• No results found

Naar Amsterdam

In document Interviewen was zijn leven (pagina 40-43)

Hoofdstuk 5 Willem Wittkampf

5.2 Naar Amsterdam

Bij de hoofdredactie van Het Parool in Amsterdam drong zich vlak na de bevrijding de vraag op, wat moest gebeuren met de vele buitenedities die de krant door het hele land kende. Verslaggevers Max Nord en Bob Steinmetz gingen, als afgezanten van de hoofdredactie in Amsterdam, bij de kranten langs om daarvoor een oplossing te vinden. In Zutphen liepen ze de toen 20-jarige Willem tegen het lijf, vertelde Nord in zijn memoires. “Daar was een jonge jongen, Willem Wittkampf geheten, die zijn vinger opstak toen ik vroeg wie er de hoofdredactie deed en op de vraag of hij weleens hoofdartikelen schreef, antwoordde: ‘Eén keer, meneer. Tegen mijn leraar Duits, die was zo verschrikkelijk fout geweest.’” Wittkampf mocht mee naar Amsterdam, waar hij eerst secretaris werd van de hoofdredactie, maar kort daarna als verslaggever aan de slag mocht.107

103

Groenteman, ‘Wie was Willem?’, p.448.

104

Klaster, ‘De steeds weer kleine wonderen van Willem Wittkampf’.

105

Groenteman, ‘Wie was Willem?’, p.448.

106

Idem.

107

In Amsterdam vond hij al snel zijn draai, zo vertelde Willem in 1949 in een interview in het interne blad Het Smalle Parool: “In zes maanden voelde ik me hier helemaal thuis. Ik voel me nu in Amsterdam veel meer thuis dan in Zutfen. Amsterdam is voor mij dé stad.”108 Op de krant was de sfeer in die eerste jaren na de oorlog goed. Uit alle hoeken en gaten doken in die tijd mensen op die in de illegaliteit voor de krant gewerkt hadden. Het gezamenlijke oorlogsverleden en het gedeelde doel van alle medewerkers om van het legale Parool een succes te maken leidde tot grote saamhorigheid op de redactie. Die saamhorigheid uitte zich ook buiten de burelen van de krant. Zo traden redacteuren op in gezamenlijke cabaretgroepjes zoals De Inktvis, waar Willem in zat met onder anderen Bob Steinmetz en Annie M.G. Schmidt. Ook brachten de Parool-journalisten, die inmiddels het gebouw van de verboden

Telegraaf aan de Nieuwezijds Voorburgwal als redactieruimte gebruikten, veel tijd door in het daar tegenover gelegen café Scheltema, dat in die jaren de tweede huiskamer van de Parool-redacteuren was. 109

Jaren later kon Steinmetz zich zijn eerste ontmoeting met Wittkampf niet meer herinneren, maar hij weet nog wel wat Willem voor indruk maakte. “Het was een hele nerveuze jongen. En hij praatte eigenaardig: een beetje slissend met een zangerig accent. Willem zat altijd vol met gekke verhalen. Op de krant vertelde hij voortdurend anekdotes van dingen die hij in de stad meemaakte. Dan sprak hij over de man van de automatiek op de Overtoom, dat hij die had gezegd dat hij garnalen moest gaan verkopen. Of hij imiteerde het steenkolen-Engels van jongens die bij het kwartier van de Canadezen in het Vondelpark rondhingen en die wilden doen of ze Canadees waren.”110

Op de krant ging Wittkampf zich specialiseren als rechtbankverslaggever, waar hij de ruimte kreeg om originele stukken te schrijven en zich niet alleen bij de droge feiten van de zaak hoefde te houden. De toon in zijn stukken was altijd licht ironisch, en dat paste goed bij

Het Parool in die jaren.111 Van hoofdredacteur Koets kreeg hij vanwege zijn bijzondere stijl al snel de ruimte voor het schrijven van lange reportages met een literair tintje.112 Wittkampf schreef ook boeken: met zijn debuut, de novelle Het kanon uit 1949, won hij de Reina Prinsen Geerligsprijs voor jonge schrijvers (hij was toen 25 jaar).

Naarmate hij langer bij Het Parool werkte, kreeg hij meer status bij de krant. Dat blijkt ook uit de salarisverhoging die Willem, toen nog gewoon verslaggever, op 29 juni 1955

108

IISG, Archief Het Parool, inv.nr.707, Het Smalle Parool: ‘Verschil journalistiek-literatuur? “Belachelijke vraag,” zegt Willem Wittkampf’, 26e smaldeel, kerstmis 1949, p.3.

109

Interview met Bob Steinmetz.

110

Idem.

111

Groenteman, ‘Wie was Willem?’, p.450.

112

kreeg. In plaats van fl. 556,50 zou hij maandelijks 600 gulden gaan verdienen. “Met deze salarisverhoging beogen wij mede uitdrukking te geven aan onze waardering voor het werk, dat U ten behoeve van onze krant verricht,” schreven hoofdredacteur Koets en directeur Van Norden aan Willem.

Dat hij met zijn originele stukken erg gewaardeerd werd, moet ook de reden zijn geweest dat hij een jaar na die salarisverhoging zijn eigen rubriek kreeg. Hoe die rubriek tot stand kwam, is niet meer precies te achterhalen. Wel is bekend dat hoofdredacteur Koets zich weinig met de inhoud van de krant bemoeide en de journalisten, zeker de hoog aangeslagen verslaggevers, veel autonomie hadden. Steinmetz, destijds nog opmaker van de krant, vermoedde dan ook dat Willem zelf met het idee voor zijn rubriek kwam, en de hoofdredacteur om de ruimte daarvoor gevraagd heeft.113

Op de krant groeide Willem in de jaren die volgden uit tot een ster. In een interview uit februari 2000 bevestigde oud-collega en Parool-redacteur Nico van der Maat dat: “Hij had privileges. Iedere verslaggever moest ‘s ochtends op tijd zijn, behalve hij. Hij was nooit op tijd. […] De angst van de chef van het zaterdagse PS [de weekendbijlage van Het Parool], en die angst is ook meerdere keren bewaarheid, was dat er op vrijdagochtend geen kopij van Willem was.”114 En toch geen onvertogen woord: Willem mocht doen en laten wat hij wilde. Volgens Bob Steinmetz betekende dat in de praktijk dat zijn collega’s Willem nauwelijks zagen, hij was vrij weinig op de krant aanwezig.115 Zijn status blijkt ook uit een verslag van een redactionele stafbespreking op 20 november 1959. Willem kreeg “ten hoogste” een half jaar vrijaf om aan een roman te schrijven. Hij werd op non-actief gesteld, zijn salaris werd tijdens zijn afwezigheid dus gewoon doorbetaald.116

Hoewel Wittkampf een speciale status bij de krant had verworven, voelde hij zich gedurende zijn carrière nooit echt verbonden met Het Parool, concludeerde Groenteman. “Willem was zeer loyaal, Het Parool ging ‘m aan het hart en hij wist dat het de meest geschikte plek was om z’n stukken in te publiceren. Maar toch was hij nooit zo betrokken bij de krant als veel collega’s dat waren. In zijn leven buiten de krant speelde het wel en wee aldaar nauwelijks een rol. Interviewen was zijn leven, het beleid van de krant was van secundair belang.”117

113

Interview met Bob Steinmetz.

114

Frans Peeters, ‘De vader aller interviews; het verzameld werk van Willem Wittkampf’, Het Parool, 15 februari 2000, PS p.2

115

Interview met Bob Steinmetz.

116

IISG, Archief Het Parool, inv.nr.297, Verslag van kleine stafbespreking d.d. 20 november 1959, 25 november 1959.

117

In de jaren die zouden volgen, zou Willem altijd zijn vaste rubriek behouden. Maar de mensen die hem op de krant zagen kregen nog steeds weinig hoogte van hem. Directe collega Steinmetz vertelde dat men eigenlijk helemaal niets van hem wist. “Het was een beetje een eenzaam figuur. We dachten dat seks hem niet interesseerde, of dat hij nooit vrouwen mee naar huis nam omdat hij vrij benepen woonde.”118 Dat laatste onderwerp komt in latere beschouwingen over Wittkampf vaker terug. Hij zou zeker een groot deel van zijn leven impotent zijn geweest, bleef in ieder geval zijn hele leven vrijgezel. Volgens latere intieme kennis Marion Zwierink was dat echter voor Willem zelf geen probleem. “Misschien was het de drank, maar als die impotentie voor hem een trauma was, nou, dan had hij dat trauma wel heel ver weggeborgen.”119 Volgens Max Nord droeg zijn impotentie echter wel degelijk bij aan de eenzaamheid die Willem zijn hele leven omgeven heeft.120 Hoe dan ook: een zonderling figuur was het, en maar weinig mensen hebben hem echt leren kennen.

In document Interviewen was zijn leven (pagina 40-43)