• No results found

Sector versus leeftijd

In document Succesvol beginnend ondernemerschap (pagina 54-58)

5. Objectieve ondernemerskenmerken

5.2.4 Sector versus leeftijd

Gemiddeld zijn starters in de leeftijdscategorie 35-44 jaar uit de periode 2001-2004 beneden gemiddeld ondernemend in de primaire sector (4%) (tabel 5.6). Echter, de ondernemers in de categorie 45-64 jaar zijn boven gemiddeld in de primaire sector (18%) aanwezig, maar bene-den gemiddeld in de nijverheid en industrie (19%).

Tabel 5.6 Leeftijd starters uit 2001-2004 in % per sector

Leeftijd Primaire sector Nijverheid en distributie Zakelijke diensten Consumentgerichte sectoren

18-34 jaar 13% 29% 29% 29%

35-44 jaar 4% 29% 33% 34%

45-64 jaar 18% 19% 30% 33%

Gemiddeld 11% 26% 31% 32%

Bron: Hessels e.a., 2005

Legenda sectoren

- Primaire sector: agrarische sector, bosbouw, visserij en mijnbouw - Nijverheid en distributie: bouw, industrie, transport en groothandel

- Zakelijke diensten: o.a. financiële diensten, verzekeringen en onroerend goederen

- Consumentgerichte sectoren: o.a. detailhandel, horeca, gezondheidszorg, onderwijs en recreatie.

5.2.5 Invloed op overlevingskans

Starters die jonger dan 30 jaar zijn hebben een kleinere overlevingskans dan starters die 30 jaar of ouder zijn. Starters die ouder zijn dan 30 jaar hebben meer branche-ervaring, doordat ze voorheen al een baan hadden in dezelfde branche (van Gelderen e.a., 2001). Verder zijn er geen verschillen in invloed op de overlevingskans per leeftijd (groep).

5.2.6 Invloed op snelle groei

Het grootste deel van de starters hebben personeel binnen 3,5 jaar na de start (figuur 5.5) in het bedrijf. Het gaat om zowel medewerkers die in dienst zijn als ingehuurde uitzendkrachten. Gemiddeld heeft ongeveer een derde deel van de starters uit de periode 2001-2004 geen me-dewerkers binnen 3,5 jaar na de start. Hoe ouder de starter, des te minder meme-dewerkers hij of zij in verhouding heeft. De leeftijdsgroep 35-44 heeft in verhouding het grootste aantal. Voor 10% van de starters in de middelbare leeftijd geldt dat er zelfs minimaal 20 medewerkers zijn. Dit percentage ligt bij de andere leeftijdsgroepen duidelijk lager.

Figuur 5.5 Aantal medewerkers naar leeftijdsgroep starters uit 2001-2004*

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Jong (18-34 jaar)

Middelbaar (35-44 jaar)

Oudere (45-64 jaar)

geen 1 t/m 5 6t/m 19 ≥20

Bron: Hessels e.a., 2005

De verwachtingen voor het aantal medewerkers over vijf jaar verschillen duidelijk per leef-tijdsgroep. De oudere starter onderscheidt zich omdat 29% verwacht vijf jaar na de start geen medewerkers te hebben. Daarnaast valt het op dat het aandeel oudere starters die 20 of meer medewerkers over vijf jaar verwacht te hebben (13%), in verhouding niet veel kleiner is dan bij de andere leeftijdsgroepen (figuur 5.6).

Figuur 5.6 Verwacht aantal medewerkers over vijf jaar, naar leeftijdsgroep starters uit 2001-2004

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Jong (18-34 jaar)

Middelbaar (35-44 jaar)

Oudere (45-64 jaar)

geen 1 t/m 5 6t/m 19 ≥20

Bron: Hessels e.a., 2005

Op basis van deze gegevens kan gezegd worden dat onder de oudere starters in verhouding minder vaak snelle groeiers voorkomen. Ze hebben vaker geen personeel in dienst en indien wel, dan is het aantal kleiner.

Er zijn verschillen tussen de groep oudere starters (45 jaar en ouder) en de groep jonge en middelbare starters (jonger dan 45 jaar). In tabel 5.7 wordt aangegeven welke kenmerken va-ker bij één van de leeftijdsgroepen voorkomen dan bij de andere leeftijdsgroep. Uit het over-zicht blijkt dat jongere starters (jonger dan 45 jaar) vaker gericht zijn op groei van de onder-neming en de omzet. Dit valt op te maken uit de doelstellingen, hoger startkapitaal, het vaker vreemd vermogen durven aantrekken en de capaciteiten van de jongere starters. Oudere star-ters hebben minder vaak groeidoelstellingen. Dit blijkt uit de feiten dat de oudere onderne-mers vaker beginnen met minder startkapitaal, ondernemen vaker parttime en starten vaker zonder personeel (Snel & Bruins, 2004).

Het is aannemelijk dat een oudere starter met de ervaring die hij of zij heeft opgedaan tijdens een baan in loondienst, een eigen bedrijf wil beginnen. De oudere starter wil met het bedrijf niet te veel groeien en er een goed inkomen mee verdienen. Naast dat de oudere starter vaker een man is, vaker een hogere opleiding heeft genoten, begint een oudere vaker in de financiële en zakelijke dienstverlening.

Tabel 5.7 Kenmerken die vaker voorkomen bij bepaalde leeftijdsgroep starters

Kenmerken Jongere starters (< 45 jaar) Oudere starters (≥ 45 jaar)

Geslacht * Man

Opleidingsniveau* Hoger

Sector * Bouw Financiële en zakelijke dienstverlening Inzet per week * Fulltime Parttime

Startkapitaal *

Financiering * Hogere startkapitaal Eigen én vreemd vermogen Alleen eigen vermogen Doelstellingen

Bij start: streven met personeel Uitbreiding/verhuizing pand Winstmaximalisatie Omzetvergroting

Bij start: zonder personeel

Capaciteiten Ondernemerscapaciteiten Risico’s durven nemen Vreemd vermogen aantrekken

Netwerken

Startmotieven

Uitdaging

Wens om eigen baas te zijn Meer verdienen dan in loondienst Betere mogelijkheden combinatie zorg, gezin en arbeid

Uit nood geboren Dreigende werkloosheid

Samenwerking Bij start: samenwerking

Bron: Snel & Bruins, 2004

*) Zie bijlage (tabellen B3.2 tot en met B3.7) voor onderliggende data.

Kenmerkend is het gegeven dat 1 van de geïnterviewde snel groeiende starters ouder dan 45 is (namelijk 58 jaar). Daaraan toegevoegd het gegeven dat deze oudere man eerder ook al be-drijven heeft gestart. De rest van de geïnterviewden waren jonge starters in de leeftijd van 22 tot en met 44 jaar (zie Bijlage 5 & 6 ).

5.3 Nationaliteit

Ongeveer 19% van het totale aantal starters in Nederland is allochtoon. Een groot deel van de allochtone starters komt al vele jaren geleden uit Turkije, Suriname en Marokko. In deze pa-ragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen de 1e en de 2e generatie starters uit deze landen. Daarnaast neemt de groep Poolse starters sinds 2004 enorm toe en krijgt in deze paragraaf de nodige aandacht.

Nationaliteit heeft invloed op de overlevingskans en op de kans om een snelle groeier te wor-den. Als de allochtone starter niet goed op de hoogte is van de Nederlandse cultuur, wet- en regelgeving en de Nederlandse taal, is de kans op falen groot en is de kans om een snelle groeier te worden heel klein.

De 1e generatie allochtone starters uit Suriname, Turkije en Marokko zijn lager geschoold en minder goed op de hoogte van Nederlandse wet- en regelgeving in Nederland dan de 2e gene-ratie. Daarom heeft de 1e generatie een kleinere overlevingskans en kans op snelle groei. Dit geldt ook voor de Poolse starter die daarnaast niet of slecht de Nederlandse taal beheerst en de cultuur kent.

In document Succesvol beginnend ondernemerschap (pagina 54-58)