Vraag nr. 184 van 13 februari 1997
van de heer FRANCIS VERMEIREN Afval – Stortplaatsen
Bepaalde afvalstoffen zoals industrieel afval, s l i b, . . . mogen niet meer op storten voor huishoudelijk a f v a l . Voor die afvalstoffen bestaan er uiteraard bijzondere stortplaatsen. Zoals dit ook voor het huishoudelijk afval het geval is, kan worden ver-moed dat de capaciteit van de stortplaatsen voor industrieel en ander gelijkaardig afval in de tijd beperkt zal zijn.
1. Hoeveel stortplaatsen voor huishoudelijk en voor ander afval (van de industrie en andere sectoren) telt het Vlaamse landsgedeelte tegen-woordig ? Waar bevinden zich deze diverse stortplaatsen ? Wat is momenteel hun geraamde capaciteit ?
2. Werd of wordt de bevolking vooraf geraad-pleegd over de vestiging van de stortplaatsen ? 3. Zijn er reeds reservestortplaatsen bepaald en zo
ja, waar bevinden die zich ?
4. Werden er reeds maatregelen genomen voor de r e cyclage van het niet-huishoudelijk afval ? Werden er reeds prognoses opgesteld wat de evolutie van het niet huishoudelijk afval (dus industrieel afval, s l i b s t o r t i n g e n , a f b r a a k m a t e r i-aal) betreft ?
5. Werden reeds stortvergunningen toegekend in Vlaanderen voor sloopafval uit het Brussels hoofdstedelijk gebied ?
Antwoord
1. In het Vlaamse gewest zijn op dit ogenblik ver-gunde stortplaatsen van categorie 1 in Antwer-p e n , Beveren (nog niet in exAntwer-ploitatie), G e n t , H o u t h a l e n - H e l c h t e r e n , Zonnebeke en Zweve-gem. De totale vergunde restcapaciteit van deze stortplaatsen wordt geraamd op 6.600.000 m3.
Daarnaast zijn er 15 vergunde stortplaatsen met een totale vergunde restcapaciteit (situatie augustus 1996) van ongeveer 7,7 miljoen ton. Deze stortplaatsen zijn gelegen in A n t w e r p e n , Brecht, Dendermonde, Houthalen, Huldenberg, L e n d e l e d e, L i e r, M a a s e i k , M e e r h o u t , N i n o v e,
O l e n , Roeselare (2), Sint-Lievens-Houtem en Zwevegem.
2. In de Vlarem-reglementering is vermeld dat voor iedere vergunningsaanvraag voor een stortplaats een openbaar onderzoek wordt geor-ganiseerd.
3. In het ontwerp-Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 werd als principe gesteld dat tijdens de planperiode geen stort-plaatsen van categorie 2 op nieuwe locaties wor-den ontwikkeld. De benodigde stortcapaciteit moet worden gerealiseerd op de bestaande locaties.
4. De maatregelen die de recyclage van bedrijfsaf-valstoffen bevorderen, kunnen als volgt worden samengevat.
– De milieuheffingen voor het storten van bedrijfsafvalstoffen werden verhoogd. Vo o r r e cyclageresidu's werd een verlaagd heffingstarief ingevoerd. Dit betekent dat de industrie haar afvalstoffen aan de bron dient te voorkomen en/of te scheiden met het oog op recyclage.
De kostenverhoging draagt ertoe bij dat de te storten hoeveelheid bedrijfsafvalstoffen d a a l t . Als instrument werkt ze dus regule-rend.
– Via sensibilisering worden de bedrijven betrokken bij het opzet om afvalstoffen te voorkomen of maximaal te laten recupere-ren. Het Presti-programma is twee jaar ope-rationeel en richt zich tot de KMO. Na een eerste fase "onderzoek en ontwikkeling" start de tweede fase "verspreiding". H i e r b i j organiseren de deelnemende federaties stu-die- en informatiedagen, o p l e i d i n g e n , w e r k-groepen en dergelijke voor de verspreiding in hun sector van de ontwikkelde aanpak m.b.t. de voorgestelde oplossingen en van de handleiding.
– Anderzijds is het de bedoeling om voor een aantal specifieke afvalstromen een aanvaar-dingsplicht op te leggen. Daartoe lopen besprekingen met de betrokken sectoren. – Tevens onderzoekt het V I TO (Vlaamse
Instelling voor Technologisch Onderzoek) in het Kenniscentrum van de Beste
Beschikba-re Technologie de meest hygiënische technie-ken inzake afvalpreventie en -verwerking. Deze kennis staat ter beschikking van het bedrijfsleven en zal door de overheid wor-den aangewend bij de adviesverlening van de milieuvergunningsaanvragen in het kader van het Vlarem.
Op deze wijze worden niet alleen maatregelen genomen inzake recyclage van bedrijfsafvalstof-fen, doch tracht men eveneens die afvalstromen maximaal te beperken en/of te voorkomen. De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM) heeft op heden geen prognose over de evolutie van de bedrijfs-afvalstoffen opgesteld. Wel stelt men via de mel-dingsplicht vast dat tijdens de voorbije jaren de hoeveelheid gestorte bedrijfsafvalstoffen een dalende tendens vertoont.
Daarnaast werkt de OVAM momenteel aan een ontwerpplan organische afvalstoffen, waarbij de evolutie van de organische bedrijfsafvalstoffen wordt nagegaan.
5. Voor het storten van sloopafval afkomstig van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op een ver-gunde categorie 3-stortplaats in Vlaanderen is geen specifieke toelating noodzakelijk.