• No results found

De lijfsdwang, bij niet voldoening van geldboeten, overeen- overeen-komstig de op dit stuk bestaande verordeningen te ondergaan,

In document WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN (pagina 21-103)

wordt, met opzigt tot de rangschikking van eenig strafbaar

telt onder de overtredingen, niet in aanmerking genomen

2. Misdrijf bestaat in het doen of nalaten van hetgeen bij algemeene verordening, onder bedreiging van straf, is verboden of geboden, en niet in de omschrijving valt van overtreding.

3. Elke door uiterlijk bedrijf geblekene en door een begin van uitvoering gevolgde poging tot misdrijf, waarop eene zwaar-dere straf dan gevangenisstraf is gesteld, niet dan door toeval-lige of van des daders wil onafhankelijke omstandigheden weerhouden zijnde of hare uitwerking gemist hebbende, wordt, behoudens het bepaalde in het laatste lid van dit artikel, ge-straft met de straf volgende op die, welke tegen het misdrijf zelf is bedreigd.

Deze bepaling is niet toepasselijk op bedreigde geldboete en bijkomende straffen, welke op de poging, even als op de daad zelve, worden toegepast.

Wanneer tegen het misdrijf zelf is bedreigd de tuchthuis-straf, vermeld in art. 5 n". 4 , of de straf van verbanning, is de poging strafbaar met gevangenisstraf van één tot vijfjaren.

4. Poging tot overtreding van reglementen en keuren van politie is niet strafbaar.

Poging tot de andere in art. 1 vermelde overtredingen en tot misdrijven, waarop geene zwaardere straf dan gevangenis-straf is gesteld, i s , wanneer zij voldoet aan de vereischten omschreven in het eerste lid van art, 3 , strafbaar in de ge-Vallen, waar dit uitdrukkelijk bepaald wordt.

In die gevallen is de straf dezelfde als de op de volbragte daad gestelde, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald; ot tegen de volbragte daad gevangenisstraf is bedreigd, welke bij strafbare poging met een derde wordt verminderd.

T I T E L TE

Fan straffen in het algemeen.

5. De straffen tegen misdrijf en overtredingen bedreigd zijn:

1°. de doodstraf;

2°. tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren;

3°. tuchthuisstraf van vijf tot vijftien jaren;

4°. tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren;

TITEL II. Van straffen in het algemeen. 5 5°. verbanning uit Nederlandsen Indië, uit te spreken

voor den tijd van vijf tot tien jaren;

6°. gevangenisstraf van zes dagen tot vijfjaren, behoudens bijzondere bepalingen aangaande haren korteren of längeren duur;

7° geldboete.

6. Bijkomende straffen, die in de gevallen, waar dit bepaald is, met eene of meer der in het vorige artikel vermelde straffen vereenigd kunnen worden uigesproken, zijn:

1°. ontzetting van bepaalde regten en bevoegdheden, behou-dens bijzondere bepalingen aangaande haren duur, uit te spreken voor den tijd van vijf tot tien jaren;

2°. verbeurdverklaring hetzij van het voorwerp van het drijf of de overtreding, hetzij van hetgeen uit het mis-drijf of de overtreding is voortgesproten of van de middelen en de werktuigen, welke gediend hebben om die te plegen, zoo deze zaken den veroordeelde in eigendom toebehooren.

7. Onverminderd de bepaling van n°. 2 van het vorige artikel, kan de vernietiging of onbruikbaarmaking van werk-tuigen of andere voorwerpen vervaardigd, geschikt gemaakt of gediend hebbende tot het plegen van een misdrijf, in het vonnis worden gelast, zelfs bij vrijspraak.

T I T E L I I I .

Van de straffen in het bijzonder.

8> De doodstraf wordt door den scherpregter uitgevoerd op een schavot, door den veroordeelde met eenen strop om de hals aan eene galg vast te maken en een luik onder zijne voeten te doen wegvallen.

9. De doodstraf mag niet worden ten uitvoer gelegd op Zondag of Christelijke feestdagen.

10. De lijken van hen, die de doodstraf hebben ondergaan, worden, op verlangen van hunne naastbestaanden, aan dezen overgeleverd, onder verpligting om die zonder eenige plegtig-heid te doen begraven.

11. Alle veroordeelden tot tuchthuis- of gevangenisstraf worden in tuchthuizen of gevangenissen opgesloten, en zijn aldaar tot arbeid verpligt.

Het beheer en de inrigting der tuchthuizen en gevangenis-sen, de daar te verrigten arbeid en de bestemming van zijne opbrengst worden, met inachtneming van het verschil in zwaarte tusschen deze beide straffen bestaande, bij ordonnantie geregeld.

12. Hij, die veroordeeld is tot eene der straffen genoemd in de vijf eerste nommera van Art. 5, zal in burgerlijke zaken, zoodra hij gewraakt wordt, en in strafzaken van regtswege geene beeëdigde verklaring in regten, als deskundige of getuige, kunnen afleggen ; ook zal hij niet als getuige tegenwoordig mogen zijn bij het opmaken van eenige openbare akte, noch voogd of curator kunnen zijn, noch kunnen dienen in het leger, de schutterijen of andere gewapende vereenigingen.

13. Die de tuchthuisstraf ondergaat, verliest van regtswege gedurende zijnen straftijd het beheer zijner goederen.

Wanneer daartoe grond bestaat, wordt door den raad van justitie, binnen welks regtsgebied de veroordeelde het laatst

ge-woond heeft, hetzij op verzoek vanden veroordeelde zelf of van andere belanghebbenden, hetzij op de vordering van den offi-cier van Justitie bij dien raad, een curator benoemd, teneinde de goederen van den veroordeelde, als die van eenen onder curatele gestelde, te beheeren.

De weeskamer is van regtswege met de toeziende curatele belast.

14. Nadat de veroordeelde uit het tuchthuis is ontslagen, eindigt het beheer van den curator en doet deze slotrekening en verantwoording.

15. Aan den veroordeelde mag gedurende zijn verblijf m het tuchthuis geen geld of levensbehoefte uit eigen middelen worden verschaft, behoudens de uitzonderingen, welke op dezen regel kunnen worden gemaakt bij de ordonnantie vermeld in art. 1 1 .

16. Zij, die tot de straf van verbanning uit Nederlandsch Indië zijn veroordeeld, worden op hunne kosten o vergebragt naar eene plaats buiten die bezitting, door den Gouserneur

TITEL IH. Van de straffen m het bijzonder. 7 Generaal aangewezen ; met dien verstande evenwel, dat

Neder-landers, die dit verlangen, naar geene andere dan naar eéne Nederlandsche haven mogen worden vervoerd.

17. Wanneer de verbannene vóór het einde van zijnen straftijd in Nederlandsch Indië terugkeert, wordt hij deswege veroordeeld tot gevangenisstraf van zes dagen tot vijfjaren, en na het einde van deze straf weder uit Nederlandsch Indië verwijderd, ten einde de hem opgelegde straf van verbanning verder te ondergaan.

18. De Gouverneur Generaal is bevoegd o m , bij vvege van gratie, ten aanzien van hen, op wie, uit hoofde dat zij in Ne-derlandsch Indië zijn geboren of opgevoed, de straf van ver-banning uit die bezitting zwaarder zoude drukken dan op hen, die niet in dat geval verkeeren, die straf te doen vervangen door wegzending naar een oord van ballingschap binnen Nederlandsch Indië.

19. Het verblijf in het oord van ballingschap is van gelij-ken duur als de door den regte r opgelegde verbanning.

20. De regten en bevoegdheden, waarvan de ontzetting dooi-den regter , overeenkomstig art. 6, n°. 1 , in de bij dit wetboek of andere algemeene verordeningen uitgedrukte gevallen wordt uitgesproken, zijn:

a. het waarnemen van alle openbare bedieningen of ambten ; b. het zijn van voogd of curator over vreemden;

c. het zijn van voogd of curator over eigen kinderen;

d. het afleggen van getuigenis onder eede in burgerlijke zaken, in geval van wraking.

W a a r het tegendeel niet uitdrukkelijk is bepaald, wordt het den regter overgelaten, de ontzetting van die regten en bevoegd-heden , of van sommige hunner, al of niet uit te spreken.

Deze straf vangt aan den dag, waarop het vooroordeelend vonnis kracht van gewijsde verkrijgt.

21. De invordering van boeten en geregtskosten blijft gere-geld volgens de bepalingen dienaangaande voorkomende in het reglement op de strafvordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog Geregtshof van Nederlandsch Indië, enz.

Ingeval van zamenloop van boete of verbeurdverklaring met teruggaven en schadevergoedingen gaan de veroprdeelingen.

tot laatstgenoemden voor, bij ongenoegzaamheid van de goederen des veroordeelde.

T I T E L TV.

Van herhaling van misdrijf.

22. Indien iemand, na reeds te voren tot de doodstraf, de tuchthuisstraf, de straf van verbanning of gevangenisstraf voor den tijd van langer dan één jaar veroordeeld te zijn geweest, andermaal wegens misdrijf, daarna gepleegd, te regt staat, stelt de vroegere veroordeeling eene verzwarende omstandigheid daar, waarop de regter bij de toepassing der straf moet acht geven.

De regter is in dit geval bevoegd de tuchthuisstraf, de straf van verbanning, en de gevangenisstraf met een derde boven het maximum te verhoogen.

23. De bepalingen van het voorgaande artikel zijn mede van toepassing, wanneer de beklaagde vroeger door den militairen regter is veroordeeld :

1°. tot eene der in het eerste lid van het voorgaande artikel uitgedrukte bij het gewone strafregt vastgestelde straf-fen, ter zake van een feit daarbij als misdrijf omschreven;

2°. tot eene straf bij de militaire strafwetgeving voorge-schreven ter zake van een feit, waartegen bij het gewone strafregt is bedreigd de doodstraf, de tuchthuisstraf of de straf van verbanning;

3°. tot de bij de militaire strafwetgeving voorgeschreven straf van den kruiwagen of van militair arrest of detentie voor meer dan eenjaar, ter zake van een feit, waartegen bij het gewone strafregt eene gevangenisstraf van vijf jaren als maximum is vastgesteld.

T I T E L V.

Van medepligligheid.

24. De medepligtigen aan misdrijven of overtredingen worden

TITEL V. Van medepligtigheid. 9 gestraft met dezelfde straf als de daders, behoudens de gevallen, waarin het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald.

Deze bepaling en de overige van dezen titel zijn niet van toepas-sing op de overtredingen van reglementen en keuren van politie.

25. Als medepligtigen aan misdrijven of overtredingen worden gestraft :

1". zij, die door gaven, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van m a g t , listen of schuldige kunstenarijen tot het plegen van het misdrijf of de overtreding aansporen, ofwel inlichtingen geven om deze te plegen;

2°. zij, die wapenen, werktuigen of eenig ander middel ver-schaffen, wetende, dat deze tot het plegen van het mis-drijf of de overtreding moeten dienen;

3". zij, die, des bewust, de daders helpen of bijstaan in de feiten, waardoor het misdrijf of de overtreding is voor-bereid, gemakkelijk gemaakt of voltooid, onverminderd bijzondere strafbepalingen tegen de aanleggers van za-menzweringen of opruijingen tot verstoring van de in- of uitwendige veiligheid van Nederlandsch Indië, zelfs in het geval, dat het misdrijf, door de aanleggers der zamen-zweringen of opruijers beoogd, niet mögt zijn gepleegd;

4°. zij, die door aanspraken in het openbaar, ten aanhoore vaneene verzameling vanpersonen, gehouden, of door ongedrukte geschriften, in het openbaar aangeplakt, verkocht of verspreid, de menigte opruijen om misdrijf of overtreding te begaan.

Deze laatste bepaling is mede toepasselijk, wanneer de op-ruijing slechts eene strafbare poging tot misdrijf of overtreding ten gevolge heeft. Wanneer de opruijing in het geheel geen gevolg heeft, wordt zij gestraft met geldboete van vijftig tot honderd gulden, of in geval van verzwarende omstandigheden met gevangenisstraf van zes dagen tot zes maanden.

26. Zij, die, kennis dragende van het misdadig gedrag der genen, die rooverijen of gewelddadigheden tegen de veiligheid van Nederlandsch Indië, de openbare rust, de personen of de eigendommen plegen, htm bij voortduring huisvesting, schuil-of vergaderplaatsen verschaffen, worden als hunne medepligti-gen gestraft,

27. Zij, die, des bewust, geheel of ten deele zaken helen, die zijn ontvreemd, aan hare besteraming onttrokken of verkre-gen door middel van misdrijf of overtreding, worden evenzeer als medepligtigen daaraan gestraft.

28. Echter worden op de helers, in het vorige artikel be-doeld, de doodstraf en de tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren niet toegepast, dan voor zooverre het bewijs is geleverd,

dat zij, ten tijde van het helen, kennis droegen van de omstan-digheden, waaraan deze twee straften zijn verbonden.

"Wanneer dit bewijs niet is geleverd, ondergaan zij de tucht-huisstraf van vijf tot vijftien jaren.

29. De herbergiers en logementhouders, langer dan viel-en twintig urviel-en iemand hebbviel-ende gehuisvest, die gedurviel-ende zijn verblijf een misdrijf of eene overtreding heeft begaan, zijn, wanneer zij hebben verzuimd op hun door het bevoegd gezag daartoe aangewezen register den naam, het beroep en de woonplaats van den schuldige in te schrijven, burgerregtelijk aansprakelijk voor de vordering tot teruggave, schadeloosstel-ling en kosten, toegewezen aan degenen, aan wie het misdrijf of de overtreding schade heeft toegebragt, onverminderd hunne aan-sprakelijkheid volgens de artt. 1709 en 1710 van het Burgerlijk Wetboek.

T I T E L V I .

Van onioerekenhaarheld, versclioonende en verzachtende omsla ndigh eden.

30. Er is noch misdrijf, noch overtreding, wanneer de be-klaagde, tijdens het plegen van het feit, in staat van krankzinnig-heid verkeerde of wanneer hij door overmagt werd gedwongen.

3 1 . Geen misdrijf of overtreding kan verschoond, noch de straf verminderd worden, dan in de gevallen en omstandigheden, waarin het feit verschoonbaar wordt verklaard, of de toepassing eener minder gestrenge straf wordt toegelaten.

32. Wanneer de beklaagde beneden de zestien jaren oud is, wordt hij, indien het uitgemaakt is, dat hij zonder oordeel

TITEL VI. Vein ontoerekenbaarheid enz, II des onderscheids gehandeld heeft, vrijgesproken; maar hij wordt, naar gelang der omstandigheden, hetzij aan zijne ouders of naaste bloedverwanten teruggegeven, hetzij geplaatst in een verbeterhuis om daar te worden opgevoed gedurende een aantal jaren bij het vonnis te bepalen, maar in geen geval langer dan tot de vervulling van zijn twintigste jaar.

33. Wanneer beslist wordt, dat hij met oordeel des onder-scheids heeft gehandeld, worden de straffen uitgesproken, als volgt:

wanneer in het algemeen zijn bedreigd de straffen vermeld in ai't. 5, n'". 1 en 2, wordt hij veroordeeld tot gevangenis-straf van tien tot twintig jaren ;

wanneer in het algemeen zijn bedreigd de straffen vermeld in art. 5, nl s. 3 en 4, wordt hij veroordeeld tot gevangenis-straf voor een tijd gelijk ten minste aan een derde en ten hoogste aan de helft van dien, waarvoor hij anders tot eene dezer straffen had mogen veroordeeld worden;

wanneer in het algemeen is bedreigd de verbanning, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van één tot vijfjaren;

wanneer in het algemeen is bedreigd gevangenisstraf of geldboete, kan de regter deze straffen verminderen, zoo als hij geraden oordeelt, mits zij blijven beneden de helft van die, welke den schuldige zouden zijn opgelegd, indien hij zestien jaren oud was geweest.

3 4 "Wanneer de beklaagde hetzij uithoofde zijner jonge jaren;

hetzij wegens dwang, bevel, billijke vrees, verleiding, bekrom-penheid van verstand, de geringheid of het vrijwillig herstel des nadeels door het misdrijf toegebragt of andere verzachtende omstandigheden eene aanmerkelijke vermindering van straf mögt verdienen, kunnen de straffen, waar de toepasselijkheid van dit artikel niet uitdrukkelijk is uitgesloten, worden vervangen als volgt:

die vermeld in art. 5 , n°. 2 door gevangenisstraf van minstens één jaar;

die vermeld in art. 5 , n°. 3 door gevangenisstraf van minstens zes maanden;

en die vermeld in art. 5 , n'\ 4 en 5 door gevangenisstraf van minstens drie maanden.

Bij liet aanwezig zijn der genoemde of andere verzachtende omstandigheden kan de gevangenisstraf tot berieden de zes dagen en de geldboete op zoodanig bedrag als de regter zal vermeenen te behooren worden verminderd; en zelfs, waar beiden gelijktij-dig tegen een misdrijf of eene overtreding zijn vastgesteld, de eene of andere dier straffen afzonderlijk worden toegepast.

S L O T B E P A L I N G .

35. De bepalingen van dit eerste boek zijn mede van toe-passing op misdrijven en overtredingen, waartegen bij andere wettelijke verordeningen is voorzien, tenzij bij dit wetboek of bij die verordeningen uitdrukkelijk anders is bepaald.

T W E E D E BOEK.

Van de bijzondere misdrijven e n overtredingen.

T I T E L I.

Van de misdrijven en overtredingen tegen de algemeen« zaak.

H O O F D S T U K I.

Van de misdrijven tegen de veiligheid van Ncderlandsch Indië.

A F D E E L I N G I.

Van de misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van Neder-landsen Indië.

Art. 36. Ieder Nederlander, die de wapenen voert tegen Nederlandsen Indië, wordt met den dood gestraft, ook al ver-liest hij door die daad zijne hoedanigheid van Nederlander.

37. Ieder, die met vreemde mogendheden, Indische vorsten of volken of hunne agenten aanslagen smeedt of met dezen in verstandhouding treedt, ten einde hen tot het plegen van vij-andelijkheden of het ondernemen van den oorlog tegen Neder-landsen Indië aan te sporen, of om hun de middelen daartoe te verschaffen wordt met den dood gestraft, ook dan als het smeden der aanslagen of het treden in verstandhouding door geene vijandelijkheden is gevolgd.

38. Evenzeer wordt met den dood gestraft ieder, die aan-slagen smeedt of in verstandhouding treedt met den vijand, ten einde zijne komst op het grondgebied van Nederlandsch Indië te bevorderen, of hem eenige steden, sterkten, plaatsen, krijgsposten, havens, magazijnen, tuighuizen, schepen of andere vaartuigen aan den lande behoorende over te leveren, of om hem ondersteuning in soldaten, manschappen, geld, levensmid-delen, wapenen of krijgsbehoeften te bezorgen, of om tot

den voortgang zijner wapenen tegen Nederlandsen Indië of tegen de daar dienende land- of zeemagt mede te werken, hetzij dooi-de getrouwheid dooi-der officieren, soldaten, matrozen of andooi-deren jegens het wettig gevestigd gezag aan het wankelen te brengen,

hetzij op eenige andere wijze.

39. Indien de verstandhouding met hen, die tot eene vijan-dige natie hehooren, zonder een der in het vorig artikel vermelde misdrijven tot doel te hebben, echter ten gevolge heeft het verstrekken van voor de krijgs- of staatsgesteldheid van Neder-lansch Indië of zijne bondgenooten nadeelige berigten aan den vijand, worden zij, die deze verstandhouding voeren, gestraft met de verbanning, onverminderd zwaardere straffen, ingeval de verstrekte berigten het gevolg zijn geweest van een toeleg, die het karakter heeft van verspieding.

40. De straf bedreigd in de artt. 37 en 38 is dezelfde, onverschillig of de in die artikelen strafbaar gestelde feiten worden gepleegd tegen Nederlandsch Indië of tegen de bond-genooten, die vereenigd met Nederlandsch Indië tegen den gemeenschappelijken vijand strijden.

4 1 . Hij, die, niet aan den militairen regtsdwang onderwor-pen, op eenige wijze militairen verleidt tot desertie met het bepaalde doel om hen in de land- of zeedienst eener vreemde natie te doen overgaan, of die hen, des bewust, in deze desertie behulpzaam is, wordt gestraft met tuchthuisstraf van vijf tot tien jaren.

42. Hij, die, niet aan den militairen regtsdwang onderwor-pen, behalve in het geval in het voorgaande artikel voorzien, één of meerdere manschappen van het krijgsvolk te water of te lande op eenige wijze tot desertie verleidt, hun, des bewust, tot het plegen van desertie behulpzaam is, de desertie, op welke wijze het ook zijn moge, begunstigt of daartoe, des bewust, de middelen verschaft, eenen deserteur, hem als zoodanig be-kend, verbergt of huisvest, of het overgaan van militairen uit het eene korps in het andere onder vreemde of verdichte na-men of op eene andere bedriegelijke wijze bevordert, wordt gestraft met geldboete van honderd tot vijf honderd gulden of wel, naar gelang der omstandigheden, met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar.

TITEL I. Van de /uitdrijven en overtredingen enz.

15

43. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent der regering of ieder ander persoon, die het geheim eener onderhandeling of onderneming, hem uit hoofde van zijn ambt of in eenige andere officiële betrekking toevertrouwd of medegedeeld, bekend maakt aan den vijand of in het algemeen aan vreemde natiën of hare agenten, wordt met den dood gestraft.

44. Ieder openbaar ambtenaar, ieder agent der Regering, en ieder ander persoon door haar met het bestuur van eenige zaak belast, wien, uithoofde zijner betrekking, is opgedragen de bewaring van kaarten of plans van vestingwerken, tuighui-zen, havens of reeden, wordt met den dood gestraft, als hij eene of meer van deze kaarten of plans aan den vijand of zijne agenten overlevert.

Hij wordt gestraft met de verbanning, als hij deze kaarten

Hij wordt gestraft met de verbanning, als hij deze kaarten

In document WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN (pagina 21-103)