Vraag nr. 175 van 7 februari 1997
van de heer FRANCIS VERMEIREN Verbrandingsovens – Beleid
In een recente verklaring heeft de minister aange-kondigd dat in het oosten van de provincie A n t-werpen een verbrandingsoven voor het huisvuil van de provincies Antwerpen en Limburg zal wor-den gevestigd.
1. Bestaat er momenteel een globaal plan voor de vestiging van de verbrandingsovens die toe-komstgericht zullen moeten instaan voor het verwerken van het restafval opgehaald door de diverse intercommunales ?
2. Is het al bekend waar de verbrandingsoven in de provincie Antwerpen zal worden gevestigd ? Werd hierover reeds overleg gepleegd met alle betrokken intercommunales of is dergelijk over-leg reeds gepland ?
3. Werd reeds een studie gemaakt van de werkelij-ke behoeften aan verbrandingscapaciteit voor de komende decennia ? Is daarbij rekening gehouden met de veralgemeende selectieve ophaling ?
4. Heeft men reeds enig idee wat de ophaling van het huisvuil de Vlaamse belastingbetaler zal kosten ?
5. Sommige thans in gebruik zijnde ovens blijken over onvoldoende capaciteit te beschikken of beantwoorden niet meer aan de normen inzake vervuiling en moeten bijgevolg in de komende jaren worden verbouwd of vervangen. O v e r hoeveel ovens gaat het en wat is hun huidige capaciteit ?
6. Is er ook rekening gehouden met de belasting van de wegen als gevolg van de lange verplaats-ingen die de voertuigen voor de ophaling z u l l e n moeten afleggen om de ovens te bereiken ?
Antwoord
1. De Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest (OVAM) heeft het ont-werp-Uitvoeringsplan Huishoudelijke A f v a l-stoffen 1997-2001 opgesteld. Het ontwerpplan doorliep van 20 januari tot 20 maart 1997 de procedure van openbaar onderzoek en zal in
aangepaste versie vervolgens aan de V l a a m s e regering voor goedkeuring worden voorgelegd. 2. In het ontwerp-Uitvoeringsplan staat over de
realisering van een nieuwe verbrandingsoven in Antwerpen het volgende vermeld : " Voor het brandbaar restafval van de provincie A n t w e r-pen (excl. stad Antwerr-pen) en een gedeelte van de provincie Limburg (nl. wat niet bij Regionale Milieuzorg kan worden verwerkt) wordt het ini-tiatief genomen tot het oprichten van een ver-brandingsinstallatie met een nominale capaci-teit van 400.000 ton.De voorkeur gaat uit naar 1 installatie in het zwaartepunt, namelijk in het oosten van de provincie A n t w e r p e n . De instal-latie is in 2000 operationeel. Voor het aanbod van brandbaar afval uit Limburg wordt op korte termijn onderzocht of een afzonderlijke installa-tie (al dan niet uitbreiding) aangewezen is". De procedure van het ontwerp-Uitvoeringsplan is lopende. Door de intercommunales kan dus hierop worden gereageerd. Tevens werden door de OVAM mondelinge toelichtingen op het plan verzorgd, in samenwerking met de provin-cies en de intercommunales.
3. Als basis voor de in het ontwerp-Uitvoerings-plan opgenomen programmering voor de ver-w i j d e r i n g s c a p a c i t e i t , zijn scenario's opgesteld volgens het aanbod aan restafval in de komende 10 jaar. Deze periode wordt als een realistisch maximum gezien en als een minimum voor de afschrijving van de investeringen. Uitgangspunt hierbij is een realistische toename van preventie en recuperatie. Op basis hiervan is voor ver-branding een "krappe" programmering voor de verbrandingscapaciteit opgesteld.
In de berekening van het aanbod voor verwijde-ring in 2006, is voor huishoudelijk afval uitge-gaan van een toename van preventie van 10 % ten opzichte van 1995 en een toename van de recuperatie van 34 % in 1995 naar 55 % in 2006. De toename van de recuperatie wordt onder meer bereikt door de intensivering en de veral-gemening van de selectieve inzameling van het huishoudelijk afval.
4. In het ontwerp-Uitvoeringsplan is een bereke-ning gemaakt van de totale kostprijs voor 1995 voor de ophaling en de verwerking van het huis-houdelijk afval, voor zowel de selectief als de niet-selectief ingezamelde fracties. Die bedroeg ongeveer 2.051 fr/inwoner.
Deze kostprijs werd vergeleken met de vermoe-delijke kostprijs in 2001, enerzijds indien het huidige beleid wordt voortgezet, en anderzijds indien het beleidsscenario waarop de program-mering is gebeurd in het ontwerp-Uitvoerings-plan wordt gevolgd. De kosten voor de burger zullen toenemen met 28 % tot 2.618 fr/inwoner indien het nieuwe beleid wordt gevolgd. Indien de huidige praktijk wordt voortgezet, nemen de kosten met 42 % toe. De toename is vooral een gevolg van de toename van de verwijderings-kosten in orde van grootte van 3 fr/kg in 1995 naar 5 fr/kg in 2001. Hoe meer preventie er is en hoe meer selectief wordt ingezameld, hoe min-der de rekening voor de burger zal verhogen. 5. Door de Vlaamse Instelling voor Technologisch
Onderzoek (VITO) is in 1996 onderzoek uitge-voerd naar de capaciteit, de aanpassingen in de capaciteit en naar de emissies van de verbran-dingsinstallaties.
Bij de volgende installaties zijn in 1996 aanpas-singen uitgevoerd die gevolgen hadden voor de capaciteit :
– in de installatie in Knokke-Heist zijn aanpas-singen uitgevoerd. De capaciteit stijgt hier-door naar 40.000 ton vanaf 1997 ;
– IVBO (Intercommunale voor Vu i l v e r w i j d e-ring en -verwerking voor Brugge en Omme-land) breidt door technische aanpassingen de capaciteit uit tot 190.000 ton vanaf 1997 ; – IVMO (Intercommunale voor Vu i l v e r w i j d
e-ring en -verwerking voor Menen en Omme-land) is in 1996 verbouwd, zodat de theoreti-sche capaciteit gehaald kan worden. D e capaciteit neemt hierdoor toe tot 60.000 ton vanaf 1997 ;
– bij Ivago (Intercommunale Vereniging voor Afvalbeheer in Gent en Omstreken) heeft in 1996 capaciteitsuitbreiding plaatsgevonden. De capaciteit neemt hierdoor toe tot 100.000 ton vanaf 1997.
Bij het berekenen van de capaciteit in het ont-w e r p -Uitvoeringsplan is hiermee rekening g e h o u d e n . Volgens dezelfde studie zijn in alle ovens de nodige aanpassingen gerealiseerd, i n uitvoering of gepland om aan de geldende emis-sienormen te beantwoorden.
6. In het ontwerp-Uitvoeringsplan wordt bij de strategie voor verwijdering de voorkeur
uitge-sproken om het transport over grote afstand, dat nu voor het grootste deel over de weg gebeurt, te laten plaatsvinden over het water of langs het spoor. Een belangrijk aangrijpings-punt hierbij is het onderdeel "mobiliteit", d a t deel kan uitmaken van de milieueffectrapporta-ge die wordt uitmilieueffectrapporta-gevoerd bij de realisering of uit-breiding van een verbrandingsinstallatie.
De verwachting is dat de toename van het transport ten opzichte van de huidige situatie kan worden beperkt door te werken met over-s l a g, waardoor efficiënter wordt gewerkt. H e t-zelfde wordt bereikt door de aanvullende ver-brandingscapaciteit te realiseren in afvalzwaar-tepunten waar momenteel geen of onvoldoende verbrandingscapaciteit voorhanden is.