• No results found

WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN "

Copied!
236
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

c^^f^l 't ^-"h • /'«e-i— -4-f ^^•^t

i f a > ^

WETBOEK VAN STRAFREGT

<©'

NEDERLANDSCH INDIË,

WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN

O F. V O I. G D D O O R D E

MEMORIE VAN TOELICHTING.

MET AANTEEKENINGBN DOOR

MR. A. A. DE PINTO.

-o-oE=;'<r»>|Kn-

'S GRAVENHAGE,

G E B E O E D E U S B E L I N F A N T B.

-1860.

I

W ^3r^r

(2)

0093 0402

(3)

W E T B O E K V A N S T R A F R E G T

NEDERLANDSCH INDIE.

W E T B O E K V O O R D E E U R O P E A N E N ,

G E V O L G D D O O R D E

MEMORIE VAN TOELICHTING.

(4)
(5)

WETBOEK TAN STRAFREGT

V O O R

NEDERLANDSCH INDIË,

WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN,

G E V O L G D D O O R D E

MEMORIE VAN TOELICHTING.

UITGEGEVEN INGEVOLGE MAOTIOING VAN

ZIJNE EXCELLENTIE DEN MINISTER VAN KOLONIEN.

MET E E N E VOOREEDE EN AANTEEKENINGEN TER AANVULLING VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING

D O O R

Mr. A. A. DE PINTO.

/ >° 1

- o o $ 0 ) $ s > -

'S G K A V E N H A 6 E ,

G E B R O E D E R S B E L I N F A N T E .

> 1866.

(6)
(7)

VOORREDE.

Ingevolge Koninklijke magtiging, verleend bij Kabinetsre- script van den 9 December 1 S 6 0 , n°. 1 4 , werd door den toenmaligen Minister van Koloniën, Zijne Excellentie den Minister van Staat J . J. ROCHUSSEN, het ontwerpen van een Strafwetboek voor Nederlandsch Indië opgedragen aan eene commissie, bestaande uit de heeren J h r . Mr. D. A. J U N I U S VAN H E M E R T , Mr. W . F. G. L. F R A N Ç O I S en Mr. S. K E Y - ZEtt. Mij viel de eer te beurt, tot secretaris van deze com- missie te worden benoemd.

Zij aanvaardde hare taak weinige dagen na de opdragt, en brag t die ten einde in den loop van het jaar 1 8 6 1 . Den 19 November van dat jaar leverde zij haar rapport in aan het Departement van Koloniën, onder overlegging van een ontwerp van een Wetboek van Strafregt voor Nederlandsch Indië {Wetboek voor de Europeanen) met daarbij behoorende Memorie van Toelichting.

Ruim vier jaren verliepen tusschen de indiening van dat rapport en de vaststelling van het door de commissie ont- worpen Wetboek bij Zijner Majesteits Besluit van den 10 February 1 8 6 6 , n°. 54, Het is bekend, dat dit lange op- onthoud voornamelijk te wijlen was aan verschil van gevoelen over de vraag of de codificatie van het Slrafregt voor Ne- derlandsch Indië, in de door de regering bij de benoeming der commissie aangewezen rigting (l), ofwel in anderen geest,

(1) Algemeene Beschouwingen der Memorie van Toelichting, § 3 , p . 99.

(8)

behoorde plaats te hebben bij de Wet of bij Koninklijk Besluit.

J)ie vraag is thans beslist in laatstgemelden zin ; en hei door den Koning vastgestelde Wetboek zal vóór of op 1 Julij e. Ie. door plaatsing in het Staatsblad van Nederlandsch In- die' worden afgekondigd, om den 1 Januarij 1867 inwerking te treden. Gelijktijdig met of spoedig na de afkondiging van het Wetboek zal eene officiële uitgave daarvan in Nederlandsch

Indië het licht zien.

Inlusschen werd liet wenschelijk geacht, in Nederland de mogelijkheid om kennis te nemen van het, vóór zijne ver- schijning reeds veel besproken , Wetboek niet te verdagen totdat de officiële uitgave hier te lande zal kunnen zijn verspreid.

Aan dat tijdelijk belang der tegenwoordige uitgave voor Nederland is een blijvend, belang verbonden voor Indië, om- dat, met het Wetboek, nu tevens de Memorie van Toelich- ting openbaar wordt gemaakt.

De toet moet vóór alles verklaard toorden uit de wet.

Niets is gevaarlijker dan de woorden der wet, den uiigedruk- ten wil des wetgevers, te reconstrueren naar vermoedelijke of zelfs naar bekende bedoelingen. Maar zoolang elk wetboek vooral het verband tusschen zijne verschillende bepalingen, verklaring, ook buiten den tekst, behoeft, zoolang men het in de codificatie nog niet zoo ver heeft gebragt, dat alles op zich zelf volkomen duidelijk en ondubbelzinnig is, zoo lang ook zal men verklaring en verduidelijking, waar die noodig zijn, wel mogen en moeten zoeken in de motieven, de toelichting door den auteur van zijn werk gegeven.

Ik mag mij ontslagen rekenen van het betoog dezer stellin- gen. Ik wensch alleen op ie merken, dal, zoo zij in hel alge- meen waarheid bevatten, zij ook in hel bijzonder zullen moeten gelden bij de verklaring en toepassing van het Indische

Strafwetboek.

Bij het ontwerpen van dat Wetboek is één model gevolgd.

Dat model -was de in Nederland geldende strafwetgeving.

Afwijking daarvan werd, volgens het mandaat der ontwer-

(9)

V O O R B E D E . VI]

pers, alléén geregtvaardigd vdoor den eigenaar dig en toestand der Nederlandsch-Indlsche bezittingen// (1). De commissie nu heeft het zich tot regel gesteld, geene zoodanige afwij- king van het Nederlandsche regt in den tekst van het

Wetboek op te nemen zonder daarvan rekenschap te geven in de toelichtende Memorie. Waar deze bloot verwijst naar den Code Pénal of naar de wetten, die het Fransche Wetboek in Nederland hebben aangevuld, uitgebreid of gewijzigd, kan men zeker zijn dat geene afwijking is bedoeld, en bestaat er dus voor het minst een krachtig vermoeden dat zij ook niet heeft plaats gehad. Op deze wijze geven de motieven hier, ook waar zij over bijzondere bepalingen het stilzwijgen bewa- ren, eene doorgaande verklaring van den tekst.

Ten slotte nog een woord over mijne aanteekeningen, die toegevoegd aan de Memorie van Toelichting, ter onderscheiding van de noten, welke een deel van die Memorie uitmaken, zijn gemerkt met een doorloopend nummer ( 1 - 50).

Opdat niemand zich omtrent de strekking van deze aan- teekeningen vergisse en er meer van verwachte dan zij wer- kelijk geven, staat reeds op het titelblad uitgedrukt, dat zij geen ander doel hebben dan aanvulling van de Memorie van Toe- lichting.

Trouwens een commentaar van het Wetboek zal wel niemand verwachten, nu er naamvelijks twee maanden zijn verhopen sedert dat het is vastgesteld. Aan zoodanigen commentaar geloof ik daarenboven, dal zich in Indië de behoefte niet spoe- dig zal doen gevoelen. Het is toch mijne overtuiging, dat de jurisprudentie en de litteratuur van het in Nederland gel- dende strafregt bij de toepassing van het Indische Strafwet- boek steeds met vrucht zullen kunnen worden geraadpleegd''i), al verschil ik hierin van meening met hen, die dat Wetboek hebben beoordeeld en veroordeeld vóór dat zij er kennis van hadden genomen,

(1) Alg. Besch. der Memorie van Toelichting, §§ 3, 8, 9, p. 99, 108—

HO. vgg.

('>) Alg. Besch. der Memorie van Toelichting, § 9 infine(y. 111, 112) en noot 17 aldaar.

(10)

Ik kan mij bedriegen, maar van het standpunt, waaruit ik de zaak beschouw, moet ik het er wel voor houden, dat de goede werking van het Indische Strafwetboek het best zal worden verzekerd door eene juiste kennis van het in Neder- land geldende strafregt en van de toepassing daar aan dat regt gegeven door den invloed van die viva vox iuris, welke zich laat hooren in de regtspraak en in de adviezen der regtsgeleerde schrijvers. Die invloed doet zich dag aan dag gelden , en wanneer men nu in acht neemt, dat de Memorie van Toelich- ting, het werk der commissie, reeds in November 1861 inge- diend, geene andere wijzigingen heeft ondergaan dan die, welke noodig werden bevonden om, haar in overeenstemming te brengen met eenige veranderingen, later door de regering in hei oorspronkelijk ontwerp gebragt, voornamelijk naar aan- leiding der Indische adviezen (1), dan behoeft het geen ver- der betoog, dat nu, in 1866, op sommige punten eene aanvul- ling der officiële toelichting werd vereischt ter bevordering van naauwkeurigheid en volledigheid.

Ziedaar het zeer bescheiden doel mijner aanleekeningen, waarin ook melding is gemaakt van de wijzigingen, die het Nederlandsche strafregt sedert de voltooijing van het werk der commissie heeft ondergaan, en van de voornaamste straf- wetten, die thans in Frankrijk nevens den Code Pénal van kracht zijn.

's Gravenhage, 19 April 1866.

À. A. DE PINTO.

(I) Zie het rapport van den Minister van Koloniën aan den Koning d.d.

5 Dee. 1865, Litt L. 18, in de Staatscourant van 11/12 Febr. 1866, n". 36, en de noot 7 ad § 5 der Alg. Besch. van de Memorie van Toe- lichting, p. 103.

(11)

I N H O U D .

M B . Het eerste getal verwijst naar den tekst ran het Wetboek, het tweede naar de Memorie van Toelichting.

KONINKLIJK BESLUIT van 10 Februari/1866, n". 5 4 , houdende vaststelling en last tot afkondiging van het Wetboek van Strafregt voor Nederlandsch-Indië {Wetboek voor de Europeanen). Blz. 1.

E E R S T E BOEK

V a n m i s d r i j v e n , o v e r t r e d i n g e n e n s t r a f f e n i n l i e t a l g e m e e n .

TITEL I. Blz.

Van misdrijven, overtredingen en strafbare poging. . . 3 , 1 2 4 . TITEL II.

Van straffen in het algemeen 4 , 1 2 9 . TITEL III.

Van de straffen in het bijzonder 5 , 1 3 4 . TITEL IV.

Van herhaling van misdrijf 8,138.

TITEL V.

Van medepligtigheid. . . , . . , , 8,139.

(12)

Bladz.

TITEL VI.

Van onberekenbaarheid, verschoonende en verzachtende

omstandigheden 10,1-40.

Slotbepaling 1 2 , 1 4 2 .

T W E E D E BOEK.

V a u d e b i j z o n d e r e m i s d r i j v e n e u o v e r t r e d i n g e n .

TITEL I.

Van de misdrijven en overtredingen tegen de algeineene

zaak 1 3 . 1 4 5 , HOOFDSTUK I.

Van de misdrijven tegen de veiligheid van Nederlandseik

Indië. 1 3 , 1 4 5 . AFDEELING I. Van de misdrijven tegen de uitwendige

veiligheid van Nederlandsch lndië. . 13,145.

,, II. Van de misdrijven tegen de inwendige

•veiligheid van Nederlandsch Indië. . 1 6 , 1 4 9 . ,, lil. Van het openbaren en niet openbaren

der misdrijven tegen de uitwendige of inwendige veiligheid van Neder-

landsch Indië. 1 8 , 1 5 1 . HOOFDSTUK II.

Misdrijven en overtredingen tegen de gevestigde orde van

zaken 1 9 , 1 5 2 . AFDEELING L Daden, die de vrijheid aanranden. . 1 9 , 1 5 3 .

,, II. Zamenspanning van openbare ambtenaren. 21,155.

,, III. Aanmatiging van gezag door de uitvoe-

rende en regterlijke magt 22,156.

Slotbepaling van dit hoofdstuk. . . 23,158.

HOOFDSTUK III.

Misdrijven en overtredingen tegen de openbare rust. . . 23,158.

(13)

I N H O U D. X I

Bladz.

A F D E E L I N G L Vau valschkeld. 2 3 , 1 5 8 .

§ I. Valsche Munt 2 3 , 1 5 8 . ., II. Namaken van zegels, bankbillet-

ten, openbare schuldbrieven, en van de keur- of papier stempels,

de ijk- en soortgelijke merken. 25,160.

,, l i l . Van valschheid in authentieke geschriften, in geschriften van koophandel en in bankge-

schriften 27 162.

,, IV. Van valschheid in onderhandsche

geschriften 2 8 , 1 6 3 . ,, V. Van valschheid in reispassen,

reisorders en getuigschriften. 2 8 , 1 6 3 . Slotbepaling van deze afdeeling. 3 0 , 1 6 4 . A.KDEELINGS II. Van misdrijven en overtredingen begaan

door openbare ambtenaren in de uit-

oefening hunner bediening. . . 31,164.

5) I. Van verduisteringen begaan door openbare ambtenaren met ont-

vangsten of bewaringen belast. 3 1 , 1 6 5 .

., II. Van knevelarij 3 2 , 1 6 6 . ., III. Van hen, die zich mengen in

zaken of handelsverrigtingen, die onvereenigbaar zijn met

hunne bediening 33,167.

,, IV. Van oinkooping 33,167.

,, V. Van misbruik van gezag. . . 3 5 , 1 6 8 . .. VI. Van eenige misdrijven en over-

tredingen betrekkelijk het hou- den der akten van den bur-

gerlijken stand. 3 6 . 1 6 8 . ,, VIL Van de uitoefening van het

openbaar gezag vóór het ver- krijgen of na het verliezen

van de bevoegdheid daartoe. 37,169.

Slotbepaling van deze Af deeling. 38,169,

(14)

Black.

A F D E E L I N G III. Van verstoring der openbare orde door godsdienstleeraars in de uitoefening'

hunner bediening 38,169.

§ I. Van misdrijven en overtredingen, die den burgerlijken staat der personen in gevaar hunnen

brengen 38,169.

,, II. Van afkeurende beoordeeling, be- risping of opzetting gerigt tegen het openbaar gezag in

openlijk gehouden leerredenen. 3 9 , 1 6 9 . ,, IV. Wederstand , ongehoorzaamheid , en

andere tekortkomingen tegen het open-

baar gezag 40,170.

§ I. Wederspannigheid {Rebellie). . 40,170.

,, II. Beleedigingen en gewelddadighe- den tegen het openbaar gezag

en tegen de openbare magt. . 4 2 , 1 7 2 . ,, III. Weigering van eene wettig ver-

schuldigde dienst 44,173.

,, IV. Ontvlugting van gevangenen en

verberging van misdadigers. . 4 4 , 1 7 3 . ,, V. Verbreking van zegels en wegne-

ming van stukken uit openbare

bewaarplaatsen 47,173.

„ VI. Beschadiging van gedenkstukken. 4 8 , 1 7 3 . ,, VII. Aanmatiging van titels of bedie-

ningen. 48,174.

,, VIII. Inbreuken op de vrije godsdienst-

oefening 49,174.

,, V. Vereenigingen van boosdoeners, land-

looperij en bedelarij 50,174.

§ I. Vereenigingen van boosdoeners. . 5 0 , 1 7 4 .

„ I I . Landlooperij en bedelarij . . . 5 0 , 1 7 5 . VI. Van opzetting tot misdrijven in geoor-

loofde openbare vergaderingen. . . 5 2 , 1 7 5 ,

(15)

I N H O U D . XIII

TITEL II.

Misdrijven, en overtredingen tegen bijzondere personen,

HOOFDSTUK I.

Bladz.

Misdrijven en overtredingen tegen de personen 5 2 , 1 7 6 . AFDEEI.ING I. Doodslag en andere misdrijven tegen

het leven, bedreigingen van aanslagen

tegen personen 5 2 , 1 7 6 .

§ I. Doodslag, moord, vadermoord,

kindermoord, vergiftiging. . . 5 2 , 1 7 6 .

,, II. Bedreigingen 5 4 , 1 7 8 . ,, II. Moedwillige kwetsuren en slagen, en

andere moedwillige misdrijven. . . 5 4 , 1 7 8 . ,, III. Onwillige berooving van iemands leven,

onwillige kwetsuren en slagen; ver- schoonbare misdrijven en gevallen, waarin misdrijven niet kunnen worden verschoond; doodslag, kwetsuren en

slagen, die niet strafbaar zijn . . 5 6 , 1 8 0 .

§ I. Onwillige berooving van iemands leven, onwillige kwetsuren en

slagen 5 6 , 1 8 0 . ,, II. Verschoonbare misdrijven, en ge-

vallen waarin misdrijven niet

kunnen worden verschoond. . 5 7 , 1 8 1 . ,, III. Doodslag, kwetsuren en slagen,

die niet strafbaar zijn. . . 5 8 , 1 8 1 .

„ IV. Aantasting der zeden 5 8 , 1 8 1 .

„ V. Onwettige inhechtenisneming en gevangen-

houding van personen. 6 0 , 1 8 2 . ,, VI. Misdrijven strekkende om het bewijs van

den burgerlijken staat van een kind te verhinderen of te vernietigen, of om zijn bestaan in gevaar te brengen;

wegvoering van minderjarigen; inbreuk op de verordeningen omtrent het be-

graven 6 1 , 1 8 2 .

(16)

Bladz.

AFDEELING VI. § I. Misdrijven tegen een kind. . 6 1 , 1 8 2 .

„ II. Wegvoering van "minderjarigen. 6 3 , 1 8 3 . ., III. Inbreuken op de verordeningen

ontrent het begraven. . . 6 3 , 1 8 4 .

„ VII. Valsch getuigenis; laster, hoon, beleedi-

ging, enz.; openbaring van geheimen. 6 4 , 1 8 4 .

$ I. Valsch getuigenis 6 4 . 1 8 4 . ,, II. Laster, hoon, beleediging. . . 65,184.

„ III. Openbaring van geheimen. . . 6 8 , 1 8 7 . HOOFDiTUK II.

Misdrijven en overtredingen tegen de eigendommen. . . 6 9 , 1 8 8 .

A F D E E L I N G I. Diefstal ' 6 9 ' 1 8 8

„ II. Misdrijven begaan ter gelegenheid van faillissement, bij kennelijk onvermo-

gen en bij surséance van betaling. . 7 4 , 1 9 1 .

„ III. Opligting, stellionaat en andere soorten

van bedrog 78 192.

$ I. Opligting en stellionaat . . . 7 8 , 1 9 2 .

„ II. Misbruik van vertrouwen. . . 7 9 , 1 9 3 . ,, III. Koopen, in pand- of bewaring-

nemen, of ontvangen, onder welken titel ook, van zaken, hehoorende tot de kleeding, uitrusting of wapening van

militairen 8 0 , 1 9 4 . ,, IV. Inbreuk op de bepalingen betrek-

kelijk de speelhuizen, de lote-

rijen, ende pandhuizen. . . 8 1 , 1 9 5 .

„ V. Belemmering in de vrijheid van

bieden 8 2 , 1 9 6 . ,, VI. Inbreuk op de reglementen be-

trekkelijk de fabrieken, den

handel en de kunsten. . . 82,197.

„VII. Misdrijven van leveranciers. . 8 4 , 1 9 8 .

„ IV. Vernieling, bederving, beschadiging. . 8 5 , 1 9 8 . Slotbepaling van dit hoofdstuk. . . 90,199.

Slotbepalingen van dit wetboek. . . 90 200.

Overgangsbepalingen Q\ _ 207

(17)

I N H O U D . XV

A l g e m e e n e b e i c h o n M ' i n g e n d e r M e m o r i e v a n T«elicl»tinif.

Bladz.

Inleiding. § 1—3 93.

I. Personen aan het wetboek onderworpen. — Titel.

§ 4—6 100.

II. Algemeene strekking. — Wijze van bewerking. —

Bronnen. § 7—11 104.

III. Algemeene Inhoud, — Indeeling. § 12—17. . . . 116.

Bijlage.

Bataviasche Statuten van 164*2. StrafregteUjke Bepalingen. "209.

(18)

P a g . 7, art. 20, laatste lid, s t a a t : vooroordeelend, l e e s : veroordeelend.

,, 34, art. 119, laatste lid, » slecht, » slechts.

« 5 3 , a r t 2 1 5 , « doodslag, » de doodslag.

« 54, a r t . 2 2 3 , » bedreigiging, » bedreiging, n 80, § I I I in het opsch., » bewaringneming, » bewaring nemen, u 104, noot 8, s t a a t : boek verzameling, lees: boek, verzameling.

u 106, noot 12, » wet van 16 Jurdj 1850 » wet van 8 .Tunij 1850.

» . » F A Ü S T I N ei HÉLiE » F A U S T I N H É L I E .

C.C. B. L.

(19)

m°. s « .

K O N I N K L I J K B E S L U I T ,

HOUDKXDE

VASTSTELLING EN LAST TOT AFKONDIGING

VAN HET

WETBOEK VAN STRAFREGT VOOR NEDERLANDSCH INDIË'

(WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN).

W I J WILLEM III, bij de gratie Gods, KONING DER N E D E R -

L A N D E N , P R I N S VAN ORANJE-NASSAU , GROOT-HERTOG VAN L U X E M B U R G , E N Z . , E N Z . , ENZ.

Op de gemeenschappelijke voordragt van Onze Ministers van Koloniën en van Justitie van den 3denJunij 1863, La Aaz n". 2;

Den Raad van State gehoord (advies van den 15 Decem- ber 1863, nu. 2);

Gelet op het nader rapport van Onzen Minister van Koloniën van den 5den December 1865, La E. 1 8 ;

Gezien art. 75 der w e t , houdende vaststelling van het Re- glement op het beleid der regering van Nederlandsch Indië van den 2 September 1854 (Stbl. n°. 129);

Overwegende dat het noodzakelijk is vast te stellen een Wetboek van Strafregt voor Nederlandsch Indië (Wetboek voor de Europeanen),

1

(20)

Hebbon goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Art. 1.

Het Wetboek van Strafregt voor Nederlandsch Indië (Wet- boek voor de Europeanen) wordt vastgesteld, zoodanig als het gevoegd is bij het tegenwoordig besluit.

Art. 2.

Ce Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indië wordt ge- last dit Wetboek af te kondigen door plaatsing van hetzelve en 'van dit besluit in het Staatsblad van Nederlandsch Indie, vóór of op den 1 Julij 1866.

Art. 3.

Dit Wetboek treedt in werking den 1 January 1867.

Art. 4

Dit Wetboek is, zoo lang daaromtrent niet nader zal zijn voorzien, niet van toepassing oP de inlandsche Christenen.

Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift t o t narigt zal worden gezonden aan Onzen Minister van Justitie en aan den Raad van Mate.

's Gravenhage, den 10 February 1866.

W I L L E M . De Minister van Koloniën,

J. D. FRANSSEN VAN DE P U T T E .

(21)

WETBOEK VAN STRAFREGT VOOR ŒRLANDSCH INDIE.

WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN.

-•—•"->» ~a

E E R S T E B O E K .

V a n m i s d r i j v e n , o verf r e d i n g e n e n s t r a f f e n i n l i e t a l g e m e e n .

T I T E L I.

Fan misdrijoen, over! reding en en strafbare poging.

Art. 1. Overtreding bestaat in liet doen of nalaten van hetgeen onder bedreiging van geene zwaardere straf dan ge- vangenisstraf en geldboete, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, is ver- boden of geboden bij de reglementen en keuren van politie, gelijk mede bij de wettelijke verordeningen op het stuk van 's lands middelen en pachten, en van hetgeen onder bedreiging- van geene zwaardere straf dan gevangenisstraf van drie maan- den en geldboete, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, is verboden of geboden bij algemeene verordeningen.

De lijfsdwang, bij niet voldoening van geldboeten, overeen-

komstig de op dit stuk bestaande verordeningen te ondergaan,

wordt, met opzigt tot de rangschikking van eenig strafbaar

telt onder de overtredingen, niet in aanmerking genomen

(22)

2. Misdrijf bestaat in het doen of nalaten van hetgeen bij algemeene verordening, onder bedreiging van straf, is verboden of geboden, en niet in de omschrijving valt van overtreding.

3. Elke door uiterlijk bedrijf geblekene en door een begin van uitvoering gevolgde poging tot misdrijf, waarop eene zwaar- dere straf dan gevangenisstraf is gesteld, niet dan door toeval- lige of van des daders wil onafhankelijke omstandigheden weerhouden zijnde of hare uitwerking gemist hebbende, wordt, behoudens het bepaalde in het laatste lid van dit artikel, ge- straft met de straf volgende op die, welke tegen het misdrijf zelf is bedreigd.

Deze bepaling is niet toepasselijk op bedreigde geldboete en bijkomende straffen, welke op de poging, even als op de daad zelve, worden toegepast.

Wanneer tegen het misdrijf zelf is bedreigd de tuchthuis- straf, vermeld in art. 5 n". 4 , of de straf van verbanning, is de poging strafbaar met gevangenisstraf van één tot vijfjaren.

4. Poging tot overtreding van reglementen en keuren van politie is niet strafbaar.

Poging tot de andere in art. 1 vermelde overtredingen en tot misdrijven, waarop geene zwaardere straf dan gevangenis- straf is gesteld, i s , wanneer zij voldoet aan de vereischten omschreven in het eerste lid van art, 3 , strafbaar in de ge- Vallen, waar dit uitdrukkelijk bepaald wordt.

In die gevallen is de straf dezelfde als de op de volbragte daad gestelde, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald; ot tegen de volbragte daad gevangenisstraf is bedreigd, welke bij strafbare poging met een derde wordt verminderd.

T I T E L TE

Fan straffen in het algemeen.

5. De straffen tegen misdrijf en overtredingen bedreigd zijn:

1°. de doodstraf;

2°. tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren;

3°. tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren;

4°. tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren;

(23)

TITEL II. Van straffen in het algemeen. 5 5°. verbanning uit Nederlandsen Indië, uit te spreken

voor den tijd van vijf tot tien jaren;

6°. gevangenisstraf van zes dagen tot vijfjaren, behoudens bijzondere bepalingen aangaande haren korteren of längeren duur;

7° geldboete.

6. Bijkomende straffen, die in de gevallen, waar dit bepaald is, met eene of meer der in het vorige artikel vermelde straffen vereenigd kunnen worden uigesproken, zijn:

1°. ontzetting van bepaalde regten en bevoegdheden, behou- dens bijzondere bepalingen aangaande haren duur, uit te spreken voor den tijd van vijf tot tien jaren;

2°. verbeurdverklaring hetzij van het voorwerp van het mis- drijf of de overtreding, hetzij van hetgeen uit het mis- drijf of de overtreding is voortgesproten of van de middelen en de werktuigen, welke gediend hebben om die te plegen, zoo deze zaken den veroordeelde in eigendom toebehooren.

7. Onverminderd de bepaling van n°. 2 van het vorige artikel, kan de vernietiging of onbruikbaarmaking van werk- tuigen of andere voorwerpen vervaardigd, geschikt gemaakt of gediend hebbende tot het plegen van een misdrijf, in het vonnis worden gelast, zelfs bij vrijspraak.

T I T E L I I I .

Van de straffen in het bijzonder.

8> De doodstraf wordt door den scherpregter uitgevoerd op een schavot, door den veroordeelde met eenen strop om de hals aan eene galg vast te maken en een luik onder zijne voeten te doen wegvallen.

9. De doodstraf mag niet worden ten uitvoer gelegd op Zondag of Christelijke feestdagen.

10. De lijken van hen, die de doodstraf hebben ondergaan, worden, op verlangen van hunne naastbestaanden, aan dezen overgeleverd, onder verpligting om die zonder eenige plegtig- heid te doen begraven.

(24)

11. Alle veroordeelden tot tuchthuis- of gevangenisstraf worden in tuchthuizen of gevangenissen opgesloten, en zijn aldaar tot arbeid verpligt.

Het beheer en de inrigting der tuchthuizen en gevangenis- sen, de daar te verrigten arbeid en de bestemming van zijne opbrengst worden, met inachtneming van het verschil in zwaarte tusschen deze beide straffen bestaande, bij ordonnantie geregeld.

12. Hij, die veroordeeld is tot eene der straffen genoemd in de vijf eerste nommera van Art. 5, zal in burgerlijke zaken, zoodra hij gewraakt wordt, en in strafzaken van regtswege geene beeëdigde verklaring in regten, als deskundige of getuige, kunnen afleggen ; ook zal hij niet als getuige tegenwoordig mogen zijn bij het opmaken van eenige openbare akte, noch voogd of curator kunnen zijn, noch kunnen dienen in het leger, de schutterijen of andere gewapende vereenigingen.

13. Die de tuchthuisstraf ondergaat, verliest van regtswege gedurende zijnen straftijd het beheer zijner goederen.

Wanneer daartoe grond bestaat, wordt door den raad van justitie, binnen welks regtsgebied de veroordeelde het laatst ge-

woond heeft, hetzij op verzoek vanden veroordeelde zelf of van andere belanghebbenden, hetzij op de vordering van den offi- cier van Justitie bij dien raad, een curator benoemd, teneinde de goederen van den veroordeelde, als die van eenen onder curatele gestelde, te beheeren.

De weeskamer is van regtswege met de toeziende curatele belast.

14. Nadat de veroordeelde uit het tuchthuis is ontslagen, eindigt het beheer van den curator en doet deze slotrekening en verantwoording.

15. Aan den veroordeelde mag gedurende zijn verblijf m het tuchthuis geen geld of levensbehoefte uit eigen middelen worden verschaft, behoudens de uitzonderingen, welke op dezen regel kunnen worden gemaakt bij de ordonnantie vermeld in art. 1 1 .

16. Zij, die tot de straf van verbanning uit Nederlandsch Indië zijn veroordeeld, worden op hunne kosten o vergebragt naar eene plaats buiten die bezitting, door den Gouserneur

(25)

TITEL IH. Van de straffen m het bijzonder. 7 Generaal aangewezen ; met dien verstande evenwel, dat Neder-

landers, die dit verlangen, naar geene andere dan naar eéne Nederlandsche haven mogen worden vervoerd.

17. Wanneer de verbannene vóór het einde van zijnen straftijd in Nederlandsch Indië terugkeert, wordt hij deswege veroordeeld tot gevangenisstraf van zes dagen tot vijfjaren, en na het einde van deze straf weder uit Nederlandsch Indië verwijderd, ten einde de hem opgelegde straf van verbanning verder te ondergaan.

18. De Gouverneur Generaal is bevoegd o m , bij vvege van gratie, ten aanzien van hen, op wie, uit hoofde dat zij in Ne- derlandsch Indië zijn geboren of opgevoed, de straf van ver- banning uit die bezitting zwaarder zoude drukken dan op hen, die niet in dat geval verkeeren, die straf te doen vervangen door wegzending naar een oord van ballingschap binnen Nederlandsch Indië.

19. Het verblijf in het oord van ballingschap is van gelij- ken duur als de door den regte r opgelegde verbanning.

20. De regten en bevoegdheden, waarvan de ontzetting dooi- den regter , overeenkomstig art. 6, n°. 1 , in de bij dit wetboek of andere algemeene verordeningen uitgedrukte gevallen wordt uitgesproken, zijn:

a. het waarnemen van alle openbare bedieningen of ambten ; b. het zijn van voogd of curator over vreemden;

c. het zijn van voogd of curator over eigen kinderen;

d. het afleggen van getuigenis onder eede in burgerlijke zaken, in geval van wraking.

W a a r het tegendeel niet uitdrukkelijk is bepaald, wordt het den regter overgelaten, de ontzetting van die regten en bevoegd- heden , of van sommige hunner, al of niet uit te spreken.

Deze straf vangt aan den dag, waarop het vooroordeelend vonnis kracht van gewijsde verkrijgt.

21. De invordering van boeten en geregtskosten blijft gere- geld volgens de bepalingen dienaangaande voorkomende in het reglement op de strafvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog Geregtshof van Nederlandsch Indië, enz.

Ingeval van zamenloop van boete of verbeurdverklaring met teruggaven en schadevergoedingen gaan de veroprdeelingen.

(26)

tot laatstgenoemden voor, bij ongenoegzaamheid van de goederen des veroordeelde.

T I T E L TV.

Van herhaling van misdrijf.

22. Indien iemand, na reeds te voren tot de doodstraf, de tuchthuisstraf, de straf van verbanning of gevangenisstraf voor den tijd van langer dan één jaar veroordeeld te zijn geweest, andermaal wegens misdrijf, daarna gepleegd, te regt staat, stelt de vroegere veroordeeling eene verzwarende omstandigheid daar, waarop de regter bij de toepassing der straf moet acht geven.

De regter is in dit geval bevoegd de tuchthuisstraf, de straf van verbanning, en de gevangenisstraf met een derde boven het maximum te verhoogen.

23. De bepalingen van het voorgaande artikel zijn mede van toepassing, wanneer de beklaagde vroeger door den militairen regter is veroordeeld :

1°. tot eene der in het eerste lid van het voorgaande artikel uitgedrukte bij het gewone strafregt vastgestelde straf- fen, ter zake van een feit daarbij als misdrijf omschreven;

2°. tot eene straf bij de militaire strafwetgeving voorge- schreven ter zake van een feit, waartegen bij het gewone strafregt is bedreigd de doodstraf, de tuchthuisstraf of de straf van verbanning;

3°. tot de bij de militaire strafwetgeving voorgeschreven straf van den kruiwagen of van militair arrest of detentie voor meer dan eenjaar, ter zake van een feit, waartegen bij het gewone strafregt eene gevangenisstraf van vijf jaren als maximum is vastgesteld.

T I T E L V.

Van medepligligheid.

24. De medepligtigen aan misdrijven of overtredingen worden

(27)

TITEL V. Van medepligtigheid. 9 gestraft met dezelfde straf als de daders, behoudens de gevallen, waarin het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald.

Deze bepaling en de overige van dezen titel zijn niet van toepas- sing op de overtredingen van reglementen en keuren van politie.

25. Als medepligtigen aan misdrijven of overtredingen worden gestraft :

1". zij, die door gaven, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van m a g t , listen of schuldige kunstenarijen tot het plegen van het misdrijf of de overtreding aansporen, ofwel inlichtingen geven om deze te plegen;

2°. zij, die wapenen, werktuigen of eenig ander middel ver- schaffen, wetende, dat deze tot het plegen van het mis- drijf of de overtreding moeten dienen;

3". zij, die, des bewust, de daders helpen of bijstaan in de feiten, waardoor het misdrijf of de overtreding is voor- bereid, gemakkelijk gemaakt of voltooid, onverminderd bijzondere strafbepalingen tegen de aanleggers van za- menzweringen of opruijingen tot verstoring van de in- of uitwendige veiligheid van Nederlandsch Indië, zelfs in het geval, dat het misdrijf, door de aanleggers der zamen- zweringen of opruijers beoogd, niet mögt zijn gepleegd;

4°. zij, die door aanspraken in het openbaar, ten aanhoore vaneene verzameling vanpersonen, gehouden, of door ongedrukte geschriften, in het openbaar aangeplakt, verkocht of verspreid, de menigte opruijen om misdrijf of overtreding te begaan.

Deze laatste bepaling is mede toepasselijk, wanneer de op- ruijing slechts eene strafbare poging tot misdrijf of overtreding ten gevolge heeft. Wanneer de opruijing in het geheel geen gevolg heeft, wordt zij gestraft met geldboete van vijftig tot honderd gulden, of in geval van verzwarende omstandigheden met gevangenisstraf van zes dagen tot zes maanden.

26. Zij, die, kennis dragende van het misdadig gedrag der genen, die rooverijen of gewelddadigheden tegen de veiligheid van Nederlandsch Indië, de openbare rust, de personen of de eigendommen plegen, htm bij voortduring huisvesting, schuil- of vergaderplaatsen verschaffen, worden als hunne medepligti- gen gestraft,

(28)

27. Zij, die, des bewust, geheel of ten deele zaken helen, die zijn ontvreemd, aan hare besteraming onttrokken of verkre- gen door middel van misdrijf of overtreding, worden evenzeer als medepligtigen daaraan gestraft.

28. Echter worden op de helers, in het vorige artikel be- doeld, de doodstraf en de tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren niet toegepast, dan voor zooverre het bewijs is geleverd,

dat zij, ten tijde van het helen, kennis droegen van de omstan- digheden, waaraan deze twee straften zijn verbonden.

"Wanneer dit bewijs niet is geleverd, ondergaan zij de tucht- huisstraf van vijf tot vijftien jaren.

29. De herbergiers en logementhouders, langer dan viel- en twintig uren iemand hebbende gehuisvest, die gedurende zijn verblijf een misdrijf of eene overtreding heeft begaan, zijn, wanneer zij hebben verzuimd op hun door het bevoegd gezag daartoe aangewezen register den naam, het beroep en de woonplaats van den schuldige in te schrijven, burgerregtelijk aansprakelijk voor de vordering tot teruggave, schadeloosstel- ling en kosten, toegewezen aan degenen, aan wie het misdrijf of de overtreding schade heeft toegebragt, onverminderd hunne aan- sprakelijkheid volgens de artt. 1709 en 1710 van het Burgerlijk Wetboek.

T I T E L V I .

Van onioerekenhaarheld, versclioonende en verzachtende omsla ndigh eden.

30. Er is noch misdrijf, noch overtreding, wanneer de be- klaagde, tijdens het plegen van het feit, in staat van krankzinnig- heid verkeerde of wanneer hij door overmagt werd gedwongen.

3 1 . Geen misdrijf of overtreding kan verschoond, noch de straf verminderd worden, dan in de gevallen en omstandigheden, waarin het feit verschoonbaar wordt verklaard, of de toepassing eener minder gestrenge straf wordt toegelaten.

32. Wanneer de beklaagde beneden de zestien jaren oud is, wordt hij, indien het uitgemaakt is, dat hij zonder oordeel

(29)

TITEL VI. Vein ontoerekenbaarheid enz, II des onderscheids gehandeld heeft, vrijgesproken; maar hij wordt, naar gelang der omstandigheden, hetzij aan zijne ouders of naaste bloedverwanten teruggegeven, hetzij geplaatst in een verbeterhuis om daar te worden opgevoed gedurende een aantal jaren bij het vonnis te bepalen, maar in geen geval langer dan tot de vervulling van zijn twintigste jaar.

33. Wanneer beslist wordt, dat hij met oordeel des onder- scheids heeft gehandeld, worden de straffen uitgesproken, als volgt:

wanneer in het algemeen zijn bedreigd de straffen vermeld in ai't. 5, n'". 1 en 2, wordt hij veroordeeld tot gevangenis- straf van tien tot twintig jaren ;

wanneer in het algemeen zijn bedreigd de straffen vermeld in art. 5, nl s. 3 en 4, wordt hij veroordeeld tot gevangenis- straf voor een tijd gelijk ten minste aan een derde en ten hoogste aan de helft van dien, waarvoor hij anders tot eene dezer straffen had mogen veroordeeld worden;

wanneer in het algemeen is bedreigd de verbanning, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van één tot vijfjaren;

wanneer in het algemeen is bedreigd gevangenisstraf of geldboete, kan de regter deze straffen verminderen, zoo als hij geraden oordeelt, mits zij blijven beneden de helft van die, welke den schuldige zouden zijn opgelegd, indien hij zestien jaren oud was geweest.

3 4 "Wanneer de beklaagde hetzij uithoofde zijner jonge jaren;

hetzij wegens dwang, bevel, billijke vrees, verleiding, bekrom- penheid van verstand, de geringheid of het vrijwillig herstel des nadeels door het misdrijf toegebragt of andere verzachtende omstandigheden eene aanmerkelijke vermindering van straf mögt verdienen, kunnen de straffen, waar de toepasselijkheid van dit artikel niet uitdrukkelijk is uitgesloten, worden vervangen als volgt:

die vermeld in art. 5 , n°. 2 door gevangenisstraf van minstens één jaar;

die vermeld in art. 5 , n°. 3 door gevangenisstraf van minstens zes maanden;

en die vermeld in art. 5 , n'\ 4 en 5 door gevangenisstraf van minstens drie maanden.

(30)

Bij liet aanwezig zijn der genoemde of andere verzachtende omstandigheden kan de gevangenisstraf tot berieden de zes dagen en de geldboete op zoodanig bedrag als de regter zal vermeenen te behooren worden verminderd; en zelfs, waar beiden gelijktij- dig tegen een misdrijf of eene overtreding zijn vastgesteld, de eene of andere dier straffen afzonderlijk worden toegepast.

S L O T B E P A L I N G .

35. De bepalingen van dit eerste boek zijn mede van toe- passing op misdrijven en overtredingen, waartegen bij andere wettelijke verordeningen is voorzien, tenzij bij dit wetboek of bij die verordeningen uitdrukkelijk anders is bepaald.

(31)

T W E E D E BOEK.

Van de bijzondere misdrijven e n overtredingen.

T I T E L I.

Van de misdrijven en overtredingen tegen de algemeen« zaak.

H O O F D S T U K I.

Van de misdrijven tegen de veiligheid van Ncderlandsch Indië.

A F D E E L I N G I.

Van de misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van Neder- landsen Indië.

Art. 36. Ieder Nederlander, die de wapenen voert tegen Nederlandsen Indië, wordt met den dood gestraft, ook al ver- liest hij door die daad zijne hoedanigheid van Nederlander.

37. Ieder, die met vreemde mogendheden, Indische vorsten of volken of hunne agenten aanslagen smeedt of met dezen in verstandhouding treedt, ten einde hen tot het plegen van vij- andelijkheden of het ondernemen van den oorlog tegen Neder- landsen Indië aan te sporen, of om hun de middelen daartoe te verschaffen wordt met den dood gestraft, ook dan als het smeden der aanslagen of het treden in verstandhouding door geene vijandelijkheden is gevolgd.

38. Evenzeer wordt met den dood gestraft ieder, die aan- slagen smeedt of in verstandhouding treedt met den vijand, ten einde zijne komst op het grondgebied van Nederlandsch Indië te bevorderen, of hem eenige steden, sterkten, plaatsen, krijgsposten, havens, magazijnen, tuighuizen, schepen of andere vaartuigen aan den lande behoorende over te leveren, of om hem ondersteuning in soldaten, manschappen, geld, levensmid- delen, wapenen of krijgsbehoeften te bezorgen, of om tot

(32)

den voortgang zijner wapenen tegen Nederlandsen Indië of tegen de daar dienende land- of zeemagt mede te werken, hetzij dooi- de getrouwheid der officieren, soldaten, matrozen of anderen jegens het wettig gevestigd gezag aan het wankelen te brengen,

hetzij op eenige andere wijze.

39. Indien de verstandhouding met hen, die tot eene vijan- dige natie hehooren, zonder een der in het vorig artikel vermelde misdrijven tot doel te hebben, echter ten gevolge heeft het verstrekken van voor de krijgs- of staatsgesteldheid van Neder- lansch Indië of zijne bondgenooten nadeelige berigten aan den vijand, worden zij, die deze verstandhouding voeren, gestraft met de verbanning, onverminderd zwaardere straffen, ingeval de verstrekte berigten het gevolg zijn geweest van een toeleg, die het karakter heeft van verspieding.

40. De straf bedreigd in de artt. 37 en 38 is dezelfde, onverschillig of de in die artikelen strafbaar gestelde feiten worden gepleegd tegen Nederlandsch Indië of tegen de bond- genooten, die vereenigd met Nederlandsch Indië tegen den gemeenschappelijken vijand strijden.

4 1 . Hij, die, niet aan den militairen regtsdwang onderwor- pen, op eenige wijze militairen verleidt tot desertie met het bepaalde doel om hen in de land- of zeedienst eener vreemde natie te doen overgaan, of die hen, des bewust, in deze desertie behulpzaam is, wordt gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren.

42. Hij, die, niet aan den militairen regtsdwang onderwor- pen, behalve in het geval in het voorgaande artikel voorzien, één of meerdere manschappen van het krijgsvolk te water of te lande op eenige wijze tot desertie verleidt, hun, des bewust, tot het plegen van desertie behulpzaam is, de desertie, op welke wijze het ook zijn moge, begunstigt of daartoe, des bewust, de middelen verschaft, eenen deserteur, hem als zoodanig be- kend, verbergt of huisvest, of het overgaan van militairen uit het eene korps in het andere onder vreemde of verdichte na- men of op eene andere bedriegelijke wijze bevordert, wordt gestraft met geldboete van honderd tot vijf honderd gulden of wel, naar gelang der omstandigheden, met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar.

(33)

TITEL I. Van de /uitdrijven en overtredingen enz.

15

43. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent der regering of ieder ander persoon, die het geheim eener onderhandeling of onderneming, hem uit hoofde van zijn ambt of in eenige andere officiële betrekking toevertrouwd of medegedeeld, bekend maakt aan den vijand of in het algemeen aan vreemde natiën of hare agenten, wordt met den dood gestraft.

44. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent der Regering, en ieder ander persoon door haar met het bestuur van eenige zaak belast, wien, uithoofde zijner betrekking, is opgedragen de bewaring van kaarten of plans van vestingwerken, tuighui- zen, havens of reeden, wordt met den dood gestraft, als hij eene of meer van deze kaarten of plans aan den vijand of zijne agenten overlevert.

Hij wordt gestraft met de verbanning, als hij deze kaarten of plans overlevert aan eene vreemde, onzijdige of verbonden, natie of hare agenten.

45. Ieder ander, die, door omkooping, bedrog of geweld de vermelde kaarten of plans magtig geworden, deze overlevert aan vijandige of vreemde natiën of hare agenten, wordt gelijke- lijk gestraft als de ambtenaren en andere personen in het vorige artikel vermeld, en naar de daar gemaakte onderscheidingen.

Wanneer de genoemde kaarten of plans, zonder het aanwen- den van ongeoorloofde middelen, in het bezit zijn gekomen van hem, die deze overlevert, is de straf in het eerste geval, voor- zien'bij art. 44, tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren, en in het tweede geval gevangenisstraf van twee tot vijf jaren.

46. Ieder, die verspieders of door den vijand op verkenning uitgezonden soldaten, hem als zoodanig bekend, verbergt of doet verbergen, wordt met den dood gestraft.

47. Ieder, die door vijandelijkheden, door de Regering niet goedgekeurd, Nederland of Nederlandsch Indië aan eene oor- logsverklaring blootstelt, wordt gestraft met de verbanning, en zoo door die daad werkelijk oorlog ontstaat met tuchthuis- straf van vijf tot vijftien jaren.

48. Ieder, die door handelingen, door de Regering met goedgekeurd, Nederlanders of ingezetenen van Nederlandsch Indië blootstelt aan maatregelen van wedervergelding van vreemde natiën, wordt gestraft met de verbanning.

(34)

A F D E E L 1 N G I I .

Van de misdrijven tegen de imoendige veiligheid van Nederlandsch Indic,

49. Be aanslag of zamenspanning, die ten doel heeft hetzij de omstooting of verandering dei' Regering, hetzij het in de wapenen brengen der ingezetenen tegen het in Nederlandsch Indië gevestigd gezag, wordt met den dood gestraft.

50. Ook wordt met den dood gestraft de aanslag of zamen- spanning, die ten doel heeft hetzij burgeroorlog te verwekken, door de ingezetenen tegen elkander te wapenen, of hen tot die wapening te brengen, hetzij het brengen van verwoesting, moord of plundering in eerie of meerdere plaatsen.

5 1 . Met den dood worden ook gestraft zij, die, met een der doeleinden in de beide vorige artikelen omschreven en zon- der bevel of magtigmg van het wettig gezag, gewapende troe- pen in dienst nemen of doen nemen, soldaten werven of doen werven, of hun wapenen of oorlogsbehoeften verschaffen.

52. Aanslag bestaat zoodra er eene daad is gepleegd of is aangevangen gepleegd te worden om tot het ten uitvoer brengen der misdrijven, omschreven in de artt. 49 en 5 0 , te geraken, ofschoon die misdrijven niet zijn voltooid.

53. Zamenspanning bestaat zoodra het besluit tot de onder- neming tusschen twee of meer personen is afgesproken, ofschoon er nog geen aanslag, volgens de bepaling van het vorige artikel, aanwezig is.

54. Zoo er geene zamenspanning tot stand komt, maar een voorstel wordt gedaan en niet aangenomen om er eene te vor- men, ten einde het misdrijf voorzien bij art. 49 te plegen, wordt hij, die dit voorstel doet, gestraft met de verbanning.

55. Zij, die, zonder regt of wettige aanleiding, het bevel over eene grootere of kleinere legerafdeeling, over eene vloot, een eskader, een oorlogschip, eene vesting, eene krijgspost, een haven of eene stad op zich nemen; zij, die tegen het bevel der regering eenig krijgsbevel blijven voeren; en de bevelheb- bers , die hun leger of hunne legerafdeeling bijeenhouden na een

(35)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 17 hun gegeven bevel tot afdanking of verspreiding, worden met den dood gestraft.

56. Ieder, die gebouwen, magazijnen, tuighuizen, schepen of andere landseigendommen in brand steekt of vernietigt door ontbranding van eene mijn, wordt met den dood gestraft.

57. Ieder, die hetzij om zich meester te maken van publieke domeinen, bezittingen of gelden, van plaatsen, steden, sterk- t e n , krijgsposten, magazijnen, tuighuizen, havens, schepen of vaartuigen, toebehoorende aan den lande, hetzij om openbare eigendommen te plunderen of te verdeden, hetzij eindelijk om de openbare magt, werkzaam tegen de daders van deze mis- drijven, aan te vallen of zich tegen haar te verzetten, zich aan het hoofd stelt van gewapende benden of in deze eenige betrek- king uitoefent of bevel voert, wordt gestraft met den dood.

Dezelfde straf is toepasselijk op hen, die zoodanige vereeni- ging besturen, de benden werven of doen werven, inrigten of doen inrigten of die haar, willens en wetens, wapenen, krijgs- behoeften en werktuigen tot het plegen van misdrijven verschaf- fen, of levensmiddelen toevoeren, of die op eenige andere wijze in verstandhouding treden met de bestuurders of aanvoerders dezer benden.

58. Wanneer een of meer der misdrijven vermeld in de artt. 49 en 50 zijn gepleegd door eene bende, wordt de dood- straf toegepast op allen, zonder onderscheid van rang, die tot deze bende behooren en gevat worden op de plaats der oprocrige vereeniging.

Dezelfde straf is toepasselijk op ieder, die het oproer bestuurt, of in de bende eenige betrekking uitoefent of eenig bevel voert, al wordt hij niet gevat op de plaats der oproerige vereeniging.

59. Buiten de gevallen, waarin de oproerige vereeniging als doel of gevolg heeft een of meer der misdrijven vermeld in de artt, 49 en 50, worden zij, die tot de bovengenoemde benden behooren, zonder er eenige betrekking in uit te oefenen of er eenig bevel in te voeren en die gevat worden op de plaats der vereeniging, gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot vijf- tien jaren.

60. Zij, die, kennis dragende van het doel en den aard der genoemde benden , haar zonder dwang huisvesting,

2

(36)

schuil- of vergaderplaatsen verkenen, worden gestraft met tucht- huisstraf van vijf tot vijftien jaren.

61. Er wordt geene straf uitgesproken ter zake van oproer tegen hen, die, deelnemende aan de genoemde benden, zonder er eemge betrekking in uit te oefenen of er eenig bevel in te voeren, zich op de eerste waarschuwing van het burgerlijk of militair gezag of zelfs later daaraan onttrekken, wanneer zij buiten de plaats der oproerige vereeniging worden gevat, zon- der wederstand te bieden en ongewapend.

In dit geval zijn zij slechts strafbaar ter zake van de bijzon- dere misdrijven of overtredingen door hen persoonlijk begaan

62. Onder wapenen zijn in dit wetboek begrepen alle snij- dende, puntig gescherpte en kneuzende werktuigen of gereed- schappen. Zoodanige werktuigen of gereedschappen, wanneer zj behooren tot de dagelijksche dragt van hen, die in het be- zit daarvan worden gevonden, zakmessen, scharen en eenvoudig rottingen worden niet voor wapenen gehouden, dan voor zoo- verre daarvan gebruik mögt zijn gemaakt om te dooden te kwetsen of te slaan.

63. De opruijing tot de misdrijven in deze afdeeling ver- meld, welke, ingevolge art. 25 n». 4 , als medepligtigheidmoet worden aangemerkt, i s , wanneer zij geenerlei gevolg heeft <,e- had, strafbaar met de verbanning.

A F D E E L I N G I I I .

Van het openbaren en met openbaren der misdrijven tegen de uit- wendige of mivendige veiligheid van Nederlandsen Indië.

6 4 Ieder, die, kennis dragende van zamenspanningen of misdnjven aangegaan of beraamd tegen de uitwendige of inwendige veiligheid van N e d e r l a n d s * Indië, deze zamen- spanningen of misdrijven niet aangeeft, en de omstandigheden daarvan tot zijne kennis gekomen niet openbaart hetzij aan de regering hetzij aan het administratief gezag of de geregtelijke politie alles binnen de vier en twintig uren nadat hij daarvan kennis heeft bekomen, wordt, ter zake van die met-openbaring alleen, gestraft met gevangenisstraf van twee tot vijf jaren en

(37)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 19 geldboete van twee honderd vijftig tot duizend gulden, al is hij niet schuldig aan eenige medepligtigheid, ook dan wanneer hij de genoemde zaïnenspanningen of misdrijven niet heeft goedgekeurd, den schuldigen heeft ontraden, of zelfs er zich tegen heeft verzet.

65. De bepaling van het vorige artikel is echter niet toepasselijk:

1°. op de bloedverwanten of aangehuwden in de opgaande of nederdalende linie van den schuldige aan de zamen- spanning of het misdrijf ;

2". op zijne broeders en zusters of behuwdbroeders en zus- t e r s ; mitsgaders zijne ooms en moeijen, ook aange- huwden, en broeders- en zusterskinderen;

3°. op zijnen echtgenoot, zelfs na de ontbinding des huwelijks;

4°. op de door hem vrijgegeven lijfeigenen;

5°. op hen, die uit hoofde van hunnen stand, hun beroep of hunne wettige betrekking tot geheimhouding verpligt zijn, doch alleen en bij uitsluiting in zoo verre de weten- schap van hetgeen zij, ingevolge het vorige artikel, an- ders zouden hehoorente openbaren, aan hen als zoodanig is toevertrouwd.

66. Van de straffen bedreigd tegen de schuldigen aan zamen- spanningen of andere misdrijven, die gerigt zijn tegen de uit- wendige of inwendige veiligheid van Nederlandsch Indië, zijn vrijgesteld diegenen onder hen, die, vóór eenige uitvoering of poging daartoe en vóór dat er eenige vervolging is aangevangen, het eerst kennis geven aan de gestelde magten in art. 64 ver- meld van deze zamenspanningen of misdrijven en van de daders of medepligtigen daaraan, of die, zelfs nadat de vervolging is aangevangen, het in hechtenis nemen van deze daders of mede- pligtigen te weeg brengen.

H O O F D S T U K II.

Misdrijven en overtredingen tegen de gevestigde orde van zaken.

A F D E E L I N G I .

Daden, die de vrijheid aanranden.

67. Ieder openbaar ambtenaar, ieder ondergeschikte beambte en bediende der politie, die eenige daad van willekeur pleegt,

(38)

waardoor inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke vrijheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van één tot d r i e j a r e n , met of zonder geldboete van tien tot vijfhonderd gulden, en ontzet- ting van de regten en bevoegdheden vermeld in art. 20.

Poging tot dit misdrijf is strafbaar.

Indien echter de ambtenaar zijne handeling regtvaardigt door het bevel van zijne hoogeren in rang, ten aanzien van zaken tot hunne bevoegdheid behoorende, en waarin hij hun eene vol- strekte gehoorzaamheid is verschuldigd, is hij vrijgesteld van de straf, die in dat geval alleen wordt opgelegd aan hem, die het bevel heeft gegeven,

68. De schadevergoeding, die mögt worden uitgesproken ter zake van het misdrijf in het vorige artikel vermeld of van de poging daartoe, wordt geregeld naar gelang van de personen, de omstandigheden en het geleden nadeel, zonder dat zij in eenig geval, en wie ook de verongelijkte personen mogen zyn, mac zijn beneden de som van twaalf gulden voor eiken dag van willekeurige en onwettige hechtenis, ten aanzien van ieder, die deze heeft ondergaan.

69. De openbare ambtenaren, die weigeren of nalatig zijn, te voldoen aan eene wettige vordering, strekkende om te doen blijken van eene onwettige en willekeurige gevangenhouding, hetzij in de huizen bestemd ter bewaring van aangehoudenen hetzij overal elders, en die niet doen blijken daarvan kennis te hebben gegeven aan hooger gezag, worden gestraft reet gevan- genisstraf van één tot d r i e j a r e n , met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegdheden vermeld in art. 2 0 , onverminderd de verpligting tot schadevergoeding, die geregeld wordt op de wijze vermeld bij het vorige artikel.

70. De cipiers, die iemand in de gevangenis opnemen of houden zonder een bevel daartoe door de bevoegde magt ver- leend , of zonder een daartoe strekkend vonnis en zonder dat zoodanig bevel of vonnis, op de wijze voorgeschreven in het Reglement op de Strafvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog Geregtshof van Nederlandsch Indië enz., in hunne registers is ingeschreven; zij, die op eene wettige vorde- ring, weigeren den gevangene te vertoonen, zonder te doen

(39)

TITEL I. Van de mùdrijven en overtredingen enz. 21 blijken van een verbod van den officier van Justitie of den regter ; en zij, die weigeren inzage van hunne registers te verleenen aan het bevoegd gezag, worden gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaren en geldboete van acht tot honderd gulden.

Dezelfde straffen kunnen worden toegepast op ieder, die, na personen in hechtenis gesteld door het politiek gezag, in het geval van art. 86 der wet houdende vaststelling van het Regle- ment op het beleid der regering van Nederlandsen Indië, in bewaring te hebben genomen, verzuimt, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den officier van Justitie bij de Europesche regtbank, binnen wier regtsgebied de inhechtenisneming is is geschied.

71. De openbare ambtenaren, die iemand gevangen houden of doen houden buiten de plaatsen daartoe aangewezen door het bevoegd gezag, worden gestraft met gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf hon- derd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegdheden vermeld in art. 20.

Poging tot dit misdrijf is strafbaar.

A F D E E L I N G II.

Zamenspanräng van openbare ambtenaren.

72. Elk gemeen overleg tot handelingen in strijd met al- gemeene verordeningen, beraamd hetzij door de vereeniging van personen of ligchamen, aan wie eenig gedeelte van het openbaar gezag is toevertrouwd, hetzij door afgevaardigden of onderlinge verstandhouding , wordt gestraft met gevangenisstraf van twee tot zes maanden tegen iederen schuldige , die daaren- boven zal kunnen worden veroordeeld tot ontzetting van de waar- neming van alle openbare bedieningen of ambten voor den tijd van ten hoogste tien jaren.

73. Wanneer door een der middelen in het vorig artikel vermeld maatregelen zyn beraamd tegen de uitvoering der alge- meene verordeningen of tegen de bevelen der Regering, worden de schuldigen gestraft met de verbanning.

Zoo dit gemeen overleg plaats heeft tusschen de burgerlyka

(40)

autoriteiten en de militaire magt of hare aanvoerders, worden de hoofdleiders of zij, die er toe hebben aangezet, gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren, en de overige schuldigen met de verbanning.

74. In het geval, dat dit gemeen overleg tot doel of gevolg heeft eene zamenspanning tegen de inwendige veiligheid van Nederlandsen Indië, worden de schuldigen met den dood gestraft.

75. Worden gestraft met gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegdheden vermeld in art. 20 de openbare ambtenaren, die in gemeen overleg besluiten hun ontslag te nemen, wanneer dit tot doel of gevolg heeft de schor- sing ot stremming der regtsbedeeling of van eenige andere openbare dienst.

A F D E E L I N G I I I .

Aanmatiging van gezag door de uitvoerende en de regterlijke magt.

76. Worden gestraft met gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegdheden vermeld in art. 20:

'1°. de regters, de ambtenaren van het openbaar ministerie en van de politie, die zich aanmatigen eenige uitoefening- van de magt tot het vaststellen van algemeene verorde- ningen, bedoeld in art. 31 der wet houdende vaststelling- van het Reglement op het beleid der Regering van Nederlandsen Indië, hetzij door het maken van regle- menten, die bepalingen inhouden, welke uit haren aard in algemeene verordeningen moeten worden vastgesteld, hetzij door de uitvoering van eene of meer algemeene verordeningen op te houden of te schorsen, hetzij door te raadplegen of deze zullen worden uitgevoerd;

2°. de regters, de ambtenaren van het openbaar ministerie en hunne hulpofficieren, die hunne magt te buiten gaan, door zich te mengen in zaken behoorende tot de bevoegd- heid der administratieve autoriteiten, hetzij door regie-

(41)

r [TEL I. Van de 'misdrijven en overtredingen enz. 23 men ten over deze zaken te maken, hetzij door het uitvoe- ren der hevelen van de uitvoerende magt te verbieden.

77. De regters, die, na de uitdrukkelijke opvordering door het administratief gezag van eene voor hen gebragte zaak, echter daarin een vonnis wijzen, zonder de beslissing van het hooger gezag af te wachten, worden gestraft met geldboete van acht tot vijf en zeventig gulden.

78. De hoofden van plaatselijke en gewestelijke besturen, die, buiten de gevallen, waarin hun daartoe bij algemeene ver- ordening de bevoegdheid is gegeven, zich eenige uitoefening aanmatigen van de magt vermeld bij art. 76 n°. 1, op eene dei- wijzen bij dat artikel omschreven, of die algemeene besluiten nemen strekkende om aan de regte rlijke collégien eenig gebod of verbod te doen, worden gestraft met eene gevangenisstraf van één tot drie jaren, met of zonder geldboete van tien tot vijf honderd gulden, en ontzetting van de regten en bevoegd- heden vermeld bij art. 20.

S L O T B E P A L I N G V A N D I T H O O F D S T U K .

79. Overal waar in dit hoofdstuk de ontzetting van de regten en bevoegdheden, vermeld in art. 20, als straf is bedreigd, is de ontzetting van de waarneming van alle openbare bedie- ningen of ambten alleen dan niet verpligtend wanneer de regter art. 34 toepast.

H O O F D S T U K III.

Misdrijven en overtredingen tegen de openbare rust.

A F D E E L I N G L

Van valschheld.

H-

Valsche munt.

80. Ieder, die gouden of zilveren muntspeciën, die wettig gangbaar zijn in Nederland of Nederlandsch Indië, namaakt,

(42)

vervalscht, in waarde vermindert, verminkt of schendt, of die, des bewust, deel neemt aan het in omloop brengen of te koop aanbieden van die nagemaakte, vervalschte, in waarde vermin- derde, verminkte of geschonden muntspeciën of aan haren invoer in Nederlandsch Indië, wordt gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren.

De bepaling van art. 34 is niet van toepassing bij het mis- drijf van het namaken of doen namaken van gouden of zilveren muntspeciën, die wettig gangbaar zijn in Nederland of Neder- landsch Indië, wanneer dit wordt gepleegd door muntmeesters of anderen, die eenig bestuur over 's lands munt hebben, of door werklieden bij de munt.

81. Ieder, die koperen muntspeciën, die wettig gangbaar zijn in Nederland of Nederlandsch Indië, namaakt, vervalscht, in waarde vermindert, verminkt of schendt, of die, des bewust, deelneemt aan het in omloop brengen of te koop aanbieden van die nagemaakte, vervalschte, in waarde verminderde, ver- minkte of geschonden muntspeciën of aan haren invoer in Ne- derlandsch Indië, wordt gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren.

82. Ieder, die in Nederlandsch Indië vreemde muntspeciën namaakt, vervalscht, in waarde vermindert, verminkt of schendt, of die, des bewust, deelneemt aan het in omloop brengen ofte koop aanbieden van die nagemaakte, vervalschte, in waarde verminderde, verminkte of geschonden vreemde muntspeciën, of aan haren invoer in Nederlandsch Indië, wordt gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren.

83. De strafbepalingen der vorige artikelen zijn niet toepas- selijk op hen, die, nagemaakte, vervalschte, in waarde ver- minderde , verminkte of geschonden muntstukken voor goede hebbende ontvangen, deze weder uitgeven.

Echter wordt hij, die gebruik maakt van deze stukken, na kennis te hebben bekomen van hunne ondeugdelijkheid, gestraft met geldboete van ten minste driemaal en ten hoogste zesmaal de waarde, op de weder uitgegeven stukken gestempeld.

Deze boete bedraagt in geen geval minder dan acht gulden.

84. Zij, die, kennis dragende van het bestaan van eene fa- briek of bewaarplaats van nagemaakte, vervalschte, in waarde

(43)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 25 verminderde, verminkte of geschonden gouden, zilveren of ko- peren muntspeciën, die in Nederland of Nederlandsen Indië wettig gangbaar zijn, verzuimen hetgeen zij daarvan weten binnen de vier en twintig uren aan te geven bij het admini- stratief gezag of de geregtelijke politie, worden, ter zake van die niet-aangifte alleen, en zelfs al zijn zij niet schuldig aan eenige medepligtigheid, gestraft met gevangenisstraf van ééne maand tot twee jaren.

Deze bepaling is echter niet toepasselijk op de personen ge- noemd in art. 65.

85. De schuldigen aan de misdrijven vermeld in de artt. 80 en 81 zijn vrij van straf, zoo zij, vóór dat deze zijn volvoerd en vóór alle vervolging, aangifte doen bij het bevoegd gezag van de misdrijven en de daders, of zelfs zoo zij, na den aanvang der vervolging, het in hechtenis nemen der overige schuldigen te weeg brengen.

§ 1 1 .

Namaken van zegels, banlbilletten, openbare schuldhieven, en van de keur- of papierstempels, de ijk- en soortgelijke werken.

86. Zij, die het zegel der regering van Nederland of Neder- landsch Indië namaken, of gebruik maken van het nagemaakte zegel; zij, die hetzij schuldbrieven, door's lands kas uitgegeven onder haar zegel, hetzij bankbilletten, uitgegeven door eene bank geoctroijeerd bij algemeene verordening, namaken of ver- valsenen ;

of die, des bewust, gebruik maken van deze nagemaakte of vervalschte schuldbrieven en bankbilletten, of die deze invoeren in Nederlandsch Indië, worden gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren.

De bepaling van art. 34 is op deze misdrijven niet van toe- passing.

De bepalingen van de artt. 84 en 85 zijn mede van toepas- sing op de misdrijven, waartegen bij dit artikel is voorzien.

87. Zij, die hetzij één of meer stempels der regering, hetzij de kloppers der regering, dienende tot de boschmerken, hetzij

(44)

de keurstempels van goud of zilver namaken of vervalsenen, of die, des bewust, gebruik maken van de nagemaakte of verfälschte papieren, schuldbrieven, zegelstempels, kloppers of keurstem- pels , worden gestraft met tuchthuisstraf van vijftien jaren.

88. Ieder, die, zich wedorregtelijk in het bezit hebbende gesteld van de echte zegelstempels, kloppers of keurstempels, bestemd tot een der doeleinden vermeld in het vorige artikel, daarvan eenig gebruik maakt ten nadeele van de regten of be- langen van Nederlandsch Indië, wordt gestraft met tuchthuis- straf van vijf tot tien jaren.

Inzetting, aanvoeging of overbrenging van stempelmerken i n , aan of op andere werken dan die, waaraan zij oorspronkelijk, zijn aangebragt, staat, met opzigt tot de strafbaarheid, gelijk met het, ten nadeele van de regten of belangen van Neder- landsch Indië, gebruiken van echte kloppers of stempels, waar- van men zich op eene onbehoorlijke wijze heeft meester gemaakt.

89. Zij, die de merken, bestemd om van regeringswege te worden gesteld op de verschillende soorten van waren of koop- manschappen, namaken, of die van die nagemaakte werken, des bewust, gebruik maken, zij, die het zegel, den stempel of het merk van eenige autoriteit, of het erkend zegel, den erkenden stempel of het erkend merk van eene particuliere bank of han- delsinrigting namaken of van die nagemaakte zegels, stempels of merken gebruik maken, worden gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren.

90. Ieder, die, zich wederregtelijk in het bezit hebbende gesteld van de echte zegels, stempels of merken, bestemd tot een der doeleinden vermeld in het vorig artikel, daarvan eenig gebruik maakt ten nadeele van de regten of belangen van Neder- landsch Indië, van eenige autoriteit of eenige particuliere bank of handels-inrigting, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie tot vijfjaren en ontzetting van de regten en bevoegdheden vermeld in art. 20.

De ontzetting van de waarneming van alle openbare bedie- ningen of ambten is alleen dan niet verpligtend wanneer de regter art. 34 toepast.

(45)

TITEL I. Van de misdrijven en overtredingen enz. 27

§ 'm.

Van valschheid in authentieke geschriften, in geschriften van koophandel en in bankgeschriften.

91. Met tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren wordt ge- straft ieder openbaar ambtenaar, die in de uitoefening zijner bediening eene valschheid begaat:

hetzij door valsche handteekeningen,

hetzij door verandering der akten, geschriften of handtee- keningen ,

hetzij door onderschuiving van personen,,

hetzij door bijvoeging of tusschenschrijving in registers of andere authentieke geschriften, nadat die zijn opgemaakt of gesloten.

92. Met dezelfde straf wordt gestraft ieder openbaar amb- tenaar, die, bij het opmaken van geschriften tot zijne bedie- ning behoorende, het wezen daarvan of de omstandigheden daarin te vermelden bedriegelijk verandert, hetzij door andere overeenkomsten daarin op te nemen dan door de partijen schriftelijk of mondeling zijn opgegeven, hetzij door valsche fei- ten als waar of niet erkende feiten als erkend voor te stellen.

93. Met tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren worden gestraft alle andere personen, die eene valschheid begaan in authentieke geschriften of in geschritten van koophandel of in bankgeschriften :

hetzij door het namaken of veranderen van geschriften of handteekeningen,

hetzij door verzinning van overeenkomsten, beschikkingen, verbindtenissen of bevrijdingen, of door deze naderhand in de geschriften in te lasschen,

hetzij door bijvoeging of verandering van bepalingen, bedin- gen, verklaringen of feiten, die deze geschriften moesten inhou- den of waarvan zij moesten doen blijken.

94. In al de gevallen in deze paragraaph vermeld wordt 'n.l; die, des bewust, gebruik maakt van de valsche geschrif- ten, gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren.

J o- Van de bovenstaande bepalingen zijn uitgezonderd de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daar- om kunnen we zeker zijn dat zij die het meest van Hem kennen, niet de mensen zijn die de waarheid over Hem bespreken en daarbij hun opponenten tot schaamte brengen, maar wel

Er zijn ouderen die geen seksueel leven meer heb- ben en zich daarbij neerleggen, maar er zijn ook ouderen die wel nog seksuele wensen hebben en zelf op zoek gaan naar oplossingen

Bij het onderzoeken van deze voornemens viel het op dat er in de Wet natuur- bescherming (Wnb) sprake is van een bijzondere uitzonde- ring van de verbodsbepalingen in het kader van

Omdat de mens geheel afkerig is van het goede, de dienstknecht is van de zonde en de dood, verkocht onder de zonde, Satans gevangene en dood in de zonde, is hij niet

2o. hij die, zonder verlof van het hoofd van plaatselijk bestuur of van den door dezen aangewezen ambtenaar, vleesch van vee, dat wegens ziekte geslacht of op - natuurlijke

alles behoudens het bepaalde bij artikel 82. De registers van huwelijks-aangiften en afkondigin- gen zullen op gelijke wijze ter griffie van den raad van justitie worden

Wanneer men probeert om bij kleine fluctuaties in te grijpen, (door bijvoorbeeld bij een iets te lage waarde te proberen de waarde van het proces te verhogen) dan zal het middel

een door een andere lidstaat van de Europese Unie ingestelde centrale entiteit, mits de overdracht plaatsvindt ten minste 170 dagen voorafgaande aan de termijn waarop de