• No results found

ONTWERP BURGERLIJK WETBOEK

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ONTWERP BURGERLIJK WETBOEK"

Copied!
316
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

O N T W E R P

B U R G E R L I J K WETBOEK

VOOR

NEDERLANDSCHINDIË.

(2)

0093 7241

(3)

m

(4)

m

(5)

ONTWERP

BURGERLIJK WETBOEK

VOOR

NEDERLANDSCMDIË.

(6)
(7)

ERRATA.

44, 53, 53, 54, 59, 59, 66, 76, 77, 79, L 03,

.29, ,,

? ,

,

1>

Î )

»

; i

3 j

j}

33

y i

; )

30 2 2 18 25 28 14 25 9 20 25 2

3 J

) 3

3 y

v. b.

3 J

? J

V. 0.

v. b.

3 3

3 3

V. 0.

v. b.

14, regel 7 v. o., staat: verhaal, lees: verbaal.

, kan om, lees: kan die om.

overeengekomen, lees:

overeen komen.

, 289, lees: 281.

, van, lees: voor

de boedelmeesteren, lees:

boedelmeestereii.

vruchtgebruik, lees : vrucht- genot.

, 488. Natuurlijk, lees: 438.

Natuurlijke.

, wen, lees: wel.

gelija, lees: gelijk.

, geplaegd, lees: gepleegd.

, of huis, lees: huis.

, regelmtaig, lees: regel- matig.

129, ,, 7 ,, ,, alle gevallen, lees: alle andere gevallen.

149, ,, 12 v. o. ,, hebben, lees: worden.

162 moet de eerste regel van boven doorgeschrapt.

163, regel 3 v. o. staat: wijzen, lees: wijze.

169, ,, 8 v. b. ,, hunne, lees: hunnen.

170, ,, 8 ,, te vervangen door: vader of zijne eigene moeder gedaan zijn moet hij die voor.

staat: voor, lees: door.

,, Vreemde, lees: Vreemden.

,, leggind, lees: legging.

,, schuldeischers, lees: schul- denaren.

,, zoodnaige, lees: zoodanige.

,, rechtelij k, lees : rechterlij k.

,, Zijn de, lees: Zijn die.

,, recht, hetzij bij, lees:

recht, hetzij het bij.

,, timmerlideen, lees: tim- merlieden.

,, eens isgelijks, lees, een e insgelijks.

173, 173, 184, 201, 214, 228, 246, 251, 253, 254,

3 3

3 3

3 J

3 3

3 3

3 3

3 3

3 3

3 3

y 3

21 13 23 6 1 8 27 27 10 27

j,

V. 0.

v. b.

V. 0.

v. b.

3 3

3 3

3 3

3 3

3 3

(8)
(9)

JNEDERLANDEN, PRINSES VAN OEANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.

Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van den

Den Raad van State gehoord (advies van ) Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister

van

Overwegende, dat volgens artikel 75, eerste en tweede lid, van het Reglement op het beleid der Regeering van Neder- landsch-Indië, vastgesteld bij de wet van 2 September 1854 (Staatsblad n°. 129), zooals bedoeld artikel is gewijzigd bij de wet van 31 December 1906 (Staatsblad n°. 346), liet bur- gerlijk recht in Nederlandsch-Indië moet worden geregeld bij algemeene verordening, in welke verordening, wat de Europeanen betreft, liet Nederlaiidsche Burgerlijk Wetboek moet worden gevolgd, slechts met die wijzigingen, welke wegens de bijzondere toestanden in Nederlandsch-Indië noo- dig zijn, en, wat de Inlanders en de Vreemde Oosterlingen en de onderdeden dezer beide hoofdgroepen der bevolking betreft, de voor Europeanen geldende bepalingen moeten toepasselijk worden verklaard, voor zoover de bij hen geble- ken maatschappelijke behoeften dit eischen ; terwijl overi- gens te hunnen aanzien in de verordening de onder hen gel- dende, met hunne godsdiensten en gewoonten samenhan- gende, rechtsregelen moeten worden gevolgd;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I.

Het bestaande Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch- Indië in te trekken en vast te stellen de volgende bepalingen, welke zullen uitmaken het

Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indië.

Algemeene bepaling.

Art. 1. De bepalingen van dit wetboek gelden gelijke- lijk voor alle bevolkingsgroepen van Nederlandsch-lndië, voor zooverre zij niet uitdrukkelijk voorschriften voor be- paalde bevolkingsgroepen of onderdeelen daarvan inhouden.

Ten aanzien van:

den burgerlijken stand;

het huwelijk;

de rechten en verplichtingen der echtgenooten, zoo wat hunne personen als wat hunne goederen betreft;

de ontbinding des huwelijks;

het vaderschap en de afstamming der kinderen;

de ouderlijke macht; en

alle verdere tot het personenrecht behoorende bijzondere rechtsverhoudingen ; zoomede

de erfopvolging bij versterf;

(10)

geldt, voor Inlanders en Vreemde Oosterlingen, voor zoo- verre deze onderwerpen niet in dit wetboek of in eene andere algemeene verordening te hunnen opzichte zijn geregeld, hun volksrecht.

De bepalingen van dit wetboek maken geen inbreuk op de rechten en verplichtingen betrekkelijk de in het bijzonder onder Inlanders gebruikelijke goederengemeenschappen, wordende deze beheerscht door algemeene verordeningen en, bij gebreke daarvan, door het volksrecht.

EERSTE BOEK.

Van personen.

E E 1 I S T E T I T E L .

V a n h et g e n o t e n h e t v e r l i e s d e r b u r g e r 1 ij k e r e c h t e n .

2 . Het genot der burgerlijke rechten is onafhankelijk van de staatkundige rechten.

3 . Het kind, van hetwelk eene vrouw zwanger is, wordt als reeds geboren aangemerkt, zoo dikwijls zijn belang zulks vordert.

Dood ter wereld komende, wordt het geacht nooit te heb- ben bestaan.

T W E E D E T I T E L .

V a n d e n b u r g e r 1 ij k e n s t a n d d e r E u i' o p e a n e n.

EERSTE AFDEELING.

I 'an de register* ran den burgerlijken stand in het algemeen.

4 . Kr bestaan in Nederlandsch-Indië voor de Europeanen registers van den burgerlijken stand.

Deze registers worden gehouden door ambtenaren van den burgerlijken stand, welke betrekking, tenzij de Gouverneur- Generaal daartoe, bij wijze van uitzondering, op deze of gene plaats eenen afzonderlijken of eenen anderen ambtenaar aan- wijze, vervuld zal worden door de buiten de hoofdplaatsen

gevestigde assistent-residenten in de afdeelingen, over welke zij gesteld zijn ; en overal elders door den ambtenaar, die op het bureau van den gewestelijken bestuurder het hoogst in rang is.

In de bezittingen buiten Java, en Madoera wordt de be- trekking van ambtenaar van den burgerlijken stand, behalve

door de in het vorige lid genoemde ambtenaren, vervuld door alle ambtenaren die, hoezeer zij eenen minderen rang hebben dan dien van assistent-resident, met het dagelijksch burgerlijk gezag in eenige af deeling of onderaf deeling belast zijn, ieder voor zooverre zijne afdeeling of onderafdeeling zich uitstrekt.

De gouverneurs en andere hoogste gezaghebbers in de be- zittingen buiten Java en Madoera zijn bevoegd om, ingeval van daartoe bestaande noodzakelijkheid, onder nadere goed- keuring van den Gouverneur-Generaal, op bepaalde plaat- sen, het b ouden der registers van den burgerlijken stand aan andere dan de hiervoren vermelde, daarmede uit kracht van hunne ambtsbetrekking belaste personen, op te dragen.

5 . De hoofden van gewestelijk bestuur zullen, bij akte, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij den raad van justitie, ten einde ter griffie van dat college te worden nedergelegd en bewaard, de ambtenaren aanwijzen, die, bij tijdelijke ont- stentenis of opkomende verhindering van de bij het vorige

(11)

3

artikel aangeduide ambtenaren, als buitengewone ambte- naren van den burgerlijken stand zullen optreden.

De ontstentenis of de oorzaak der verhindering zal in elke akte, welke door den aldus aangewezen ambtenaar wordt opgemaakt, bepaaldelijk vermeld worden.

Met opziclit tot de onderafdeelingen, in welke ten gevolge van ontstentenis van geschikt personeel, geen buitengewoon ambtenaar aangesteld is kunnen worden, is de ambtenaar van den burgerlijken stand ter hoofdplaats van de afdeeling

bevoegd om, bij tijdelijke ontstentenis of verhindering van den ambtenaar, die in de onderafdeeling de functiën van ambtenaar van den burgerlijken stand uitoefent, de akten te verlijden, welke anders zouden behooren tot het ressort van den ambtenaar in de onderafdeeling.

Hij moet van de ontstentenis of de oorzaak der verhinde- ring in zijne akte melding maken.

6 . De hoofden van gewestelijk bestuur zullen de hand- teekemngen der ambtenaren van den burgerlijken stand, zoo- wel buitengewone als gewone, binnen den kring van hun bestuur gevestigd, doen toekomen aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij den raad van justitie, die ze ter griffie van dat college zal nederleggen, om aldaar te worden bewaard.

7 . Geen ambtenaar van den burgerlijken stand mag staan over akten, welke hem zelveu. zijne vrouw, zijne ouders of zijne kinderen betreffen.

8 . Er worden vijf afzonderlijke registers van den bur- gerlijken stand gehouden, bestemd tot inschrijving der akten van:

geboorte,

huwelijksaangifte, huwelij ksaf kondiging,

huwelijk en echtscheiding, en overlijden.

Voor de inschrijving der schriftelijke aangiften van ge- boorten en sterfgevallen, in de gevallen, waarin die zijn toe- gelaten, en van andere akten, welke in vorm en inhoud van de gewoonlijk voorkomende verschillen, kunnen bijregisters worden aangehouden, mits die, gelijktijdig met de gewone, ter kantteekemng, nommering en waarmerking, worden ter hand gesteld aan den met deze werkzaamheid belasten amb- tenaar, die gehouden zal zijn van het bestaan van elk bij- register uitdrukkelijk melding te maken op het titelblad van het gewone register, waarbij het behoort.

9 . Alle registers van den burgerlijken stand, die der Luwelijks-aangiften en afkondigingen alleen uitgezonderd, - zullen dubbel worden gehouden.

1 O. Het eerste en liet laatste blad van de registers moeten gekantteekend, en alle overige genommerd en gewaarmerkt worden door den president van den raad van justitie, of eenen door dezen daartoe te delegeeren rechter.

In de gewesten buiten Java en Madoera, binnen welke geen raad van justitie gevestigd is, geschieden de kantteeke- mng, nommermg en waarmerking door het hoofd van ge- westelijk bestuur.

1 1 . De akten zullen achter elkander in de registers wor- den ingeschreven, zonder dat eenig wit vak tusschen beide mag worden opengelaten.

Al hetgeen bij de opmaking der akte daarin mocht worden doorgehaald, tusschen beide of op den kant geschreven, zal moeten worden goedgekeurd, en, evenals de akte zelve, ge- teekend worden; zullende niets bij verkorting of met cijfers mogen worden uitgedrukt.

Na de voltooiing der akten mag daarin geenerhande ver- andering plaats hebben, dan ten gevolge van een daartoe

(12)

strekkend vonnis, hetwelk kracht van gewijsde heeft be- komen.

1 2 . De ambtenaren van den burgerlijken stand zullen in de door hen op te maken akten, hetzij in het lichaam daarvan, hetzij bij wijze van kantteekening of inlasschmg, niets mogen vermelden buiten hetgeen door de verschijnende partijen, overeenkomstig de wettelijke bepalingen, moet wor- den verklaard.

1 3 Bij de akten van den burgerlijken stand zullen wor- den uitgedrukt het jaar, de maand en de dag harer inschrij- ving, mitsgaders de voornamen, de namen, de ouderdom, het^'beroep en de woonplaats, zoowel der verschijnende partijen als der getuigen.

I n de akte van geboorte van een kind van een Inlander ot Vreemden Oosterling, die het Christendom belijdt, dan wel die zich vrijwillig heeft onderworpen aan de niet op hem toepasselijke voorschriften van het burgerlijk en Handelsrecht der Europeanen, gelijk mede in alle andere akten van den burc-erlijken stand betreffende zoodanig kind of zoodanige personen, zal bovendien van die omstandigheden worden melding gemaakt.

1 4 . In alle gevallen, waarin de belanghebbende partijen niet verplicht zijn in persoon te verschijnen, zullen zij zich u w e n laten vertegenwoordigen door eenen gemachtigde, be- paaldelijk tot die verrichting bij authentieke akte aangesteld.

De machtiging zal evenwel bij onderhandsche, op onge- zeo-eld papier geschrevene, akte kunnen geschieden, wan- neer de woning des lastgevers meer dan vijftien kilometers verwijderd is van de plaats, waar de naastbij wonende notaris o-evestigd is; doch zal in dat geval de volmacht door een Ëuropeesch ambtenaar voor ,,gezien" moeten zijn geteekencl.

1 5 De getuigen, van wie men bij de akten van den bur- gerlijken stand gebruik maakt, zullen daartoe door de be- Ïanghebbenden worden gekozen; zij moeten zijn mansperso- nen, ingezetenen van Nederlandsch-Indië, en den vollen ouderdom van één en twintig jaren bereikt hebben.

Ook nabestaanden zullen als getuigen worden toegelaten.

Indien de getuigen den ambtenaar van den burgerlijken stand niet bekend zijn, zal deze kunnen vorderen, dat hunne bevoegdheid bevestigd worde door eene verklaring van het hoofd"van het dorp of de wijk, waarin zij wonen, dan wel van eenig ander geloofwaardig persoon.

1 6 . De ambtenaren van den burgerlijken stand zullen aan de verschijnende partijen, mitsgaders aan de getuigen, de akten voorlezen en daarin vermelden, dat aan die formali- teit is voldaan. . „ ,

Wanneer één of meer der verschijnende partijen ot (1er getuigen de Nederlandsche taal niet verstaan, zal hun eene vertofking der akte door den ambtenaar van den burgerlijken stand worden voorgehouden, en indien die ambtenaar daar- toe niet in staat is, zal de voorhouding door eenen tolk ge- schieden. Van het vervullen dier formaliteit zal insgelijks melding worden gemaakt.

Iedere akte moet door den ambtenaar van den burgerlijken stand, de verschijnende partijen, de getuigen en, m het bij het vorige lid voorziene geval, door den tolk worden ge- teekend. Wanneer de eene of andere der partijen of der

o-etuio-en, of de tolk niet mocht kunnen teekenen, moet van de oorzaak des beletsels in de akte melding worden gemaakt.

1 7 Wanneer eene geboorte of een sterfgeval heeft plaats gehad op eenen afstand van meer dan vijftien kilometers van het gebouw, waar de akten van den burgerlijken stand wor- den "opgemaakt, kan de aangifte van geboorte of van over- lijden, binnen de daartoe gestelde termijnen, schriftelijk op ongezegeld papier geschieden, mits tot dat einde worde ge-

(13)

volgd liet formulier, hetwelk bij de ambtenaren van den bur- gerlijken stand verkrijgbaar zal zijn.

Deze ambtenaren zullen die aangiften dadelijk overschrij- ven, alleen op liet register teekenen, en met de stukken han- delen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 26.

Wanneer zij evenwel aan de echtheid der aangifte twij- felen, zullen zij daarvan kennis geven aan het hoofd van gewestelijk bestuur, ten einde daaromtrent onderzoek te doen, en de overschrijving zal in dat geval geen plaats hebben voordat van de deugdelijkheid der aangifte zal zijn gebleken.

1 8 . Bij aankomst van een schip in eene plaats van Neder- landsch-Indië, waar zich een havenmeester of ander daartoe gesteld ambtenaar bevindt, is deze verplicht aan den scheeps- kapitein of gezagvoerder af te vragen, of hij eenige opzen- dingen of aangiften betrekkelijk den burgerlijken stand te doen heeft, en, dit het geval zijnde, te zorgen dat daaraan

•«orde voldaan.

1 9 . De registers zullen door den ambtenaar van den bur- gerlijken stand op het einde van ieder jaar worden afgesloten.

In de maand J a n u a r i daaraanvolgende zal, door tusschen- komst van het hoofd van gewestelijk bestuur, één der dub- belen van de registers van geboorten, van huwelijken en echtscheidingen, en van overlijden, tegen afgifte van een schriftelijk'bewijs van ontvangst, ter bewaring worden over- gebracht ter griffie van den raad van justitie; terwijl het andere dubbel ten kantore van den ambtenaar van den bur- gerlijken stand, onder diens bewaring zal blijven berusten;

alles behoudens het bepaalde bij artikel 82.

2 0 . De registers van huwelijks-aangiften en afkondigin- gen zullen op gelijke wijze ter griffie van den raad van justitie worden overgebracht.

Wanneer deze evenwel aangiften of afkondigingen, behel- zen van huwelijken, welke op het tijdstip dier overbrenging nog niet zijn voltrokken, zullen zij ten kantore van den amb- tenaar van den burgerlijken stand blijven berusten tot na de voltrekking van die huwelijken, doch in geen geval langer mogen worden aangehouden dan één jaar na de afsluiting.

2 1 . Wanneer bij het einde van het jaar in eenig register geene akten mochten zijn ingeschreven, zal zoodanig register niettemin, met vermelding van deze omstandigheid, worden afgesloten en opgezonden, in voege als bij de voorgaande twee artikelen is bepaald.

2 2 . Behoudens de voorschriften van de vorige drie arti- kelen, mogen de registers van den burgerlijken stand zonder rechterlijk bevel niet worden verplaatst.

Wanneer de rechter de verplaatsing der loopende registers gelast, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand, na de beteekening van het bevel, verplicht zijn zich onmiddellijk van vervolgregisters te voorzien.

2 3 . Nadat de ambtenaar van den burgerlijken stand de vervolgregisters, ingevolge artikel 10, zal hebben doen kant- teekenen, nommeren en waarmerken, zal hij de registers, waarvan de verplaatsing is gelast, afsluiten, met vermelding der reden, waarom die afsluiting vóór het einde des jaars is geschied, en daarna onverwijld aan het rechterlijk bevel voldoen.

De vervolgregisters zullen steeds in alle opzichten worden beschouwd één geheel met de registers, waarvan zij het ver- volg zijn, uit te maken, en zal dus ook de afsluiting aan het einde van het jaar geschieden, alsof er slechts één register bestond.

2 4 . Wanneer de zaak, waarin de registers hebben moeten dienen, is afgeloopen, zullen zij worden overgebracht in de bewaarplaatsen in de artikelen 19 en 20 aangewezen.

2

(14)

2 5 . Indien liet te voorzien is, dat de loopende registers geene genoegzame ruimte aanbieden om de akten, welke ge- durende liet loopende jaar nog te verwachten zijn, in te schrij- ven, is de ambtenaar van den burgerlijken stand verplicht zich intijds van vervolgregisters te voorzien, en deze, over- eenkomstig artikel 10, te doen kantteekenen, nomineren en waarmerken.

Het tweede lid van artikel 2'-'> is ook op deze vervolgregisters van toepassing.

2 6 . De volmachten en andere stukken, welke bij de akten van den burgerlijken stand gevorderd worden, zullen aan- gehecht blijven aan de registers, welke ter griffie van den raad van justitie moeten worden overgebracht.

2 7 . Een ieder is bevoegd om zich door de bewaarders der registers van den burgerlijken stand uittreksels uit die registers te doen geven, alsmede afschriften der volmachten en andere stukken, welke aan de akten zijn gehecht. De uit- treksels, wanneer zij met de registers overeenstemmen en door den president van den raad van justitie, of door den rechter, die dezen vervangt, zijn gelegaliseerd, zullen geloof verdienen tot op het oogenblik dat de valschheid daarvan, hetzij langs den weg van strafvordering, hetzij op de wijze bij de wettelijke bepalingen op de burgerlijke rechtsvordering voorgeschreven, zal zijn beweerd.

Op de plaatsen, bedoeld bij het tweede lid van artikel 10, kan de legalisatie geschieden door het hoofd van gewestelijk bestuur.

2 8 . Wanneer op den kant van eene reeds ingeschreven akte moet worden melding gemaakt van eene andere akte, tot den burgerlijken stand betrekkelijk, wordt zulks gedaan door den ambtenaar van den burgerlijken stand in de loopende of in de te zijnen kantore bewaard wordende registers, en door den griffier van den raad van justitie in die, welke ter griffie zijn overgebracht.

Deze aanteekeningen worden door den ambtenaar van den burgerlijken stand of door den griffier onderteekend met vermelding van den dag, waarop zij zijn gesteld.

De zorg voor de eenvormige inschrijving is opgedragen aan het openbaar ministerie bij den raad van justitie, aan hetwelk de ambtenaar van den burgerlijken stand of de grif- fier van den raad van justitie, op Java en Madoera binnen tien dagen na de aanteekening, en in de buitenbezittingen zoodra mogelijk, daarvan een woordelijk afschrift zendt.

Geene uittreksels uit de registers van den burgerlijken stand mogen worden afgegeven, tenzij daarbij worden ge- voegd de aanteekeningen, welke zich op den kant van de akte bevinden.

2 9 . Men kan zoowel door getuigen als door bescheiden bewijzen, dat registers van den burgerlijken stand nooit heb- ben bestaan, of verloren zijn geraakt, of wel dat eene inge- schrevene akte daaraan ontbreekt.

Ingeval van vervalsching, verandering, verscheuring, ver- nietiging of verdonkering eener akte van den burgerlijken stand, zal het vonnis, waardoor van liet misdrijf blijkt, de kracht hebben, welke aan gewijsden in strafzaken, ten aan- zien van burgerlijke rechtsgedingen, bij dit wetboek is toe-

gekend.

3 0 . De ambtenaar van den burgerlijken stand en andere bewaarders zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, aansprake- lijk voor het richtig houden en bewaren der registers.

Elke verandering, elke vervalsching in de akten, elke in- schrijving op een los blad, mitsgaders alle overtreding, tegen de voorschriften van dezen Titel begaan, kunnen aan de par- tijen grond opleveren om tegen die ambtenaren of bewaarders schadevergoeding te eischen.

3 1 . Het openbaar ministerie bij de raden van justitie is verplicht de ter griffie overgebrachte registers en de daar-

(15)

aan gehechte stukken te onderzoeken, en van zijne bevinding, binnen de eerste zes maanden van elk jaar, proces-verbaal op te maken. Het is bevoegd om inzage te nemen van de dubbelen, welke niet ter griffie berusten, doel) zonder die te mogen verplaatsen of doen verplaatsen.

Een authentiek afschrift van het bovengemeld proces-ver- baal wordt door hem, binnen acht dagen na de opmaking, ingezonden aan den procureur-generaal bij het Hoogge- rechtshof.

3 2 . Op die plaatsen, waar de griffie van den raad van justitie en het kantoor van den ambtenaar van den burger- lijken stand zich in hetzelfde, gebouw bevinden, zullen de, overeenkomstig de artikelen 19 en 20, te dier griffie ingeko- men registers, dadelijk na de opmaking van het proces-ver- baal, bij liet vorige artikel bedoeld, worden overgebracht naar eene andere, buiten dat gebouw, door liet hoofd van geweste- lijk bestuur aan te wijzen bewaarplaats.

3 3 . Inschrijvingen en aanteekeningeii van geboorten, huwelijken en sterfgevallen, vóór de invoering van de regis- ters van den burgerlijken stand, ingevolge de destijds bestaan hebbende wettelijke bepalingen of vaste gebruiken gedaan, blijven, ten aanzien van hare bewijskracht, met de inschrij- vingen in de registers van den burgerlijken stand gelijk- gesteld.

3 4 . De boeken, registers en andere bescheiden, waarin de bij liet vorige artikel vermelde inschrijvingen en aantee- keningen van geboorten, huwelijken en sterfgevallen vervat zijn, worden bewaard in 's lands archief te Batavia.

De landsarchivaris zal uitsluitend bevoegd zijn, tegen be- taling van het verschuldigde zegelrecht en vergoeding van schrijf loon, uittreksels uit de nieerbedoelde boeken, registers en andere bescheiden af te geven.

3 5 . De wettelijke bepalingen omtrent de verbetering van de akten van den burgerlijken stand zullen mede toepas^

selrjk zijn ten aanzien van de inschrijvingen en aanteek«nin- gen bij de voorgaade twee artikelen bedoeld ; zulks evenwel met dien verstande, dat die verbeteringen zich zullen moeten bepalen tot werkelijk bestaande inschrijvingen en aanteeke- mngen, en a zoo geenszins zullen mogen worden uitgestrekt tot de aanvulling van ontbrekende akten.

TWEEDE AFDEELING.

Van de akten can geboorte.

3 6 . De aangifte van geboorte zal binnen drie dagen, of, wanneer de geboorte heeft plaats gehad op eenen afstand van meer dan vijftien kilometers van het gebouw, waar de akten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, uiterlijk op

den tienden dag na dien der bevalling moeten worden gedairi aan den plaatselij ken ambtenaar van den burgerlijken stand, m tegenwoordigheid, of, in het geval voorzien bij artikel 17, op schriftelijke bevestiging van twee getuigen.

Die ambtenaar zal daarvan dadelijk eene akte opmaken.

Bij twijfel omtrent de deugdelijkheid der aangifte is hij bevoegd om zich. ter plaatse te begeven, waar het kind zich bevindt, en te vorderen, dat het aan hem worde vertoond.

3 7 . Wanneer gebrek aan middelen van gemeenschap tusschen de plaats der geboorte en die, waar de aangifte moet geschieden, de opvolging der in het vorige artikel vervatte bepalingen onmogelijk maakt, zullen de betrokkene personen kunnen volstaan met de toezending der bij artikel 17 be- doelde schriftelijke aangifte bij de eerste zich daartoe voor- doende gelegenheid.

Deze aangifte moet echter uiterlijk op den tienden dag na dien der bevalling in geschrifte zijn gesteld.

(16)

3 8 . De aangifte der geboorte van een kind zal door den vader moeten worden gedaan, of, bij gebreke van dien, door de geneeslieeren, heelmeesters, vroedmeesters, vroedvrouwen of andere personen, die bij de bevalling zijn tegenwoordig geweest, of wel, wanneer de moeder buiten hare woning be- vallen is, door den persoon te wiens huize zij bevallen is.

Tndieii de bevalling heeft plaats gehad in een gasthuis of ander gesticht, dan we] in eene gevangenis, zal de aangifte, bij gebreke van den vader, gedaan worden door het hoofd of

door een der bedienden van zoodanig gesticht.

3 9 . De akte van geboorte zal vermelden:

1°. het jaar. de maand, den dag, liet uur en de plaats der geboorte :

2°. de kunne van liet kind, en de voornamen, welke daar- aan zullen worden gegeven :

3°. de voornamen, de namen, het beroep en de woonplaats dei' ouders ;

4°. de voornamen, de namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats des aangevers en der getuigen.

Geene namen van bestaande geslachten zullen als voorna- men aan het kind mogen gegeven worden, ten ware die ge- slachtsnamen tevens gebruikelijke voornamen mochten zijn.

4 0 . Wanneer het kind buiten echt geboren is, mag de naam des vaders niet bij de akte worden vermeld, ten ware hij het kind, hetzij in persoon, hetzij door een en gemachtigde, bijzonderlijk daartoe bij authentieke akte aangesteld, erkenne.

4 1 . De aangifte der geboorte van een natuurlijk kind, waarvan de moeder tot de Inlanders of de Vreemde Ooster- lingen behoort, zal slechts dan door de ambtenaren van den burgerlijken stand worden aangenomen, wanneer zoodanig kind eenen Europeaan tot vader heeft, en de aangifte door dezen, met gelijktijdige erkenning van het kind geschiedt.

Deze aangifte kan op eiken leeftijd van het kind gedaan worden.

4 2 . De ambtenaren van den burgerlijken stand zijn ver- plicht om van elke aangifte van geboorte van natuurlijke kinderen en van elke erkenning binnen vier en twintig uren mededeeling te doen aan de weeskamer, binnen welker <>-e- bied zij gevestigd zijn, zoomede om. in gevallen van erkenning

op te geven of de vader of de moeder, die de erkenning gedaan heeft, al dan niet minderjarig is, en of de door den vader gedane erkenning al dan niet vóór het overlijden van de moeder heeft plaats gehad.

4 3 . Die een pas geboren kind gevonden heeft, is, ook al mocht er geen vermoeden bestaan, dat het tot de Europee-

sche bevolking behoort, gehouden daarvan zoodra mogelijk aangifte te doen aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, alwaar het is ontdekt, mitsgaders de klee- deren en andere voorwerpen aan te duiden en te vertoonen, welke nevens het kind mochten zijn gevonden, en eindelijk op te geven alle omstandigheden opzichtelij k den tijd, wan-

neer en de plaats, waar het gevonden is.

Het daarvan door den ambtenaar van den burgerlijken stand op te maken proces-verbaal moet eene nauwkeurige omschrijving behelzen van de in het vorige lid bedoelde om- standigheden en voorwerpen, daarenboven vermelden den vermoedelij keu ouderdom des kinds, zijne kunne, de bijzon-

dere kenteekenen, welke het mocht hebben, den voornaam en den geslachtsnaam, welke het zal voeren, en die, in overleg met den aangever, door den ambtenaar van den burgerlijken stand zullen worden bepaald, ten ware bij het kind eene aan- wijzing werd gevonden van de namen, welke men het ver- langde te doen dragen, en welke alsdan, wanneer daartegen geene bedenkingen bestaan, aan het kind zullen gegeven wor-

(17)

den ; eindelijk liet gesticht waarin, of den persoon bij wien liet is verbleven.

Aan het te vondeling gelegde kind zal geen zoodanige naam worden gegeven, welke aan die omstandigheid is ontleend, of welke anderszins tot zijne vernedering zoude kunnen strekken.

Het bepaalde bij liet laatste lid van artikel 39 is ten deze toepasselijk.

Het ingevolge dit artikel opgemaakte proces-verbaal moet m de registers van geboorte worden ingeschreven, en in afschrift worden toegezonden aan den officier van justitie bij den raad van justitie.

Door deze inschrijving wordt in geenerlei opzicht beslist, tot welke bevolkingsgroep het kind behoort.

4 4 . Wanneer het kind dadelijk in een gesticht is opge- nomen, zal de in het vorige artikel vermelde verklaring moe- ten worden gedaan door het hoofd of een der bedienden van dat gesticht.

4 5 . Wanneer een land gedurende eene zeereis geboren wordt aan boord van een in Nederlandsch-Indië te huis be- hoorend op Europeesche wijze getuigd schip, moet de akte van geboorte binnen vier en twintig uren door den scheeps- kapitein of gezagvoerder in het dagregister van het schip worden ingeschreven, in tegenwoordigheid van den vader, wanneer deze aan boord is, en van twee getuigen, zich op het schip bevindende.

Deze inschrijving zal geschieden volgens zoodanig formu- lier als door den havenmeester of anderen daartoe gestelden ambtenaar, te gelijk met de monsterrol, aan den scheepska- pitein of gezagvoerder zal worden ter hand gesteld.

4 6 . In de eerste haven, welke het schip zal aandoen, wanneer die binnen Nederlandsch-Indië gelegen is, zal de scheepskapiteiii of gezagvoerder verplicht zijn twee uittrek- sels uit het dagregister van het schip, bevattende de aantee- kening der geboorte, aan bet hoofd van plaatselijk bestuur te overhandigen.

Deze ambtenaar zal van den dag dier terhandstelling mel- ding maken aan den voet dier uittreksels, en, na deze te heb- ben gelegaliseerd, het ééne in zijn archief bewaren, en het andere ter inschrijving in de geboorteregisters toezenden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van den vader, of van de moeder, indien de vader onbekend is, mits die woonplaats binnen Nederlandsch-Indië gele- gen zij.

Wanneer die woonplaats buiten Nederlandsch-Indië gele- gen is, zal het tweede uittreksel worden opgezonden aan den Gouverneur-Generaal, die het aan den Minister van Kolo- niën zal doen toekomen.

Indien de vader, of, die onbekend zijnde, de moeder geene bekende woonplaats heeft, zal het tweede uittreksel worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand te Batavia, die het in de loopende geboorteregisters zal over- schrijven.

4 7 . Wanneer het vaartuig is ingeloopen, hetzij in eene Nederlandsche haven, hetzij in eene haven van eene der overzeesche bezittingen van het Rijk buiten Nederlandsch- Indië, zullen de hierboven vermelde uittreksels worden toe- gezonden, in het eerste geval aan het Departement van Kolo- niën, en in het laatste geval aan het hoofd der Nederlandsche Begeering in de overzeesche bezitting.

Indien het vaartuig in eene vreemde haven is ingeloopen, geschiedt de toezending aan den Nederlandschen consul, in

die haven of in de naastbij gelegene plaats gevestigd.

Dien onverminderd blijft de scheepskapitein of gezagvoer- der gehouden, bij de terugkomst van het vaartuig binnen Nederlandsch-Indië, te handelen zooals bij het eerste lid van het vorige artikel is bepaald.

3

(18)

4 8 . Wanneer op eene zeereis, uit ouders, die ingezete- nen zijn van Nederlandsch-Indië, een kind geboren is aan boord van een Nederlandsen schip, hetwelk daarna eene Ne- derlandsch-Indische haven aandoet, wordt vanwege den Gou- verneur-Generaal, een tweede, door hem of op zijnen last ge- legaliseerd afschrift van het, ingevolge artikel' 36 van het Xederlandsche Burgerlijk Wetboek, aan hem toegezonden uittreksel uit liet dagregister van het schip, ter inschrijving m de registers, toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van den vader des kinds.

Wordt op eene zoodanige zeereis een kind, waarvan de vader onbekend is, geboren uit eene ingezetene van Neder- landsch-Indië, dan wordt een tweede, als in het vorige lid bedoelde, afschrift toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van de moeder des kinds.

4 9 . Wanneer een kind gedurende eene zeereis geboren is aan boord van een Nederlandsch-Indisch niet op Europee- sche wijze getuigd vaartuig, zal de aangifte der geboorte door den vader, wanneer deze zich aan boord bevindt, en, mdien zulks niet het geval is, door den scheepskapitei'n of gezagvoerder gedaan worden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de eerste plaats, welke hij in Neder- landsch-Indië zal aandoen.

Deze ambtenaar zal een uittreksel uit zijne registers, be- vattende de akte van geboorte, ter inschrijving doen toeko- men aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van den vader, of van de moeder, indien de vader onbekend is.

In de gevallen, voorzien bij het derde en vierde lid van artikel 46, zal het uittreksel door den betrokken ambtenaar van den burgerlijken stand worden ter hand gesteld aan het hoofd van gewestelijk bestuur en zullen wijders de aldaar gegeven voorschriften worden opgevolgd.

5 0 . Indien eene bevalling plaas heeft na eene geleden schipbreuk, zal de aangifte gedaan worden aan den amb- tenaar van den burgerlijken stand van de eerste plaats van Nederlandsch-Indië, welke door de schipbreukelingen be- reikt wordt.

Het tweede en derde lid van het vorige artikel zijn ten deze toepasselijk.

5 1 . Indien een kind geboren wordt aan boord van een Nederlandsch-Indisch schip, hetwelk ïn eene haven of op eene reede van Nederlandsch-Indië ligt, zal de aangifte van zoodanige geboorte op de gewone wijze geschieden aan den plaatsehjken ambtenaar van den burgerlijken stand, tenzij"

er geene mogelijkheid mocht bestaan om het schip tot het doen der aangifte te verlaten, in welk geval, wat op Europeesche wijze getuigde schepen betreft, gehandeld zal

worden in voege als bij de artikelen 45, 46 en 47 is bepaald, en wat niet op Europeesche wijze getuigde schepen betreft, op de wijze van artikel 49.

De plaatselijke ambtenaren van den burgerlijken stand zullen voorts_ verplicht zijn om, daartoe aangezocht wordende, ook de aangifte te ontvangen en akten op te maken van ge- boorten aan boord van andere dan Nederlandsch-Indische schepen voorvallende, terwijl deze in eene haven of op eene reede van Nederlandsch-Indië liggen.

5 2 . De akte van erkenning van een kind, door den amb- tenaar van den burgerlijken stand opgemaakt, moet worden verleden in tegenwoordigheid van twee getuigen, en, volgens

hare dagteekening, in dë registers van geboorte word MI ingeschreven; van die erkenning moet worden melding ge- maakt op den kant van de akte van geboorte, zoo deze aan- wezig is.

Indien de erkenning van het kind bij eene andere authen- tieke akte is gedaan, kan ieder belanghebbende vorderen, dat daarvan worde melding gemaakt op den kant der akte van geboorte.

(19)

In geen geval kan Let verzuim der aanteekening van eene erkenning op den kant der geboorteakte aan liet erkende kind worden tegengeworpen, ten einde zijnen verkregen staat te betwisten.

5 3 . Indien eene wettiging van een natuurlijk kind heeft plaats gehad, hetzij door opvolgend huwelijk van de ouders hetzij door brieven van wettiging, verleend krachtens de artikelen -364 en 365, zal op verzoek van belanghebbenden van die wettiging melding worden gemaakt op den kant van de geboorteakte.

Het besluit, waarbij brieven van wettiging zijn verleend, zal worden overgeschreven in de loopende registers van huwelijk en echtscheiding van de woonplaats van dengene,

op wiens verzoek de brieven werden verleend, en de datum en het nummer der inschrijving in de in liet eerste lid be- doelde kantmelding aangeteekend.

DERDE AFDEELIXi;.

Van de huwelijks-aangiften en afkondigingen.

5 4 . I )e ambtenaren van den burgerlijken stand zullen m bet daartoe bestemde register de huwelijksaangiften inschrijven, welke overeenkomstig de artikelen 131 en 132 gedaan worden.

5 5 . Die aangifte zal vermelden de voornamen, de namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aanstaande echtgenooten, mitsgaders hun voornemen om met elkander in den echt te treden ; en of zij bevorens al of niet, en zoo ja, met wien zij zijn gehuwd geweest.

Wanneer die aangifte in geschrifte is gedaan, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand haar overschrijven, alleen op liet register teekenen, en het stuk daaraan vast- hechten.

5 6 . Wanneer aan den ambtenaar van den burgerlijken stand niet blijkt, dat voor de aangevende personen eenig wettig beletsel bestaat om met elkander in den echt te treden, zal hij dadelijk de afkondigingen doen, welke bij ,1e artikelen 133, 134 en 135 vermeld zijn.

Wanneer liet aan den ambtenaar van den burgerlijken stand blijkt, dat er eenig wettig beletsel bestaat, zal hij in de akte van huwelijksaangifte de redenen vernielden, waarom hij het doen der afkondigingen weigert; van welke akte aan de aangevende personen een afschrift, in den vorm van uit- treksel uit het register, zal worden afgegeven.

Partijen kunnen zich tegen deze weigering voorzien op de wijze bij art. 154 voorgeschreven.

5 7 . De akten, waaruit zal moeten blijken, dat de af- kondigingen hebben plaats gehad, zullen ' in het register, volgens de orde barer dagteekening, ingeschreven en door den ambtenaar van den burgerlijken stand onderteekend worden.

5 8 . Van de akten van stuiting des huwelijks, welke aan den ambtenaar van den burgerlijken stand beteekend zijn, zal op den kant der akte van afkondiging eene aan- teekening worden gesteld.

Hetzelfde zal plaats hebben ten opzichte van vonnissen of akten, waarbij de stuiting wordt opgeheven.

Ten aanzien van de akten en vonnissen, betrekking heb- bende tot de stuiting des huwelijks, zal gehandeld worden overeenkomstig het bepaalde bij artikel 26.

VIERDE AFDEELIXC'.

Van de akten ran huwelijk en van echtscheiding.

5 9 . Nadat bij den ambtenaar van den burgerlijken stand zal zijn afgelegd de verklaring der partijen, waarvan

(20)

bij artikel 160 gesproken wordt, zal hij in naam der wet ver- klaren, dat zij door den echt aan elkander verbonden zijn, en daarvan dadelijk in het daartoe bestemde register eene akte opmaken.

6 0 . De huwelijksakte zal vermelden:

1°. de voornamen, de namen, den ouderdom, de geboorte- plaats, het beroep en de woonplaats der echtgenooten, en, wanneer zij te voren gehuwd waren, de voornamen en de namen van de vroegere echtgenooten ;

2°. bunnen staat van meerderjarigheid of minderjarig- heid ;

•'i0, de voornamen, de namen, het beroep en de woonplaats hunner ouders ;

4°. de toestemming van de ouders, van de grootouders of van de voogden en toeziende voogden, of wel het verlof van

den rechter, in de gevallen waarin dit gevorderd wordt;

5°. de tusschenspraak van den rechter, zoo die heeft plaats gehad :

6°. de verleende dispensation ;

7°. de gedane huwelijksafkondigingen ter plaatse alwaar die vereischt worden, en, in geval van stuiting, de opheffing daarvan ;

8°. de verklaring der partijen om elkander tot echtgenoo- ten te nemen, en de uitspraak van hunne echtvereeniging door den openbaren ambtenaar ;

9°. de erkenning van natuurlijke kinderen, zoo die plaats heeft ;

10°. de toestemming voor officieren en militairen van minderen rang, tot het aangaan van een huwelijk vereischt;

11°. de voornamen, de namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der getuigen, mitsgaders de graden van bloedverwantschap of aanhuwelijking, welke tusschen hen en de partijen mochten bestaan.

6 1 . Wanneer een huwelijk bij gevolmachtigde of wel in een bijzonder huis voltrokken wordt, zal van die omstandig- heid uitdrukkelijk melding in de akte worden gemaakt.

6 2 . De overschrijving van de akten van huwelijk, in een vreemd land aangegaan, zal in de loopende registers van de woonplaats der echtgenooten plaats hebben.

6 3 . De akte van inschrijving eener echtscheiding zal bevatten :

1°. de voornamen, de namen, het beroep en de woonplaats der gescheiden echtgenooten, met vermelding wie hunner de inschrijving vordert;

2°. de vermelding van het vonnis, waarbij de echtschei- ding is uitgesproken, van hetwelk een authentiek afschrift aan het register zal blijven gehecht;

3°. de vermelding van liet getuigschrift van den griffier, strekkende tot bewijs dat tegen het vonnis door geen wettig middel kan worden opgekomen.

De akte zal, volgens hare dagteekeniug, in het huwelijks- register worden ingeschreven, en zal daarenboven de partij, die de echtscheiding heeft verkregen, verplicht zijn te zor- gen, en de andere bevoegd zijn te vorderen, dat daarvan aau- teekening worde gedaan op den kant der huwelijksakte.

6 4 . Wanneer het bewezen is dat de registers zijn ver- loren geraakt, zal de inschrijving eener echtscheiding zoowel door bescheiden als door getuigen kunnen worden bewezen.

(21)

VJJ F D E A F D E E L I N G .

Van de akten raii overlijden.

6 5 . De aangifte van overlijden zal binnen drie dagen, of, wanneer het Leeft plaats gehad op eenen afstand van meer

dan vijftien kilometers van liet gebouw, waar de akten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, uiterlijk op den tienden dag na liet sterfgeval, worden gedaan aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, alwaar de persoon overleden is, welke ambtenaar op cle verklaring of, in liet geval van artikel 17, op schriftelijke bevestiging van twee getuigen, de akte van overlijden zal opmaken.

Wanneer het blijkt, dat de overledene elders zijne woon- plaats heeft gehad, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand een uittreksel uit het register, houdende de akte van overlijden, doen toekomen aan dien van de laatst bekende woonplaats van den overledene, ten einde insgelijks in de registers aldaar te worden ingeschreven.

Indien het blijkt, dat de overledene zijne woonplaats buiten Nederlandsch-Indië had gevestigd, zal het uittreksel, door tusschenkomst van het hoofd van gewestelijk bestuur, worden opgezonden aan den Gouverneur-Generaal, door wieii het zal worden overgemaakt aan den Minister van Koloniën.

Indien de overledene geene bekende woonplaats gehad heeft, zal het uittreksel worden toegezonden aan den ambte- naar van den burgerlijken stand te Batavia, die het in de loopende registers zal overschrijven.

Indien de overledene behoorde tot de Nederlandsche ma- rine, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand een uit- treksel uit het register, houdende de akte van overlijden, doen toekomen aan het Marine-Departement te Batavia, het- welk zorgen zal voor de doorzending aan het Departement van Marine in Nederland.

6 6 . Wanneer gebrek aan middelen van gemeenschap tusschen de plaats van het overlijden en die, waar de aangifte moet geschieden, de opvolging der in het vorige artikel ver- vatte bepalingen onmogelijk maakt, zullen de betrokken personen kunnen volstaan met de toezending der bij artikel 17 bedoelde schriftelijke aangifte te doen plaats hebben bij de eerste zich daartoe aanbiedende gelegenlieid.

Deze aangifte moet echter uiterlijk op den tienden dag na dien van het overlijden in geschrifte zijn gesteld.

6 7 . De akten van overlijden zullen bevatten:

1°. de voornamen, den naam, den ouderdom, het beroep en de woonplaats van den overledene, mitsgaders den dag en het uur des overlijdens;

2°. de voornamen en den naam van den echtgenoot, in- dien de overledene getrouwd, dan wel weduwnaar of weduwe was ;

3°. de voornamen, den naam, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aangevers en, wanneer zij bloed- of aanverwanten zijn, den graad van verwantschap .

De akten van overlijden zullen daarenboven bevatten, voor zooverre men zulks kan te weten komen, de voornamen, de namen, het beroep en de woonplaats der ouders van den overledene, mitsgaders zijne geboorteplaats.

6 8 . De ambtenaar van den burgerlijken stand zal geene akte van overlijden van een pas geboren kind mogen opmaken, dan voor zooverre aan hem zal zijn gebleken, dat de geboorte van het kind in het daartoe bestemde register is ingeschreven.

Bij ontstentenis van dien, zal de ambtenaar niet mogen uitdrukken dat het kind overleden is, maar alleen dat het als levenloos is aangegeven. Hij kan, in een zoodanig geval, bij twijfel omtrent de deugdelijkheid der aangifte zich ter

4

(22)

plaatse begeven, waar liet kind zicli bevindt, en vorderen, dat bet aan hem worde vertoond.

Hij zal daarenboven de verklaring der getuigen ontvangen, opzichtelijk de voornamen, de namen, het beroep en de woon- plaats van de ouders van liet kind, met aanduiding van het jaar en de maand waarin, en den dag en het uur, waarop het kind is ter wereld gebracht.

De akte zal, overeenkomstig hare dagteekening, in de sterfregisters worden ingeschreven, zonder dat daardoor eenigermate zal zijn beslist of het kind levend, dan wel dood, is ter wereld gekomen.

6 9 . Binnen den afstand van vijftien kilometers van het gebouw, waar de akten van den burgerlijken stand worden op- gemaakt, mag geene begraving geschieden zonder het verlof, vrij van zegel en kosteloos, zoomede met inachtneming der overigens bij ordonnantie daaromtrent vast te stellen voor- schriften, door den ambtenaar van den burgerlijken stand af te geven, nadat hij zich, indien hij zulks noodig acht, van het overlijden zal hebben verzekerd.

Buiten het geval, dat eene vroegere begraving door de politie mocht zijn toegelaten of bevolen, zal dat verlof door den ambtenaar van den burgerlijken stand niet vroeger worden verleend dan twaalf uren na het overlijden.

7 0 . Wanneer de plaats, waar de begraving moet ge- schieden, meer dan vijftien kilometers verwijderd is van het gebouw, waar de akten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, zal de begraving zonder verlof, doch niet vroeger dan vier en twintig uren na het overlijden, en niet anders dan in tegenwoordigheid van twee getuigen, aan wie het lijk zal zijn vertoond, mogen bewerkstelligd worden.

Bij liet doen der aangifte van overlijden zal moeten worden overgelegd eene door die getuigen geteekende verklaring, op ongezegeld papier geschreven, ten blijke dat de begraving volgens de bepalingen van dit artikel heeft plaats gehad.

De overlegging van zoodanige verklaring is onnoodig.

wanneer de aangifte geschiedt door dezelfde personen, die als getuigen bij de begraving zijn tegenwoordig geweest, mits

zulks uit de akte blijke.

Indien bij schriftelijke aangifte van overlijden, de be- graving tevens moet plaats hebben op den in het eerste lid bepaalden afstand, zullen de aangevers ook getuigen dei' be- graving moeten zijn.

7 1 . Wanneer een sterfgeval heeft plaats gehad in een burgerlijk of militair gasthuis, dan wel een lijk in zulk een gesticht ter begraving is opgenomen, is het hoofd of de bestuurder, benevens een der dienstdoende geneesheeren of officieren van gezondheid verplicht, daarvan binnen vier en twintig uren eene schriftelijke aangifte, ingericht naar een bepaald formulier, aan den ambtenaar van den burgerlijken stand te doen, welke ambtenaar die aangifte zal overschrijven op de wijze, in het tweede lid van artikel 17 vermeld.

In een zoodanig geval is geen verlof tot begraving of eene daartoe strekkende verklaring noodig.

7 2 . Wanneer er teekenen of aanduidingen aanwezig zijn van eenen geweldigen dood, of andere omstandigheden bestaan, die reden geven om zoodanigen dood te vermoeden, zal de begraving niet mogen geschieden dan nadat het lijk gerechtelijk zal zijn geschouwd.

Bij het verhaal der schouwing zullen, zooveel mogelijk, worden opgegeven de voornamen, de naam, de ouderdom, de geboorteplaats, het beroep en de woonplaats van den over- ledene.

7 3 . De ambtenaar, die het verbaal van schouwing zal hebben opgemaakt, is verplicht, vergezeld van een tweeden persoon als medegetuige, aan dien van den burgerlijken

(23)

stand, dadelijk na de schouwing, aangifte te doen van al hetgeen vereischt zal worden om de akte van overlijden op te maken.

Het tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 65 zijn ten deze toepasselijk.

7 4 . De griffiers hij de rechtbanken, of de ambtenaren, die hen vervangen, zijn verplicht, vergezeld als boven, binnen vier en twintig uren na het tenuitvoerleggen van een dood- vonnis, aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, alwaar het vonnis is ten uitvoer gelegd, van het over- lijden aangifte te doen, en alle aanduidingen op te geven, welke vereischt worden om de akte overeenkomstig artikel 67 te kunnen opmaken.

Wanneer een sterfgeval heeft plaats gehad in gevangen- huizen of andere gestichten van dien aard, zijn de, hoofden of gezagvoerders tot eene gelijke aangifte verplicht.

Het tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 65 zijn hier mede van toepassing.

7 5 . In geval van eenen geweldigen dood, van het ter dood brengen van eenen veroordeelde, of van het overlijden in gevangenhuizen, zal van die omstandigheden in de regis- ters geene melding worden gemaakt, en de akte van over- lijden eenvoudig worden ingericht naar den vorm, bij artikel 67 voorgeschreven.

7 6 . Wanneer een sterfgeval gedurende eene zeereis heeft plaats gehad aan boord van een in Nederlandsch-Indië te huis behoorend op Europeesche wijze getuigd schip, moet de akte van overlijden binnen vier en twintig uren door den scheepskapitein of gezagvoerder in het dagregister van het schip worden ingeschreven, in tegenwoordigheid van twee getuigen, zich aan boord van het schip bevindende.

Op deze inschrijving is toepasselijk het tweede lid van artikel 45.

7 7 . Ten aanzien der bij het vorige artikel bedoelde sterf- gevallen zullen worden opgevolgd de voorschriften, welke bij de artikelen 46 en 47 ten aanzien der akten van geboorte zijn gegeven, met dien verstande, dat het aldaar bepaalde met opzicht tot de woonplaats der ouders van het kind, zal worden toegepast op de woonplaats van den overledene.

7 8 . Wanneer op eene zeereis een ingezetene van Neder- landsch-Indië is overleden aan boord van een Nederlandsen schip, hetwelk daarna eene haven van Nederlandsch-Indië aandoet, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 48, met dien verstande, dat het aldaar bedoelde tweede afschrift zal worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de woonplaats van den overledene.

7 9 . Wanneer een sterfgeval gedurende eene zeereis heeft plaats gel)ad aan boord van een Nederlandsch-Indisch niet op Europeesche wijze getuigd vaartuig, zal de aangifte van het overlijden op de gewone wijze geschieden aan den ambte- naar van den burgerlijken stand van de eerste plaats, welke het schip in Nederlandsch-Indië zal aandoen.

Het tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 65 zijn hier mede van toepassing.

8 0 . Wanneer een sterfgeval na geleden schipbreuk heeft plaats gehad, zal de aangifte van overlijden gedaan worden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de eerste plaats van Nederlandsch-Indië, welke door de schipbreuke- lingen bereikt wordt.

Het tweede, derde, vierde en vijfde lid van artikel 65 zijn hier mede van toepassing.

8 1 . Indien een sterfgeval plaats heeft aan boord van een Nederlandsch-Indisch schip, hetwelk in eene haven of op eene reede van Nederlandsch-Indië ligt, zal de aangifte van zoo-

(24)

danig sterfgeval op de gewone wijze geschieden aan den plaatselij ken ambtenaar van den burgerlijken stand, tenzij er geene mogelijkheid mocht bestaan om het schip tot het doen der aangifte te verlaten, in welk geval, wat op Europee- sche wijze getuigde schepen betreft, gehandeld zal worden zooals bij de artikelen TG en TT is bepaald, en, wat niet op Europeesche wijze getuigde schepen betreft, op de wijze van artikel T9.

De plaatselijke ambtenaren van den burgerlijken stand zul- len voorts verplicht zijn om, daartoe aangezocht wordende, ook de aangiften te ontvangen en akten op te maken van sterfgevallen aan boord van andere dan Nederlandsch-Indi- sche schepen voorvallende, terwijl deze in eene liaven of op eene reede van Nederlandsch-Indië liggen.

8 2 . De uit Nederland van regeeringswege aan den Gou- verneur-Generaal toegezonden afschriften van overlijdens- akten van buiten Nederlandsch-Indië overledene ingezetenen van Nederlandsch-Indië, zullen vanwege den Gouverneur- Generaal, ter inschrijving in de loopende registers, worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der laatste woonplaats van den overledene.

8 3 . De inschrijving in de gewone registers van den bur- gerlijken stand van het overlijden van krijgslieden, die op marsch, te velde, in den slag', bij het over zee reizen van troepen, of in 's lands dienst buiten Nederlandsch-Indië zijn gestorven, geschiedt overeenkomstig de afzonderlijke daar- omtrent bestaande bepalingen.

8 4 . Wanneer bewezen is dat de sterf registers nooit heb- ben bestaan, dat die zijn verloren geraakt, dat eene inge- schrevene akte daaraan ontbreekt, of dat bijzondere omstan- digheden de inschrijving der akte van overlijden hebben ver- hinderd, zal dat overlijden zoowel door getuigen als door bescheiden kunnen worden bewezen.

ZESDE A F D E E L I N G .

Van naams- en voornaamsveranderingen.

8 5 . Geen Europeaan mag zijnen geslachtsnaam ver- anderen, of eenen anderen bij den zijnen voegen zonder toe- stemming van den Gouverneur-Generaal.

8 6 . Het verzoek daartoe kan niet worden toegestaan dan na verloop van één jaar en drie maanden, te rekenen van den dag, waarop daarvan in het officiëele nieuwsblad zal zijn melding gemaakt. De Gouverneur-Generaal is gehouden om, nadat liet verzoek in dier voege zal zijn aangekondigd, een afschrift daarvan te zenden aan het Departement van Koloniën, ten einde in Nederland worde voldaan aan de ver- eischten der wetten, aldaar van kracht op het stuk van naams- verandering en naamsbijvoeging.

8 7 . In dien tusschentijd kunnen de belanghebbende par- tijen, bij een verzoekschrift, aan den Gouverneur-Generaal in te leveren, de gronden doen gelden, waarop zij vermeenen zich tegen het verzoek te Inmnen verzetten.

8 8 . Indien het verzoek wordt toegestaan, zal het besluit worden overhandigd aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de geboorteplaats van den verzoeker, welke amb- tenaar het in de loopende registers zal inschrijven, en daar- van aanteekening doen op den kant der geboorteakte.

8 9 . De naamsverandering of naamsbijvoeging, door den Gouverneur-Generaal, overeenkomstig de bepalingen van deze Afdeeling toegestaan, zal nimmer kunnen worden aan- gevoerd tot bewijs van vermaagschapping.

(25)

9 0 . Geen Europeaan kan van voornaam veranderen of voornamen bij de zijnen voegen, zonder toestemming' van den raad van justitie zijner woonplaats, op daartoe gedaan ver- zoek, te verleenen.

9 1 . Wanneer de raad de verandering of bijvoeging van voornamen toestaat, zal de uitspraak worden ter hand gesteld aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de geboor- teplaats van den verzoeker, ten einde door dien ambtenaar in de loopende registers te worden ingeschreven, en daarvan

melding te worden gemaakt op den kant der geboorteakte.

Z E V E N D E A E D E E L I N G .

Van de verbetering der akten van den burgerlijken stand en van de aanvulling daarvan.

9 2 . Wanneer geene registers hebben bestaan, of deze zijn verloren geraakt, vervalscht, veranderd, verscheurd, vernietigd, verdonkerd of verminkt; wanneer akten daaraan ontbreken, of wanneer in de ingeschrevene akten dwalingen, uitlatingen of andere misslagen hebben plaats gehad, zal zulks grond opleveren tot aanvulling of tot verbetering der registers.

9 3 . Het verzoek daartoe zal alleen kunnen worden inge- leverd bij den raad van justitie, binnen wiens rechtsgebied de registers zijn of hadden behooren te worden gehouden, dewelke, behoudens hooger beroep, na verhoor, wanneer daar- toe gronden zijn, van de belanghebbende partijen, deswege zal uitspraak doen.

9 4 . Deze uitspraak zal alleen geldig zijn tusschen de partijen, die haar hebben verzocht, of te dier gelegenheid zijn opgeroepen.

9 5 . Bij gebreke van aanwezige belanghebbenden mag de officier van justitie ambtshalve de opname van ontbre- kende, of de aanvulling en verbetering van onvolledige of onjuiste aangiften van overlijden in de registers van den burgerlijken stand verzoeken.

9 6 . Alle uitspraken tot verbetering of tot aanvulling van akten, welke in kracht van gewijsde zijn gegaan, zullen door den ambtenaar van den burgerlijken stand, dadelijk na vertoon daarvan, in de loopende registers worden ingeschre- ven, en zal, in geval van verbetering, daarvan worden melding gemaakt op den kant der verbeterde akte.

D E R D E T I T E L .

V a n w o o n p 1 a a t s o f d o m i c i l i e . 9 7 . Een ieder wordt geacht zijne woonplaats te hebben alwaar hij zijn hoofdverblijf heeft gevestigd.

Bij gebreke van zoodanige woonplaats wordt de plaats des werkelijken verblijf s daarvoor gehouden.

9 8 . De verandering van woonplaats zal stand grijpen door de werkelijke woning in eene andere plaats, gevoegd bij het voornemen om aldaar zijn hoofdverblijf te vestigen.

9 9 . Dat voornemen wordt bewezen door eene gedane ver- klaring, door Europeanen bij het hoofd van plaatselijk be- stuur, en door Inlanders of Vreemde Oosterlingen bij het hoofd van het dorp of de wijk, zoowel op de plaats, welke men verlaat, als op die, waar de woonplaats wordt overge- bracht.

Bij gebreke van verklaring zal het bewijs van het voorne- men uit de omstandigheden worden opgemaakt.

5

(26)

100. Die tot openbare bedieningen worden geroepen, worden geacht hunne woonplaats te hebben daar, waar zij die bedieningen uitoefenen.

101. Eene Europeesche, niet van tafel en bed geschei- den, of eene Chineesche getrouwde vrouw heeft geene andere woonplaats dan die van haren man ; minderjarigen volgen de woonplaats van dengene, die de ouderlijke macht over hen uitoefent, of van hunnen voogd ; meerderjarigen, die onder curateele zijn gesteld, die van hunnen curator.

1 0 2 . Arbeiders hebben, behoudens het bepaalde bij het vorige artikel, hunne woonplaats in het huis hunner werk- gevers, indien zij bij dezen inwonen.

1 0 3 . Het sterfhuis van een overledene wordt geacht daar te zijn, alwaar de overledene zijne woonplaats gehad heeft.

1 0 4 . Het staat aan partijen, of aan ééne van haar, vrij bij eene akte, en tot eene bepaalde zaak, eene andere woon- plaats dan hare werkelijke te kiezen.

Die keuze kan zijn algemeen, en strekt zich dan zelfs uit tot de executie ; of worden beperkt in dier voege als de par-

tijen, of ééne van baar, zal goedvinden. In deze gevallen kunnen de exploiten, dagvaardingen, aanzeggingen, oproe- pingen en vervolgingen, bij de akte uitgedrukt of bedoeld, geschieden aan de gekozene woonplaats, en voor den rechter dier woonplaats.

105. Indien het tegendeel niet bij beding is overeen- gekomen, kan men de voor zich gekozene woonplaats veran- deren, mits de nieuwe woonplaats niet verder dan vijftien kilometers van de vroegere zij gelegen, en de verandering aan de wederpartij worde beteekend.

V I E R D E T I T E L . V a n h e t h u w e 1 ij k.

Algeineene bepalingen.

106. Op Inlanders en op Vreemde Oosterlingen zijn de voorschriften van dezen Titel niet van toepassing, behalve die, vervat in de artikelen 109, 110, 111, 115, 162, 164, 166, 167, 168, 169, 1T2, 173, 174, 175, 176, 177, 178, 180, 181 en 182 ; wat de artikelen 169 en 172 betreft, voor zoover die betrekking hebben op de nietigheid, voortvloeiende uit het op hen toepasselijke artikel 111, en wat artikel 178 betreft, voor zoover het verwijst naar artikel 115.

Behalve de huwelijksbeletselen, voortvloeiende uit de arti- kelen 110, 111 en 115, blijven voor Inlanders en Vreemde Oosterlingen de volgens het voor hen geldende recht be- staande huwelijksbeletselen gehandhaafd.

107. De wet beschouwt het huwelijk alleen in zijne bur- gerlijke betrekkingen.

E E R S T E A E D E E L I N G .

Van de hoedanigheden en voorwaarden, welke vereischt worden om een huwelijk te kunnen aangaan.

108. De man kan te gelijker tijd slechts met ééne vrouw, de vrouw slechts met éénen man door het huwelijk verbonden zijn.

109. Tot het wezen van liet huwelijk wordt de vrije toe- stemming der aanstaande eebtgenooten vereischt.

(27)

1 1 0 . Een jong man, den vollen ouderdom van zestien, en eene jonge dochter, den vollen ouderdom van veertien jaren niet bereikt hebbende, mogen geen huwelijk aangaan.

De Gouverneur-Generaal of de ambtenaren, die hij daartoe zal aanwijzen, kunnen, om gewichtige redenen, dit verbod door het verleenen van dispensatie opheffen.

1 1 1 . Het huwelijk is verboden tusschen alle personen, die elkander bestaan in de opgaande en nederdalende linie, hetzij door wettige, hetzij door onwettige geboorte, of door aanhuwelijking; en in de zijdlinie tusschen broeder en zuster, wettige of onwettige.

1 1 2 . Ook is het huwelijk verboden:

1°. tusschen schoonbroeder en schoonzuster, wettige of onwettige ;

2°. tusschen oom of oud-oom en nicht of achternicht, mitsgaders tusschen moei of oud-moei en neef of achterneef, wettige of onwettige.

De Gouverneur-Generaal of de ambtenaren, die hij daartoe zal aanwijzen, kunnen om gewichtige redenen het verbod, in dit artikel vervat, dooi- het verleenen van dispensatie op- heffen.

1 1 3 . Een persoon, die bij rechterlijk vonnis van overspel is overtuigd, mag nimmer met den medeplichtige aan dat overspel in het huwelijk treden.

1 1 4 . Tusschen personen, wier huwelijk, om welke reden ook, door echtscheiding is ontbonden, mag nimmer een nieuw huwelijk plaats hebben.

1 1 5 . Eene vrouw kan geen nieuw huwelijk aangaan, dan na verloop van driehonderd dagen na de ontbinding van het vorige huwelijk.

1 1 6 . Voor het aangaan van een huwelijk behoeven min- derjarige echte kinderen de toestemming hunner ouders.

Indien slechts één der ouders toestemming heeft verleend en de andere van de ouderlijke macht of van de voogdij over het kind is ontzet, is evenwel de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats van het kind is gelegen, op diens verzoek, bevoegd het verlof tot het aangaan des huwelijks te verlee- nen, na verhoor of behoorlijke oproeping van hen, wier toe- stemming vereischt wordt, mitsgaders van de bloedverwanten of aangehuwden.

Indien één der ouders overleden is, of zich in de onmo- gelijkheid bevindt zijnen wil te verklaren, wordt alleen de toestemming van den anderen der ouders vereischt.

1 1 7 . Behalve de toestemming, vereischt volgens het voor- gaande artikel, behoeven minderjarige echte kinderen, indien een ander dan de vader of de moeder de voogdij over hen uitoefent, nog de toestemming van den voogd of, wan- neer het een huwelijk geldt met dezen of met een van diens bloedverwanten in de rechte linie, die van den toezienden voogd.

Indien de voogd of toeziende voogd of de van de ouderlijke macht of van de voogdij over het kind ontzette vader of moeder toestemming weigert of zich niet verklaart, is het tweede lid van het voorgaande artikel van toepassing, mits de ouders, voor zoover zij niet van de ouderlijke macht of van de voogdij over het kind zijn ontzet, toestemming hebben verleend.

1 1 8 . Indien de vader en de moeder beiden overleden of in de onmogelijkheid zijn hunnen wil te verklaren, wordt ieder van hen vervangen door zijne ouders, voor zoover zij in leven zijn en zich niet in gelijke onmogelijkheid bevinden.

Wanneer een ander dan de genoemde personen de voogdij over de minderjarigen uitoefent, behoeven dezen, in het geval

(28)

bedoeld in liet voorgaande lid, nog de toestemming van den voogd of den toezienden voogd naar de onderscheiding in liet voorgaande artikel gemaakt.

Het tweede lid van artikel 116 is van toepassing indien tussclien de personen, wier toestemming volgens het eerste (-f liet tweede lid van dit artikel vereischt wordt, verschil van gevoelen bestaat, of één of meer zich niet verklaren.

1 1 9 . Wanneer de vader en de moeder, mitsgaders de grootvaders en grootmoeders, ontbreken, of wanneer zij zich allen in de onmogelijkheid bevinden om hunnen wil te ver- klaren, kunnen echte kinderen, zoolang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan, zonder de toestemming van hunnen voogd en hunnen toezienden voogd.

Indien zoowel de voogd als de toeziende voogd, of één van beiden weigeren de toestemming te geven of zich niet ver- klaren, is de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats des minderjarigen is gelegen, op verzoek van den minderjarige, bevoegd het verlof tot het aangaan des huwelijks te verleeiien, na verhoor of behoorlijke oproeping van den voogd en den toezienden voogd, mitsgaders van de bloedverwanten of aan- gehuwden.

1 2 0 . De beschikkingen in de gevallen van de voorgaande vier en de volgende twee artikelen worden zonder vorm van geding gegeven. Die beschikkingen zijn, hetzij de gevraagde toestemming verleend, hetzij die geweigerd wordt, niet vat- baar voor eenige nadere voorziening.

1 2 1 . Natuurlijke wettiglijk erkende kinderen kunnen, zoolang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan zonder de toestemming van den vader en de moeder, door wie zij erkend zijn, voor zoover beiden of één van beiden in leven zijn en zich niet buiten de mogelijkheid bevinden om hun wil te verklaren.

Indien bij het leven van den vader of de moeder, door wie zij erkend zijn, een ander dan deze de voogdij over de kin- deren uitoefent, behoeven zij bovendien de toestemming van den voogd of, wanneer het een huwelijk geldt met dezen of met een van diens bloedverwanten in de rechte linie, die van den toezienden voogd.

Indien bij verschil ven gevoelen tussclien de personen, wier toestemming volgens het eerste en tweede lid vereischt wordt, één of meer weigeren die te geven, of indien één of meer zich niet verklaren, is de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats des minderjarigen is gelegen, bevoegd op verzoek van den minderjarige het verlof tot het aangaan van het huwelijk te verleenen', na verhoor of behoorlijke oproeping van hen, wier toestemming wordt vereischt.

Indien zoowel de vader als de moeder, door wie de minder- jarige is erkend, hetzij overleden hetzij buiten de mogelijk- heid mochten zijn om hun wil te verklaren, wordt de toe- stemming vereischt van den voogd en. den toezienden voogd.

Indien beiden of één van beiden weigeren de toestemming te geven of zich niet verklaren, is artikel 119, tweede lid, toepasselijk, met uitzondering van het daar bepaalde omtrent bloedverwanten of aangehuwden.

1 2 2 . Natuurlijke doch niet erkende kinderen kunnen, zoolang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan zonder toestemming van hunnen voogd en hunnen toezienden voogd.

Ingeval van weigering van beiden of van één hunner, zal de rechter, binnen wiens gebied de woonplaats des minder- jarigen is gelegen, op verzoek van den minderjarige, het ver- lof daartoe kunnen verleenen, na verhoor of behoorlijke op- roeping van den voogd en toezienden voogd.

1 2 3 . Echte kinderen, die meerderjarig zijn, doch den vollen ouderdom van dertig jaren nog niet hebben bereikt, zijn insgelijks verplicht om tot het aangaan van een huwelijk

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van voornoemde rechtspraak zie ik toch goede kansen dat de Hoge Raad ons (nogmaals) zal verrassen met zijn (waarde)oordeel dat de mogelijkheid bestaat om via

 de afzuigkap is niet ingebouwd, er zijn geen extra kasten in de keuken, het klopt dat er mengkranen in de keuken en de badkamer zijn, er is geen extra betegeling in de keuken en

Men moet aan den Baad van Justitie, binnen welks regtsgebied de zaken zijn gelegen, onder overlegging van de daartoe betrekkelijke bescheiden, een met redenen om- kleed

EROMBERG onder art. 1 sub I voorkomt en daarvan waren vele redactiewijzigingen het gevolg. Daarentegen zijn die artikelen, welke hij van toepasselijkverklaring uitsluit, thans

zonder onderscheid of daarbij al dan niet de erkenning van genoten waarde, of van waarde in rekening is uitgedrukt. Ingeval het geschrift betaalbaar is gesteld op eene andere

De Huurcommissie stelt daarom vast dat de huurverhoging ingaat op 1 september 2017 (de eerste van de maand nadat de verbeteringen zijn aangebracht). Een huurverhoging per 1

In het tweede lid van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht wordt ‘met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie’.. Wet aanpassing

De uitbreiding van de toepassingsmogelijkheden van het Burgerlijk Wetboek bestaat uit vijf elementen: een verduidelijking van het begrip ‘openbare orde’, de