• No results found

Succesvol beginnend ondernemerschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Succesvol beginnend ondernemerschap"

Copied!
139
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een afstudeeronderzoek naar kenmerken van snelgroeiende starters

Succesvol beginnend ondernemerschap

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Masterscriptie Small Business & Entrepreneurship

MSc Business Administration

(2)
(3)

Succesvol beginnend ondernemerschap

Een afstudeeronderzoek naar kenmerken van snelgroeiende starters

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Masterscriptie Small Business & Entrepreneurship

MSc Business Administration

Juni, 2008

Auteur: Roelof Kuipers

Studentnummer: S1601156

Afstudeerbegeleider RuG: Prof. Dr. P.S. Zwart

2

e

begeleider RuG: Dr. C.H.M. Lutz

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord 5

Samenvatting & conclusies 6

1. Inleiding 12 1.1 Aanleiding 12 1.2 Doelstelling 12 1.3 Definities 13 1.4 Onderzoeksaanpak 15 1.5 Analyse starterskenmerken 18 1.6 Hoofdstukindeling 20 2. Starters 21

2.1 Aantal starters en startende bedrijven 21

2.2 Sectoren 25

2.3 Regio’s 27

2.4 Levensduur startende bedrijven 29

3. Starterskenmerken 31 3.1 Startsituatie 31 3.2 Persoonseigenschappen en kwaliteiten 31 3.3 Achtergrond starter 33 3.4 Ondernemers- en ondernemingskenmerken 34 4. Ondernemingsplan 38 4.1 Doel ondernemingsplan 38 4.2 Onderdelen ondernemingsplan 39

4.3 Verband starterskenmerken en ondernemingsplan 40

(6)

7. Ondernemingskenmerken 87 7.1 Startkapitaal 88 7.2 Teamstart 91 7.3 Personeel in dienst 95 7.4 Rechtsvorm 98 7.5 Sector 101 7.6 Conclusie 103

8. Aanbevelingen & Slotwoord 105

8.1 Aanbevelingen 105

8.2 Slotwoord 106

Literatuurlijst 107

Bijlage 1. Starters 110

Bijlage 2. Geslacht starters 112

Bijlage 3. Leeftijd starters 113

Bijlage 4. Interviewschema 115

Bijlage 5. Afname interviews 117

Bijlage 6. Verslagen interviews 120

Bijlage 7. Starterskenmerken geïnterviewde ondernemers 134

(7)

Voorwoord

Ieder jaar start een grote hoeveelheid ondernemers in Nederland. Ze zullen niet even succes-vol zijn in het ondernemerschap. ING is zeer geïnteresseerd in de starters die juist zeer suc-cesvol zullen worden. ING Retail wil graag weten of er starterskenmerken zijn die invloed kunnen hebben op de kans van slagen. Met name op de kans dat een starter een snelle groeier wordt. Kortom, zijn er starterkenmerken die de kans dat een starter zeer succesvol zal worden, vergroten?

Het onderzoek dat uitgevoerd moest worden om op deze vraag antwoord te geven, is door de ING aangeboden als een afstudeeropdracht. Vanwege het feit dat ik afstudeer op de variant Small Business & Entrepreneurship van de studie Bedrijfskunde aan de Universiteit van Gro-ningen en dat deze opdracht mijn interesse wekte, heb ik dit onderzoek aangepakt.

Voor u ligt mijn afstudeerscriptie dat mijn onderzoek naar starterskenmerken weergeeft. De opdracht is uitgevoerd bij het Economisch Bureau van de ING in Amsterdam in samenwer-king met ING Retail. Voor mij is het een zeer leerzame tijd geweest. Bij deze wil ik daarom de collega’s van het Economisch Bureau, met name mijn begeleiders Marcel Peek en Nanouk Leeflang, bedanken voor de nodige en zeer bruikbare feedback die ik van hun mocht ontvan-gen. Daarnaast wil ik de dames van ING Retail, Wilmy te Brake en Wilma Westerdijk bedan-ken voor de samenwerking. Mijn afstudeerbegeleider van de Rijksuniversiteit, de heer Zwart, dank ik bij deze voor de ondersteuning en feedback ten aanzien van mijn afstudeerscriptie. Tot slot dank ik alle gesprekspartners die geholpen hebben bij de totstandkoming van het on-derzoek.

Rest mij nog u veel leesplezier toe te wensen bij het doornemen van mijn scriptie.

Roelof Kuipers

(8)

Samenvatting & conclusies

Succesvolle starters onmisbaar voor dynamische economie

Startende bedrijven zorgen voor dynamiek in de economie. Innovatie vindt vaak zijn oor-sprong in nieuwe bedrijven en de groei van de werkgelegenheid moet voor een belangrijk deel komen uit jonge, snelgroeiende ondernemingen. Een continue instroom van nieuwe bedrijven met frisse ideeën en innovatieve concepten stimuleert de onderlinge concurrentie en houdt de bestaande bedrijven scherp.

Groeiende belangstelling voor ondernemerschap

De afgelopen jaren is de belangstelling voor het ondernemerschap flink toegenomen (figuur 1). Na een dieptepunt in 2003 met 54.000 nieuwe bedrijven is een opgaande lijn ingezet die heeft geresulteerd in 113.500 starters in 2007, een verdubbeling ten opzichte van 2003 (KvK). Vooral in 2007 heeft zich een groeispurt voorgedaan, het aantal nieuwe bedrijven steeg met maar liefst 33,5% ten opzichte van 2006. Deze stijging is ook terug te zien in het aandeel star-ters in het totaal aantal bedrijven. Dat is opgelopen van 5,7% in 2003 tot 10,4% in 2007. Met andere woorden, in 2007 was 1 op de 10 ondernemingen een nieuw bedrijf!

Figuur 1. Ontwikkeling aantal (linker as) en aandeel (rechter as) startende bedrijven, 2000-2007

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 S tar te n d e b ed rij ven 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% A an d eel st ar te n d e b ed rij ven in to taal aan ta l b ed rij ven

Aantal startende bedrijven Aandeel startende bedrijven

(9)

The survival of the fittest

Van het totale aantal bedrijven dat per jaar opgericht wordt, bestaat na 3½ jaar gemiddeld nog 60%, de zogenoemde overlevers. Na 5½ jaar is nog 50% actief. Uitgaande van de onderne-mers- en ondernemingskenmerken die gunstig zijn om snelle groei te realiseren, kan het aan-tal snelgroeiende starters conservatief geschat worden op 7% tot 10% van het aanaan-tal overle-vers. Dit komt neer op 4% tot 6% van het totale aantal starters dat zich weet te ontwikkelen tot snelle groeier (zie Bijlage 8). Daarbij wordt een snel groeiende starter gedefinieerd als een bedrijf dat:

- in het 1e jaar een omzet realiseert van minimaal €100.000 per werkzame persoon (inclu-sief de eigenaar);

- in het 2e jaar de omzet minimaal verdubbelt met hetzelfde aantal werkzame personen ver-geleken met het 1e jaar;

- na 3 jaar minimaal 5 medewerkers in dienst heeft.

Ondernemingsplan legt noodzakelijke basis

Een goed doordacht, uitgewerkt en onderbouwd businessplan is een voorwaarde voor elke start en een essentiële bouwsteen voor overleven en snelle groei. In het plan geeft de potentië-le ondernemer aan wie hij/zij is, wat hem/of haar beweegt om ondernemer te wilpotentië-len worden, welke onderneming hij/zij voor ogen heeft en hoe de plannen gerealiseerd kunnen worden. In dit ‘paspoort tot ondernemerschap’ worden de objectieve en subjectieve ondernemerskenmer-ken vertaald in en gekoppeld aan de ondernemingsondernemerskenmer-kenmerondernemerskenmer-ken van de beoogde bedrijf. Ten slotte biedt het plan de mogelijkheid om de behaalde resultaten te vergelijken met de beoogde doelen. Zo kan vastgesteld worden of de onderneming nog op schema ligt en zo nodig moet worden bijgestuurd.

Snelle groeiers zijn vaker man, jonger dan 45 jaar en hoger opgeleid, ...

(10)

... beschikken vaker over branche-ervaring, …

Worden meer subjectieve persoonskenmerken (tabel 1) in beschouwing genomen dan blijkt branche-ervaring één van de belangrijkste te zijn om snel te groeien als starter. De onderne-mer kent de markt, weet waar behoefte aan is en kan daar met een eigen bedrijf op inspelen. Hij/zij weet wie de concurrenten zijn, kent de cultuur en heeft zicht op de mogelijkheden en knelpunten (barrières) in de branche.

… een netwerk met (potentiële) klanten en leveranciers …

De kans op snelle groei na de start is hoger als de potentiële ondernemer actieve contacten heeft met (potentiële) klanten, leveranciers en collega-ondernemers, bijvoorbeeld door ar-beidsverleden. Hij/zij is daardoor al bekend met de inkoopkanalen, de afzetmarkt en eventuele mogelijkheden tot samenwerking met andere ondernemers.

… en ondernemerservaring.

Een starter die al eerder een bedrijf heeft opgericht, weet wat de barrières zijn en hoe deze genomen moeten worden. Als het nieuwe bedrijf in dezelfde branche actief is, dan is ook waardevolle branche-ervaring en een netwerk aanwezig. In het geval dat het voormalige be-drijf failliet is gegaan, is het zaak dat de ondernemer bij een nieuwe start weet wat de oorza-ken geweest zijn van het faillissement en aan kan tonen hoe dit in de nieuwe onderneming voorkomen wordt.

Snelle groeiers zijn sterk aangetrokken tot het ondernemerschap, ...

Potentiële starters die zich sterk aangetrokken voelen tot het ondernemerschap zien een on-derneming als uitdaging, hebben de wens om eigen baas te zijn en willen zelf betere diensten of producten leveren aan (een deel van) het klantenbestand van hun huidige werkgever (pull-motieven). Deze positieve houding tot ondernemerschap vergroot de kans op snelle groei. Daartegenover staan potentiële starters die naar het ondernemerschap gedreven worden door werkloosheid of door het idee meer geld te kunnen verdienen dan in loondienst (pushmotie-ven). Deze ‘dwang’ tot ondernemerschap verkleint de kans op snelle groei.

… hebben duidelijke groeidoelstellingen …

(11)

waarbinnen ze gehaald moeten worden, helder geformuleerd, goed onderbouwd, uitdagend en realistisch zijn.

… en zetten zich volledig in.

Om een snelle groeier te worden, is het noodzakelijk dat de startende ondernemer zich maxi-maal inzet voor het bedrijf. Hij/zij moet de wil én de mogelijkheid hebben om meer dan full-time (40 uur per week) in het bedrijf te werken voor het behalen van de groeidoelstellingen.

Positief voor snelle groei zijn voldoende eigen vermogen, …

Naast ondernemerskenmerken hebben ook ondernemingskenmerken (tabel 1) invloed op snel-le groei. Naarmate de potentiësnel-le starter meer eigen vermogen in de onderneming kan inbren-gen, neemt de kans op snelle groei zeer sterk toe. Het vergroot namelijk de mogelijkheid om vreemd vermogen aan te trekken. Hoe groter het eigen vermogen, des te eerder zal een bank bereid zijn om krediet te verstrekken. Op die manier neemt het startkapitaal toe waardoor het bedrijf van het begin af aan grootschaliger opgezet kan worden. Investeringen kunnen eerder en met grotere omvang gedaan worden en ook kan meer personeel op kortere termijn aange-nomen worden.

… een teamstart …

Als met meerdere partners een bedrijf opgericht wordt, kan dat vaker op relatief grote schaal danbij een solostart. De eigenaren kunnen gezamenlijk meer eigen vermogen opbrengen waardoor via een betere kredietpositie meer startkapitaal bijeen kan worden gebracht. Daar-naast kan de nieuwe onderneming beschikken over een uitgebreider netwerk van (potentiële) klanten en leveranciers. Ten slotte kunnen de partners in een teamstart elkaar aanvullen als zij over uiteenlopende en elkaar aanvullende kennis, kwaliteiten en vaardigheden beschikken.

… en personeelsuitbreiding in het 1e jaar.

(12)

Overlevingskansen verschillen per sector, ...

Ondernemingen in de bouw en de industrie hebben gemiddeld een grotere overlevingskans dan in andere sectoren. In de sectoren horeca, transport & communicatie en groot- en detail-handel liggen de overlevingskansen daarentegen voor starters het laagst (tabel 1).

... leeftijd …

Startende ondernemers die jonger zijn dan 30 jaar hebben een iets kleinere kans op overleven dan oudere starters. Zij beschikken vaak over minder branche-ervaring en willen vaker te snel groeien waardoor ze in verhouding minder vaak overleven.

… en het ambitieniveau van de potentiële ondernemer.

(13)

Tabel 1. Invloed starterskenmerken op kans op overleven en snelle groei

Ondernemerskenmerken (objectief) Overleven Snelle groei

Geslacht:

- Man 0 +

Leeftijd:

- Jonger dan 45 jaar - Jonger dan 30 jaar

0 -

+ + Opleidingsniveau:

- Hoger opgeleid (HBO en WO) 0 +

Ondernemerskenmerken (subjectief) Overleven Snelle groei

Branche-ervaring:

- Arbeidsverleden in de branche ++ ++

Netwerk:

- Contacten met (potentiële) klanten

- Contacten met collega-ondernemers + + ++ ++ Ondernemerservaring:

- herstarter ++ ++

Pullmotieven:

- Wens om eigen baas te zijn - Uitdaging

- Vertrekkans bij baas met klantenbestand - Vanzelf ingerold ++ + ++ ++ ++ ++ ++ nb Doelstellingen:

- Investeringsplannen voor het 1e jaar

- Uitbreiding personeelsbestand binnen 2 jaar - Uitbreiding bedrijfspand na het 1e jaar - Streven naar omzetvergroting binnen 2-3 jaar - Samenwerking met bedrijven

- Nieuwe vestiging openen binnen 2 jaar - Exportmogelijkheden binnen 3-4 jaar

++ -- ++ -- ++ -- -- ++ ++ ++ ++ nb ++ nb Fulltime ondernemerschap:

- ≥ 40 uur per week 0 ++

Invloed op kans op overleven en snelle groei:

+++ = zeer sterk vergrote kans - = vergrote kans op falen 0 = geen invloed ++ = sterk vergrote kans -- = sterk vergrote kans op falen nb = invloed niet bekend + = vergrote kans

Ondernemingskenmerken Overleven Snelle groei

Startkapitaal (grote omvang):

- Voldoende eigen vermogen ++ +++

Teamstart: + ++

Personeel in dienst:

- Binnen een jaar na de start 0 ++

(14)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

In opdracht van ING Retail is dit rapport over een onderzoek naar de invloeden van starters-kenmerken geschreven. Aan de hand van het onderzoek wil ING inzicht krijgen welke ken-merken invloed hebben op de kans dat een startende ondernemer een snelle groeier wordt en in welke mate. Oftewel, welke starterskenmerken vergroten de kans op een succesvolle star-ter?

Van het grote aantal beginnende ondernemers per jaar, in 2007 meer dan 110.000 (KvK, 2007), bestaat een kleine groep uit snel groeiende starters. Om structuur in het rapport aan te brengen, is in de inleiding gedefinieerd welke type starters er zijn. Voor de volledigheid is in het onderzoek niet alleen gekeken naar de kans op snelle groei, maar ook naar de overle-vingskans. Indien een starter een snelle groeier wil worden, moet het ook een grote kans van overleven hebben.

In dit kader bestaat er behoefte aan beantwoording van de volgende vragen: 1. Welke starterskenmerken hebben invloed op de overlevingskans? 2. Welke starterskenmerken hebben invloed op de kans op snelle groei?

Starterskenmerken is een veelomvattend begrip. Om de bovenstaande vragen te beantwoorden en structuur aan te brengen, is het onderzoek ingedeeld in een drietal deelonderzoeken naar: 1. objectieve ondernemerskenmerken;

2. subjectieve ondernemerskenmerken; 3. ondernemingskenmerken.

1.2 Doelstelling

Het onderzoek beoogt inzicht te verkrijgen in welke starterskenmerken een (sterk) vergrote overlevingskans hebben en welke starterkenmerken de kans op snelle groei (sterk) vergroten. Van informatie over bepaalde kenmerken waar in het verleden onderzoek naar is gedaan en aanvullende gesprekken met ondernemers, dient het belangrijkste naar voren te worden ge-haald. Om aan de doelstelling te voldoen, luidt de vraagstelling in dit onderzoek als volgt:

(15)

Uit de vraagstelling zijn de volgende deel-/onderzoeksvragen afgeleid:

1. Welke objectieve ondernemerskenmerken hebben invloed op de overlevingskans en de kans op snelle groei en in welke mate?

2. Welke subjectieve ondernemerskenmerken hebben invloed op de overlevingskans en de kans op snelle groei en in welke mate?

3. Welke ondernemingskenmerken bij de start van het bedrijf hebben invloed op de overle-vingskans en de kans op snelle groei en in welke mate?

Objectieve ondernemerskenmerken zijn eenvoudig te meten, want elke starter beschikt er over. Het zijn persoonsgegevens als bijvoorbeeld, geslacht en leeftijd. Daarnaast zijn er sub-jectieve kenmerken die in verschillende mate per ondernemer aanwezig zijn. Deze kenmer-ken, bijvoorbeeld branche-ervaring, ondernemerservaring en motivatie, zijn minder eenvoudig te meten. De ondernemingskenmerken schetsen de situatie van het bedrijf bij de start, zoals het benodigde startkapitaal, personeel in dienst, rechtsvorm en sector.

1.3 Definities

In dit onderzoek wordt gekeken naar de starterskenmerken die invloed hebben op de kans dat een starter overleeft en een snelle groeier wordt. De snelle groeiers zoals deze starters verder in dit rapport worden genoemd, vormen een kleine groep ondernemers van het totale aantal starters die per jaar beginnen.

Starters

Om het onderzoek goed te interpreteren is het noodzakelijk dat er enkele definities van star-ters worden gegeven. Met een starter wordt in dit rapport een persoon bedoeld die

- voor eigen risico een onderneming begint; - economisch actief is met het bedrijf.

Overlevers

(16)

deze snel groeiende bedrijven, de zogenaamde snelle groeiers, vormen een deel van de groep overlevers. Maar wat zijn nou precies de snelle groeiers?

Voor het uitvoeren van het onderzoek is het noodzakelijk om nauwkeurig aan te geven wat onder een snelle groeier wordt verstaan. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is een snelle groeier een ondernemer die een bedrijf heeft dat in een periode van 3 jaar minimaal 60 procent groeit in werkgelegenheid en/of omzet (CBS, 2007). Het Econonomisch Instituut voor Midden- en kleinbedrijf zegt dat een snel groeiend bedrijf ieder jaar minimaal 10% groeit in omzet en 8 á 9% per jaar groeit in personeelsomvang (Bruins e.a., 2000). Kortom, de bovengenoemde bronnen geven snelle groei in de waarden ‘omzet’ en ‘perso-neelsomvang’ per jaar aan. Er zijn meerdere meetwaarden voor groei te noemen, zoals bij-voorbeeld groei in winst per jaar. Maar deze waarden zijn een afgeleide van de omzet per jaar.

In samenspraak met ING Retail is besloten om de bovengenoemde waarden ook te hanteren voor de definitie van een snelle groeier in dit onderzoek. De criteria waar een snelle groeier aan moet voldoen, zijn wel scherper gesteld.

Uiteindelijk heeft de onderzoeker samen met ING Retail besloten dat er drie typen overleven-de starters te onoverleven-derscheioverleven-den zijn (figuur 1.1):

1. De niet-groeiers. Ze hebben als kenmerk dat ze een bedrijf opstarten en in de jaren na het

startjaar niet groeien in omzet en/of personeelsbestand.

2. De gestage groeiers. Ze hebben als kenmerk dat ze een bedrijf starten en ieder jaar na het

startjaar groeien in omzet en/of personeelsbestand met bijbehorende omzetgroei.

3. De snelle groeiers. Ze hebben als kenmerk dat ze een bedrijf starten en ieder jaar na het

startjaar snel groeien. Dit houdt concreet het volgende in:

- In het 1e jaar is de omzet minimaal €100.000,- per werkzame persoon in het bedrijf, inclusief de eigenaar.

- In het 2e jaar is de omzet minimaal verdubbeld met hetzelfde aantal werkzame perso-nen vergeleken met het 1e jaar.

- Na 3 jaar zijn er minimaal 5 medewerkers in dienst.

(17)

Figuur 1.1 Startende ondernemers

In dit onderzoek zal de nadruk liggen op snelle groeiers. Daarnaast krijgt de overlevingskans ook de nodige aandacht. Om een snelle groeier te worden, moet namelijk ook overleeft wor-den (het overleven van de eerste 3 á 4 jaren na de start). Daarom is in het onderzoek ook ge-keken welke invloed de starterskenmerken naast de kans op snelle groei, op de overlevings-kans hebben.

Naar de niet-groeiers en gestage groeiers is geen onderzoek gedaan om twee redenen:

- De focus ligt op de snelle groeiers, want dat is de voornaamste doelgroep waar de ING Retail zich op wil richten. De ING wil immers weten welke kenmerken invloed heb-ben op het succes van de snelle groeiers.

- Het onderzoek wordt te grootschalig als alle type overlevers worden meegenomen.

1.4 Onderzoeksaanpak

Om de gestelde onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, wordt zowel deskresearch als fieldresearch uitgevoerd.

1.4.1 Deskresearch

Het deskresearch bestaat uit het informatie vergaren via internet uit gedane onderzoeken, waaronder rapporten van het EIM (Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf) en gegevens van de Kamer van Koophandel. Naast overige literatuur betreft zijn o.a. ook onder-zoeken van de ING geraadpleegd.

Starters

(Totaal aantal per jaar)

Overlevers

(18)

Deskresearch dient twee doelen:

1. Het aanduiden van starterskenmerken.

2. Het weergeven van de invloed op de overlevingskans en kans op snelle groei per onder-zocht kenmerk.

Aan de hand van het doornemen van veel gedane onderzoeken naar starterskenmerken kan bepaald worden welke invloed bepaalde kenmerken hebben op de overlevingskans van een ondernemer in de eerste 3 á 4 jaren (startfase). Indien de kans op overleven door een bepaald kenmerk uit de gedane onderzoeken groot blijkt, kan het vermoeden ontstaan dat dit kenmerk ook een grote kans op snelle groei heeft. Omdat over de kans op snelle groei geen literatuur te vinden is, zal fieldresearch worden uitgevoerd om te onderzoeken of het vermoeden zich daadwerkelijk in de praktijk voordoet.

1.4.2 Fieldresearch

Naast deskresearch wordt exploratief onderzoek gedaan in het veld om inzicht te verkrijgen in de invloeden van bepaalde starterskenmerken op de kans van snelle groei.

Het fieldresearch bestaat uit twee soorten onderzoeken:

Ten eerste het houden van gesprekken met enkele verkopers/adviseurs van diverse onderne-mersteams van ING Bank in Nederland en een gesprek met een adviseur van de Kamer van Koophandel. Dit dient dezelfde doelen als ook bij deskresearch zijn beschreven. Kortom, het verkrijgen van informatie over starterskenmerken die belangrijk zijn voor overleven en het succes van een snel groeiende onderneming. De reden dat met deze mensen is gesproken, is dat ze veel ervaring hebben met startende ondernemers en een goede kijk hebben op welke ‘bagage’ een starter moet hebben om de kans op succes (snelle groei) te vergroten.

(19)

1.4.3 Multi case study

Een multi case study is een kwalitatief onderzoek. De karakteristieken van deze onderzoeks-vorm zijn dat het een flexibele en ongestructureerd verloop heeft en een kleine sample betreft (Cooper & Schindler, 2006). Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat door het kleine aantal ondervraagde ondernemers, (de sample is in dit onderzoek negen onderne-mers) dit onderzoek minder representatief is dan wanneer er bijvoorbeeld een grootschalige enquête onder snel groeiende ondernemers wordt gehouden.

De keuze voor deze onderzoeksvorm is gebaseerd op het feit dat nauwkeurig inzicht verkre-gen moet worden in de invloeden van starterskenmerken op de kans van snelle groei. Volverkre-gens Baarda en de Goede (2001) is interviewen de beste methode om informatie te verkrijgen over meningen, gevoelens, ervaringen en kennis van personen.

Door te interviewen is het mogelijk dat naast de vragen die over bepaalde starterskenmerken gesteld worden, de ondernemers zelf ook aan kunnen geven welke kenmerken de kans op hun snelle groei hebben vergroot. Er kunnen kenmerken door deze ondernemers genoemd worden die niet vooraf door middel van deskresearch bepaald en onderzocht zijn en volgens hen wel belangrijk zijn om over te beschikken. Daarnaast kan een ondernemer precies uitleggen waar-om een bepaald kenmerk invloed heeft of niet en hoe belangrijk het is voor de kans op succes. Dit is minder goed mogelijk indien een kwantitatief onderzoek wordt gehouden door bijvoor-beeld enquêtes onder een veelvoud van snel groeiende ondernemers te af te nemen. De ant-woorden op vragen uit enquêtes zijn doorgaans kort en minder genuanceerd. Het is daarnaast niet mogelijk om door te kunnen vragen op onduidelijke of niet bruikbare antwoorden die op enquêtes worden gegeven. Dit in tegenstelling tot het houden van interviews waar wel om verduidelijking kan worden gevraagd.

Ter voorbereiding op de diepte-interviews is een vragenlijst opgesteld. De vragen zijn onge-structureerd, wat betekent dat de vragen open zijn en dat de respondent zijn of haar mening over de diverse onderwerpen kan uitspreken (Cooper & Schindler, 2006). In dit geval dus over de invloed van de starterskenmerken. Het interviewschema is als Bijlage 4 opgenomen.

(20)

voldoen. De omzetten per jaar zijn uit de database af te lezen, zo ook de groei in omzet en de personeelsomvang. Zie voor verdere informatie Bijlage 5 over de afname van de interviews. Zowel het verloop van de interviews als enkele kanttekeningen zijn in deze bijlage beschre-ven.

1.5 Analyse starterskenmerken

Uit het deskresearch en fieldresearch zal data voortkomen waaruit blijkt wat de invloed is van bepaalde starterskenmerken op de kans van overleven en snelle groeier. Deze data zal na ana-lyse tot bruikbare uitkomsten moeten leiden. Het resultaat is dat van alle onderzochte starters-kenmerken de invloeden in bepaalde maten weergegeven worden.

De kans van overleven en snelle groei per kenmerk in percentages aangeven, is niet mogelijk met een sample van negen ondernemers. Hiervoor zal een grootschalig onderzoek moeten worden gehouden dat representatief is voor het aandeel snelle groeiers onder het totaal aantal starters. Dit kan bijvoorbeeld wel door enquêtes te sturen onder een veelvoud van snel groei-ende ondernemers.

1.5.1 Invloed starterskenmerken

De invloed per starterskenmerk zal in dit onderzoek worden bepaald aan de hand van het be-lang voor het overleven en snelle groei dat op basis van gedane onderzoeken en de multi case study (interviews) naar voren komt. Per kenmerk wordt de mate van belang vertaald in de volgende drie categorieën die de kans op overleven en snelle groei aangeven:

Vergrote kans (+), sterk vergrote kans (++) en zeer sterk vergrote kans (+++) voor de mate van invloed op de kans van overleven en snelle groei.

Het is mogelijk dat een kenmerk een (sterk) vergrote kans heeft op het feit dat de onderne-ming de eerste 3 à 4 jaren niet overleeft of dat het geen snelle groeier wordt. Dan geldt:

Vergrote kans (-) en sterk vergrote kans (--) voor de mate van invloed op de kans van falen.

Er zijn kenmerken die geen invloed hebben op de kans van overleven en/of snelle groei. Daarnaast kan het zo zijn dat uit het desk- en fieldresearch informatie ontbreekt. Van een kenmerk kan dan de mate van invloed op de kans van overleven of snelle groei niet bepaald worden en geldt het volgende:

(21)

1.5.2 Uitleg mate van invloed

De manier waarop de hierboven genoemde maten van invloed worden toegekend aan de star-terskenmerken, vraagt om uitleg. Allereerst moet een belangrijk punt in ogenschouw worden genomen. Dat is dat de mate van invloed wordt vertaald in een bepaalde mate van de kans op overleven en/of snelle groei. Er kan namelijk niet met 100 procent zekerheid gezegd worden of een kenmerk bijdraagt aan het overleven of snelle groei.

De mate van invloed per starterskenmerk op de overlevingskans wordt bepaald aan de hand van informatie uit reeds gedane onderzoeken. Des te groter en duidelijker aantoonbaar een positief verband aanwezig is tussen een kenmerk en het overleven van een onderneming vol-gens gedane onderzoeken, des te groter de kans op overleven is. Indien er een duidelijk ver-band is, heeft het desbetreffende kenmerk een sterk vergrote kans op overleven (++). Een kenmerk met aanwijzingen op een positief, maar geen duidelijk verband of een kleine mate van invloed, heeft een vergrote kans op overleven (+).

Een negatief invloed is ook mogelijk. Indien aan de hand van aanwijzingen uit gedane onder-zoeken een bepaald kenmerk een kleine mate van invloed op falen heeft, heeft het een vergro-te kans op het niet overleven (-) van de startfase (eersvergro-te 3 á 4 jaren). Is het verband tussen een kenmerk en niet overleven duidelijk, dan heeft het een sterk vergrote kans op falen (--). De laatste mogelijkheid is dat een kenmerk geen invloed (0) heeft op de overlevingskans.

Per starterskenmerk wordt de mate van invloed op de kans van snelle groei bepaald aan de hand van data uit de multi case study (fieldresearch) en gedane onderzoeken (deskresearch). Als uit de interviews blijkt dat een bepaald kenmerk nodig of belangrijk is geweest voor het succes van de ondervraagde ondernemers, dan heeft het een sterk vergrote kans (++) op snelle groei. Indien een bepaald kenmerk heel belangrijk is, nog meer invloed dan andere belangrij-ke belangrij-kenmerbelangrij-ken, dan heeft het een zeer sterk vergrote kans op snelle groei (+++).

(22)

1.6 Hoofdstukindeling

Dit onderzoeksrapport bestaat uit 8 hoofdstukken, aangevuld met enkele bijlagen. Dit hoofd-stuk is vooraf gegaan door een samenvatting en conclusies van het onderzoek. Nadat in dit eerste hoofdstuk de inleiding is beschreven, volgt hoofdstuk 2 met een beschrijving van het aantal starters en startende bedrijven per jaar door de jaren heen. Daarin zijn de starters ook verdeeld in aandelen per sector en regio weergegeven.

(23)

2. Starters

Voordat op de starterskenmerken wordt ingegaan in dit rapport, wordt eerst in dit hoofdstuk een beeld geschetst van de ontwikkeling van het aantal starters en het aantal startende bedrij-ven in Nederland voor de jaren 2000 tot en met 20061 (paragraaf 2.1). Vervolgens wordt een overzicht gegeven van het aantal beginnende ondernemers per sector (paragraaf 2.2) en per regio (paragraaf 2.3) door de jaren heen. Tot slot wordt ingegaan op de gemiddelde levens-duur van startende bedrijven (paragraaf 2.4).

2.1 Aantal starters en startende bedrijven

2.1.1 Aantallen

Er zijn diverse bronnen die aangeven hoeveel starters en startende bedrijven er per jaar zijn begonnen. De Kamer van Koophandel (KvK) registreert het aantal starters (personen die een bedrijf starten) en het aantal startende bedrijven op basis van inschrijvingen in het Handelsre-gister. Het gaat bij oprichtingen volgens de KvK om nieuwe startende bedrijven en dochter-bedrijven. Daaronder vallen niet de voortzetting van bestaande bedrijven door fusie, uiteen-vallen, afsplitsing, wisseling van eigenaar, naamswijziging of een herstructurering.

In 2006 zijn ruim 90.000 ondernemers, een record aantal, begonnen met een bedrijf (figuur 2.1 en bijlage tabel B1.1). Dit is 55% meer dan in 2003, toen het laagste aantal starters in de periode 2000 tot en met 2006 is gemeten.

Figuur 2.1 Aantal (linker as) en groei (rechter as) starters, 2000-2006

20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 100.000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aa n ta l -15% -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20% 25% G ro ei p er jaar

Aantal starters Groei per jaar

(24)

Niet alle starters zijn als enige eigenaar begonnen met een bedrijf. Er zijn ook bedrijven die opgestart zijn met meerdere eigenaren, een teamstart genaamd. In 2006 zijn er 85.000 bedrij-ven gestart (figuur 2.2 en bijlage tabel B1.1). Vanaf de jaren 2000 tot en met 2006 is het aan-tal gestarte bedrijven per jaar gestegen. In 2006 zijn er 33% meer gestart dan in 2000 en voor 2007 verwacht men een aantal van ongeveer 113.500 bedrijven. Dat is een enorme stijging van 33,5% ten opzichte van 2006, tevens een record aantal.

Figuur 2.2 Aantal (linker as) en groei (rechter as) startende bedrijven, 2000-2006

20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aa n ta l -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20% 25% G roe i pe r j aa r

Aantal startende bedrijven Groei per jaar

Bron: KvK, 2007

Het Economisch Instituut voor Midden- en kleinbedrijf (EIM) maakt ook de aantallen van oprichtingen per jaar bekend. In tegenstelling tot de KvK maakt het EIM een scheiding in het aantal startende zelfstandige bedrijven en het aantal startende dochterbedrijven. Volgens het EIM zijn er bijna 62.000 nieuwe zelfstandige bedrijven in 2006 gestart, ongeveer 15% meer dan in 2000 (figuur 2.3 en bijlage tabel B1.2).

Figuur 2.3 Aantal (linker as) en groei (rechter as) startende bedrijven, 2000-2006

0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aa n ta l -15% -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20% G roe i pe r j aa r

Aantal starters Groei per jaar

(25)

Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) laat ook het aantal gestarte bedrijven per jaar zien. Het aantal is lager dan het EIM laat zien. In 2006 zijn er 42.600 bedrijven gestart, 19% meer dan het aantal gestarte bedrijven in 2000 (figuur 2.4 en bijlage tabel B1.3).

Figuur 2.4 Aantal (linker as) en groei (rechter as) startende bedrijven, 2000-2006

10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 35.000 40.000 45.000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aa n ta l -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20% 25% G roe i pe r j aa r

Aantal startende bedrijven Groei per jaar

Bron: CBS, 2007

De verklaring voor het verschil in aantal startende bedrijven dat het CBS en het EIM aange-ven, is dat het CBS de volgende criteria voor een startende onderneming hanteert:

- Het bedrijf moet marktgericht, zelfstandig en beschrijfbaar zijn.

- Het bedrijf moet economisch actief zijn en er moet minimaal 1 persoon ten minste 15 uur per week werkzaam zijn in het bedrijf.

Het verschil komt dus door het gegeven dat 1 persoon minimaal 15 uur per week werkzaam moet zijn in het bedrijf. Daarnaast worden ook geen dochterbedrijven meegeteld zoals bij de cijfers van de KvK wel het geval.

(26)

2.1.2 Conjunctuur

Vanaf 2004 is een duidelijke stijgende lijn te zien in het aantal starters. Dit heeft onder meer te maken met de conjunctuur door de jaren heen (Bangma, 2007). In figuur 2.5 zijn het aantal startende bedrijven volgens de KvK afgezet tegen de economische conjunctuur (CBS, 2007). Er is een verband waar te nemen tussen de conjunctuur en het aantal startende bedrijven. Wanneer de economie (gemeten in BNP, Bruto Nationaal Product) groeit of daalt, is met een vertraging van ongeveer één tot twee jaar ook een groei of daling onder het aantal starters te zien (figuur 2.5).

Het aantal startende bedrijven is vanaf 1995 tot en met 2006 gestegen van 52.500 naar 85.000. Dit heeft diverse redenen. Aan de ene kant de vraag naar ondernemerschap en aan de andere kant door het aanbod van potentiële ondernemers (Bangma, 2007).

De vraag is ontstaan als gevolg van drie trends, te weten;

- Toenemende globalisering; bedrijven handelen steeds meer in en met het buitenland. - Technologische vooruitgang; opkomst van internet en automatisering.

- Tertiairsering; in Nederland is door de jaren meer vraag naar advies en kennis, dienstver-lenende sector.

Figuur 2.5 Aantal startende bedrijven (linker as) en groei BNP (rechter as), 1995-2006

0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aa n ta l 0,0% 0,5% 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 4,5% G ro ei vo lu m e B N P p er 3 jaar lijks ge mi dd eld e

Aantal bedrijven Gemiddelde groei per jaar

(27)

Het aanbod nam toe door een vijftal oorzaken. - Toename van de beroepsbevolking.

- Baby-boomers die de middelbare leeftijd bereiken en nog een bedrijf willen runnen. - Toename van het aandeel vrouwen op de arbeidsmarkt.

- Toename van de waardering voor ondernemerschap als carrièreoptie. - Stimulerend overheidsbeleid.

Tijdens de conjuncturele dip die in 2001 begon en in 2003 eindigde, zijn starters vooral van-wege pushmotieven een onderneming begonnen. Door reorganisaties raakten vele mensen hun baan kwijt en zagen het ondernemerschap als een alternatief. Vanaf 2004 is men vooral begonnen vanwege pullmotieven zoals een goed afzetperspectief en zicht op winsten (Bang-ma, 2007).

2.2 Sectoren

2.2.1 Starters per sector

Het grootste aantal starters begint in de sector dienstverlening (tabel 2.1). In 2006 begonnen 26.810 ondernemers in deze sector en dat is ongeveer 43% van alle starters in dat jaar. Naast de sector dienstverlening is de bouwsector een goede tweede met 14.460 starters in 2006 en een aandeel van 23,4%. Een derde plaats is de sector detailhandel met 12%, zo’n 7.400 on-dernemers (zie ook bijlage tabellen B1.4 en B1.5).

Tabel 2.1 Aantal, aandeel en groei starters per sector*

Sector Aantal 2006 t.o.v. 2000Groei Aandeel 2000 Aandeel 2006

Industrie 2.890 -0,7% 5,4% 4,7% Bouw 14.460 56,5% 17,2% 23,4% Groothandel 4.490 -9,3% 9,2% 7,3% Detailhandel 7.400 40,4% 9,8% 12,0% Horeca 2.110 2,9% 3,8% 3,4% Autosector 1.300 49,4% 1,6% 2,1% Transport en communicatie 2.410 -3,6% 4,6% 3,9% Dienstverlening 26.810 3,1% 48,4% 43,3% Totaal 61.870 15,0% 100,0% 100,0% Bron: EIM en KvK, 2007

(28)

Vanaf 2000 tot en met 2006 zijn er enkele opvallende ontwikkelingen. Het aantal en aandeel starters die in de bouwsector zijn begonnen, is aanzienlijk gestegen van 17% in 2000 naar 23% in 2006. Ook in de detailhandel is het aandeel toegenomen van 10% naar 12%. In de dienstverlening is het aantal ondernemers toegenomen, maar het aandeel is gedaald van 48% naar 43%. In de andere sectoren zijn de aantallen door de jaren heen niet veel veranderd.

2.2.2 Mate van ondernemerschap versus sector

In tabel 2.2 staan percentages per sector van jong ondernemerschap gegeven. Het jong onder-nemerschap geeft aan hoeveel procent van de volwassen bevolking (18 t/m 65 jarigen) per regio jong ondernemer is. Onder de groep jonge ondernemers vallen de starters die bezig zijn met het opzetten van een bedrijf tot en met de starters die een bedrijf maximaal 3,5 jaar heb-ben (Suddle & Hessels, 2007).

De meeste starters begonnen gemiddeld in de periode 2001-2004 in de zakelijke diensten of consumentgerichte sectoren, aanzienlijk minder dan in de primaire sector. In de periode 2005-2006 zijn er veranderingen opgetreden vergeleken met de periode 2001-2004. Er wordt ge-middeld nog minder in de primaire sector gestart. Daarnaast is het jong ondernemerschap ook in de nijverheid en distributie aanzienlijk verminderd en in de consumentgerichte sectoren gestegen. Ongeveer de helft (47%) van het jong ondernemerschap onder de volwassen bevol-king start in de consumentgerichte sectoren.

Tabel 2.2 Jong ondernemerschap, per regio in procenten van de volwassen bevolking (18-64), 2001-2004, 2005-2006* Sector 2001-2004 2005-2006 Primaire sector 11,0% 7,0% Nijverheid/ distributie 26,0% 15,0% Zakelijke diensten 31,0% 31,0% Consumentgerichte sectoren 32,0% 47,0% Totaal 100,0% 100,0%

Bron: Suddle & Hessels, 2007

*) Voor de periode 2001-2004 en de periode 2005-2006 zijn gemiddelden weergegeven in de tabel. Cijfers van de jaren in deze perioden afzonderlijk, waren niet voor handen.

Legenda sectoren:

- Primaire sector: agrarische sector, bosbouw, visserij en mijnbouw - Nijverheid en distributie: bouw, industrie, transport en groothandel

- Zakelijke diensten: o.a. financiële diensten, verzekeringen en onroerend goederen

(29)

2.3 Regio’s

2.3.1 Starters per regio

De regio heeft geen invloed op de overlevingskans of op de kans op snelle groei. De conclusie is dus dat deze kansen geheel aan de ondernemer, het bedrijf en de sector liggen.

Het aantal startende bedrijven verschilt per provincie in Nederland (figuur 2.6). In 2006 zijn de meeste bedrijven gestart in de provincies Noord- en Zuid-Holland. Respectievelijk 17,4% en 20,9% van ongeveer 84.500 startende bedrijven (KvK, 2007). Noord-Brabant neemt een derde plaats in met 15,6%.

Figuur 2.6 Startende bedrijven en bevolking per provincie, 2006

Startende bedrijven Bevolking

Bron: KvK en CBS, 2007

(30)

Gemiddeld is het aantal gestarte bedrijven in 2006 toegenomen met ongeveer 54% vergeleken met 2000 (tabel 2.3). De provincie Flevoland is met 118% het meest gegroeid, gevolgd door Zeeland, Noord-Brabant, Drenthe en Groningen die boven gemiddeld zijn gegroeid (zie ook bijlage tabellen B1.6 en B1.7).

Tabel 2.3 Aantal, aandeel en groei starterende bedrijven per provincie

Provincie Aantal 2006 Groei t.o.v. 2000 Aandeel 2000 Aandeel 2006

Groningen 2.711 60,2% 3,1% 3,2% Friesland 2.916 54,4% 3,4% 3,5% Drenthe 2.292 72,9% 2,4% 2,7% Overijssel 4.661 52,6% 5,6% 5,5% Flevoland 2.555 118,0% 2,1% 3,0% Gelderland 9.701 48,8% 11,9% 11,5% Utrecht 7.045 25,0% 10,3% 8,3% Noord-Holland 14.671 47,8% 18,1% 17,4% Zuid-Holland 17.666 50,7% 21,3% 20,9% Zeeland 1.740 84,5% 1,7% 2,1% Noord-Brabant 13.169 73,6% 13,8% 15,6% Limburg 5.352 54,6% 6,3% 6,3% Totaal 84.479 53,8% 100,0% 100,0% Bron: KvK, 2007

2.3.2 Mate van ondernemerschap versus regio

In figuur 2.7 staan percentages per regio van jong ondernemerschap gegeven. Het jong onder-nemerschap geeft aan hoeveel procent van de volwassen bevolking (18 t/m 65 jarigen) per regio jong ondernemer2 is.

Figuur 2.7 Jong ondernemerschap Nederland, per regio in %*

4,1% 4,6% 5,6% 5,1%

Periode 2001-2004 Periode 2005-2006

Bron: Suddle & Hessles, 2007

*) Voor de periode 2001-2004 en de periode 2005-2006 zijn gemiddelden weergegeven.

(31)

In het Westen van Nederland (ovaalvorm in figuur 2.7) blijkt dat men in de jaren 2001 tot en met 2006 meer ondernemend is dan in de rest van Nederland. Al is dit verschil in de periode 2001-2004 groter dan in de periode 2005-2006. In de periode 2005-2006 viel gemiddeld 5,1% van de volwassen bevolking in West-Nederland onder het jong ondernemerschap en 4.6% in de rest van het land.

2.4 Levensduur startende bedrijven

De levensduur van de onderneming is niet te voorspellen. Een starter wil misschien voor en-kele tientallen jaren een onderneming opzetten, maar het is niet gezegd dat dit ook zal lukken. Tijdens het ondernemerschap komt de ondernemer barrières tegen waarvoor oplossingen moeten worden gevonden om verder te kunnen ondernemen. Er zijn veel bedrijven (onderne-mers) die de barrières niet kunnen slechten en worden gedwongen om te stoppen. Hieraan kunnen diverse redenen ten grondslag liggen. Een klein deel (15%) van de gestopte onderne-mingen is gedwongen beëindigd vanwege een faillissement (Snel & Meijaard, 2006). In deze beschrijving van de levensduur gaat het over de overlevingskansen van bedrijven.

Al bijna 20 jaar is het een feit dat ongeveer de helft van het aantal startende bedrijven per jaar de eerste vijf jaren overleeft (tabel 2.4). Vanaf 1988 tot en met 2006 is deze overlevingskans ongeveer het zelfde gebleven, blijkt uit de statistieken van het EIM en KvK. Uit tabel 2.4 kan opgemaakt worden dat ongeveer een kwart van de starters binnen twee jaren niet meer be-staat. Na 5,5 jaar bestaat 50% niet meer en na 10 jaar ongeveer 60% niet meer.

(32)

Tabel 2.4 Overlevingskansen startende bedrijven.

Jaren van bestaan

(33)

3. Starterskenmerken

Zoals in de inleiding is beschreven, gaat dit onderzoek over de invloed van starterskenmerken op de overlevingskans en op de kans van snelle groei. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar-om en welke starterskenmerken in dit onderzoek worden onderzocht.

3.1 Startsituatie

De ene persoon slaagt in het starten van een succesvolle onderneming en een ander persoon faalt al bij de start of beëindigd het bedrijf binnen een paar jaar. Ieder persoon is weer anders en niet iedereen is een echte ondernemer. Los van de discussie of ondernemerschap aangebo-ren is of dat het aan te leaangebo-ren is, beschikt iedere starter over een bepaalde ‘bagage’ bij het op-zetten van een bedrijf.

De ondernemer als persoon beschikt over bepaalde eigenschappen, kwaliteiten en een achter-grond. Naast de ondernemer heeft de onderneming ook bepaalde kenmerken die iets zeggen over de startsituatie, wat invloed op het succes kan hebben.

3.2 Persoonseigenschappen en kwaliteiten

Een kenmerk is volgens van Dale (woordenboek) een karakteristiek of typerend eigenschap van een bepaalde persoon of zaak. Als deze definitie wordt toegepast op dit onderzoek, is een starterskenmerk een karakteristiek of typerend verschijnsel van een beginnende ondernemer of beginnend bedrijf.

Een karakteristiek eigenschap is een persoonseigenschap van een starter. Persoonseigen-schappen zeggen iets over het karakter van een persoon. Een ondernemer beschikt in bepaalde mate over diverse persoonseigenschappen. Deze eigenschappen zijn niet of moeilijk aan te leren. Het zit in het ‘aard van het beestje’ en kenmerkt het gedrag van de ondernemer.

(34)

Er is inmiddels veel onderzoek gedaan naar persoonseigenschappen en kwaliteiten die beide invloed kunnen hebben op het succes in het ondernemerschap. Wennekes (2001) bijvoor-beeld, geeft op basis van een onderzoek uitgevoerd door Nandram en Samson (2000) en zijn eigen onderzoek aan dat succesvolle ondernemers3 zich onderscheiden doordat ze over de onderstaande eigenschappen (figuur 3.1) en kwaliteiten te beschikken.

Figuur 3.1 Persoonseigenschappen en kwaliteiten ondernemers

Perssonseigenschappen Kwaliteiten

Creativiteit

Kunnen inleven in anderen Kritisch denkvermogen Durven afwijken Doorzetten Integer zijn Vertrouwen wekken Doelen stellen Besluiten nemen Prioriteiten stellen Hard werken

Geloven in je eigen doelstellingen Reorganisatie/impopulaire maatregelen durven nemen

Kunnen onderhandelen

Communicatieve vaardigheden Leiding geven

Externe relaties onderhouden Marketing kennis

Financiële kennis Marktoriëntatie

Bron: Wennekes, 2001

Ook Driessen en Zwart (2006) hebben onderzoek gedaan naar persoonseigenschappen en kwaliteiten. Naar aanleiding van dat onderzoek hebben ze de E-Scan Ondernemerstest ont-wikkeld. Door de scan in te vullen, kan een starter zien of hij/zij geschikt is om ondernemer te worden. De E-Scan is gericht op de startfase van de ondernemer en geeft aan de hand van zeven eigenschappen en drie kwaliteiten (figuur 3.2) een score van de mate van onderne-merschap aan. Tevens is deze score met het gemiddelde in bepaalde branches te vergelijken.

Figuur 3.2 Persoonseigenschappen en kwaliteiten ondernemers

Persoonseigenschappen Kwaliteiten Prestatiegerichtheid Zelfstandigheid Dominantie Sociale oriëntatie Effectiviteit Doorzettingsvermogen Risicobereidheid Marktgerichtheid Creativiteit Flexibiliteit

Bron: Driessen & Zwart, 2006

(35)

3.3 Achtergrond starter

Naast de persoonseigenschappen en kwaliteiten heeft een ondernemer ook een bepaalde tergrond/verleden. Er zijn diverse typerende kenmerken die iets zeggen over zijn of haar ach-tergrond. Het gaat hier niet om het gedrag, maar om kenmerken die ‘eigendom’ zijn van de starter. Het is ‘kapitaal’ waar de ondernemer over beschikt.

Bosma, van Praag & de Wit (2000) hebben hier in het verleden al onderzoek naar “kapitaals-kenmerken’ van de ondernemer gedaan. Dat onderzoek is deels gebaseerd op het onderzoek van van Praag (1996 en 1999). Het kapitaal van de ondernemer is door deze onderzoekers gescheiden in menselijk, financieel en sociaal kapitaal. Van diverse kapitaalskenmerken is bepaald of ze invloed hebben op het succes of falen van de start van een bedrijf. In figuur 3.3 staan alle kapitaalskenmerken die door hen onderzocht zijn.

Figuur 3.3 Kapitaalskenmerken starter

Menselijk kapitaal Financieel kapitaal Sociaal kapitaal

Leeftijd

Opleidingsniveau Ervaring met de sector Handelservaring Werkervaring

Management ervaring Financiële ervaring

Eigen vermogen Inkomen naast bedrijf Bijdrage zakelijke partners Lening van familie

Inkomen partner

Ondernemers in de familie Contact met andere onder-nemers in een netwerk Steun echtgeno(o)t(e) Uitbesteden activiteiten aan andere ondernemers

Bron: Bosma, van Praag & de Wit, 2000

Naast deze kapitaalskenmerken zijn nog enkele kenmerken door de onderzoekers gebruikt die niet onder een vorm van kapitaal horen. Het zijn namelijk het geslacht en de doelstelling van de ondernemer. Daarnaast fulltime of parttime ondernemen en het wel of niet willen onder-nemen met de pullmotivatie om meer geld te verdienen dan in loondienst.

(36)

De door Bosma & van Gelderen onderzochte succes- en risicofactoren (figuur 3.4) komen voor het grootste deel overeen met de kapitaalskenmerken van Bosma, van Praag & de Wit (2000). Het verschil is dat dit onderzoek gaat over de invloed van kenmerken op de onderne-mer en onderneming in de pre-startfase en niet de startfase.

Figuur 3.4 Succes- en risicofactoren, verdeeld naar ondernemers- en bedrijfsfactoren

Ondernemersfactoren Bedrijfsfactoren Geslacht Leeftijd jong-oud Opleidingsniveau laag-hoog Branche-ervaring Werkervaring Management ervaring Eerder bedrijf opgezet Push-motivatie

Start parttime-fulltime Ambitie rijk te worden Ambitie groot groeien Technostarter

Ondernemingsplan Informatie en advies Startkapitaal

Lening van derden Risico van de markt Industrie

Handel

Zakelijke diensten Overige diensten Solo-team

Bron: Blok en van Gelderen, 2004

3.4 Ondernemers- en ondernemingskenmerken

3.4.1 Beperking kenmerken

ING wil juist met dit onderzoek er achter komen welke achtergrondkenmerken van de starter en kenmerken van het bedrijf, invloed hebben op de overlevingskans en de kans op snelle groei. Dat willen zeggen dat het niet over het gedrag van de starter gaat en dus vallen de per-soonseigenschappen en kwaliteiten in dit onderzoek af. Dit onderzoek beperkt zich tot de ach-tergrond van de ondernemer en de startsituatie van het bedrijf.

3.4.2 Starterskenmerken

(37)

Wat betreft de ondernemerskenmerken zijn deze nog een keer verdeeld in twee groepen, na-melijk in objectieve en subjectieve ondernemerskenmerken (figuur 3.5).

Objectieve ondernemerskenmerken zijn kenmerken die wel of niet aanwezig zijn of niet

beïnvloedbaar zijn door de mening van een persoon (van Dale). Het zijn duidelijke feiten.

Subjectieve ondernemerskenmerken zijn kenmerken die in een bepaalde mate aanwezig

zijn of volgens de mening van een persoon op een bepaalde manier of mate aanwezig zijn.

Figuur 3.5 Onderverdeling starterskenmerken

3.4.3 Bepaling starterskenmerken

Om de te onderzoeken starterskenmerken te bepalen, zijn drie stappen ondernomen:

Stap 1: Allereerst is gebrainstormd samen met de begeleiders en collega’s van het

Econo-misch Bureau over aanwezige starterskenmerken van zowel de ondernemer als het bedrijf op het moment van de start.

Stap 2: Daarna zijn veel gedane onderzoeken over starterskenmerken doorgelezen. Uit deze

onderzoeken kwam naar voren welke relaties diverse kenmerken hebben met de overlevings-kans van ondernemers.

Stap 3: Naast stap 2 is de lijst met de te onderzoeken starterskenmerken niet alleen gebaseerd

op gedane onderzoeken. Ook door het houden van gesprekken met MKB-adviseurs/verkopers van de ING en een adviseur van de Kamer van Koophandel, is bepaald welke kenmerken aanwezig zijn bij de start bij zowel de ondernemer als het bedrijf. Zie bijlage 5 voor de ge-sprekspartners tijdens dit onderzoek.

(38)

Na de bovenstaande stappen doorlopen te hebben, is bepaald welke starterskenmerken onder-zocht worden. De kenmerken staan afgebeeld in figuur 3.6 en de bepaling hiervan wordt hier-onder nader toegelicht.

De te onderzoeken objectieve ondernemerskenmerken, komen bijna allemaal ook voor in de onderzoeken van Bosma, van Praag & de Wit (2000) en Blok & van Gelderen (2004). In dit onderzoek zal gekeken worden wat de invloed van het geslacht, de leeftijd, de nationaliteit en het opleidingsniveau is. Het zijn kenmerken die als het ware het paspoort van de ondernemer vormen. Ze zijn eenvoudig te meten, omdat een starter er altijd over beschikt en geen me-ningsverschil over kan bestaan. Nationaliteit is een kenmerk die de genoemde onderzoekers niet hebben onderzocht, maar in dit onderzoek wel wordt meegenomen. In Nederland is een bepaald deel van de starters van buitenlandse afkomst. Deze mensen hebben een eigen cultuur en achtergrond en de vraag is of dit invloed heeft op de overlevingskans en kans op snelle groei.

De subjectieve ondernemerskenmerken zijn bepaald op basis van gesprekken met verko-pers/adviseurs van de ING en gedane onderzoeken. Branche-ervaring en een netwerk waar een starter over beschikt, blijken belangrijke kenmerken te zijn. Eveneens zijn deze kenmer-ken ook door Bosma, van Praag & de Wit en Blok & van Gelderen onderzocht. Volgens deze onderzoekers zijn handelservaring, werkervaring, management ervaring en financiële ervaring ook relevant. In dit onderzoek zullen al deze vormen van ervaring onder branche-ervaring of ondernemerservaring vallen. Bij ondernemerservaring zal de nadruk liggen op herstarters.

Naast branche-ervaring, een netwerk en eventueel ondernemerservaring heeft een starter be-paalde motieven om een bedrijf te beginnen en onderstreept dit door bebe-paalde doelen/ambities te stellen. Blok & van Gelderen hebben het ook over de motivatie (pushmotivatie) en ambi-ties. Kortom, startmotivatie en doelstellingen zijn kenmerken die eveneens onderzocht wor-den. De mate waarin een ondernemer zich wil inzetten (gemeten in uren per week) voor het bedrijf, zal aannemelijk overeen moeten komen met de gestelde doelen. Daarom zal inzet ook een kenmerk zijn.

(39)

en Blok & van Gelderen geven dit kenmerk ook aan. Daarnaast hebben ze het ook over het alleen starten van een bedrijf of samen met zakelijke partners. Teamstart wordt daarom ook als kenmerk onderzocht. Ook de sector waarin een bedrijf start, kan invloed hebben op de overlevingskans of de kans op snelle groei.

Er zijn ook kenmerken die alleen door brainstormen en gesprekken met adviseurs zijn be-paald. Het gaat om de ondernemingskenmerken rechtsvorm en personeel in dienst bij de start. Deze kenmerken zijn niet aan de hand van gedane onderzoeken bepaald. Het kenmerk perso-neel in dienst is afgeleid van de groei in persoperso-neelsbestand die nodig is om een snelle groeier te worden en daarom belangrijk om te onderzoeken. Het kenmerk rechtsvorm is bepaald door de vraag die is ontstaan of een eigenaar van een eenmanszaak minder risico neemt dan starter dit een B.V. begint. Bij een eenmanszaak is de eigenaar ook privé-aansprakelijk. In dit geval wordt gedoeld op het nemen van financiële risico’s die gepaard kunnen gaan met snel willen groeien.

Figuur 3.6 Starterskenmerken voor het onderzoek

(40)

4. Ondernemingsplan

Een goede voorbereiding voor het starten van een bedrijf vergroot de kans op succes, zowel op het overleven als op snelle groei. Het opstellen van een ondernemingsplan (businessplan) is een onderdeel van de voorbereiding en voor iedere starter van belang. Het ondernemings-plan is een geschreven document waarin de doelstellingen en achtergronden van een organisa-tie staan en richting aan de huidige en toekomstige activiteiten binnen een organisaorganisa-tie geeft (Zwart, 2003).

In dit hoofdstuk zal het verband tussen het ondernemingsplan en de starterskenmerken ge-toond worden. Allereerst begint dit hoofdstuk met een uiteenzetting van het doel en de onder-delen van het ondernemingsplan (paragraven 4.1 en 4.2). Aansluitend zal het verband tussen de kenmerken en het plan beschreven worden (paragraaf 4.3). Het verband zal tot slot in een conceptueel model afgebeeld worden (paragraaf 4.4). Tevens geeft dit model de kern van dit onderzoek aan.

4.1 Doel ondernemingsplan

Het blijkt dat bedrijven die een ondernemingsplan maken, beter presteren en een grotere kans hebben op succes (Dollinger, 2003). Dit is dus belangrijk voor de kans op overleven en het kan richting bieden aan een onderneming dat als doel heeft om snel te groeien.

Volgens Dollinger zijn er enkele doelen waarom een (pre-) starter een ondernemingsplan op-stelt. Het betreffen vier redenen waarom een plan de kans op succes vergroot:

ƒ Allesomvattend. Door de nieuwe onderneming helemaal te beschrijven, weet de on-dernemer waar de problemen in de toekomst liggen en kan een strategie ontwikkeld worden om daarvoor oplossingen te bieden.

ƒ Communicatie. Het businessplan is een document waarmee gecommuniceerd kan worden naar externe partijen. De doelstelling en visie van het bedrijf worden erin aan-gegeven en het kan helpen om resources aan te wenden tot het bedrijf.

(41)

ƒ Planning. Indien het plan is beschreven, is het raadzaam om het wekelijks of maande-lijks te blijven raadplegen en indien nodig aan te passen. Immers wanneer het bedrijf gestart en actief is, blijkt de praktijk anders te zijn dan van te voren gedacht. Ook kun-nen de plankun-nen voor de toekomst gedurende een bepaalde tijd wijzigen.

Volgens Gumpert (1997) zijn er ook enkele praktische aanleidingen die de ondernemer aan kunnen zetten tot het schrijven van een ondernemersplan. De volgende vier aanleidingen heb-ben betrekking op het hebheb-ben van een plan voor een startend bedrijf:

ƒ Het aantrekken van kapitaal.Het plan dient voor het winnen van vertrouwen van partijen, zoals banken en/of investeringsmaatschappijen voor de financiering van de start en later de groei van de onderneming. Mede op basis van het ondernemingsplan geeft bijvoorbeeld een bank aan hoeveel krediet het de starter wil geven.

ƒ Het motiveren en richting geven aan het management.Wanneer een klein bedrijf start en daarna groeit, is het hebben van een plan een soort houvast waaraan iedereen in het bedrijf zich kan spiegelen/meten en indien nodig vast kan klampen. Het is daar-om wel van belang dat het plan ook na de start wordt gehanteerd en eventueel gewij-zigd door veranderingen in het bedrijf.

ƒ Het verkrijgen van een (grote) order of opdracht.De opdrachtgever wil graag we-ten hoe het bedrijf er financieel voor staat en wat de doelstelling is voordat er zaken worden gedaan.

ƒ Het aantrekken van personeel.Om gemotiveerd en goed geschoold personeel te krijgen, komt het overhandigen van een ondernemingsplan professioneel over. De po-tentiële werknemer weet waar het bedrijf voor staat en of hij/zij zich hierin kan vin-den.

4.2 Onderdelen ondernemingsplan

Volgens Dollinger (2003) moet het ondernemingsplan uit een aantal onderdelen bestaan. Het inleidende deel bestaat uit een beschrijving van het type onderneming, het management, het product of te leveren dienst, de directe concurrentie en het benodigde kapitaal. Daarna volgt een uitgebreide beschrijving van de volgende onderwerpen:

(42)

onder-ƒ Doelstellingen. Zowel de korte termijn als de lange termijn doelstellingen.

ƒ Markt analyse. Een analyse van de afzetmarkt, de concurrentie, de doelgroep, de competitieve factoren en barrières.

ƒ Ontwikkeling en productie. Beschrijving van het productieproces, de benodigde bronnen en de zekerheid van kwaliteit.

ƒ Marketing. Beschrijving van het concept en de manier waarop het concept bekend wordt gemaakt bij externe partijen, zoals leveranciers en klanten. Een marketing stra-tegie en verkoop prognose horen hier ook bij.

ƒ Financiële planning. Dit bestaat uit een financieel plan, een beschrijving van de nodigde financiën en bronnen met daaraan gekoppeld een strategie. De strategie be-staat uit beleid dat aangeeft wat met het financiële vermogen gedaan kan en mag wor-den en hoe de controle hierover wordt uitgevoerd. Het financieel plan bestaat uit een investeringsplan, financieringsplan, exploitatiebegroting en een liquiditeitsbegroting.

ƒ Organisatie en management. Een beschrijving van het management en het benodig-de personeel met benodig-de gewenste kwaliteiten. Een HRM-strategie voor het aannemen en hebben van personeel.

ƒ Eigendom. Rechtsvorm van het bedrijf en beschrijving van de (toekomstige) eigena-ren.

ƒ Risico’s en beperkingen. Een beschrijving van de te lopen risico’s en beperkingen waar het bedrijf mee te maken kan krijgen. Externe partijen zijn op die manier op de hoogte van zaken die invloed hebben op het eventuele falen van de onderneming en kunnen zodoende het bedrijf daar niet aansprakelijk voor stellen.

ƒ Planning. Tot slot een tijdschema met alle mijlpalen aangegeven. Bijvoorbeeld da-tum/periode van de start, investeringen en uitbreidingen.

De kwaliteit van het ondernemingsplan neemt toe naarmate de ondernemer gedetailleerder de bovenstaande onderdelen beschrijft en nauwkeuriger de plannen en begrotingen onderbouwt. Uiteraard moet het plan wel realistisch zijn, want dan neemt pas de kans op succes toe.

4.3 Verband starterskenmerken en ondernemingsplan

(43)

ondernemingsplan te halen. In paragraaf 4.2 zijn de onderdelen besproken die volgens Dollin-ger in een ondernemersplan beschreven moeten worden. De te onderzoeken starterskenmer-ken zijn allemaal onder te brengen in het ondernemingsplanmodel van Dollinger.

Ondernemersbeschrijving

De objectieve ondernemerskenmerken vormen het ‘paspoort’ van de ondernemer. Een be-schrijving van de ondernemer dus. Volgens Dollinger (2003) is dit het eerste onderdeel van het ondernemingsplan, waarin de achtergrond van de ondernemer beschreven is. Het gaat om het geslacht, de leeftijd, de nationaliteit en het opleidingsniveau.

De ondernemer heeft daarnaast een bepaalde ‘bagage’ waar hij of zij een bedrijf mee wil be-ginnen. Het gaat om branche-ervaring, het beschikken over een netwerk en ondernemerserva-ring. Op basis hiervan geeft de ondernemer in het plan aan waarom hij of zij geschikt is om ondernemer te worden. Dit zijn de subjectieve ondernemerskenmerken waar de starter in een bepaalde mate over beschikt. Deze kenmerken geven wederom een stuk achtergrond van de ondernemer weer. Deze kenmerken komen ook naar voren bij de beschrijving van het nagement. Verder zal de ondernemer aan de hand van de startmotivatie, doelstellingen en ma-te van inzet aangeven wat hij of zij wil met het bedrijf. Bij het onderdeel ‘doelsma-tellingen’ waar Dollinger over spreekt, zullen deze laatste drie genoemde subjectieve kenmerken beschreven worden. Zowel de hierboven beschreven objectieve als subjectieve ondernemerskenmerken zijn als het ware de grondstoffen voor het ondernemingsplan.

Bedrijfsbeschrijving

(44)

produc-neel bij of kort na de start ook opgenomen zijn in de financiële planning. De keuze voor de sector waar het bedrijf in start, zal bij de beschrijving van de achtergrond, doel van de onder-neming, doelstellingen, marktanalyse en marketing uitvoerig aan bod komen.

Praktisch gebruik

Andersom geredeneerd, kan uit een ondernemingsplan opgemaakt worden over welke onder-nemers- en ondernemingskenmerken een starter beschikt. Naar de praktijk gekoppeld, is dit een belangrijk punt voor de ING. Een adviseur/verkoper van de ING kan de kenmerken uit het businessplan filteren wanneer hij of zij de kans op succes van een starter wil bepalen. Op basis van de mate waarin de ondernemer over de subjectieve kenmerken beschikt, de startsi-tuatie van het bedrijf en de haalbaarheid van het plan, kan worden bepaald wat de overle-vingskans of zelfs de kans op snelle groei is. Aan de hand van deze kansen wordt berekend hoeveel krediet de bank wil geven.

Controlemiddel

Het businessplan kan ook als controlemiddel worden gebruikt. Uit de beschrijving van de startsituatie kan opgemaakt worden of de voorgenomen doelstellingen van de ondernemer ook gemeend zijn. De doelstellingen en ambities die een starter in een gesprek met een verko-per/adviseur naar voren brengt, kunnen aan de hand van het plan gecheckt worden. Uit zowel de in het businessplan beschreven subjectieve ondernemers- als de ondernemingskenmerken kan geconcludeerd worden of de ambities wel gemeend en haalbaar zijn.

Tot slot kan een verkoper/adviseur na de start van het bedrijf de ondernemingskenmerken uit het ondernemingsplan blijven toetsen en de ondernemer (indien nodig) hierop aanspreken. Dit kan zich voordoen wanneer een starter bij de bank aanklopt voor een herfinanciering of wan-neer de onderneming beneden verwachting zich ontwikkeld.

(45)

4.4 Conceptueel model

Aan de hand van de te onderzoeken starterskenmerken (onderbouwd in paragraaf 3.4) en de vooraf gestelde onderzoeksvragen staat in figuur 4.1 een conceptueel model afgebeeld. Het conceptueel model weergeeft de kern van dit onderzoek. De te onderzoeken starterskenmer-ken zijn weergegeven in het model.

Met de dikke oranje pijlen is aangegeven dat de ondernemers- en ondernemingskenmerken een bepaalde invloed hebben op de overlevingskans en kans op snelle groei. Deze kansen zijn centraal geplaats in het model en vertegenwoordigen de onderzoeksvragen. Links staan de objectieve kenmerken die de ondernemer als persoon beschikt. Deze kenmerken worden in hoofdstuk 5 behandeld. Een stap verder geeft aan dat de starter naast de objectieve kenmerken ook in bepaalde mate over diverse subjectieve kenmerken beschikt die in hoofdstuk 6 aan bod komen. Vanuit de persoon gezien, hebben deze beide soorten kenmerken invloed op de over-levingskans en kans op snelle groei. Vanaf de andere kant gezien, zijn er kenmerken die iets zeggen over de bedrijfsituatie bij de start en een bepaalde invloed hebben op de overlevings-kans en overlevings-kans op snelle groei. Deze ondernemingskenmerken worden in hoofdstuk 7 uiteenge-zet.

De relatie tussen de starterskenmerken en het businessplan die in paragraaf 4.3 is beschreven, komt in het conceptueel naar voren door de lichtoranje achtergrond wat het ondernemingsplan voorstelt. Dit geeft aan dat de starterskenmerken een onderdeel van het businessplan vormen.

(46)

44

Figuur

4.1 C

oncept

ueel model starterskenmerken

Ondernemerskenmerken

Ondernemi

n

gskenmerken

Leeftijd Startkapitaal Nationaliteit Personeel in dienst

Branche- ervaring Netw

erk Sector Startmo tiva tie Inz et Ondernemers-ervaring Doelstelling en Opleid ings-niveau Rechtsvor m Gesla cht Teamstart

Kans op snelle groei

(47)

5. Objectieve ondernemerskenmerken

In dit hoofdstuk wordt een viertal objectieve ondernemerskenmerken beschreven. Achtereen-volgens worden de kenmerken geslacht, leeftijd, nationaliteit en opleidingsniveau in de para-grafen 5.1 tot en met 5.4 beschreven. Het zijn kenmerken die eenvoudig te meten zijn, omdat elke ondernemer er over beschikt.

Per kenmerk wordt informatie beschreven in een vaste structuur. De beschrijving van een objectief ondernemerskenmerk begint met een conclusie die de invloed op de overlevingskans en de kans op snelle groei weergeeft. De conclusie is gebaseerd op een analyse van data over het kenmerk. De data bestaat uit de volgende gegevens die na de conclusie per kenmerk op-eenvolgend worden weergegeven:

- Achtergrondgegevens over het aandeel starters die met het betreffende ondernemersken-merk gestart zijn. Eventueel aangevuld met trends en ontwikkelingen die zich door de ja-ren heen hebben voorgedaan.

- Uiteenzetting over de invloed op de overlevingskans. Aan de hand van informatie uit ge-dane onderzoeken (deskresearch) wordt aangegeven of een kenmerk een verhoogde kans op overleven, op falen of geen invloed heeft.

- Uiteenzetting over de invloed op de kans van snelle groei aan de hand van informatie uit gedane onderzoeken (deskresearch) en/of uit de interviews met negen snel groeiende star-ters (fieldresearch). De informatie van de interviews is als bijlage toegevoegd. De versla-gen van de interviews zijn in Bijlage 6 opversla-genomen en in Bijlage 7 is een overzicht van de starterskenmerken van de geïnterviewde ondernemers getoond.

(48)

5.1 Geslacht

Het geslacht van de starter heeft geen invloed op de overlevingskans, wel op de kans op snelle groei. De mannelijke starter heeft een grotere kans daarop, omdat ze vaker, meer en eerder personeel in dienst hebben dan de vrouwelijke ondernemers. Daarnaast besteden ze in ver-houding meer tijd aan en hebben vaker een onderneming.

5.1.1 Trends & ontwikkelingen

Het aandeel vrouwelijke starters is altijd kleiner geweest dan het aandeel mannelijke starters van het totaal aantal starters per jaar (figuur 5.1). In de jaren 2000 tot en met 2006 is het deel vrouwelijke starters wel gestegen. Een kwart (25,1%) was in 2000 vrouwelijk en dit aan-deel is gestegen tot bijna een derde aan-deel in de jaren 2004 tot en met 2006. In 2006 was 31,5% een vrouwelijke starter (zie ook bijlage tabel B2.1).

Figuur 5.1 Aandeel mannelijke en vrouwelijke starters, 2000-2006

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 A an d eel

Vrouw elijk Mannelijk

Bron: KvK, 2007

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en

Voor de fractie van de NAP is de gevraagde informatie van belang bij het beoordelen van het voorstel Wijzigingsplan Rijsdijk-Achterdijk dat op 8 juni 2015 op de raadsagenda

Hieruit kwam naar voren dat heel veel fruittelers deze kansen wel zien maar niet precies weten hoe ze deze kansen binnen de huidige verhoudingen in de markt kunnen verzilveren?.

In deze infobundel worden min of meer chronologisch alle mogelijke opties voor- gesteld, maar bekijk het als een keuzemenu waarbij jij kiest wat jij nodig hebt en voor zolang jij

 Door soepele milieuwetgeving heeft het milieu te lijden onder de productie..  De winst van de productie komt ook naar Nederland,

Maatschappelijke betrokkenheid staat beschreven dat de gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor de participatie en communicatie met de eigen inwoners, bedrijven en

Hoe staat het college tegenover een transformatie van het huidige schoolgebouw, afgezien van het feit dat dit niet door de initiatiefnemer wordt

Zijn er op dit moment vanuit de Provincie Gelderland gefinancierde subsidies, of soortgelijke maatregelen, voor ondernemers waarmee zij hun bedrijven duurzamer kunnen maken.. Te