• No results found

nevens die stellige resultaten staan nog even veel betwiste pun- pun-ten en in verschillenden zin beantwoorde vragen over groote

In document WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN (pagina 124-130)

en de vier andere Napoleontische W e t b o e k e n , hier te lande executoir verklaard bij de decreten v a n 8 N o v . 1810 en 6 J a n . 1811 ( F O R T U I , ™ I ,

13 sqq. en 69). Ook voor de Nederlandsche Departementen w e r d dus het tijdstip der werkelijke invoering van den C. P . afhankelijk gesteld van den dag der installatie van de Keizerlijke Geregtshoven. Voor het grootste gedeelte van ons land trad alzoo het F r a n s c h e Strafwetboek in werking op den dag der installatie van h e t Keizerlijk Hof te 's G r a v e n h a g e , den 1 M a a r t 1811 (zie de aant. van F O R T U Y N , ï , p . 67), doch voor die streken van Noord-Nederland, welke toen o n d e r w o r p e n w a r e n aan het regtsgebied van het Keizerlijk Hof van B r u s s e l , eerst bij de installatie van dat Hof, in Mei van hetzelfde j a a r .

I n F r a n k r i j k heeft de Code Pénal sedert zijne invoering vele belangrijke wijzigingen o n d e r g a a n , en wel voornamelijk : onder de Restauratie, door de wetten van 17 Mei 1 8 1 9 , betrekkelijk d e persdelicten en de loi modifica-tive du C. P., van 25 Junij 1 8 2 4 , die m i n d e r geeft dan h a a r titel doet verwachten; onder L O D E W I J K P H I L I P S , door de b e k e n d e en belangrijke revisie-wet van 28 April 1 8 3 2 ; o n d e r d e tweede R e p u b l i e k , door het decreet van het voorloopig bewind van 14 April 1848 tot afschaffing van de openbare tentoonstelling in de gevallen voorzien bij a r t . 22 C. F . en de wet van 16 Junij 1850 betrekkelijk de afschaffing der doodstraf voor politieke misdaden, en onder het tweede Keizerrijk, door de wetten van 1 en 3 Junij 1854 b e -trekkelijk de uitvoering v a n den dwangarbeid en de inrigtingen, daartoe aan te wijzen in de F r a n s c h e bezittingen (buiten Algérie), en tot afschaffing van den. burgerlijken d o o d , en door de lol du 13 Mai 1 8 6 3 , modificative du

C P. Een belangrijke c o m m e n t a a r v a n deze laatste v,et is in 1863 te Parijs uitgegeven door F AUSTIN et H É X I E , als bijlage van den vierden druk der Theorie du C. P., van C H A U V E A U et H É L I E .

Over de wetten, die hier te l a n d e verandering hebben gebragt in het Fransche Strafwetboek, vergelijke men § 1 0 der Alg. Eesch. en de aant. 18

aldaar-MEMORIE VAN TOELICHTING. 107 beginselen, die aangaande den aard en de gevolgen van de

ver-schillende soorten van straffen, de grenzen der strafbaarheid en vele andere. De moeijelijkheid om het over die vragen eens te worden, alzoo om de groote beginselen, waarover zooveel ver-schil van gevoelen heerscht, in den eenen of anderen zin uit te maken, heeft eene nieuwe codificatie van het strafregt, ter ver-vanging van den Code Pénal of andere wetboeken, omstreeks denzelfden t'y d vervaardigd, in vele landen van Europa, lange jaren nadat de behoefte daaraan zich algemeen had doen

ge-voelen, tegengehouden. Oostenrijk heeft zijn wetboek van 1804, van oudere dagteekening dan de Code Pénal en door geene mindere gebreken ontsierd, eerst in 1852 aan eene uitgebreide herziening onderworpen. In Pruissen is men er, na vele mis-lukte pogingen, ook eerst in 1851 toe gekomen, door een nieuw wetboek het gezag van den Code Pénal, dat alleen gold in de Rijnprovinciën, te gelijk met dat van Deel II Titel XX van het overigens ook nu nog geldende Landregt, op te heffen (13).

In RijnBeyeren gold de Code Pénal nog nevens het door F E U E R -BACii ontworpen, in 1813 ingevoerde, wetboek, dat van kracht was in het overige gedeelte van dit Koningrijk, tot dat beiden onlangs (1 Julij 1862) door een nieuw strafwetboek zijn ver-vangen (14). In België is het groote werk der herziening van den Code Pénal, hoever ook gevorderd, nog onvoltooid (15), (13) Het Pruissische Strafoetboeh heeft, dikwijls in strijd met de Duitsche regtsbegrippen, veel aan den Code Pénal ontleend Vergelijking der beide Wetboeken is dus van belang. Ik heb vroeger getracht, dit in bijzonder-heden aan te toonen in een overzigt van het Pruissische Wetboek, Themis, Ie S e r i e , X I V (1853), p. 3 5 2 — 3 7 2 , 4 4 5 — 5 0 4 .

(14) I)e studie der nieuwe Duitsche Strafwetboeken wijst, bij menig verschil, doorgaans op groote overeenstemming van beginselen. Velen wenschen in die rigting verder te gaan door het tot stand brengen van een algemeen Strafwetboek voor geheel Duitschland. Ontwerpen daartoe wer-den reeds geleverd door Dr. A. O. KRCG, Ideen zu einer gemeinsamen

Strafgesetzgebung far Deutschland (Erlangen, 185 7), en door R. VON Kii'awEL, Entwurf nebst Gründen zu dem allgemeinen 'fheile eines für ganz Deutsehland geltender Strafgesetzbuchs (Halle, 1862). Vgl. nog das gemeine Deutsche Strafrecht der Gegemoart von Prof. Dr. L. PFEIFFER (Tübingen 1858, 1860).

(15) Aan het oordeel van den Belgischen Senaat werden in February

In Nederland eindelijk is de moeijelijkheid om het eens te wor-den over die beginselen van strafregt, waarover nog voortdu-rend groot verschil van gevoelen heerscht, zeker wel de hoofd-reden, waarom het Fransche strafwetboek van 1810, hoe dan ook in zijne verschillende deelen gewijzigd en veranderd, in zijn geheel nog door geen ander is vervangen.

De eigenaardige bezwaren n u , die in Nederland zoowel als elders in Europa het tot stand komen eener nieuwe strafwet-geving zoo zeer vertraagden, deden zich bij de vervaardiging van dit ontwerp weinig of niet gevoelen. De commissie, aan welke deze taak was opgedragen, had geen stelsel te kiezen, geene beslissing te geven over betwiste beginselen van straf-regt; want zij vond het te volgen systeem, zij vond de alge-meene strekking van het te leveren ontwerp duidelijk gefor-muleerd in haar in § 3 woordelijk vermeld mandaat. W a t van haar werd verlangd was niet een nieuw wetboek, eene zelf-standige van die van het moederland onafhankelijke codifica-tie van het Indische strafregt. Art. 75 Eegerings-Reglement zoude zich daartegen hebben verzet. Voor zooveel de Euro-peanen betreft, berust de regtspraak, ook in strafzaken, op algeineene verordeningen, zooveel mogelijk overeenkomende met de in Wederland bestaande wetten. In Indië mag dus niet worden geanticipeerd op een in Nederland nog niet tot stand gekomen Nederlandsch strafwetboek. Maar terwijl de behoefte dringt en de aandrang klimt om, in afwachting van dat Nederlandsche wetboek, in Nederlandsch-Indië een einde te maken aan den onzekeren en treurigen toestand, waarin het strafregt zich daar bevindt, kan dit, wil men niet in strijd geraken met het Rege-rings-Reglement, niet anders geschieden, dan door de invoering van een wetboek, zooveel mogelijk overeenkomende met de thans nog in Nederland geldende strafwetgeving.

§ 8. Bij de beoordeeling van dit ontwerp moet, gelijk uit van dit jaar (1866) onderworpen de door de regering voorgestelde wijzigingen in het in 1852 vastgestelde Kerste Boek van het Wetboek van Strafregt.

Vgl. voorts over de herziening van den Code Pénal in België, waaraan in 184S de eerste hand werd gelegd, de belangrijke akademische verhan-deling van Mr. C. A. MARCHANT Jr. (Utrecht, 1861), door mij aangekon-digd in Themis, 2» Serie, VULT (1861), p. 3Ü5—315.

MEMORIE VAN TOELICHTING. 109 het voorafgaande reeds blijkt, vooral daarop worden gelet, dat

zijne hoofdbron was en moest zijn het in Nederland nog geldende Fransche strafwetboek van 1810, zoodat het mandaat der commissie geen ander kon wezen dan in dat wetboek te brengen zoodanige wijzigingen als de eigenaardige toestand der Nederlandsen-Indische bezittingen en de in het Fransche wetboek hier te lande gebragte wijzigingen noodzakelijk maakten.

De commissie nu heeft zich zoo getrouw mogelijk aan dit mandaat gehouden. Zoo daaruit aan de eene zijde volgt, dat vele bepalingen van den Code Pénal, die op zich zelf aan gewigtige bedenkingen onderhevig zijn, in het ontwerp zijn overgenomen, aan de andere zijde mag niet uit het oog wor-den verloren, dat de vele wijzigingen, die de Code Pénal in Nederland heeft ondergaan, zoo door de wet van 29 Junij 1854 (Stbl. n°. 102) als door een aantal speciale wetten, een geheel anderen toestand in het leven hebben geroepen dan die door de Napoleontische wetgeving voor meer dan eene halve eeuw, bij de inlijving van het Koningrijk Holland in het Fransche Keizerrijk, werd ingevoerd. Bij die talrijke wijzigingen, veran-deringen en aanvullingen zijn de eischen der wetenschap van den lateren tijd niet onverhoord gebleven, zoodat die ook niet veronachtzaamd werden bij de volbrenging van den arbeid der commissie in de bij hare benoeming aangegeven rigting. Ne-derlandsch-Indië zal dus door de invoering van het ontworpen wetboek in het bezit worden gesteld van eene strafwetgeving, welke, zonder in alles aan de eischen der nieuwere weten-schap te beantwoorden, in de hoofdbeginselen niet onder-doet voor die der meest beschaafde volken van Europa. De voorloopige invoering van zoodanige strafwetgeving heeft ook nog dit niet te miskennen voordeel, dat zij in het leven roept eene allezins wenschelijke overgangs-periode van het ongecodifi-ceerde strafregt uit vroegere eeuwen, thans nog in Indié gel-dende, tot eene codificatie geheel beantwoordende aan de vorderingen van den tegenwoordigen tijd, welke laatste, als zij eens in Nederland zal zijn tot stand gekomen, nu ook na kor-teren of längeren tijd in de Indische bezittingen zal kunnen worden overgebragt zonder deze bloot te stellen aan het gevaar

van eene door niets voorbereide geheele omkeering der daar thans geldende strafwetgeving.

§ 9. Reeds is opgemerkt, dat in het ontwerp de Code Pénal zoo getrouw mogelijk is gevolgd, waar niet eene der oorzaken van afwijking, in het mandaat der commissie bepaaldelijk uit-gedrukt, aanwezig was. Uit dien hoofde worden in het ver-volg dezer memorie, bij de toelichting der speciale rubrieken en bepalingen van het ontwerp, alleen de afwijkingen van den Code gemotiveerd, en alzoo niet de voorschriften, die daaruit, woordelijk of mutatis mutandis, zijn overgenomen. Hierbij moe-ten, tot regt verstand der wijze van bewerking van het ontwerp, nog worden gevoegd enkele algemeene opmerkingen:

«. De Commissie was van oordeel, dat het in het algemeen niet tot hare roeping behoorde de talrijke regtsvragen, waartoe de Code Pénal bij ons en in andere landen, waar dit wetboek geldt of gegolden heeft, aanleiding-gaf, uit te maken, wanneer daartoe eene bepaalde ver-andering van den tekst noodic/ ivas.

b. De commissie meende daarentegen, dat het niet vreemd aan hare taak kon worden geacht hier en daar, door eene geringe wijziging van uitdrukking, soms door bijvoeging van eene enkele bepaling (*), den tekst te verduidelijken; en alzoo vragen te voorkomen, wier eenige aanleiding gelegen is in eene onnaauw-keurige redactie van het Fransche wetboek. Met den tekst behoefde niet op slaafsche wijze elke blijk-baar onjuiste uitdrukking, elke lapsus calami te wor-den overgenomen. Schijnbare kleinighewor-den, b. v. het promiscue gebruiken der woorden et en ou ( f ) , als woorden van gelijke beteekenis, zijn daarbij niet uit het oog verloren.

c. Bepaaldelijk zag de commissie geene buiten haar man-daat gelegen afwijking van den Code in het herstel van de in dat wetboek zoo dikwijls gemiste consequentie ( ) Vgl. art. 35 ontwerp en de toelichting van dit artikel,

(f) Vgl. o. a. de artt. 217, 264, 265 en 268 van het ontwerp in ver-band met de artt. 302, 349, 350 en 352 Code Pénal,

MEMORIE VAN TOELICHTING. I l l van uitdrukking. Zij heelt zich beijverd, hetgeheele ontwerp door dezelfde zaak met denzelfden naam te noemen, dezelfde begrippen door dezelfde uitdrukkin-gen voor te stellen, en ook in de woordvoeging de vereischte harmonie niet uit het oog te verliezen.

Hier voorbeelden te noemen van wat, bij eene zelfs oppervlakkige kennisneming van het ontwerp, op iedere bladzijde zal blijken schijnt overbodig.

Onder den tekst van den Code Pénal verstond de com-missie den oorspronkelijken Franschen tekst, die ook hier te lande, bij verschil met de officiële vertaling, moet worden gevolgd (*). Alzoo, waar de commissie bepalingen uit den Code overnam, leverde zij van deze eene zelfstandige vertaling, waarbij zij de fouten en onjuistheden, die in menigte voorkomen in de offi-ciële vertaling, heeft getracht te vermijden; deze laatste alleen volgende, waar zij meende er geene betere voor in de plaats te kunnen stellen, of waar zij het, om duidelijk te zijn, wenschelijk achtte, door het gebruik geijkte uitdrukkingen over te nemen, ook dan als deze zich streng taalkundig niet lieten verdedigen. Ten slotte zij hier nog opgemerkt, dat bij de vertaling van wettelijke voorschriften, vooral wanneer deze — en niet bet oorspronkelijke — bestemd is als wet te gel-den, woordelijke getrouwheid een hoofdvereischte is, waaraan de sierlijkheid van uitdrukking niet zelden moet worden opgeofferd. Te meer meende men aan dit beginsel te moeten vasthouden om de resultaten der zoo rijke jurisprudentie en literatuur over de in het ontwerp overgenomen bepalingen van den Code

(*) Vgl. onder meer arresten van den Hoogen Eaad der Nederlanden dat van 6 October 1857, Nederl. Reglspr., L V I I , § 3 , TAN DEN HONERT, Strafregt, 1857, I , p. 345, WeeJcbl. van het Regt, n°. 1999 (16).

(16) Zie de andere arresten van vroegere en latere dagteekening opge-geven bij Mr. SCHOONEVELD . het Wetb. van Strajr. met aanteekeningen , derde druk (1866], p. I, aant. 1 en 2 , en onder deze vooral's Hoogen Haads arrest van 27 Mei 1862, Weekbl. n°. 2422.

Pénal voor de Indische regtspraak niet verloren te

In document WETBOEK VOOR DE EUROPEANEN (pagina 124-130)