• No results found

Interviewen was zijn leven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Interviewen was zijn leven"

Copied!
96
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Interviewen was zijn leven

Werk en invloed van de journalist Willem Wittkampf

Faculteit der Letteren

Master Journalistiek

Auteur: Stefan Vermeulen

Studentnummer: 1269100

Datum: 11 augustus 2008

Eerste begeleider: prof. dr. M.J. Broersma

(2)

“Ik heb geen levens beschreven. Ik heb slechts opgeschreven wat mij trof, die achternamiddag dat ze zaten te praten. Mensen zijn geheimzinnig.”

(3)

Voorwoord

Met het afronden van deze scriptie over Willem Wittkampf komt voor mij een einde aan twee jaar waarin ik mijzelf ‘student journalistiek’ mocht noemen. Die twee jaar waren spannend, leerzaam en soms zwaar, maar vooral erg leuk. Toen ik in september 2006 voor het eerst voet zette in de Groningse newsroom was ik nieuwsgierig naar het journalistieke vak, maar veel ervaring met nieuws maken had ik niet. Nu, in de zomer van 2008, heb ik het gevoel dat ik het vak redelijk goed onder de knie heb en ook de theoretische kennis bezit die van een academisch opgeleide journalist verwacht mag worden.

En misschien wel net zo belangrijk: ik ben ervan overtuigd dat ik de komende jaren in de journalistiek verder wil. De inspirerende omgeving van de newsroom en alles wat bij de opleiding kwam kijken heeft aan die overtuiging zeker bijgedragen.

Ik wil op deze plaats graag mijn scriptiebegeleider Marcel Broersma bedanken, die zich meteen enthousiast toonde toen ik voor het eerst bij hem kwam met het idee mijn scriptie over de interviewer Wittkampf te gaan schrijven. In de periode die volgde heeft hij eraan bijgedragen dat deze scriptie het gewenste niveau bereikte. Hans Renders wil ik bedanken voor het fungeren als tweede lezer.

Ook wil ik graag mijn vrienden en familie bedanken voor de steun die ik vaak aan ze had, soms zonder dat ze dat zelf door hadden. Speciaal wil ik hierbij mijn moeder Geppie Bootsma bedanken voor alle morele (en financiële) steun die ik gedurende de zeven jaar dat ik studeerde van haar mocht ontvangen.

Tot slot wens ik een ieder die deze scriptie openslaat veel plezier bij het kennismaken met een bijzondere journalist en een van de grootste interviewers uit de geschiedenis van de Nederlandse journalistiek.

Amsterdam, 11 augustus 2008,

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3

Inhoudsopgave ... 4

Hoofdstuk 1

Inleiding ... 6

1.1

Doel en centrale vragen ... 7

Hoofdstuk 2

Journalistiek in het tijdperk-Wittkampf ... 12

2.1

Voor de jaren vijftig ... 12

2.2

De jaren vijftig... 14

2.3

De jaren zestig ... 16

Hoofdstuk 3

Kranten in de jaren vijftig en zestig... 18

3.1

Het Parool ... 18

3.1.1 De jaren vijftig ... 19

3.1.2 De jaren zestig... 21

3.2

Het Vrije Volk ... 23

3.3

de Volkskrant... 26

3.4

Trouw... 28

3.5

De Telegraaf ... 30

3.6

Algemeen Handelsblad... 31

Hoofdstuk 4

Het interview in Nederland... 33

4.1

Angelsaksische uitvinding... 33

4.2

Voet aan de grond... 34

4.3

Na de oorlog ... 36

Hoofdstuk 5

Willem Wittkampf ... 39

5.1

Jeugd en oorlog... 39

5.2

Naar Amsterdam... 40

5.3

Het einde van ‘door Willem’ ... 43

(5)

Hoofdstuk 6

De methode-Willem ... 47

6.1

De totstandkoming van een ‘Willem’ ... 47

6.2

Vernieuwer ... 49

6.3

Waar of niet? ... 50

Hoofdstuk 7

Analyse interviews ... 53

7.1

Aantal interviews in de krant... 53

7.2

Lengte ... 55

7.3

Plaats in de krant... 57

7.4

Vorm ... 60

7.5

Functie en bekendheid geïnterviewde ... 66

7.6

Rol gesprekspartners... 70

7.7

Gespreksonderwerp ... 77

7.8

Interviewer... 83

7.9

Frequentie Willems interviews... 84

Hoofdstuk 8

Conclusies ... 86

8.1

Het interview midden jaren vijftig ... 86

8.2

De interviewer ... 87

8.3

Invloed Wittkampf... 89

(6)

Hoofdstuk 1

Inleiding

Wie vandaag de dag een willekeurige krant openslaat is er al snel achter: interviews vormen een onmisbaar onderdeel van de journalistiek. Journalisten gebruiken nieuwsinterviews in hun weergave van de actualiteit, in persoonlijke interviews krijgen lezers een kijkje in het privé-leven van politici en andere beroemdheden. Geen krant zonder interview. Niet alleen het geïnterviewde subject is hierbij van belang: ook de interviewer speelt doorgaans een belangrijke rol. Zijn naam staat immers onder het stuk.

Toch gaan er stemmen op die beweren dat het interviewgenre een zachte dood aan het sterven is. Zo schreef NRC Handelsblad-columnist Frits Abrahams onlangs: “Het geschreven interview is niet meer wat het geweest is: een prestigieus genre waarmee geïnterviewde en journalist de nodige eer – en soms ook schande – konden inleggen.” Een interessant, leesbaar genre heeft zijn glans verloren, aldus Abrahams. De oorzaak: de opmars van de voorlichters, die de inhoud van een interview strenger controleren dan de geïnterviewde zelf. Abrahams denkt met weemoed terug aan de grote interviewers van enkele decennia geleden: journalisten als Ben Haveman, Bibeb en Ischa Meijer.1

Een andere grote naam uit de Nederlandse interviewgeschiedenis noemt hij niet: Willem Wittkampf. Toch hoort ook deze oud-journalist van Het Parool thuis in het rijtje illustere interviewers uit de twintigste eeuw. Volgens Ischa Meijer was Wittkampf zelfs de beste schrijvende interviewer die Nederland ooit gekend heeft. Over hem gaat deze scriptie.

Wat Wittkampf, die van 1956 tot 1969 een vaste interviewrubriek in dagblad Het

Parool had, dan zo bijzonder maakte? Ten eerste was Wittkampf, die zijn stukken altijd alleen met zijn voornaam Willem ondertekende, de uitvinder van interviews in monoloogvorm. Links boven en rechts onderaan stonden aanhalingstekens, daartussen was de geïnterviewde aan het woord.2 Ten tweede was het in zijn tijd hoogst ongewoon om in de krant op te schrijven wat ‘gewone mensen’ te vertellen hadden. Doorgaans was het voorrecht om geïnterviewd te worden voorbehouden aan politici en andere prominente figuren. ‘Willem’ trok zich daar niets van aan: hij beperkte zich in praktisch al zijn verhalen tot onbekende

1

Frits Abrahams, ‘Interviewen’, NRC Handelsblad, 18 januari 2007.

2

(7)

mensen. Met zijn interviews zou Wittkampf er in belangrijke mate aan hebben bijgedragen dat het genre vanaf midden jaren vijftig de kinderschoenen ontgroeide.3

1.1

Doel en centrale vragen

In deze scriptie wordt onderzocht hoe de bijdrage van Wittkampf aan het interviewgenre tot stand kwam, terwijl ook zijn leven en werk in kaart worden gebracht. De bedoeling van dit onderzoek is een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis op het vakgebied van het journalistieke interview. Deze studie beoogt inzicht te geven in het leven en het werk van de interviewer Willem Wittkampf en duidelijk maken wat zijn bijdrage aan de ontwikkeling van het interviewgenre in de Nederlandse journalistiek is geweest.

Het onderzoek bestaat daarom uit twee delen. Ten eerste een deel waarin de context van Wittkampfs journalistieke werk en zijn persoonlijke leven wordt geschetst. Wittkampf wordt hierin als het ware in zijn tijd geplaatst. Het tweede deel bestaat uit een analyse van zijn interviews en interviews van tijdgenoten in andere kranten. Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de biografische methode: door te kijken naar het persoonlijke leven van Wittkampf ontstaat meer inzicht in het begrip van zijn publieke wapenfeiten.4

Om de doelstelling van dit onderzoek te kunnen bereiken, kent dit onderzoek twee centrale vragen:

- Op welke manier functioneerde Wittkampf als journalist in zijn tijd en hoe was daarbij zijn persoonlijke leven van invloed?

- Hoe ontwikkelde het interviewgenre zich in de periode dat Wittkampf actief was en wat was zijn bijdrage aan die ontwikkeling?

Deze centrale vragen zijn weer onderverdeeld in concrete onderzoeksvragen, die in de loop van deze scriptie beantwoord worden. Elk hoofdstuk geeft een antwoord op een of meerdere van de onderzoeksvragen. In het afsluitende hoofdstuk 8 zijn vervolgens de conclusies geformuleerd. De onderzoeksvragen luiden:

- Hoe zag de Nederlandse journalistiek eruit in de periode dat Wittkampf actief was? - Wat was de rol van Het Parool en de andere landelijke dagbladen in die periode?

3

Tom Kellerhuis, ‘De geheimzinnige Wittkampf: “Ik heb slechts opgeschreven wat mij trof”’, De Journalist, 28 januari 2000, p.16.

4

Hans Renders, ‘De biografische methode’, in: Gerrit Voerman en Dirk Jan Wolffram (red.), Kossmann

(8)

- Hoe ontwikkelde het interviewgenre in de Nederlandse journalistiek zich in de loop der jaren?

- Hoe is het leven van Willem Wittkampf verlopen?

- Wat is de invloed van Wittkampfs persoonlijke leven op zijn journalistieke werk geweest?

- Hoe ging Wittkampf als interviewer te werk?

- Wat zijn de typerende kenmerken van een door Wittkampf geschreven interview? - Hoe ontwikkelde Wittkampfs interviewrubriek zich in de jaren 1956-1969?

- Hoe zagen interviews in de vijf geselecteerde andere kranten eruit in de periode 1956-1969?

- Welke rol speelde Wittkampf bij de ontwikkeling van het interview in de Nederlandse journalistiek in de jaren 1956-1969?

1.2

Methodologie

Om tot een onderbouwd antwoord op de centrale vragen te komen worden verschillende onderzoeksmethoden gebruikt. Via een literatuuronderzoek wordt onderzocht wat anderen over Willem Wittkampf, zijn leven en de journalistieke context waarin hij werkte geschreven hebben. Daarnaast worden mensen geïnterviewd die iets over Wittkampf te vertellen hebben. Dat zijn er twee. In de eerste plaats is Bob Steinmetz geïnterviewd, de vroegere adjunct-hoofdredacteur en opmaker van Het Parool, die Wittkampf goed heeft gekend en jarenlang verantwoordelijk was voor de opmaak van Wittkampfs interviews. In de tweede plaats is gesproken met Karel Links. Deze kunstenaar werd in 1969 door Wittkampf geïnterviewd en in een stuk geportretteerd.

Ook wordt in deze studie een empirisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij worden interviews ‘door Willem’ uit Het Parool geanalyseerd om tot nieuwe resultaten te komen. Dit gebeurt door middel van een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse: de informatie uit de onderzochte kranteninterviews bestaat zowel uit duidelijk meetbare als meer kwalitatieve gegevens die beide relevant zijn voor dit onderzoek.5

Wittkampfs interviews worden vergeleken met het materiaal uit de andere landelijke dagbladen. Dat geeft een beeld van de staat van het genre in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. De vijf kranten waaruit ze afkomstig zijn geven samen een dwarsdoorsnede van

5

(9)

de Nederlandse journalistiek uit die tijd; zowel vanwege de oplages als vanwege de verschillende (politieke) ‘kleuren’ die de kranten hadden. De geanalyseerde kranten zijn De

Telegraaf, Algemeen Handelsblad, Het Vrije Volk, de Volkskrant en Trouw.

Bij de analyse van de interviews van Wittkampf wordt een selectie van interviews van zijn hand gebruikt. De eerste ‘Willem’ kwam uit op 15 december 1956, de laatste in juli 1969. Uit deze periode wordt om de drie jaar een steekproef uit de interviews genomen. Het eerste jaar is 1957, het eerste volledige jaar dat Wittkampf interviews publiceerde. Verder worden interviews uit 1960, 1963, 1966 en uit het laatste te construeren jaar waarin Willem actief was (dat loopt van augustus 1968 tot juli 1969) geanalyseerd. Met deze spreiding ontstaat een duidelijk beeld van de ontwikkeling van Willems rubriek en van zijn positie bij de krant in deze jaren.

Per jaar zijn twaalf interviews gebruikt, één per maand. De interviews stonden altijd op zaterdag in de krant. In principe is het interview van de eerste zaterdag van de maand geselecteerd. Willem publiceerde echter niet volledig regelmatig, waardoor niet elke zaterdag een interview in de krant stond. Als dit de eerste zaterdag van de betreffende maand niet het geval was, is het interview van de tweede zaterdag van de maand (en waar nodig zelfs de derde of vierde zaterdag) gebruikt. Op deze manier is het mogelijk van bijna alle onderzochte maanden één interview te analyseren.

In de eerste vier maanden van 1960 bleek Wittkampf echter niet in Het Parool gepubliceerd te hebben. Uit een verslag van de stafbespreking van de Parool-redactie van 20 november 1959 blijkt waarom: hij kreeg (ten hoogste) zes maanden vrij om aan een roman te schrijven. Hoofdredacteur Koets gaf hem hiertoe de gelegenheid, de plaats van de ‘Willem’ werd tijdens zijn afwezigheid ingenomen door Henri Knap, terwijl Wittkampf gewoon doorbetaald kreeg.6 Op 21 mei 1960 was Wittkampf weer terug. Het totale aantal geanalyseerde Willems is dus 56 interviews.

Bij deze interviews worden de volgende aspecten onderzocht: de plaats van het interview in de krant, de lengte, de interviewvorm, de rol van interviewer en geïnterviewde, de functie en bekendheid van de geïnterviewde en het gespreksonderwerp. Daarnaast wordt onderzocht hoe regelmatig Wittkampf nu precies publiceerde. Hiertoe worden in de eerder genoemde vijf jaren alle zaterdagkranten bekeken en is geregistreerd hoeveel ‘wekelijkse’ interviews hij nu werkelijk publiceerde (maximaal 52 per jaar, uiteraard) en of hierin

6

(10)

verandering optrad in de loop der jaren. Dit zegt iets over de werkwijze van Wittkampf en de positie die hij bij de krant innam.

Bij de overige kranten (Het Vrije Volk, Algemeen Handelsblad, De Telegraaf, de Volkskrant en Trouw) worden drie jaren uit de periode dat Wittkampf actief was geanalyseerd. Het eerste jaar van analyse is bij deze kranten 1956, het jaar voordat Wittkampf zijn vaste rubriek kreeg. Op deze manier kan het beste in kaart gebracht worden hoe de interviewcultuur was voordat Willem begon. Als voor de vergelijking ook als eerste jaar 1957 was gekozen, zouden eventuele trends die al voor Willems opkomst bestonden niet in beeld gebracht zijn. De overige twee jaren zijn vergelijkbaar met de analyse van Het Parool: het jaar 1963 en van augustus 1968 tot juli 1969. Voor een reeks van drie jaren is gekozen om praktische redenen: op deze manier kunnen meer titels meegenomen worden, waardoor een breder beeld ontstaat terwijl het daarnaast goed mogelijk is de ontwikkeling in de tijd in beeld te brengen.

Van de geselecteerde jaren wordt vanaf januari om de maand de eerste zaterdagkrant van die maand geselecteerd, dat wil zeggen zes exemplaren per krant per jaar. In totaal betekent dat 18 exemplaren per dagbladtitel, dus worden in totaal (5 maal 18 is) 90 zaterdagedities van kranten in de periode 1956-1969 geanalyseerd. Met deze selectie ontstaat een helder beeld van het interview in de Nederlandse journalistiek en zijn de interviews in andere kranten duidelijk te vergelijken met die van Wittkampf.

Uit elke geselecteerde krant wordt een interview dat zoveel mogelijk vergelijkbaar is met een ‘Willem’-interview geselecteerd. Dat wil zeggen: grote persoonlijke interviews in de weekendbijlage van de krant. Waar zulke stukken niet te vinden zijn wordt een ander interview uit de betreffende krant meegenomen, in sommige gevallen zijn dit meer nieuwsgerichte interviews. Bij het analyseren van deze interviews zijn dezelfde punten van belang als bij de interviews van Wittkampf: de plaats van het interview in de krant, de lengte, de interviewvorm, de rol van interviewer en geïnterviewde, de positie van de geïnterviewde, het gespreksonderwerp en gebruikte stijlmiddelen of andere opmerkelijkheden.

(11)

Bij deze selectie is de vraag relevant, wat nu precies ‘een interview’ is. Om een duidelijke selectie van kranteninterviews te kunnen maken, is een definitie nodig om te bepalen of een artikel als interview in de analyse meegenomen kan worden. In dit onderzoek wordt daarom onder een interview verstaan: ‘Een krantenartikel waarbij één persoon (of meerdere bij elkaar horende personen), met wie de journalist gesproken heeft, gedurende het hele artikel een belangrijke rol speelt; hetzij door geciteerd te worden, hetzij door informatie te leveren.’ Deze definitie is stipulatief: adequaat en bruikbaar voor dit onderzoek, maar niet noodzakelijk geschikt in een andere context.7

7

(12)

Hoofdstuk 2

Journalistiek in het tijdperk-Wittkampf

2.1

Voor de jaren vijftig

De hoogtijdagen van de journalist Wittkampf begonnen in 1956 met de introductie van zijn eigen interviewrubriek in de zaterdagbijlage van Het Parool. Om de ontwikkelingen in de journalistiek van die periode (midden jaren vijftig) goed te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk om eerst een stap terug te doen, en te kijken naar de journalistiek in de decennia daarvoor. Dat gebeurt in deze paragraaf.

De kritische, professionele journalistiek zoals we die tegenwoordig in grote delen van de Westerse wereld kennen, kwam in Nederland relatief laat tot ontwikkeling: in het interbellum. Pas in de loop van de jaren dertig begonnen de kranten inhoudelijk te veranderen: in het nieuws werd meer hiërarchie aangebracht, waarbij de belangrijkste berichten met grote nieuwskoppen erboven op de eerste pagina’s kwamen te staan.8 De Eerste Wereldoorlog was een van de oorzaken van deze meer professionele houding. Doordat veel kranten in buurlanden tijdens de oorlog bol stonden van de propaganda werden Nederlandse journalisten meer gedwongen de nieuwsfeiten onafhankelijk en op hun eigen manier te interpreteren en niet langer achter de buitenlandse media aan te lopen.9

De professionalisering had echter niet tot gevolg dat de kranten veel onafhankelijker te werk gingen; de meeste kranten bleven verzuild, zoals ze al sinds het einde van de negentiende eeuw waren geweest. Sterker: in de jaren twintig en dertig werden de tegenstellingen tussen de verschillende zuilen juist verscherpt. Mensen lazen niet alleen een bepaalde krant om informatie tot zich te nemen, maar ook om te laten zien met welke groep of zuil ze zich verbonden voelden.10 Hierdoor bestond een duidelijke segregatie tussen de verschillende persorganen, constateerde mediahistoricus Huub Wijfjes: “De pers die zich tot een bepaalde politieke en/of cultureel-religieuze richting bekende, onderschreef de noodzaak om directe banden te onderhouden met organisaties die binnen hun groep een vooraanstaande rol speelden. […] Ook verwachtten maatschappelijke en politieke elites van media dat, wanneer grote interne spanningen of spanningen met ideologische tegenstanders optraden, ze

8

Gerard Mulder, ‘De redigerende hand. Stijl en ordening in de schrijvende journalistiek’, in: Jo Bardoel e.a. (red.), Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2005), p.146.

9

Huub Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000, beroep, cultuur en organisatie (Amsterdam: Boom, 2004), p.143.

10

(13)

de eigen groep tot behoud van cohesie, loyaliteit en strijdlustigheid zouden oproepen. Media moesten als het ware de consensus in eigen kring organiseren.”11

Door de scherpe verzuiling was het krantenlandschap nauwelijks aan verandering onderhevig: elke zuil had zijn eigen kranten, die op hun beurt weer verzekerd waren van een vaststaand lezerspubliek. Alleen de niet aan een bepaalde zuil gebonden kranten hadden enigszins de potentie om deze patstelling te doorbreken. En deze ongebonden kranten waren vlak voor de Tweede Wereldoorlog een serieuze journalistieke factor: eind 1939 kwam ruim de helft van de oplage van de Nederlandse kranten voor rekening van de ‘neutrale’ bladen als

De Telegraaf en Het Nieuws van de Dag.12

Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog betekende het tijdelijke einde voor de bestaande verhoudingen in de Nederlandse journalistiek. Enkele kranten bleven verschijnen en kwamen onder streng toezicht van het nazi-bewind, enkele andere bladen gooiden het bijltje er vanwege de grote journalistieke beperkingen bij neer. Daarnaast werden tijdens de vijf oorlogsjaren circa 1300 verschillende illegale bladen uitgegeven, het grootste deel daarvan in de laatste fase van de oorlog. Het Parool werd een van de belangrijkste representanten van de illegale journalistiek.13

In de eerste jaren na de oorlog moest de hele Nederlandse journalistiek zich zien te herpakken, en dat ging moeizaam. Hoofdredacteur Klaas Voskuil van Het Vrije Volk klaagde in 1946 dat de journalistiek van na de oorlog bijna gelijk was aan de situatie van voor 1940, maar dan met minder papier en minder deskundigheid. Naast een grote stoet aan nieuwe journalisten was maar een klein groepje ervaren, bekwame redacteuren overgebleven, aldus Voskuil.14

Tot 1950 speelde ook de perszuivering een belangrijke rol. Kranten die in de oorlog waren blijven bestaan werden langs de morele meetlat gelegd; enkele van hen, waaronder De

Telegraaf, kregen een verschijningsverbod. Van de illegale bladen waren er een paar die een serieuze plaats in het medialandschap probeerden op te eisen, zoals Trouw, Vrij Nederland en

Het Parool. Veel mensen verwachtten in de eerste jaren na de oorlog grote veranderingen bij

11

Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000, p.147.

12

Bakker, Mediageschiedenis, pp.53-63.

13

Ibidem, p.239.

14

(14)

de kranten, maar die kwamen er niet. De meeste kranten namen al snel weer hun oude plaats in het medialandschap in (dat betekende dus meestal: terug in de schoot van de eigen zuil).15

Volgens Wijfjes was er echter geen sprake van volledige restauratie van de vooroorlogse pers, en keerden de kranten in sommige opzichten niet terug naar de situatie van voor de oorlog. Zo kwamen kranten na de oorlog vaak nog maar met een editie per dag, en werden veel kranten een ochtendblad.16 De papierschaarste, waar alle kranten in de eerste naoorlogse jaren last van hadden, bleek daarnaast een onvermoed positief effect te hebben op de inhoudelijke ontwikkeling van de journalistiek. Redacties werden hierdoor gedwongen veel kritischer te bepalen welk nieuws in de krant, die vaak slechts uit enkele pagina’s bestond, moest komen. Hierdoor leerden de journalisten harde prioriteiten te stellen en verdween alle omslachtigheid uit de kranten.17

2.2

De jaren vijftig

Ondanks de nieuwe krantentitels, verschijningsverboden voor enkele oude kranten en wat kleine journalistieke vernieuwingen, was de mediawereld aan het begin van de jaren vijftig op veel punten wel terug bij de verzuilde situatie van voor de oorlog. De journalistiek van dit decennium is daarom in latere analyses veel bekritiseerd. Een van de belangrijkste vertolkers van deze kritiekgolf is journalist H.J.A. Hofland, die schreef: “Nederland was in het begin van de jaren vijftig een voorbeeldige natie: stabiel, ordelijk, werklustig, onder leiding van Drees, Oud en Romme […] op weg naar nieuwe welvaart. In alle belangrijke opzichten was het een statische maatschappij. […] De dagbladpers was een instrument van de stagnatie. Alle grote dagbladen waren hetzij de spreekbuis van een partij, hetzij een onofficieel verlengstuk dat zich buiten de daardoor gegeven politieke grenzen maar weinig speelruimte veroorloofde.”18 Een deel van deze kritiek valt overigens terug te voeren op de nieuwe cultuur van ‘kritische journalistiek’ die in de jaren zestig opkwam. De journalisten formuleerden in dat decennium hun nieuwe opvattingen over journalistiek en maatschappij deels door zich af te zetten tegen de ‘burgerlijke’ en ‘volgzame’ gewoonten die de journalisten in de jaren vijftig hadden gehad.19

15

Bakker, Mediageschiedenis, p.93.

16

Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000, p.260.

17

Mulder, ‘De redigerende hand’, p.148.

18

H.J.A. Hofland, Memoires van een journalist, in: De draagbare Hofland (Amsterdam: Prometheus, 1993), pp.23-24.

19

(15)

Rond 1950 kwam aan de perszuiveringen van na de oorlog een einde. Kranten als

Algemeen Handelsblad en De Telegraaf waren niet langer verboden en daarmee leek de terugkeer van het krantenveld naar de voor de oorlog bestaande verhoudingen een feit.20 Dat de veranderingen in de pers in de eerste jaren na de oorlog minder groot uitpakten dan aanvankelijk werd gedacht, is vermoedelijk te verklaren door de diep verzuilde Nederlandse samenleving. Doordat ook in maatschappelijk opzicht veel werd zoals voor de oorlog, werd het verlangen naar grote veranderingen niet breed gedragen en was de stap naar een onafhankelijke pers na de nazi-propaganda uit de oorlog te groot.21

Toch was de journalistieke situatie in de jaren vijftig ingewikkelder dan dit beeld van partijgebonden, verzuilde kranten, waarbij ‘zelfs hoofdredacteuren als knipmessen bogen voor autoriteiten’22 doet vermoeden. Het is waar dat bij veel kranten politici uit eigen zuil invloed op de inhoud hadden, maar het is niet zo dat journalisten zich daarmee schuldig maakten aan het bewust misleiden van het lezerspubliek door niet objectief te berichten. Bovendien werkten de meeste journalisten in de jaren vijftig niet in de politieke verslaggeving. De jaren vijftig zijn eigenlijk vooral te omschrijven als een ‘overgangstijd’: De journalistiek fungeerde voor een deel binnen de oude verzuilde verhoudingen, maar dankzij de nieuw opgekomen kranten en zelfstandiger optreden van verslaggevers werd in de jaren vijftig tevens de basis gelegd voor de veranderingen die in het daarop volgende decennium zouden optreden.23

In de loop van de jaren vijftig veranderde in de journalistiek van alles. Zowel in de journalistieke organisatie als in het praktische werk traden nieuwe vormen van professionalisering op. De geleidelijke schaalvergroting in de krantenwereld is hier een voorbeeld van.24 De indeling van kranten werd ook steeds vaker bepaald op basis van nieuwswaarde en lezersvoorkeuren. Hierdoor gingen de dagbladen steeds meer op elkaar lijken. Want ook al hadden de kranten nog steeds verschillende standpunten, over welke gebeurtenissen de meeste nieuwswaarde hadden waren ze het vaak met elkaar eens.25

Ondanks deze nuanceringen blijft overeind, dat veel kranten zich nog sterk met een bepaalde zuil verbonden voelden. De sluimerende vernieuwingen zullen dan ook lang niet in alle kranten tussen de regels door te lezen zijn geweest. Er waren kranten die de

20

Koedijk, ‘Vrijheid in verantwoordelijkheid’, p.226

21

Bakker, Mediageschiedenis, p.94.

22

H.M. Bleich, ‘U moet de sigaar uit de mond nemen als U met ons spreekt’, in: J.T.J van den Berg e.a. (red.),

Tussen Nieuwspoort & Binnenhof: de jaren zestig als breuklijn in politiek en journalistiek (Den Haag, 1989), p.28.

23

Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000, p.255-256, Koedijk, ‘Vrijheid in verantwoordelijkheid’, p.247.

24

Frank van Vree, ‘Beroep: journalist. Beeldvorming en professionalisering’, in: Bardoel e.a. (red.),

Journalistieke cultuur in Nederland, p.157.

25

(16)

vernieuwingen aanjoegen, die de voorlopers waren van de grote journalistieke veranderingen van de jaren zestig. Eén van de kranten die hier zeker toe gerekend kan worden is Het Parool. Die krant toonde meteen vanaf de bevrijding haar progressieve en onafhankelijke inslag en was daarmee in de jaren vijftig haar tijd vooruit.26

2.3

De jaren zestig

De jaren zestig zijn de historie in gegaan als de jaren van ontzuiling, van grote veranderingen in maatschappij en cultuur. Deze veranderingen hadden ook grote invloed op de Nederlandse journalistiek. Zo werden de banden die kranten hadden met de kerk of met politieke partijen in veel gevallen doorgesneden. Hoofdredacteuren waren niet langer tevens actief voor een politieke partij en individuele journalisten werden veel kritischer in de richting van autoriteiten. Kranten kregen vaak een redactiestatuut dat de onafhankelijkheid voortaan zou garanderen.27

De veranderingen begonnen al vroeg in het decennium. Hierbij was de ontzuiling uiteraard van grote invloed, maar ook de opkomst van televisie en de commercialisering veranderden het gezicht van de dagbladen in die jaren. Krantenlezers, gewend geraakt aan de vluchtigheid van de televisie, wilden naast geïnformeerd ook steeds meer geamuseerd worden. Dit leidde er onder meer toe dat redacties meer aandacht gingen besteden aan human

interest in de krant. Na Het Parool kwamen vanaf het begin van de jaren zestig ook veel andere bladen met weekend- en kleurenbijlagen. Ook nam de hoeveelheid sport-, economisch en financieel nieuws toe.28

Deze nieuwe verwachtingen van het publiek zijn wellicht een verklaring voor de voortdurende populariteit van de Willem-interviews in de jaren zestig. Die interviews waren vermakelijk én informatief, en in zijn meest directe vorm zette Wittkampf het individu in zijn verhalen centraal: precies zoals in de maatschappij van de jaren zestig steeds meer gewoon werd. Alleen was Wittkampf hier al in 1956 mee begonnen.

Ook inhoudelijk veranderde het nieuws in de kranten onder invloed van de tijdsgeest: journalisten gingen ernaar streven niet alleen nieuwsfeiten weer te geven maar ze ook voor

26

Gerard Mulder en Paul Koedijk, Léés die krant! Geschiedenis van het naoorlogse Parool (Amsterdam: Meulenhoff, 1996), p.475.

27

Bakker, Mediageschiedenis, p.108.

28

(17)

hun lezers te verklaren. Zo kwam de analyse als genre op.29 Een andere interessante ontwikkeling: journalisten waren niet langer anonieme redacteuren, maar durfden meer te laten zien dat ze persoonlijk iets te vertellen hadden. Dat betekende bijvoorbeeld dat (hoofd)redacteuren gingen optreden in televisieprogramma’s, maar ook dat de krantenartikelen in de jaren zestig steeds vaker werden ondertekend met de naam van de auteur (in plaats van het eerder gebruikelijke, anonieme ‘van een verslaggever’).30

29

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, pp.334-335.

30

(18)

Hoofdstuk 3

Kranten in de jaren vijftig en zestig

3.1

Het Parool

Het uit de illegaliteit voortgekomen Parool wist zich al tijdens de oorlog in kwaliteit van veel andere verzetsbladen te onderscheiden, wat wellicht een verklaring is voor het vroege succes van de krant. “De redactie bestond uit mensen die uitstekend de pen voerden. Vrijwel allen hadden voor de oorlog in woord en daad blijk gegeven van groot politiek engagement. […] Zij beschikten over de mogelijkheden zich breed te informeren over de ontwikkelingen in bezet Nederland en konden daardoor inspelen op de actualiteit.” De redactie bestond bijna compleet uit journalisten met uitgesproken progressieve ideeën over het Nederland van na de oorlog. Dit karakter gaf de krant vanaf het begin een sterke eigen identiteit. Het streven van de krant in de oorlogstijd was niet alleen het verdrijven van de bezetter, maar men wilde ook dat het bevrijde Nederland “een politiek en maatschappelijk vernieuwd Nederland” zou zijn.31

Die progressieve inslag werd al snel na de bevrijding duidelijk. Oprichter van de krant Frans Goedhart wilde Nederland er na de bevrijding van overtuigen dat de democratie in het land vernieuwd moest worden. De zuilen moesten afgebroken, het land moest zo snel mogelijk economisch geordend worden en Nederland moest een actieve rol gaan spelen in de internationale politiek.32

Direct na de bevrijding zocht de krant een bestaan tussen de oude kranten die een vergunning hadden gekregen om te mogen blijven verschijnen. Die plaats was voor Het

Parool niet vanzelfsprekend. Want terwijl veel andere kranten die na de oorlog weer gingen verschijnen ervaring hadden en konden terugvallen op de organisatie van voor de oorlog, moest Het Parool alle aspecten van het professionele krantenvak nog leren. Dat kostte enige tijd en ging zo nu en dan met vallen en opstaan. Hulp van buitenaf kreeg de krant daarbij niet: de organisatie bestond vrijwel volledig uit mensen die ook in de illegale periode al aan de krant hadden meegewerkt.33

De band tussen de Parool-journalisten in de hoofdstad, waar ook de hoofdredactie werd gevestigd, was in die eerste jaren hecht. Zo schreef journalist Max Nord in zijn

31

Madelon de Keizer, Het Parool 1940-1945, Verzetsblad in oorlogstijd (Amsterdam: Otto Cramwinkel Uitgever, 1991), p.546.

32

Ibidem, pp.443-445.

33

(19)

memoires. “De vriendenkring, nu dagelijks aan het werk op het legale Parool in het gebouw van De Telegraaf op de Nieuwezijds Voorburgwal, 2e etage, viel onder de veranderde omstandigheden niet uiteen. De banden van diepe overeenstemming over essentiële zaken van morele en maatschappelijke aard, van solidariteit en vriendschap ook en een sterk gevoel dat met die krant iets te bereiken was, waren niet gauw kapot te krijgen.”34

3.1.1 De jaren vijftig

Begin jaren vijftig nam het vooruitstrevende Parool een uitzonderingspositie in tussen de vele verzuilde kranten. De krant behoorde bewust niet tot een van de zuilen, al had de krant banden met de PvdA. Dankzij de ongebondenheid was de krant een voorloper voor de verzuilde dagbladen, die zich enkele jaren later ook steeds onafhankelijker zouden gaan gedragen.35 Wat hierbij hielp, was dat de krant er als buitenbeentje aan het begin van het decennium in was geslaagd een serieuze journalistieke factor te worden. Het Parool was een van de weinige oud-verzetskranten die daarin slaagden: veel andere in de oorlog opgekomen kranten werden uiteindelijk een opinieweekblad.36 Dat de krant een echte verrijking was, blijkt ook uit de oplage. In 1957 was de krant uitgegroeid tot de tweede krant van Nederland, met een oplage van 231.114 exemplaren. Het Vrije Volk was in die jaren de nationale koploper; die krant drukte dagelijks bijna 294.000 kranten.37

Ook de over het decennium nogal negatief gestemde Hofland zag Het Parool als een van de uitzonderingen in die periode. “Alleen Het Parool en De Telegraaf waren in het gesloten Nederlandse systeem van tijd tot tijd de onorthodoxe buitenbeentjes, zowel in hun politieke kritiek als in hun visie op de sociale kant van de samenleving en in hun journalistieke stijl.”38 En laten dit nu juist drie zaken zijn die in de jaren zestig over de hele journalistieke breedte veel navolging zouden krijgen.

Maar hoe zag Het Parool er in de jaren vijftig dan precies uit? En wat maakte de krant een “onorthodox buitenbeentje”? Samen met andere grote kranten als Het Vrije Volk en De

Telegraaf richtte de krant zich in de jaren vijftig op de Angelsaksische manier van

34

Max Nord, Achterwaarts, memoires (Amsterdam: Meulenhoff, 1998), p.57.

35

Frank van Vree, ‘De vuile was van het gezag. Dagbladpers en journalistieke cultuur in de jaren vijftig en zestig, in: Jaarboek Mediageschiedenis, 3/1991, p.225-226.

36

Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000, p.263.

37

Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad: een journalistieke geschiedenis van de Volkskrant (Amsterdam: Meulenhoff, 1996), p.203.

38

(20)

journalistiek bedrijven. Dat betekende: altijd op jacht naar primeurs en gericht op de lezer met een duidelijke opmaak en veel verschillende rubrieken. Toch was de krant, als voorloper op de rest, niet helemaal onafhankelijk. Vanaf de oprichting van de partij in 1946 koesterden Het

Parool en haar medewerkers banden met de Partij van de Arbeid. Dat is te zien aan de hoofdredacteur in de periode van 1951 tot 1961, PvdA-lid P.J. Koets. Onder zijn leiding koos de krant wanneer het politieke zaken betrof vrijwel altijd de kant van de socialistische partij.39

Op de inhoud van de krant als geheel had de politieke voorkeur van de hoofdredacteur echter weinig invloed: Koets hield zich weinig bezig met de inhoud van de dagelijkse krant. De verschillende deelredacties en verslaggevers hadden veel vrijheid om de inhoud van hun stukken en de krant als geheel te bepalen. Hierbij hield de hoofdredacteur wel altijd het laatste woord over wat gepubliceerd werd; misdaad en sensatie kwamen onder zijn bewind bijvoorbeeld niet vaak in de krant. Koets was de baas, maar had zelf weinig journalistieke ideeën. Zo raadpleegde hij regelmatig een van zijn redacteuren om hem bij te staan bij het schrijven van een hoofdredactioneel commentaar.40

Bij deze krant kon Willem Wittkampf tot bloei komen. Hij schreef komisch getinte rechtbankverslagen en had er de ruimte om zich in het begin van de jaren vijftig te bekwamen in verschillende interviewvormen.41 Volgens oud-Parooljournalist Bob Steinmetz heeft Wittkampf midden jaren vijftig waarschijnlijk zelf om een eigen rubriek gevraagd, en die rubriek paste uitstekend bij de krant van die jaren.42 Hoofdredacteur Koets, onder wiens leiding in 1953 de weekendbijlage PS tot stand kwam, zal het literaire talent Wittkampf maar al te graag de ruimte hebben gegeven om zijn verhalen elke zaterdag in de krant te publiceren. De grote mate van vrijheid voor de redacteuren en de steeds grotere variatie aan genres in de krant maakten dat niet alleen Het Parool een vernieuwende krant kon zijn, maar ook dat Willem Wittkampf met zijn eigen rubriek kon uitgroeien tot icoon van de krant in die jaren. Want dat is wat na het eerste Willem-interview in december 1956 gebeurde. De rubriek werd erg populair, vele bezorgde brieven vielen op de Parool-deurmat als Willem eens een tijd niet publiceerde.43

39

Mulder en Koedijk, Léés die krant, pp.265-267

40

Ibidem, p.272.

41

Ibidem, p.275.

42

Interview met Bob Steinmetz, voormalig adjunct-hoofdredacteur Het Parool, Amsterdam, 20 maart 2008.

43

(21)

3.1.2 De jaren zestig

In lijn met de tijdsgeest voltrokken zich in de jaren zestig grote veranderingen bij vrijwel alle kranten. Veel van de aanpassingen die andere kranten moesten doen om aan maatschappelijke trends te kunnen beantwoorden, waren voor het vooruitstrevende Parool geen probleem. De krant was bij uitstek geschikt voor het nieuwe maatschappelijke klimaat. Hierbij hielp dat de journalistieke veranderingen vooral betrekking hadden op het ‘zachte’ nieuws en minder op zaken als politiek en economie. Interviews en achtergrondverhalen werden in snel tempo populairder. Met deze genres kon de krant zich echt onderscheiden, want Het Parool excelleerde al in de jaren vijftig in haar aandacht voor het zachte, menselijke nieuws.44

Toch ontkwam ook Het Parool in de jaren zestig niet aan veranderingen. Achteraf bezien begonnen die op maandag 2 oktober 1961: de eerste werkdag van de nieuwe hoofdredacteur Herman Sandberg, die het stokje overnam van P.J. Koets. Vanaf die datum woei er een andere wind over de Parool-redactie. Allereerst versoepelde Sandberg nog datzelfde jaar de banden met de PvdA. Hoewel onder Koets de redacteuren zelf ook onafhankelijk te werk gingen, wilde Sandberg helemaal af van de banden tussen krant en politiek. Volgens Sandberg waren “de kanalen tussen hoofdredacteur en redactie verstopt” geweest onder zijn voorganger. De nieuwe baas wilde meer teamgeest op de redactie brengen.45

Sandberg voerde meteen na zijn aantreden nog meer wijzigingen door. “Zijn voorbeelden waren de Londense dagbladen, en dan vooral de iets minder pretentieuze. […] [Deze kranten] onderscheidden zich door veel belang te hechten aan de visuele presentatie, door de nadruk te leggen op pittig en bondig opgeschreven nieuws, door een scherpe scheiding tussen nieuws en commentaar aan te houden, en door de lezers te lokken met levendige features (reportages, ‘leesverhalen’ en ontspanningsrubrieken). Zoiets wilde Sandberg ook van Het Parool maken.”46 Reden voor deze vernieuwingen is misschien ook het licht teruggelopen aantal lezers geweest. Werden in 1960 nog dagelijks bijna 237.000 kranten gedrukt, in 1965 was dat aantal teruggelopen naar 211.100 kranten (in 1970 zou het aantal overigens nog net boven de 200.000 kranten liggen). De krant was ruim voorbij gestreefd

44

Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000, p.333-334.

45

Mulder en Koedijk, Léés die krant!, p.434.

46

(22)

door De Telegraaf, die in 1965 427.331 kranten per dag drukte en daarmee de meest gelezen krant van Nederland was geworden.47

Daarbij was Sandberg zich ervan bewust, dat hij anders met de krant en haar redacteuren moest omgaan dan zijn voorganger had gedaan. Hij wilde meer zelf de journalistieke leiding in handen nemen dan Koets had gedaan: vanaf zijn aantreden moesten de chefs van deelredacties tweemaal per dag verantwoording aan Sandberg gaan afleggen. Ook moest iedere redacteur op elk moment van de dag kunnen verantwoorden waarmee hij of zij bezig was. En als redacteuren beloofde stukken niet op tijd inleverden kregen ze dat van de hoofdredacteur duidelijk te horen.48

Midden jaren zestig sneed Sandberg de banden met de PvdA definitief door. Aanleiding voor de breuk was de publicatie van een brief, in oktober 1965, waarin PvdA-fractievoorzitter Gerard Nederhorst kritisch was over het koningshuis en het aanstaande huwelijk van prinses Beatrix. Deze actie was zelfs midden jaren zestig controversieel te noemen en zal de krant wellicht wat lezers gekost hebben, maar de positie van Sandberg kwam niet ter discussie te staan. De reden daarvoor: onder zijn leiding was de krant uitgegroeid tot een uitstekend journalistiek product.49

Ondanks Sandbergs vernieuwingen kwam de krant net als veel van de andere dagbladen in de loop van de jaren zestig in moeilijk vaarwater terecht. Concurrentie van de televisie en daarmee gepaard gaande verminderde advertentie-inkomsten waren daar een belangrijke oorzaak van (sinds 1967 was reclame op televisie toegestaan). De krant kwam in de financiële problemen. Omdat ook andere kranten met problemen te kampen hadden, verdwenen hier en daar titels met een lange historie. Andere bladen gingen op zoek naar partners om mee samen te werken. Zo ook Het Parool, dat gesprekken aanging met de

Volkskrant over samenwerking. Die leidden uiteindelijk tot een fusie van de twee dagbladbedrijven. Op 20 juni 1968 was de fusie een feit: de kranten riepen samen de Perscombinatie NV in het leven. Het was niet de bedoeling dat deze fusie invloed zou hebben op de redactie of op het beleid dat Sandberg in 1961 had ingezet, zo schreef de krant in een commentaar: “De fusie betekent geen versmelting van de dagbladen. […] De Volkskrant en

Het Parool blijven ieder wat zij zijn: van elkaar los staande kranten, met eigen en ongewijzigde doelstelling.”50

47

Van Vree, Metamorfose van een dagblad, p.203.

48

Idem.

49

Idem.

50

(23)

Veel redacteuren waren niet blij met de verminderde vrijheid die ze hadden sinds Sandberg aan het roer stond, en dat werd in de loop van de jaren zestig steeds duidelijker merkbaar. De weerstand tegen Sandbergs autoritaire leiding nam toe. Bovendien leefde op de redactie tegen het einde van de jaren zestig het idee dat de kwaliteit van de krant aan het inzakken was en waren weinig redacteuren blij met de fusie op bedrijfsniveau met de

Volkskrant. Uiteindelijk leidde de onvrede ertoe dat tussen 1972 en 1974 een kwart van de ongeveer honderd redacteuren ontslag zou nemen. Eén van die redacteuren was Willem Wittkampf. Sandberg zou de krant uiteindelijk tot 1981 blijven leiden.51

3.2

Het Vrije Volk

Het Volk was voor de Tweede Wereldoorlog een socialistisch blad, dat in de oorlog verwerd tot een gelijkgeschakeld blaadje van de bezetter. De krant maakte een doorstart op 5 mei 1945 en verscheen onder een nieuwe naam: Het Vrije Volk. Het nieuwe dagblad, dat net als haar voorloper een socialistisch stempel droeg, groeide in de eerste jaren na de oorlog tijdelijk uit tot de grootste krant van Nederland. Begin jaren vijftig had de krant zich met een kwart miljoen abonnees een stevige positie tussen de andere kranten verworven (zie tabel 1). Ook de redactie groeide in de jaren na de oorlog snel. Waren in mei 1945 nog vijftien mensen betrokken bij de doorstart van de krant, binnen enkele jaren kwamen daar tientallen verslaggevers en redacteuren bij. Wel was er weinig geld en weinig papier, wat de journalistieke mogelijkheden van de krant ernstig beperkte.52

Die beperkingen werden snel minder: dankzij het stabiele aantal lezers groeiden de (financiële) mogelijkheden. Dat leidde op de redactie tot een sfeer waarin men dacht dat alles kon, zo merkten de geschiedschrijvers van de krant op: “De redactie beschouwde het begin jaren vijftig als onaanvaardbaar een journalistiek project af te laten ketsen vanwege de hoge kosten. Bij Elfstedentochten had de krant verslaggevers in elke stad. Als iemand voor een verhaal vijf mensen ergens heen wilde sturen dan kon dat, het gaf niet waarheen. Desnoods gingen ze alle vijf ieder afzonderlijk per taxi.”53

51

Mulder en Koedijk, Léés die krant!, p.514-515.

52

Gerard Mulder, Hugo Arlman en Ursula den Tex, De val van de Rode Burcht (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1980), p.79-81.

53

(24)

Het Vrije

Volk

De

Telegraaf

de

Volkskr.

Algemeen

H’blad

Trouw

Het

Parool

1955 279.636

103.792

146.000

57.100

109.365

152.800

1960 315.046

291.644

161.831

60.000

196.079

236.900

1965 306.915

427.331

164.800

61.700

205.394

211.100

1970 272.830

574.518

190.700

n.v.t.

198.993

201.800

Tabel 1. Betaalde oplage dagbladen 1957-1970.54

Tot wat voor krant dat dan precies leidde? Mede dankzij het socialistische stempel moest Het

Vrije Volk een krant voor iedereen zijn: van de hoogleraar tot de spreekwoordelijke vrouw achter de wastobbe. Dat betekende dat de redactie zichzelf haast onmogelijke eisen oplegde: de krant moest strijdbaar en gezellig zijn, intellectueel maar tegelijkertijd eenvoudig. Dit had vooral tot gevolg, dat de krant aan veel uiteenlopende nieuwsonderwerpen aandacht besteedde en daarbij veel verschillende genres gebruikte. Grote maatschappelijke ontwikkelingen kwamen in de krant uitgebreid aan bod en werden voorzien van socialistisch getint commentaar. Maar daarnaast mochten ook kleine lokale beslommeringen niet in de krant ontbreken. Dat de krant ook ‘gezelligheid’ wilde uitstralen bleek bijvoorbeeld uit de grote aandacht die de krant had voor verstrooiende reportages, kruiswoordraadsels en mode- en kookrubrieken. De krant wist in de jaren vijftig redelijk te voldoen aan de zelf gestelde hoge eisen. Dat kwam doordat de redactie de grootste van Nederland was: ongeveer 220 journalisten hielden zich dagelijks alleen al bezig met het vergaren van het regionale nieuws.55

De krant was in 1946 uitgeroepen tot het officiële huisorgaan van de Partij van de Arbeid. In de praktijk betekende dit vooral, dat de hoofdredacteur eens per twee jaar op het partijcongres verantwoording over zijn beleid moest afleggen. Ook moest hij door het congres herkozen worden. Afgevaardigden konden wijzigingen in het redactiebeleid voorstellen, iets wat veel gebeurde. Die invloed betekende overigens niet, dat na zulke partijcongressen veel veranderde. De hoofdredacteuren (tot 1960 Klaas Voskuil en daarna Thijs van Veen) werden altijd moeiteloos herkozen en gewenste inhoudelijke wijzigingen van de krant konden ze gemakkelijk naast zich neerleggen door te zeggen dat er geen ruimte voor was.

54

Bronnen: Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad. Een journalistieke geschiedenis van de

Volkskrant (Amsterdam: Meulenhoff, 1996), p.203, Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagbladpers (Amsterdam: Otto Cramwinckel Uigever, 1999), pp.139-140.

55

(25)

De jaren vijftig groeiden uit tot de meest succesvolle in de historie van de krant. Tussen 1953 en 1962 groeide het totale aantal medewerkers van 1300 naar 1850. De gemiddelde omvang van de krant nam toe van tien tot negentien pagina’s per dag. Ook gaf de krant veel plaatselijke edities uit. Begin jaren vijftig waren dat er tien, in 1962 waren er maar liefst vierenveertig buitenedities. Dit grote aantal buitenedities is toe te schrijven aan het doel veel regionaal nieuws te brengen: de krant wilde voor arbeiders zowel landelijk partijblad als primaire bron voor het lokale nieuws zijn.56

In de loop van de jaren zestig kwam ook Het Vrije Volk in de problemen. De oplage begon terug te lopen, en vroeg in het decennium verloor de krant de titel ‘grootste krant van Nederland’ aan De Telegraaf. Dat Het Vrije Volk naast het landelijke nieuws veel regionale berichten wilde brengen, ging tegen de krant werken. De inkomsten van de krant bleven achter bij de grote kosten die vooral voor de vele buitenedities gemaakt werden. Ook had de ontzuiling een negatieve invloed: veel jongeren verloren hun interesse in het socialistisch getinte nieuws. De krant slaagde er niet goed in op de tijdsgeest in te spelen. Hoofdredacteur Klaas Voskuil had in de jaren vijftig een sterke invloed op het uiterlijk en de inhoud van de krant gehad en stond niet bekend als voorstander van grote veranderingen. Omdat ook zijn opvolger Thijs van Veen vanaf 1961 er niet in slaagde de krant te vernieuwen, verloren steeds meer lezers hun interesse: de krant werd saai en voorspelbaar gevonden.57

Uiteindelijk werd de krant in 1967 toch losgekoppeld van de PvdA, maar de krant had toen de slag al gemist. De krant kwam de opgelopen journalistieke achterstand ten opzichte van concurrenten niet meer te boven en slaagde er niet in krantenlezers weer te gaan aanspreken. De financiële problemen werden bovendien steeds groter. Al sinds het begin van de jaren zestig had de krant steeds meer buitenedities moeten sluiten, voornamelijk omdat die kranten het aflegden tegen de echte lokale kranten met meer kennis en mogelijkheden in stad of regio. Op 6 maart 1970 werd voor het laatst een krant gemaakt in Amsterdam. En vanaf 1971 werd de krant met de verkoop van de Arnhemse redactie definitief gereduceerd tot een regiokrant in en om Rotterdam. Uiteindelijk hield ook dat laatste overblijfsel van wat ooit de grootste krant van Nederland was, het niet vol: op 30 maart 1991 verscheen de laatste krant.58

56

Mulder, Arlman en Den Tex, De val van de Rode Burcht, p.16 en p.99.

57

Ibidem, pp.170-199.

58

(26)

3.3

de Volkskrant

Was Het Vrije Volk de spreekbuis van de socialistische zuil, de Volkskrant was dat lange tijd voor de katholieken. Het ‘katholiek dagblad voor Nederland’ was tijdens de oorlog enkele jaren niet verschenen, maar kende vanaf haar herverschijning na de oorlog, net als veel voormalige verzetsbladen, een snelle groei van het aantal lezers.59 Die groei werd tot 1952 gerealiseerd onder leiding van ‘staatkundig hoofdredacteur’ Carl Romme, die tegelijkertijd fractievoorzitter voor de katholieke KVP in de Tweede Kamer was. Hiermee was de katholieke inslag van het nieuws gegarandeerd. De dagelijkse journalistieke leiding was in handen van Joop Lücker. Tegen het midden van de jaren vijftig had de krant meer dan 150.000 abonnees. Romme was toen al opgestapt, waardoor Lücker de enige verantwoordelijke hoofdredacteur was.60

Ondanks de sterke katholieke inslag had De Volkskrant wel een journalistieke benadering van het nieuws, anders dan de meeste andere ‘roomse’ bladen. Mediahistoricus Frank van Vree schreef over de krant: “In de katholieke dagbladpers gaf zij in vrijwel alle opzichten de toon aan. Niet alleen de vormgeving van de krant, maar ook de stijl werd nagevolgd.” Wel kreeg de krant kritiek: veel mensen vonden de krant te sensationeel schrijven en spraken van ‘de roomse Telegraaf’. Nu had de krant ook wel wat van De

Telegraaf weg: in het oog springende koppen, korte en heldere zinnen. Daarnaast bracht de krant een grote variatie aan onderwerpen en had zij veel aandacht voor sportnieuws. Daarmee hield de vergelijking met De Telegraaf echter wel op. Volgens Van Vree was De Volkskrant “informatiever en serieuzer van toon, niet in de laatste plaats op het terrein van de populaire cultuur, zoals film en sport.”61

De krant waarmee de Volkskrant in de jaren vijftig het beste te vergelijken was, moet

Het Parool geweest zijn, al liep Het Parool journalistiek gezien voor op de Volkskrant. Net als bij Het Parool had hoofdredacteur Lücker als voorbeelden vooral de Britse kranten. “De krant moest in letterlijke zin naam maken, met primeurs, met bijzondere medewerkers, met een overzichtelijke opmaak en een vlotte stijl, met veel extra’s in de vorm van strips, feuilletons, puzzels en lezersacties. En hij liet werkelijk niets na om dat voor elkaar te krijgen.” 62 De krant droeg daarmee duidelijk het stempel van de Angelsaksische journalistiek.

59

Van Vree, De metamorfose van een dagblad, p.24.

(27)

De krant was niet alleen spreekbuis van de katholieke zuil: vanaf het einde van de jaren vijftig schreef de krant steeds vaker kritisch over de kerk en de katholieke opvattingen. Rond 1960 werden in de krant kwesties ter discussie gesteld die daarvoor lange tijd onbespreekbaar waren, zoals geloof, ethiek en seksualiteit. Ook kregen controversiële tekenaars en columnisten als Godfried Bomans, Opland en Daniël de Lange ruimte in de krant.

Dit alles leidde ertoe dat de krant begin jaren zestig inhoudelijk veel pluriformer was dan enkele jaren daarvoor. De krant zat duidelijk in een overgangsfase: de katholieke wortels waren in de krant nog overduidelijk, maar steeds vaker stonden maatschappelijke onderwerpen in de krant ter discussie. De krant ging langzaam maar zeker mee in de tijdsgeest van vernieuwing en ontwikkelde zich in de loop van de jaren zestig steeds meer als een van de voorvechters van ontzuiling en ontkerkelijking. De krant nam daarbij logischerwijs steeds meer afstand van haar katholieke wortels en werd steeds meer een ‘verlichte’ krant, met een onafhankelijke redactie die geloofde in de maakbaarheid van de samenleving. Commercieel gezien was deze omslag een succes: terwijl andere voormalige verzuilde kranten in de problemen kwamen wist de Volkskrant in de jaren zestig juist meer nieuwe abonnees aan te trekken.63

Het precieze moment van de inhoudelijke omslag van de krant is echter moeilijk vast te stellen. In september 1965 schrapte de krant de ondertitel ‘katholiek dagblad voor Nederland’. Een jaar daarvoor was Lücker als hoofdredacteur weggestuurd door de redactie, die zijn autoritaire manier van leiding geven niet langer accepteerde. Onder de nieuwe hoofdredacteur Jan van der Pluijm waaide een frisse wind. De redacteuren kregen meer vrijheid en vanaf toen nam de verlichte moraal steeds verder bezit van de krant. Toch is niet duidelijk één breekpunt in de historie van de krant aan te wijzen: de veranderingen gingen niet van de ene op de andere dag. De Volkskrant speelde duidelijk in op de veranderingen die in de maatschappij gaande waren, maar verloor daarbij niet meteen haar katholieke wortels uit het oog. De krant transformeerde in de loop van het decennium.64

63

Van Vree, De metamorfose van een dagblad, pp.12-49.

64

(28)

3.4

Trouw

Trouw heeft in ieder geval één grote overeenkomst met Het Parool: het christelijke dagblad kwam ook voort uit de illegaliteit, en wist zich in de jaren na de oorlog een positie tussen de andere dagbladen te verwerven. In tegenstelling tot bij Het Parool gebeurde dit niet onafhankelijk van de bestaande zuilen: Trouw kwam onder invloed van de gereformeerde zuil, en was jarenlang de spreekbuis van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP).

Hoofdredacteur was vanaf de bevrijding Sieuwert Bruins Slot, later ook Kamerlid en fractieleider van de ARP. Onder zijn leiding was de krant een trouw volger van de antirevolutionaire idealen: tegen een onafhankelijk Indië, in voortdurende strijd met de socialisten en bijvoorbeeld ook tegen bioscoopbezoek. De mening van de krant kwam in uitgebreide hoofdartikelen prominent naar voren. De krant was niet gelijk een doorslaand succes: al begin jaren vijftig moest de krant enkele noodgrepen uitvoeren om haar abonnees vast te houden en om verdere financiële problemen te voorkomen. Dat deed de krant door abonnementsprijzen te verhogen, maar ook door minder correspondenten in dienst te houden: de correspondenten uit Brussel, Parijs en Londen werden in die tijd afgeschaft. Alleen in New York hield de krant een buitenlandse redacteur aan het werk, de rest van de krant werd vanuit Amsterdam gemaakt.65

Ondanks het sterke ideologische stempel dat de krant droeg, liet hoofdredacteur Bruins Slot zijn redactie veel ruimte om te schrijven wat men wilde, vertelde een redacteur later. “Als ik in een buitenlands overzicht bepleitte dat de geallieerden Berlijn niet moesten opgeven en Bruins Slot de volgende dag in een hoofdartikel schreef dat dit wel moest gebeuren, dan vond hij dat helemaal niet erg.”66

Dat de krant sterk aan haar ideologische beginsels vasthield, kwam de krant ook in eigen kring op kritiek te staan. Zo schreef het VU-studentenblad Pharetra in oktober 1959: “De hoofdartikelen zijn zo agressief en eenzijdig in onprettige zin dat ze irriteren.” Peter Bak, die een historie van de krant schreef, onderschreef die stelling. “Altijd maar weer werd het eigen antirevolutionaire straatje schoongeveegd en alles wat fout en verkeerd was op het conto van de PvdA bijgeschreven. […] Zodra die partij in het geding kwam, was de nuance bij Trouw ver te zoeken en voerden tendentieuze, weinig christelijke opinies de boventoon.” Zelfs veel gereformeerde lezers vonden de krant te halsstarrig, waardoor Trouw er niet in

65

P. Bak, Een ‘meneer’ van een krant. Trouw en Bruins Slot 1943-1968 (Kampen: Kok, 1999), pp.219-232.

66

(29)

slaagde meer lezers aan zich te binden. Ook misten veel mensen het film- en zondagse sportnieuws, dat de krant uit principe afgezworen had.67

Begin jaren zestig begon de krant inhoudelijk te veranderden. Volgens hoofdredacteur Bruins Slot moest de krant met haar tijd meegaan, waarbij het uitgangspunt bleef ‘normatief staan in de eigen tijd’. Dit betekende onder meer dat vanaf 1962 Bruins Slot niet langer verkiesbaar was voor de ARP-fractie in de Tweede Kamer, maar zich alleen op het hoofdredacteurschap ging richten. “Hij wilde in Trouw de kracht van het Evangelie gaan uitdragen, de kracht die de wereld moest gaan vernieuwen. Christenen moesten zich losmaken, ‘van zichzelf, van liberalisme en conservatisme’, en gaan leven vanuit de boodschap van de Kerk,” aldus historicus Bak.68

De krant ging ondanks de kerkelijke boodschap toch enigszins met haar tijd mee: op maandag 5 maart 1962 publiceerde de krant voor het eerst verstrooiend nieuws over gebeurtenissen van een dag eerder – van zondag dus. Eerder gebeurde dat alleen bij echt grote nieuwsfeiten waar de krant niet omheen kon. Niet lang daarna ging de krant ook verslag doen van zondagse sportwedstrijden. In 1964 hief de krant veel regionale edities op en werd het een landelijk ochtendblad (in het westen van het land was het daarvoor een avondblad geweest). Als ochtendblad wilde Trouw inspelen op ‘de veranderde avondinvulling van het moderne gezin’.69

De ‘omknelling’ van de gereformeerde partij liet de krant in de eerste helft van de jaren zestig dus enigszins varen: geheel in lijn met de tijdsgeest ging ook Trouw op zoek naar een meer onafhankelijke identiteit.70 Tot meer lezers leidde dit uiteindelijk niet (zie tabel 1), de krant kwam eind jaren zestig echt in zwaar weer terecht. Dit leidde in 1966 tot een fusie met enkele andere christelijke bladen in De Christelijke Pers, die in 1969 uitliep op een redactionele samenwerking en in 1972 zelfs in een redactionele fusie.71 In 1974 trad Trouw uiteindelijk toe tot de Perscombinatie, waarvan ook Het Parool vanaf de oprichting van het concern in 1968 deel had uitgemaakt.72

Met Het Parool had de krant, ondanks de verschillende politieke sympathieën (en de banden van Het Parool met de door antirevolutionairen gehate PvdA), altijd wel een goede band, mede dankzij het gezamenlijke gebruik van het Telegraaf-gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal tussen 1945 en 1949. Alleen tussen Bruins Slot en Parool-directeur Wim van

67

Bak, Een ‘meneer’ van een krant, pp.272-273.

68

Ibidem, p.292.

69

Ibidem, pp.294-309.

70

Mulder en Koedijk, Léés die krant!, p. 15

71

Wijfjes, Journalistiek in Nederland 1850-2000, p.333.

72

(30)

Norden bestond altijd een zekere afstand, volgens Parool-biografen Mulder en Koedijk veroorzaakt omdat de twee in politiek opzicht tegenpolen waren.73

3.5

De Telegraaf

Over De Telegraaf is allereerst vast te stellen, dat de krant in de jaren zestig razendsnel uitgroeide tot de grootste krant van Nederland. Was het in 1955 nog de vijfde krant van Nederland met net iets meer dan honderdduizend abonnees, in 1970 was de krant veruit de grootste met meer dan een half miljoen abonnees. De nummer twee, Het Vrije Volk, had (met ruim 270 duizend) nog niet de helft van het aantal abonnees van De Telegraaf. Daarmee snoepte de krant haar concurrenten (waaronder Het Parool) in de eerste jaren na de oorlog veel lezers af. (zie hiervoor ook tabel 1). De oplage verdrievoudigde bijna in deze periode.

Het geheim van het succes in deze jaren? De krant was in Nederland een van de grote voorlopers in de Angelsaksische vorm van journalistiek bedrijven. De jacht op nieuwsfeiten en primeurs die de in Europa gestationeerde Amerikaanse journalisten na de oorlog lieten zien, werd door De Telegraaf met graagte overgenomen. Primeurs kwamen groot in de krant met zo mogelijk nog grotere nieuwskoppen erboven. Verder had de krant een duidelijke indeling, veel kleurrijke foto’s en veel verschillende rubrieken. Daarbij was de krant onafhankelijk van welke zuil dan ook, waardoor het potentiële lezerspubliek groot was.74

De aandacht voor sensationele primeurs leverde de krant ook veel kritiek op. Met kwalificaties als ‘ondoordacht’ en ‘sensationeel’ was de redactie het echter zelf niet eens. De

Telegraaf vond zichzelf wel een krant met temperament en men gaf graag toe dat nieuwsgebeurtenissen de redactie niet onbewogen lieten. De krant schroomde daarom niet om haar gevoelens bij een onderwerp te laten blijken. Zo schreef een medewerker eens: “Wij kunnen het drama van onze planeet niet altijd blijven aanschouwen met de kille blik van het visse-oog. Of met de academische onbewogenheid die wel eens als het toppunt van journalistieke wijsheid wordt aangeprezen.”75

De krant zette zich af tegen de journalistieke criteria die ‘kwaliteitsmedia’ hanteerden, maar de artikelen werden ook niet geschreven op basis van een politieke inslag. De redactie was daar trots op. “Laat men maar uitzien naar ons standpunt. Dat is heel wat gezonder dan

73

Mulder en Koedijk, Léés die krant!, p.190.

74

Van Vree, ‘Beroep: journalist’, pp.161-162.

75

(31)

dat men van te voren weet wat een bepaalde krant er van zal zeggen.” Hierdoor voelden redacteuren zich vrij om te schrijven wat ze wilden. Doordat de krant met haar neutrale aanpak veel lezers en adverteerders trok maakte de Telegraaf-onderneming genoeg winst om niet in financiële moeilijkheden te komen. Ook werden redacteuren er veel op uit gestuurd om evenementen van over de hele wereld te verslaan.76

Een onafhankelijke krant dus, zoals ook Het Parool zichzelf graag zag. De kritiek van de Parool-redacteuren, dat De Telegraaf alleen op winst gericht zou zijn, werd door

Telegraaf-medewerker A. Huguenot van der Linden gedeeltelijk weerlegd: “Neen, wij hebben ons heus niet verkocht aan “Het Grootkapitaal”, al maken wij wel graag winst.”77

3.6

Algemeen Handelsblad

Algemeen Handelsblad is het oudste in dit onderzoek meegenomen dagblad: het eerste nummer was al uitgekomen in 1830, waarmee het de eerste dagelijks verschijnende Nederlandstalige krant was. In de negentiende eeuw werd de krant een van de grote bladen die de lezers in de liberale zuil bediende. Die positie had de krant ook aan het begin van de twintigste eeuw, het was in veel gevallen de spreekbuis van de liberale zuil. In de oorlog bleef de krant onder het nazi-bewind verschijnen, wat na de bevrijding aanvankelijk reden was voor een verschijningsverbod. In augustus 1945 kreeg de krant, dankzij relaties in de hoogste kringen, alweer voor elkaar dat het verbod werd opgeheven. In september 1945 kwam het eerste naoorlogse nummer uit. Veel van de journalisten die voor de oorlog bij het

Handelsblad hadden gewerkt, kwamen na de oorlog echter bij Het Parool terecht.78

Het naoorlogse Handelsblad bleef zich profileren als liberale krant: bij verkiezingen werd lezers (tot 1967) geadviseerd op de VVD te stemmen. In de jaren vijftig stond bij de redactie het streven naar zo objectief mogelijke journalistiek centraal. De nauwkeurigheid die de journalisten hierbij betrachtten had wel een nadeel: de berichtgeving werd vaak als enigszins traag ervaren. De verslaggeving schoot nog wel eens tekort, dan hielden verslaggevers zich vooral bezig met het overschrijven van de telex in plaats van zelf op pad te

76

Huguenot van der Linden, Het verhaal van een krant, pp.5-19.

77

Idem.

78

(32)

gaan, op zoek naar primeurs. Wel had de krant al vroeg een bijlage op zaterdag, met daarin veel ruimte voor human interest-verhalen.79

Tot een grote lezersschare leidde de berichtgeving in de krant niet, de krant behoorde niet tot de grootste Nederlandse dagbladen. In de loop van de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw schommelde het aantal vaste abonnees rond de 60.000. Eigenlijk had de krant sinds de bevrijding steeds moeite om het hoofd financieel boven water te houden. Gesprekken over een eventuele fusie zijn er daarom veel geweest. In de loop van de jaren zestig was er geen ontkomen meer aan: in 1964 gingen Algemeen Handelsblad en haar Rotterdamse liberale evenknie, de NRC, samen in de Nederlandse Dagbladunie, al bleven de kranten zelfstandig verschijnen. Eind jaren zestig waren de verliezen van beide kranten echter nog verder opgelopen en bleek een fusie onvermijdelijk, ondanks de weerstand bij de meer maatschappelijk betrokken Handelsblad-redacteuren tegen de fusie. In 1970 was het zover: de kranten gingen samen tot de brede ‘kwaliteitskrant’ NRC Handelsblad. Op 30 september 1970 verscheen het laatste nummer van het oudste dagblad van Nederland. De krant verhuisde uit de hoofdstad en vestigde zich in Rotterdam.80

79

Ite Rümke, ‘Korte geschiedenis van NRC Handelsblad’, http://www.nrc.nl/krant/article1545099.ece/ Korte_geschiedenis_van_%3Cbr%3ENRC_Handelsblad,, 21 juni 2008.

80

Rümke, ‘Korte geschiedenis van NRC Handelsblad’, Van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de gevonden afname van de leesbaarheid van de risicoparagrafen uit de gepaarde t-toetsen, blijkt dat olie- en gasondernemingen zich naar aanleiding van de olieramp

zijn van hoe beelden betekenis vormen, zodat er ruimte komt voor onderzoek naar de cognitieve, emotionele en retorische effecten van de afbeeldingen en de multimediadisplays

weaker for accidental perpetration (Table IV), although there is an elevated risk for lifetime and 12-month mood disorder and 12-month anxiety and substance disorders..

• Does AC109/IAS11: Construction Contracts provide clear and feasible guidelines for the determination of the stage of completion on a construction contract for

liet eerste betekent dat niet algemeen voorkomende binnenwateren, zoals vennen e n heideplassen, niet in het onderzoek zijn betrokken, het tweede dat vrijwel overal sprake

5 juni 1999 Zomervergadering in Leiden met twee lezingen.. Nederlandse Malacologische Vereniging

Wanneer letterkunde as basiese inhoud vir tweedetaalonderrig gebruik word beteken dit dat alle doelstellings met tweede- taalonderrig bereik moet word deur die

The aim of the research was to determine the adequacy of design management processes used by Eastern Cape (EC) architectural practices and compare these with the design