Vraag nr. 97 van 13 maart 1997
van de heer FRANCIS VERMEIREN Delokalisatie – Frankrijk
Uit gegevens verstrekt door de Franse Dienst voor Ruimtelijke Ordening en Regionale A c t i e ( DATA R ) , opgericht om vreemde kapitalen naar Frankrijk te lokken, blijkt dat de Belgische investe-ringen er sterker op vooruitgaan dan het gemiddel-de van gemiddel-de inbreng van buitenlands kapitaal.
Wat het aantrekken van vreemde kapitalen betreft, staat Frankrijk momenteel op de tweede plaats in Europa, vlak na Groot-Brittannië.
Dankzij Belgische investeringen werden er bij onze zuiderburen 2.512 nieuwe werkplaatsen gecreëerd, een stijging met meer dan 400 ten opzichte van het jaar voordien.
De Belgische ondernemingen zouden vooral hun keuze laten vallen op de noordelijke departemen-t e n . Vooral uidepartemen-t hedepartemen-t Vlaamse landsgedeeldepartemen-te is de belangstelling zeer groot. Vele KMO's laten zich bekoren door de toegekende voordelen, zoals toe-lagen tot 35 % van de investeringen, maar ook de lagere loonkosten, een gunstige fiscaliteit en de overheidssteun.
Hoewel door de verantwoordelijke van DATA R wordt ontkend dat het hier gaat om delokalisatie, i s de trend onmiskenbaar.
1. Beschikt de minister over precieze gegevens over de Vlaamse investeringen in Frankrijk en over de omvang (financieel en andere) ervan ? 2. Werden deze ondernemingen benaderd om na
te gaan wat hen heeft aangezet om hun activi-teiten te verleggen of uit te breiden naar Frank-rijk ?
3. Vreest de minister geen versterking van de hui-dige tendens zo de federale regering inzake fis-caliteit haar huidig beleid handhaaft ?
Antwoord
1. De administratie Economie, afdeling Econo-misch Ondersteuningsbeleid beschikt niet over precieze gegevens over de Vlaamse investerin-gen in Frankrijk en over de omvang ervan.
In 1994 werd er door GOM We s t - V l a a n d e r e n (Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij) een studie gemaakt over West-Vlaamse investerin-gen in Noord-Frankrijk en Henegouwen (bijla-g e ). Deze studie werd evenwel niet (bijla- geactuali-seerd en is beperkt tot West-Vlaamse onderne-mers.
Uit deze studie blijkt dat de meeste activiteiten in Noord-Frankrijk zijn ontstaan door het oprichten van een nieuwe afdeling of nevenbe-drijf (28) of door een overname (12). S l e c h t s één activiteit is het gevolg van een delokalisatie. Tien vestigingen waren er reeds vóór 1980, 2 7 vestigingen ontstonden op het einde van de jaren tachtig en vier bedrijven werden na 1990 actief.
2. Uit deze studie blijkt tevens dat bij de keuze van Noord-Frankrijk het gebrek aan vestigings-plaatsen in West-Vlaanderen en de kostprijs van de investering (financiële en fiscale steun), goedkopere gronden,lagere loonkosten) een rol speelden.
De hoofdmotieven waren echter meestal het streven naar een productiespreiding, het inspe-len op een opportuniteit en vooral een betere commerciële benadering van de Franse markt (strategische positionering).
3. De Vlaamse regering is niet geplaatst om een standpunt in te nemen inzake de materies die behoren tot het federale beleid. Het is de taak van de overheid om te zorgen voor een gunstig bedrijfs- en investeringsklimaat. Een dialoog met de federale overheid betreffende loonkos-t e n , fiscaliloonkos-teiloonkos-t en arbeidsflexibililoonkos-teiloonkos-t pasloonkos-t volle-dig in deze opdracht.
De doelstelling van het beleid van de V l a a m s e regering is het Vlaams economisch weefsel structureel te versterken en permanent op te waarderen. Dit is de beste remedie tegen delo-kalisatie.
( B ovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het secre tariaat van het Vlaams Pa r l e m e n t , dienst Sch r i f t e l i j -ke vragen – red.)