EERELMAN, OTTO

ILLUSTRATIËN.

tegenover 1 Ringrijden Zuid-Beveland,

naar eene schilderij in het bezit van den heer Edw.

van Hoboken van Oudelande, te Scheveningen

1 Portret, naar eene

photographie

3 Duitsche dog, naar eene

schilderij in olieverf

4 Schetsen

5 Paardrijdster (geschilderde

studie)

7 Russische windhonden,

naar eene schilderij in olieverf, in 't bezit van den

(4)

14 Paardententoonstelling te

Scheveningen, naar eene houtskoolschets

15 Bulldog, naar eene

aquarel, toebehoorende aan den heer P.J. van der Burgh, te 's-Gravenhage

16 Noord-Hollandsche

Arreslede, naar eene houtskoolteekeeing

tegenover 16 Huwelijksrijtoer

Noord-Holland naar eene schilderij, toebehoorende aan mevrouw van

Walchren, te 's-Gravenhage

371, 484, 605 Thérèse Hoven

ENGELSCHBINNENHUISJE, EEN

ILLUSTRATIËN. - 4 VAN EDZ. KONING EN 2 VAN C. KOPPENOL.

371 Schets

374

‘Heb je berouw over je keuze, liefste?’

377 Miss Arabella bracht ons

naar onze kamer - en vertelde

382 .... en toen ik opstond van

de piano

388 Eén er van kwam naar mij

toe

390 Pat kwam binnen en zag

er in 't volle daglicht

393 Pat's te huis

397 Ook nu kwam hij hartelijk

naar mij toe

(5)

voor haar hadden

497 Wij kregen allen mooie

geschenken maar Tom en ik de meeste

513

‘Wat deed Milly voor haar trouwen?’ vroeg Mona opeens

608 Er was dien middag een

lawn-tennis

610 The House boat

614 Hij zorgde voor mij terwijl

de baker

619 The Haven

623 Ik herinner mij alleen dat ik

May aan Tom overreikte die op 't balkon stond

626 Ik legde ijs op zijn

brandend voorhoofd

Nelly Heyblom 648 GEURENDESERINGEN

ILLUSTRATIËN. - H.J.N. HENRICUS.

648

‘Ach, mijnheer, koop mijn bloemen

650 In de nabijheid stond een

bank

652 Lang voor den tijd stond zij

in de sneeuw

653 Hij is gestorven

Mr. Eduard van 78 Tsoe-Meiren HETLOO

ILLUSTRATIËN. - 4 VAN A.L. KOSTER EN 8 NAAR PHOTOGRAPHIËN.

(6)

91 Toegang tot de gehoorzaal

in het Paleis

93 Een beekje in het park

95 Het Paleis, zijgevel

97 Het oude Loo

98 Het oude Loo, achtergevel

(7)

Mr. Eduard van 287 Tsoe-Meiren KALVERSTRAAT, DE

ILLUSTRATIËN. - H.M. KRABBÉ.

tegenover 287 De Kalverstraat

294 De Kerk het Boompje

295 De Kerk de Papegaai

296 Een ingang van de

Nieuwezijds Kapel

298 Het Begijnhof

301 Drie schetsen

302 Twee schetsen

303 Twee schetsen

304 Russisch kinderquartet in

de Vereeniging

305 Twee schetsen

306 Het tooneel van de

Vereeniging uit de schermen gezien

307 Vijf schetsen

Liane 271 LIEDEKE VAN SMART, EEN

ILLUSTRATIÊN. - J. AKKERINGA.

272 Elsbeth!.. de bleeke hand

streelend

278 .... werpt ze een grooten

vollen blik op de zacht sluimerende vrouw

285 .... en haar in elkaar

gedoken, droevig, stil zag zitten kijken

(8)

351 Ophaalbrug over de

Kromme Angstel

352 Het Gein voor Loenresloot

354 't Huis te Loenersloot

356 Het huis te Loenersloot,

met den rug naar Raambrugge

360 Loenersloot uit 't Voorhof

te zien (1723)

362 Situatieplan van het Slot

Loenersloot van 1386 tot de verbouwing in 1730

363 Overblijfselen van het

versterkte voorwerk

365 Loenersloot (van den weg

naar Vreeland gezien)

367 Loenersloot. Zijgevel bij

avond

369 Loenersloot. Zijgevel met

schuitenhuis

18, 121, 237 Mr. G.H. Betz

MARATHON

ILLUSTRATIËN. - CHARLES ROCHUSSEN.

18 Opstelling van den stoet

der Panathenaien

26 .... begaf men zich langs

den voorgeschreven weg naar de akropolis

29 .... toen Simon haar

opnieuw den doortocht versperde

35 ....reikte hij hem der

schoone toe

(9)

den tolk.... overgebracht

136 Zoo ging het voort in een

wilde jacht

142 En hij toonde, met een

tevreden gelaat, den dareikos aan de beide mannen

147 Daar trad de

opperbevelhebber binnen

154 Daar ging juist, op een der

schepen, een stoet sneeuwwitte paarden der Onsterfelijken naar binnen

tegenover 237 .... bedenkt dat een

schitterend levenseind een onwaardeerbaar goed is

240 .... traden zij in stap over

de rotsblokken en schanswerken

242

‘Ariomardos!’ aldus wendde hij zich tot een zijner volgers

246 .... met zijn vreemdsoortig

wapen in het rond slaand

A.C. Loffelt 577 MAUVE, ANTON

ILLUSTRATIËN.

tegenover 577 Op de heide, naar eene

schilderij, in 't bezit van den Heer J.C.J. Drucker te Londen

577 Portret, naar het leven

geschilderd door Th.

Mesker

579 Aan de sloot, naar eene

(10)

585 Studieblad

586 Uitgaande schapen, naar

eene aquarel

587 Ploegen, naar eene

aquarel

589 Studieblad

590 Koe in een stal, naar eene

schilderij

591 Studieblad

tegenover 592 Wadende paarden, naar

eene schilderij, in 't bezit van den Heer J.C.J.

Drucker te Londen

593 Hooioogst, naar eene

schilderij

594 Studieblad

596 Studieblad

597 Beukenlaan bij Laren, naar

eene schilderij

599 Anton Mauve op zijn

sterfbed, naar eene teekening van A. le Comte

600 November, naar eene

aquarel

tegenover 600 Houtladen, naar eene

schilderij, eigendom van de firma Boussod, Valadon

& Co.

601 Bij de schuur, naar eene

schilderij

603 Herder en schapen, naar

eene aquarel

73, 192, 552, 654 Max Rooses

MEESTERSTUKKEN DER

HOLLANDSCHE EN

(11)

553 Jan van Eyck. Madonna en

begiftiger

tegenover 654 Hans Memling. Madonna

vereerd door het huisgezin van Jacob Floreins

A.M.W. Bussemaker 628 MOZES

ILLUSTRATIËN. - J. HOYNCK VAN PAPENDRECHT.

629 .... de tamboer heeft zijn

luidruchtig spectakel gestaakt

637 .... terwijl zijn hoofd en

romp langzaam boven het luik opkomen, knoopt hij zijn jas dicht

639 .... en met één vinger tikt

hij zachtjes tegen de tralies

642 Nu staan ze in een kring

om hem heen

646

‘Mozes is weg, meheer’

117, 233, 345, 457, 573, 689

NEDERLANDSCHEVERZEN ENNEDERLANDSCHPROZA

Mr. L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck. In Limburg en daarbuiten, 117. - Niobe. Gedicht van Eduard B. Koster, 119. - Piong Pan Ho. Oorspronkelijke Indische roman, door J. Dermout, 233. - Blank en Geel, door A.J., 235. - Ward. Oorspronkelijke roman, door Elize Soer, 345. - Proza van den ouden Heer Smirs, door Dr. B., 347. - Beknopte Stylleer, Rhetorica en Poëtica, door W.H. Hasselbach, oudleeraar aan de Kon. Mil. Academie, leeraar aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Middelburg, 457. - De liefde van een oude jonge juffrouw, door Maarten Maartens, uit het Engelsch vertaald door A.H.J., 573. - W.K.C. Beersteeher. Geschiedenis van Bergen op Zoom. Dr. C.H.Ph. Meijer. Gijsbreght van Amstel. - Henri Rutgers, Eene sterkere macht. Verschroeiende vlammen.

(12)

H.M. Krabbé 660 NEW-YORK, SCHETSEN UIT

ILLUSTRATIËN - H.M. KRABBÉ.

660 Coentiesslip East River'

New-York

662 Broadway en Postoffice

664 Schoenpoets-stoelen op

Broad-way

670 Mottstreet en huis in

Mottstreet

Louise Ah-de Jong 165 ONFORTUINLIJKE MAN, DE

ILLUSTRATIËN. - P.C. DE MOOR.

166 Toen de vrouw nu met de

kinderen door het bosch ging, begon het te sneeuwen

167 Achter zijn nederig huisje

had hij eene kleine lap grond, waar hij allerlei lieve bloemen kweekte

Giovanni 184 ONZE VRIEND DE KAPITEIN

ILLUSTRATIE. - J. HOYNCK VAN PAPENDRECHT.

184 De Kapitein

J.R. Jacobs 421 OPBIVAK

ILLUSTRATIËN. - J. HOYNCK VAN PAPENDRECHT.

421 Schets

426 Europeanen en inlanders

zaten in groepjes hunne

(13)

ILLUSTRATIËN. - C. KOPPENOL.

57 .... de meisjes keken altijd

vriendelijk, zelfs glimlachend, terug

61 .... achtte het noodig

Paapie er op te wijzen.

Paapie had zich op een stoel laten vallen

63 Vriend van Paapie. Toch

rilde hij

67 Paapie laat zich eensklaps

achterover in zijn stoel vallen. ‘Als ik weer beter wordt’

Jo van Sloten 407 SICTRANSITGLORIA

ILLUSTRATIËN. - P. DE JOSSELIN DE JONG.

408 Hij staart zwijgend naar de

donkere boeken langs de wanden

411 Laster niet

415 Straf den hoogmoedigen

geest niet te zwaar, o, Heer!

418 God is rechtvaardig, mijn

jongen

Albert de Doove 515 STOUT STUK, EEN(Een

verhaal uit Mexico)

113, 229, 341, 453, 569, 685

STUDEERCEL DER

REDACTIE, UIT DE

(14)

ILLUSTRATIËN. - 7 VAN MEJ. C.V.D. HART EN 2 PORTRETTEN NAAR KOPERGRAVURES.

209 Schets

211 Portret, Adrien Valkenier

213 De moord op de

Chineezen

215 Plakkaat uitgevaardigd van

boete-, dank- en bededag

217 Toen verscheen daar zeer

onverwacht een gedeelte van de Compagnie grenadiers des kasteels

225 Er kwam bevel, dat de

oud-opperlandvoogd als gevangen man aan wal stappen en zich in militair arrest begeven moest

226 Gustaaf Willem, Baron van

Imhoff

228 Schets

Holda 168 VALLENDE NACHT

ILLUSTRATIËN. - PROF. N. VAN DER WAAY.

168 De dikke stoomwolken

afdeinzend over de gesluierde velden

172 .... naar buiten turend

175 Sluit zijn bureau met iets

zenuwachtigs

179

‘Han - geen leugen tusschen óns, toe?’

181 En zit er nu voortdurend

nog in te werken

tegenover 183 Voor haar uit ligt de stad in

(15)

524 Wat heeft hij het ver

gebracht in de wereld

527 In de huisjes aan den dijk

529 In éen van die tenten zitten

vier mannen om 't vuur

531 Uit de verte roepen ze al:

‘opholden! opholden!’

533 .... kwam 't geroep, dat de

dieken deur wassen

535 Peter Zomers zit met een

nijdig gezicht

538

‘Smiet hom in de vaort!’

539 Zij pakken hem op

Geertruida Carelsen 439 VEGETARISME

Banner 309 VERLOOFD(Dramatische

Schets)

ILLUSTRATIËN - H.M. KRABBÉ.

310 En wie reikt, den heer van

Meirlinde dat brevet van soliditeit uit?

313 Dathoop ik, mijn engel!

314 O, God! wat beduidt dat?

316 Mag ik u mijn aanstaanden

echtgenoot voorstellen?

317 Zwijg! Meneer van

Meirlinde

320 Nu begrijp ik alles....

Pauline, vergeef mij

(16)

Pol de Mont 461 VERSTRAETE, THEODOOR

ILLUSTRATIËN.

tegenover 461 't Uur der Vledermuizen,

naar eene Schilderij in olieverf, eigendom van den heer Lefèvre te Doornik

461 Portret, naar eene

koolteekening van E.

Farazyn

463 De Klopjacht, naar eene

schilderij in olieverf

464 Een Brasschaatsch Boertje

(Type), naar eene koolteekening

466 De Stoeltjeszetster (Type),

naar eene koolteekening

467 Bedelares (Type), naar

eene koolteekening

469 De Timmerman (Type),

naar eene koolteekening

470 De Boomgaard, naar eene

schilderij in olieverf (eigendom van den heer van Cutsem te Brussel)

472 De Berken, naar eene

schilderij in olieverf, eigendom van Dr. v.d.

Wiele te Antwerpen

473 't Huisje van den

Boschwachter, naar eene schilderij in olieverf, Museum te Buda-Pesth

475 Na den Regen, naar eene

schilderij in olieverf

476 Regenbui, naar eene

(17)

olieverf, Museum te Antwerpen

481 Na de Begrafenis, naar

eene schilderij in olieverf, eigendom van den heer van Cutsem te Brussel

Louise Stratenus 548 VROUWENROEPING

De onfortuinlijke man 165 AHN-DEJONGH, LOUISE

Het brood der schande 156 ASSCHE, P.VAN

Verloofd 309 BANNER

18, 121, 237 Marathon

BETZ, MR. G.H.

Mozes 628 BUSSEMAKER, A.A.W.

Vegetarisme 439 CARELSEN, GEERTRUIDA

Een stout stuk 515 DOOVE, ALBERT

Onze vriend de kapitein 184 GIOVANNI

Otto Eerelman 1 HAAXMANJR., P.A.

Vallende nacht 168 HOLDA

371, 484, 605 Een Engelsch

Binnenhuisje HOVEN, THÉRÉSE

Geurende Seringen 648 HEYBLOM, NELLY

Op Bivak 421 JACOBS, J.R.

Boonebloesems 253 JUNIUS, DAISYE.A.

Een bezoek aan Nikko 321 KALFF, S.

Schetsen uit New-York 660 KRABBÉ, H.M.

Een liedeke van smart 271 LIANE

Anton Mauve 577 LOFFELT, A.C.

Théodoor Verstraete 461 POL DEMONT.

449, 561, 677 Buitenlandsch Overzicht

P.V.D.

100 16-18December

RAEMAEKERS, JOS.,

(18)

117, 233, 345, 457, 573, 689

Nederlandsche Verzen en Nederlandsch Proza T.B.

Het Loo 78 TSOE-MEIREN, MR. EDUARD

VAN

De Kalverstraat 287 TSOE-MEIREN, MR. EDUARD

VAN

't Huis Loenresloot Ao. 349 1680

TSOE-MEIREN, MR. EDUARD VAN

Paapie 54 WITT, J.F.DE

Gedichten.

V.B. 675 AAN EEN BLOEMKE VAN

ZESTIEN(Geïll.)

A.F. Dudok van Heel 559 AVOND(Geïll.)

Anna Kouberth 446 BEZOEK(Geïll.)

Anna Kouberth 447 DEOUDJES(Geïll.)

Anna Kouberth 560 HOE IK HET WEET(Geïll.)

Bern A. Meuleman 676 HERINNERING(Geïll.)

E. Fraissinet 72 DE GULDEN MIDDENWEG

(Geïll.)

Pol de Mont 198 DE ROODE ZWAAN(Geïll.)

Pol de Mont 201 PAULINUS VANNOLA(Geïll.)

Pol de Mont 205 VANGOELEKEN(Geïll.)

Pol de Mont 206 VAN DEN LIEVENHEILIGE

VANASSISI(Geïll.)

Edward B. Koster 70 OP HETEILANDJE(Geïll.)

Edward B. Koster 71 DE WIND(Geïll.)

Edward B. Koster 308 REGEN-NACHT(Geïll.)

Edward B. Koster 445 STERVENDEROOS(Geïll.)

Johan Been 542 ZEEBRANDING(Geïll.)

(19)

Ringrijden Zuid-Beveland, naar eene schilderij in het bezit van den heer Edw. van Hoboken van Oudelande, te Scheveningen.

(20)

Otto Eerelman

door P.A. Haaxman Jr.

Bij mijn bezoek aan Eerelman's atelier was hij ijverig bezig zich in het karakter te verdiepen van een gemoedelijken keeshond, een halfvoltooide aquarel, die voor hem op den ezel stond. Het was een witte Kees, die gemeenlijk veel zachter en vriendelijker van aard is dan de grauwe Kees. Eerelman

(21)

kent alle hondenrassen, hunne kenmerken, varieteiten en eigenaardigheden op zijn duimpje. Wanneer men den eenen tijd een Sint Bernard of een New-Foundlander bij hem ontmoet, kan men er zeker van zijn hem eenige weken later in 't gezelschap te zien van een Duitschen dog of een Russischen windhond. Hij schijnt de rassen een voor een aan eene gezette studie te hebben onderworpen. Geen wonder, dat de cynophilen hem als een der beste hondenkenners waardeeren en onder de juryleden van eene hondententoonstelling zijn naam menigmaal voorkomt.

Te gelijk met den keeshond had Eerelman het conterfeitsel onder handen van een King Charles, de aristocratische salonjuffer onder de honden, die voor een Kees den neus optrekt en met zijn mooi zwart satijnig gekruld haar, onweerstaanbaar doet denken aan een der deftige matronen van Bakker Korff met de kunstkrullen onder de met linten bestrikte muts. En achter den Kees stond weer een Schipperke op het doek, met den nieuwsgierigen neus spits in den wind, zooals men dat vlugge dier op de voorplecht onzer schepen ziet. Zoo naast elkaar staande, geleek de Kees een gemoedelijk besje uit 't oude vrouwenhuis, het Schipperke een jonge schoone van zeventien lenten.

Alle drie, Kees, Schipperke en King Charles, waren portretten, die Eerelman op uitnoodiging van de eigenaars der honden bezig was te schilderen.

Verder rondziende, zag ik de beeltenissen van een prachtigen New-Foundlander en van een dito Duitschen dog, souvenirs van honden, die het eigendom waren van den schilder en wier afbeeldingen in verschillende standen op menige tentoonstelling prijkten. Levendig van houding en correct van teekening is de vierkant op de slanke pooten staande, met schranderen blik voor zich uit ziende Duitsche dog, wiens conterfeitsel bij den tekst is gevoegd. De hond is genomen staande voor zijn hok, terwijl een gerucht zijn aandacht trekt. De pose duurde slechts enkele oogenblikken, voldoende voor Eerelman om met het potlood juist die lijnen en vegen op het papier te zetten, die de houding en de beweging uitdrukken.

Merkwaardig is de vaste hand waarmede Eerelman teekent. Men zie slechts de potloodkrabbels uit zijn schetsboek, waarvan er enkelen dit nummer illustreeren. Er is karakter in elke streep. Voor het Schipperke staande, waarvan hij nog slechts den omtrek op het doek had geschetst, maakte ik eene opmerking over de juiste proportie van het dier en het karakter dat reeds uit die vage lijnen sprak.

‘Maar 't wordt ook zoo langzamerhand tijd, dat ik leer teekenen,’ zei Eerelman droogjes, en hij voegde er bij, ‘ik doe het nu al meer dan vijftig jaar.’

En nu vertelde hij mij, voor zoover hij zich herinnerde eigenlijk nooit iets anders te hebben gedaan.

Zijne eerste teekenproeven dagteekenen uit den kinderstoel.

De huisdokter van de familie Eerelman - de jonge Otto zag 23 Maart 1839 te Groningen het levenslicht - vertelde hem, uit de dagen toen hij als knaap in het ouderlijke huis alles volkrabbelde, van zijn vroegtijdigen aanleg een nog al kras staaltje. Op zekeren dag een visite aan huis makende, zag

(22)

Duitsche dog, naar eene schilderij in olieverf.

(23)

Schetsen.

de dokter, hoe de kleine dreumes in den tafelstoel een karikatuur van hem op een stuk lei had gekrabbeld.

En zoo ging dat maar voort.

Vader en moeder Eerelman waren er volstrekt de menschen niet naar, om hun zoon in die richting aan te moedigen. Veeleer deden zij al het mogelijke om het smeulende kunstenaarsvuur in het tengere en niet zeer sterke ventje te dooven.

Teekenen was volstrekt geen toekomst voor den jongen. De maatschappelijke posities van schilder en losbol waren in die dagen voor de meeste eerzame ouders synoniemen. En om Otto op het rechte pad terug te brengen, deed men zijn best om hem het teekengerei afhandig te maken. Maar dit ging bij den in zijn

aartsliefhebberij gedwarsboomden knaap zoo gemakkelijk niet. Zoo sekuur hadden zijne ouders potlood, krijt of griffel niet kunnen wegstoppen, of Ottotje wist het te vinden, totdat de verbolgen ouders, ten einde raad, al dien teekenrommel aan de vlammen prijs gaven. Maar ook daar wist Otto raad op. Men vond hem sedert dien noodlottigen dag ijverig bezig met figuren in papier te prikken.

(24)

Daar moest wat anders op gevonden worden, te meer daar men van den

schoolmeester ook al klachten had gehoord. De jongen teekende op zijn lei meer poppetjes dan cijfers, tot groot vermaak en minder gewenschte afleiding van de overige schooljongens. Veldslagen van Grieken en Romeinen op de lei waren in een ommezien geteekend, met de noodige charges er tusschen door van den meester en zijn helpers als legeraanvoerders. Een onbeschrijfelijk succes had Otto op zekeren morgen met een nieuwe compositie op de lei, voorstellend Absalon op den ezel door de struiken rijdende, en een moment later hangende met de lange haren aan den boom en de ezel in volle vaart vooruitsnellende.

Paardrijdster (geschilderde studie).

Derhalve twee composities voor één.

Er was werkelijk met den jongen niet meer uit te houden. De ouders, die het natuurlijk uitmuntend met hun Otto voorhadden, besloten hem op een notariskantoor te doen, en daar voor die carrière het schrijven van eene fraaie hand een noodzakelijk vereischte was, werd hij in de leer gedaan bij meester Smit, magister in de calligrafie of schoonschrijfkunst en in de edele zangkunst.

Maar al had men Otto ook bij een poelier of pasteibakker in de leer gedaan, het zou evenmin gebaat hebben. De natuur ging boven de leer. Op de schrijfschool van Mr. Smit werd het vuur geenszins uitgebluscht, veeleer aangewakkerd. Otto's nieuwe leermeester was een zeer eigenaardig type, wiens vernuftige kop met schrandere oogen en grooten neus, zonderling uitstak boven de lange, magere gestalte met

(25)

pen. Dan was er ook een houding, waarin hij onder de les diploma's teekende, om die aan het einde van den cursus aan de vlijtigste leerlingen uit te reiken. Gebogen over het papier met de tong uit den mond trok hij dan, behalve de fraaiste krullen en sierletters, heel leelijke gezichten. Zoo besteedde hij soms dagen lang tot ornamenteele opluistering van verzen in dezen trant:

‘Kunst, wetenschap en deugd Verschaffen aan de jeugd Geluk en blijde dagen, Wien zou dit niet behagen.’

Het duurde niet lang, of Otto's schrift stond vol aardige teekeningen, waarin schier op iedere bladzijde het portret voorkwam van den meester of van diens egâ, die, alsof haar man nog niet genoeg had aan 't gezelschap van de jongens, heel gemoedelijk in 't schoollokaal zat te breien of aardappelen te schillen.

Meester Smit nam de charges van Otto echter volstrekt niet euvel. Hij teekende zelf heel aardig met de pen en mocht den jongen, die van zoo veel aanleg blijk gaf, wel lijden. Een van Otto's schriften, waarin Smit's curieuse physionomie meermalen voorkwam, bewaarde de brave meester als een herinnering aan een zijner beste leerlingen.

Op deze schrijfschool heeft de jonge Eerelman veel geleerd, behalve schrijven, waarin hij altijd een brekebeen is gebleven.

De oppositie tegen zijne onverzettelijke neiging was dan nu toch eindelijk gebroken.

't Kwam er nu maar op aan om deze neiging in eene practische richting te sturen.

De jongen wilde teekenen, welnu hij zou teekenen: men deed hem op... een landkaartenbureau. Daar heeft hij een pijnlijken tijd gesleten tot dat hij ten langen leste zijn dierbaarsten wensch vervuld zag en de deuren der Groningsche Academie Minerva voor hem geopend werden.

***

Eerelman genoot hier het voortreffelijk onderwijs van Egenberger, den schilder van het groote doek ‘Kenau Hasselaar op de wallen van Haarlem’ in de vestibule van het Stadhuis aldaar en de ontwerper van het monument te Heiligerlee. De gronden werden door dezen leermeester zoo degelijk gelegd, dat toen Eerelman in 1864 naar Antwerpen trok en daar aan de Academie een niet minder begaafd docent aantrof in prof. Geefs, deze spoedig in den ‘langen Hollander’, zooals men Eerelman in Antwerpen placht te noemen, bijzonderen aanleg en groote vaardigheid ontdekte.

Egenberger had er slag van om de jongelui te leeren, groote plannen in eenige lijnen vlug en juist ineen te zetten.

‘Ge moet zoo teekenen’ - zei hij - ‘dat ge de compositie reeds op het papier ziet, nog vóor ge een lijn geschetst hebt. Dan komt alles op zijn plaats.’

(26)

Eerelman heeft dat van zijn leermeester uitmuntend begrepen en die oefening is hem altijd zeer te pas gekomen bij het vlug teekenen naar de natuur van paarden in volle actie en van honden, die op het stuk van poseeren evenmin tot de gewilligste sujetten behooren.

In Antwerpen waren het vooral de colleges van expressie van prof. Geefs, welke Eerelman in hooge mate boeiden. Geen docent was in dat opzicht veeleischender dan Geefs. Hij placht tot zijne leerlingen te zeggen: ‘als gie een vent teekent, die kwôad is, dan moet men 't aan zijn tienen kunnen zien, dat-ie kwôad is.’

Eens had Eerelman op het college van Geefs een compositie ontworpen,

Russische windhonden, naar eene schilderij in olieverf, in 't bezit van den heer Fr. Reimann, te Elberfeld.

voorstellende ‘een loteling, die afscheid neemt van zijn meisje.’ Op 't college had deze voorstelling een buitengewoon succes om de hoogst komische situatie waarin de conscrit was afgebeeld.

De professor was met die vermakelijke voorstelling bijzonder ingenomen.

‘Awel, da's goed, da's verstandig van den langen Hollander,’ luidde de goedkeurende uitroep van Geefs, en Eerelman's loteling diein every inch zijne gewaarwordingen en emoties te kennen gaf, moest later nog zoo menigmaal op 't appel komen, dat de auteur een poos lang aan de Academie bekend was onder het sobriquet van den ‘conscrit.’

(27)

Eerelman's academievrienden, die met hem tot de knapste en veelbelovendste élèves behoorden, waren Karel Ooms, de twee gebroeders de Vriend, Constantin Cap, Sibert (de tegenwoordige directeur van de Antwerpsche academie), Evariste Carpentier en zijn landgenoot Gerke Henkes. Allen hebben hun weg gevonden en een eervollen naam in de kunstwereld verworven.

Naar eene aquarel.

Toen na afloop van den tweejarigen cursus examen werd afgelegd in niet minder dan negen vakken, werden in verreweg de meeste aan Eerelman eerste nummers toegekend en behaalde hij met glans denprix d'excellence. Dat men er te Antwerpen niet luchtig over heen liep, moge uit het volgende blijken. Als onderwerp voor de historische compositie was opgegeven ‘Paulus voor Festus.’ Voor

historiebeschrijving: de zeden en gewoonten der Grieken tijdens Pericles, toegelicht door schetsjes en krabbeltjes tusschen den tekst, waarover prof. de Thaaye te oordeelen had, die daarin niet malsch was. Vervolgens waren zeer belangrijke onderdeelen van het programma, het teekenen en schilderen naar 't leven, waarvoor Eerelman reeds te Groningen bij den heer Egenberger een degelijken grondslag had gelegd, zoodat hij hier op zijn examen een torse kon schilderen, die tot op den huidigen dag in de klas wordt geëxposeerd als een der beste schilderproeven van de oud-leerlingen. Verder werd hij op de proef gesteld in de anatomie, het skelet en de spieren van 't menschlijk lichaam; werd hij onderzocht op het stuk van typen

(28)

Geschilderde studie.

(29)

pressie eene beurt, in welk onderdeel der kunst aan de strenge eischen van Geefs moest voldaan worden; en volgde eindelijk het onderzoek naar de

Winter (studie in olieverf).

bekwaamheid in de perspectief, voor welk vak de leerlingen veertien dagenen loge werden opgesloten, om eerst eene lijnteekening en daarna eene teekening in pastel te maken. Met de lijnteekening was Eerelman in vier

(30)

dagen gereed en had dus volop gelegenheid om bijzonder veel werk te maken van het pastel. Hij schilderde een romeinsche poort en badbassein met in 't water spiegelende gebroken zuil en kapiteel en deed dit met zooveel vaardigheid en accuratesse, dat prof. de Keyzer er van verklaarde, dat het de mooiste

perspectiefteekening was na die van Tadema, naar men weet ook een oud-leerling der Antwerpsche Academie.

In de dagen dat Eerelman te Antwerpen studeerde, was Tadema reeds als artist aldaar gevestigd, en het was voor den ‘langen Hollander’ een groot voorrecht bij Tadema op het atelier te worden toegelaten, waar hij naar hartelust studeerde te midden van de velerlei mooie antieke kunstvoorwerpen, costumes en prenten, welke de later zoo beroemd geworden Friesche meester toen reeds in zijne werkplaats verzameld had.

Ook voor Eerelman zou het weinig moeite hebben gekost, zich na zijn examen te Antwerpen te vestigen. Prof. de Keyzer had hem zelfs een atelier in 't

academiegebouw toegezegd, met een goed vooruitzicht om voor denprix de Rome te studeeren, maar de zucht naar zelfstandigheid en andere omstandigheden van meer huiselijken aard dreven hem naar zijn vaderstad Groningen terug, een besluit dat van achteren beschouwd zeer verstandig was, daar hij te Antwerpen vermoedelijk te veel onder den invloed van den schildertrant van Nicaise de Keyzer ware gekomen.

De oude Grieken en Romeinen spookten hem in die dagen nog zoo erg in het hoofd, dat zij hem in den eersten tijd niet met rust lieten. Jaren geleden had hij zijne krachten reeds beproefd aan een geheel album vol goden en godinnen, dat niet weinig de bewondering had opgewekt van zijn leermeester Egenberger. En werkelijk lag in deze curieuse creatiën de kiem van den historie-schilder, waarvoor Eerelman alle eigenschappen in zich vereenigde, zoo de omstandigheden hem slechts gunstig waren geweest. Aan zijn goeden wil heeft het zeker niet ontbroken; want toen de oude Grieken en Romeinen geen aftrek vonden, probeerde hij het met een meer nationaal ras, de Batavieren, en schiep de belangrijke compositie Claudius Civilis en Cerealis op 't moment dat de nicht van Claudius bij de afgebroken brug den romeinschen veldheer den vredebeker aanbiedt. Er volgden nog eenige andere historische composities naar Van Lennep's romans, maar de belangstelling werd bij het publiek niet in die mate wakker, dat Eerelman er door aangemoedigd werd in die richting voort te gaan. Hij was intusschen tot leeraar-assistent van Egenberger aan de Groningsche teeken-academieMinerva benoemd en terwijl hij een 6-tal jaren met groot succes als zoodanig werkzaam bleef, schilderde hij onder de hand vele portretten, lithografeerde veel en beoefende de kunst in zoo veelzijdig mogelijke mate.

Zijn eigenlijk terrein had hij echter nog niet gevonden. Een verblijf van enkele jaren te Brussel, waar hij zich na zijn huwelijk met mej. Anna Braak vestigde, opende hem ook niet het beloofde land. Wel arbeidde hij er met noeste vlijt aan

oud-Hollandsche interieurs, die bij de kunstkoopers en dus ook bij het publiek zeer in trek waren om de geestige compositie en de uit-

(31)

voerige detailschildering, maar instinctmatig bekroop hem de vrees, dat, bij voortgezette beoefening van dit bestelwerk, de schilder onder zou gaan in den fabrikant.

Uit die Brusselsche periode dagteekenen een reeks van met de grootste uitvoerigheid geschilderde genre-schilderijen; met antieke meubelen en fraaie snuisterijen rijk gestoffeerde kamers, waarin figuren in 't oud-friesch costuum, o.a.

‘de bruigomspijp,’ waarnaar een houtsnede door Tilly inEigen Haard verscheen;

een reeks met crayon geteekende typen van Nederlandsche provinciale

Hongaarsche Buffeldrijver (geschilderde studie).

kleederdrachten, die in een album vereenigd, op 't oogenblik het eigendom zijn van Mevr. Hoevenaar van Geldrop; de hierachter afgebeelde oudfriesche

huwelijksmakelaar met den gefestonneerden stok met ringen, even zoo vele emblemen van 's mans welgeslaagde koppelpartijen, en eindelijk tal van illustratiën o.a. voor de gedichten van Gouverneur, waren in Brussel de voortbrengselen van zijn altijd werkzamen geest.

***

Het behoeft nauwelijks vermelding, dat een artist zoo doorkneed in alle onderdeelen van de kunst, in het bezit is van een diploma M.O. handteekenen.

(32)

Vóor hij naar het buitenland vertrok, had hij zijn examen gedaan, en hoewel zijn Antwerpsche studietijd reeds eenige jaren achter hem lag, zaten de studievakken, ook de theoretische, er nog zoo vast in, dat hijmaxima cum laude zijn graad verwierf.

Zijn examinator in de anatomie was niemand minder dan J.Ph. Koelman, de begaafde directeur der Plaagsche Academie. De opgaaf was het teekenen van eenige spieren van het hoofd, maar onwillekeurig waren met die spieren tevens de groote lijnen van het menschbeeld door Eerelman in vaste toetsen geteekend. Van de eene spier kwam het nu op de andere, en al pratende stond in weinige oogenblikken het geheele skelet volledig met spieren gestoffeerd op het teekenbord.

Huwelijksmakelaar, naar eene schilderij.

‘Dat hadt gij wel kunnen laten,’ was de knorrige uitroep van den lotgenoot, die na hem onder het mes moest, en met een wanhopig gezicht het skelet uit Eerelman's brein had zien groeien.

Eenigen tijd na zijne vestiging in Den Haag, in 1879, werd daar de Industrieschool voor meisjes opgericht en zag Eerelman zich met het onderwijs in het teekenen aan die school belast. Met anatomie en historieteekenen hield hij er de meisjes niet bezig. Hij voerde hier het eerst in het in stijl teekenen naar levende bloemen en planten en het toepassen van de rijke verscheidenheid van motieven uit het plantenrijk voor decoratieve ontwerpen. In die richting heeft Eerelman veel tot den bloei van de Haagsche school bijgedragen.

Maar de kunst had allengs de uren van den met bestellingen steeds meer over-

(33)

laden wordenden artist zoo zeer in beslag genomen, dat hij het onderwijs er aan geven moest. Nu eerst begon hij de vruchten te plukken van zijne breed opgevatte studie, die sedert zijn verblijf te Antwerpen tot meerdere rijpheid en ontwikkeling was gekomen door bezoeken aan Brussel, Parijs, Weenen en Londen, van waar hij welgevulde schetsboeken had meegebracht. Wie herinnert zich niet met het meeste genoegen van Pulchri's kunstbeschouwingen Eerelman's wedrennen en hongaarsche post in 't Hippodrôme te Parijs, merkwaardig juist in de woest rennende actie der paarden; onder de souvenirs van Londen de voortreffelijke teekeningen naar Buffalo Bill's wilde horde of de prachtige teekeningen naar deHorse guards;

van zijn verblijf te Weenen de drift buffels in het Prater, eene koolteekening waarvoor hij in 1873 inArti bekroond werd. En dan de vaderlandsche onderwerpen, vooral zijn paardenmarkten, levendig gestoffeerd met kooplieden, jongens, veldwachters en vooral met de prachtige dravers; zijn harddraverijen, artistieke instantanées, steeds geestig van compositie en waar van impressie, zijn chaisen met boertjes en boerinnetjes, duizendvoudig gereproduceerd en populair geworden door de photographie en de tegeltableaux, zijne winters met arren en zijne zomers met de fier loopende kleppers voor brikjes en schilderachtige voertuigen. 's Meesters woning is vol van herinneringen aan die belangrijke reeks van schilderijen en teekeningen, die in den betrekkelijk korten tijd van zijn eigenlijke werkzaamheid als artist, wijd en zijd verspreid werden.

***

De populariteit van Eerelman moge hier door een paar weinig bekende episodes uit zijn leven geïllustreerd worden. Op eene tentoonstelling had men een zijner schilderijen zoo hoog gehangen, dat het inderdaad moeilijk viel het goed te zien.

Een der bezoekers stelde zich daar niet mede tevreden. Hij had in den catalogus een werk van Eerelman genoteerd gezien en zoekende, vond hij het eindelijk op die verheven plaats. Bij de commissie zijn beklag doende, dat hij de waarde van het werk niet kon beoordeelen, verzocht hij dat men hem een ladder zou brengen om tot het schilderij op te klimmen. Aan het beleefd verzoek werd voldaan, en toen de inspectie was afgeloopen, gaf de bezoeker zijn verlangen te kennen om het schilderij te koopen.

Eene andere openbaring van devox populi ten opzichte van Eerelman's kunst ondervond hij onlangs in Amsterdam, waar in ‘Ons Huis’ eene kunstbeschouwing werd gehouden van een der portefeuilles aquarellen van het GenootschapPulchri Studio. Het bestuur was op den inval gekomen om door de bezoekers te laten uitmaken, aan welke teekening zij speciaal de voorkeur gaven. De biljetten met de namen der schilders werden in een bus gestoken en toen deze geopend werd, bleken de meeste stemmen zich vereenigd te hebben op Eerelman's aquarel - ik meen dat zij voorstelde een hond, die buiten voor een koetspoort zijn meester wacht en zijn ongeduld en hondentrouw in geheel zijn wezen verraadt. Eene dame, die

(34)

artist in de courant had gelezen, begaf zich naar zijn atelier en vernemende dat de aquarel nog te koop was, legde zij er dadelijk beslag op.

***

Aan de inrichting van het atelier herkent men den meester en in hooge mate is dat het geval met de werkplaats van Eerelman in de Elandstraat te 's-Gravenhage. Hier geen artistieke rommelkamer, maar een hoog flink verlicht vertrek, met zware deftige meubelen, die correct op hun plaats staan. In een afgeschoten gedeelte met getemperd licht een fraaie antieke kast, prachtexemplaar van oud-vlaamsch schrijnwerk, harmonieerende in toon met het bruin gekleurde tapijt aan den wand.

Ginds kleinere antieke meubelen,

Paardententoonstelling Scheveningen, naar eene houtskoolschets.

die plaats verleenen aan studies uit vroeger en later tijd en aan dat eigenaardigbric á brac, 't welk de kunstenaar met smaak weet te kiezen en vooral te plaatsen. In 't eigenlijk atelier hangt de wand vol met studies van ecuyères, clowns, amazones, paarden en honden, wedrennen, voertuigen van allerlei aard, pittoreske doorkijken in stallen en circussen, kampen van Pawnee- en Buffalo- bills, roodhuiden en cowboys, daartusschen studies van het nobelste van alle creaturen, benevens landschappen, intérieurs, genre tafereelen, anatomie-studies - kortom de volkomen afspiegeling der veelzijdigheid van den begaafden teekenaar en compositeur.

Boven zijn hoofd, vlak onder den kap van zijn atelier en in 't volle licht, heeft hij de groote gravures naar Le Brun's beroemde Romeinsche veldslagen geëxposeerd.

Op eene zwaar gebeeldhouwde tafel in 't midden van het vertrek staan zijn

schildersustensiliën, respectabele potten gevuld met een legio kwasten van allerlei dikte en dunte. En aan den wand hangen paletten met grillig

(35)

dooreengemengde kleuren, die zonderling veel gelijken op de coloristische proeven van sommige jongeren in de kunst.

En terwijl dat alles op zijn juiste plaats ligt, hangt of staat, is er in het atelier nog overvloedig ruimte voor een aantal ezels met aangelegde of half voltooide schilderijen en aquarellen en voor welgevulde portefeuilles waarin eigen werk of dat van anderen wordt bewaard.

Bulldog, naar eene aquarel, toebehoorende aan den heer P.J. van der Burgh, te 's-Gravenhage.

In zijn atelier vertoeft Eerelman niet meer dan hoog noodig voor het opzetten en voltooien van schilderijen; het maken van studies en schetsen neemt zijn meesten tijd in beslag. Daarvoor is zijn atelier buiten: in een stal met mooie paarden, in 't circus Carré; in een boschlaan, voor het teekenen van een brok natuur, waar hij dan later zijne elegante amazones in laat rijden; op een hondententoonstelling, waar hij o.a. den hiernevens afgebeelden bulldog teekende, die op de Sporttentoonstelling te Scheveningen door hem werd ingezonden en karakteristiek om zijn verwaten flegmatieke physionomie door de liefhebbers ‘de Engelschman’ werd gedoopt;

kortom zijn atelier is overal waar nieuwe en belangrijke onderwerpen voor Eerelman te vinden zijn.

Op het titelblad is hij bezig in de open lucht het portret van een edel ros met zijn amazone te schilderen, welke groep tegenover blz. 8 is afgebeeld.

(36)

Elders onder de illustraties, vindt men een zijner gelukkigste composities, het ringsteken te Oudelande op Zuid-Beveland met de typige boeren en boerinnen in nationale kleederdracht, die hij dagen lang, als gast van den heer van 't dorp, den heer van Hoboken, aan wien het schilderij toebehoort, in hunne eigenaardigheden bestudeerde. Als compositie is deze schilderij (zie de titelplaat) een buitengewoon gelukkige greep.

Zij geeft in kleuren en lijnen denzelfden indruk van het frissche, oorspronkelijke Zeeuwsche volkseigen, dat Eduard van Tsoe Meiren zoo teekenachtig in woorden schilderde in het aan Zeeland gewijde nummer van dit tijdschrift. Zie links op den voorgrond de groep knappe Oudelandsche meisjes: hoe guitig en levendig is hare actie; wat kleedt dat fleurige costuum de deerns

Noord-Hollandsche Arreslede, naar eene houtskoolteekening.

fraai om de stevige ledematen; wat goed heeft de artist voor den samenhang en de rust in de compositie gebruik gemaakt van de handeling van eene der maagdelijns, die jaloersch uitkijkt naar eene vriendin, die daar op den achtergrond in de volle zon met een der boerencavaliers keuvelt.

Als eigenaardige bijzonderheid van dit zonnige schilderij valt nog te vermelden, dat de daarop voorkomende figuren bijna alle portretten zijn. Ook uit de kleine reproductie in 't Zeeuwsche nummer naar eene olieverfschets van Eerelman ‘meisjes uit Oudelande’, blijkt dat Van Tsoe-Meiren volkomen gelijk en volstrekt niet

overdreven heeft in zijne geestdriftige schildering van de

(37)

Huwelijksrijtoer Noord-Holland, naar eene schilderij, toebehoorende aan mevrouw van Walchren, te 's-Gravenhage.

(38)

mooie Zeeuwsche boerinnetjes. Een van die twee meisjes stond bekend als de knapste uit den omtrek.

Niet minder degelijk als compositie en pittoresk in de voorstelling van het geval, is de Noord-Hollandsche huwelijksrijtoer met de bonte paarden voor de bruidschais en de joelende kinderen rondom den stoet bruiloftsgasten.

Ook de Noord-Hollandsche ar in pijlsnelle vaart door het winterlandschap vliegende (blz. 16), is eene karakteristieke proeve van Eerelman's werk. De reproductie is genomen naar eene aquarel, die onze jonge Koningin cadeau kreeg van Hd. tante, de Groothertogin van Saksen.

Algemeen bekend zijn, naar men weet, de poneys van Koningin Wilhelmina, door Eerelman in eene schoone compositie geschilderd, evenals Harer Majesteits lievelingshondSwell met zijn glanzende bruine vacht. Van honden met prachtige langharige vachten vindt men in dit nummer (blz. 7), de Russische windhonden of barzois, naar de schilderij op de tentoonstelling te Antwerpen, die er door een liefhebber reeds in het begin der expositie gekocht werd.

***

Eerelman neemt met zijn werk in de Nederlandsche schilderschool een zeer eigenaardig en zelfstandig standpunt in. Meer teekenaar en compositeur dan colorist, heeft hij het succes van zijn werk voor een niet gering deel te danken aan zijne geestig gedachte onderwerpen, en wanneer zijne collega's zich weleens verwonderen over zijn populariteit, dan zien zij wel wat veel voorbij, dat Eerelman er altijd naar gestreefd heeft, om naar de mate van zijn talent, zijn werk zoo hoog mogelijk op te voeren.

In overeenstemming met het temperament van den kunstenaar zal zijn

kunstopvatting zijn, maar om in die opvatting iets te kunnen, moet men iets geleerd hebben, en van die laatste waarheid is Eerelman in hooge mate doordrongen.

(39)

Marathon.

Door Mr. G.H. Betz.

O rijklijk gezegend, violenomkranst en schittrend roemruchtig Athene!

ARISTOPHANES.

Opstelling van den stoet der Panathenaien.

I.

De Athener Simon, zoon van Panaitios, had het bijster druk op den voorlaatsten dag der Panathenaien van het jaar 491 v.C. Hij had, in zijne hoedanigheid van commissaris voor den optocht, die den volgenden dag gehouden zou worden, allerlei teleurstellingen gehad en van den een naar den ander moeten draven. Een der meisjes, die in den stoet als korfdraagster zouden optreden, had zich plotseling ongesteld gevoeld en was door een ander vervangen moeten worden. Onder de runderen, voor het offer bestemd en die mede in de processie eene plaats bekleedden, waren er eenige ontdekt, die bepaald onvoldoende moesten geacht worden. Een tweetal der paradewagens, sedert het vorige jaar niet gebruikt, hadden bij de beproeving hun dienst geweigerd en behoorden nog eens flink nagezien te worden. Geen wonder dan ook, dat het hem aan tijd had ontbroken, de hippische en gymnische spelen, die heden plaats hadden, in hun vollen omvang te genieten.

Hij had alleen hooren vertellen van de wonderbaarlijke behendigheid van Annikeris, die in het hippodroom met den diphriskos,

(40)

het lichte, tweewielige karretje, rijk met zilver en ivoor versierd, vier en een half maal in vliegenden galop de baan had afgelegd, steeds in hetzelfde spoor blijvend, zoodat het den indruk maakte als hadde slechts éénmaal een wagen geloopen. Vervolgens was hij naar het stadion gestapt en had daar ten minste nog het laatste nummer van het program kunnen bijwonen: den wedloop der jongelieden, geheel naakt, op het hoofd den helm, aan den linkerarm het ronde schild der hopliten. Het was bij zijn komst reeds begonnen en juist toen hij eene plaats had weten machtig te worden, kwamen zij hem voorbij, in den tweeden omgang der baan, zeven in getal,

voorafgegaan door een donderend gejuich, dat aanzette als een opkomende vloed, zich verplaatsend naarmate ze voortijlden, alsof zij het waren die door eene magnetische werking het aan de omstanders mededeelden. ‘De zevende haalt straks den prijs, zoowaar ik een kolenbrander uit Acharnai ben,’ riep een der buren van Simon. ‘Zie hem eens lange schreden nemen, gelijk men behoort te doen om met den minsten arbeid den grootsten afstand af te leggen.’ ‘Het mocht wat,’ liet een ander volgen, ‘dat zou juist wezen wanneer hij met korte schreden was aangevangen en ze steeds langer had genomen. Maar met hem gaat het omgekeerd:

hij is te hard begonnen en ge zult zien dat zijn stappen steeds korter worden.’ ‘Ik houd het met drie of vier, die loopen nog altijd zooals ze van den aanvang af liepen,’

meende een derde. ‘Maar toch,’ merkte Simon op, ‘met heel wat inspanning; zij hijgen en zie eens hoe beider schild naar beneden hangt. Nummer zes schijnt flinker;

hij is in het geheel niet verhit en houdt het schild kranig op één hoogte.’ ‘Dat jongetje?’

riep de schonkige kolenbrander uit, in zijn diepe minachting voor den schier al te fijnen jeugdigen hardlooper met een meisjesgezicht en smachtende, vioolkleurige oogen. ‘Een der voorsten zal het wel winnen; dat zijn prachtige jongelieden, mooi op adem en taai, met spierbundels die men voelen en tasten kan,’ voegde hij er bij, door zijne geringschatting van nummer zes vergetende, dat hij zooeven den triomf reeds aan een ander had toegedacht. ‘Let eens goed op den vijfde,’ luidde het weder, ‘die heeft blijkbaar in de palaistra geleerd, hoe men, evenals de struisvogels met hun korte vleugels, zich bij den wedloop met de armen vaart moet geven; zie hem eens werken!’ ‘Doch lang niet vrij en ongedwongen,’ klonk het daartegen, ‘het hindert hem meer dan het hem baat. Het zijn de schoolsche bewegingen van een beginner; hij heeft de palaistra te vroeg verlaten. Daar haalt dan ook zes hem al voorbij; die weet wat het zegt, zijn adem voor het laatst bewaren.’ ‘En zeven ook;

drie en vier raken het kwijt; wat zeide ik?’ merkte Simon op. ‘Om het even, als dat gladde gezicht er maar niet komt,’ meende de kolenbrander uit Acharnai. ‘Ik zie hem wel, als ik 's morgens vroeg met mijn kolen in Athene kom; dan zwiert hij nog met zijn makkers langs de straat en haalt allerlei streken uit.’ ‘Pheidippides is het, de zoon van Timotheos,’ zeide een deftige Athener van goeden huize, die zich thans voor het eerst in het gesprek mengde. ‘Ik ken zijn vader, een braaf man, die niet ledig heeft gezeten toen het gold

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zeker, daar is eenerzijds Rembrandt en anderzijds Rubens, twee geniale meesters, die, juist omdat zij beiden genieën zijn, ipso facto een volkomen verschillende

Er is in deze, quasi artistieke romantiek van een zwerversleven in een wereldstad, echter een dieper dubbel-beeld van dit leven en de daaruit voortgekomen werken verborgen. Zooals

Steeds lediger wordt haar leven als, na den dood harer moeder, ook haar broeder voor haar verloren gaat, als zijn kind een gedrochtje blijkt te zijn, als Renera's eigen

En wanneer men dan, bladerend in het groote werk van La Farge en Jaccaci, zich de kostelijke kwaliteiten der origineelen, in dit deel afgebeeld, voor den geest roept en tevens

Nu is de Poesje alleen, want buiten hoogstens een viertal zeer onbeduidende marionettentheaters, te weinig belangrijk opdat wij er zouden bij stil blijven, heeft hij hier

Dan kan men er zeker van zijn hem, nog na verloop van uren soms, op zijn atelier te vinden, bezig aan eene schilderij, die hij in langen tijd niet onder handen heeft gehad, doch hem

Ida zou zich nog eens weer hebben kunnen verbazen over mama's overdreven bezorgdheid, als zij had geweten hoe vaak de oude Mevrouw zich tijdens hare ziekte wel eens angstig

gevolgd, geloof ik dat er niet veel menschen zijn die zijn werken beter kennen en ik heb een klein gevoel van trots wanneer ik mij herinner, dat hij zijn eerste etsen