• No results found

Waarom wij toch allen moeten sterven. De dood in de bergen van Noord- Kameroen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Waarom wij toch allen moeten sterven. De dood in de bergen van Noord- Kameroen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Waarom wij toch allen moeten sterven. De dood in de bergen van Noord- Kameroen

Beek, W.E.A. van; Burg, C. van der; Minnema, L.

Citation

Beek, W. E. A. van. (2004). Waarom wij toch allen moeten sterven. De dood in de bergen van Noord- Kameroen. In C. van der Burg & L. Minnema (Eds.), . VU uitgeverij, Amsterdam. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/9704

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Leiden University Non-exclusive license Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/9704

(2)

3. Rachik 1989: 61,155; Rachik 1992: 57; Westermarck 1926 vol. 1263.

4. Over het onderwerp djinns in Marokko is zeer veel geschreven. Klassiek zijn de studies van Westermarck en Doulté (zie bibliografie).

5. Een voor een weduwe verplichte wachttijd van vier maan-den en tien dagen, na de dood van haar man.

6. Het muildier is een kruising van een ezelhengst en een paardmerric. Deze kruising is onvruchtbaar. Ook het on-vruchtbaar zijn hoort bij de straf van de vrouw in kwestie. 7. Westermarck 1926 deel 1:405.

8. Zoals bijvoorbeeld het land irrigeren (Nakano 1974: 207). 9. Nakano 1974:207.

10. FJ Alaoui 2001:45,190.

11. Het Nederlandse woord 'benzoë' en het Marokkaans Arabische woord Ijawi komen beide van het Arabische lubân

Ijnwi 'Javaanse amber'. Het betreft gom of hars van de

benzoë-boom.

12. Stumme 1895:12-15; 92-98; Slroomer 2002: 62-72. 13. De naam van een belangrijke djinn.

14. De neef vroeg toestemming aan de vader om de mensen-eetster te mogen doden.

15. Laoust 19491: 75-76; Laoust 1949II: 116-117. 16. Stroomer 2001:152-155.

17. Djinns hebben de gewoonte om hun kinderen te verstoppen in de as van het vuur waarop gekookt wordt, zie ook Wester-marck 19261: 295, 312.

J 8. Als de djinn via de ogen, oren, neus of mond zou vertrek-ken zou hij op die plaatsen schade kunnen berokvertrek-kenen.

19. Stroomer 2001:136-137.

WAAROM WIJ TOCH ALLEN MOETEN STERVEN De dood in de bergen van Noord-Kamerden

UU het Kapsiki vertaald en ingeleid door Wouter van Beek

INLEIDING

Verhaallijn en verh'aalmotieven

In wezen start het eigenlijke verhaal met een wonderbaar-lijke geboorte, uiteraard met als moeder nu net diegene van zijn echtgenotes van wie het dorpshoofd niet hield (een bruikelijk verhaalmotief in heel Afrika). Eigenlijk is de ge-schiedenis een relaas van bevrijding, en wel van de domi-nantie van een naburig dorp. Het verhaal over de dood is dan het relaas van een mislukte bevrijding: zelfs de held, die ons onafhankelijk heeft gemaakt, kon niet legen Mie, de dood zelf, op.

Vele van de motieven van de strijd van Hwempetla tegen de dood zijn ook terug te vinden in de eekhoorn-verhalen: het verbergen in planten, in stro en in huis; in die verhalen is de relatie tussen eekhoorn en dood er één van aanverwant-schap: eekhoorn is de schoonzoon van de dood. Wat in die

rhena heca, 'verhalen van vanouds', zoals de Kapsiki deze

volksverhalen noemen, ontbreekt zijn de onderlinge relatie tussen die verhalen, een etiologische boodschap en een ritu-ele component.

Religieus-antropologische context

(3)

is de menselijke aard van alle zaken, van de dieren, de bomen, de monsters (zie de bijdrage van Jan de Wolf) en ook van de dood. In de verhalen Van de-Kapsiki staat de grond-eekhoorn centraal, een voor Westerlingen uiterst aaibaar diertje dat echter in Afrika bekend staat om zijn onverwachte en venijnige beet. Die eekhoorn is uiteraard de zwakke broeder in de verhalen, zoals Broer Konijn of de spin Ananse dat in andere delen van Wesl-Afrika en in Suriname zijn, maar wie zich met hem meet krijgt het meestal erg moeilijk. En dat zijn niet de eersten de besten: de panter en de hyena, en in enkele gevallen ook de dood. Binnen het enorme cor-pus van eekhoornverhalen handelt een klein dozijn over de exploten van meke, de eekhoorn, (tevens het woord voor de tang van de smid) met de dood (Mfc). En in al de gevallen moet de dood hel bezuren: hij (de dood is een éénbenig mensachtig wezen) wordt verbrand, gevierendeeld, de ar-men gebroken (daar heeft hij er wel twee van) of krijgt een gloeiende stang in zijn anus. Uiteraard sterft de dood nooit ~ dat gebeurt trouwens met geen van de dierfiguren uit de verhalen maar hij is blij aan de kennelijk onsterfelijke -eekhoorn te kunnen ontsnappen.

Naast deze rhcna heca, 'verhalen van vanouds', zoals de Kapsiki deze volksverhalen noemen, is er een corpus van vei halen met een duidelijker mythisch karakter, rhena ta

Hwempella, liet verhaal van Hwempetla, de 'culture hero' van

de Kapsiki. Dit coipus vertoont een coherent karakter, han-delt over een duidelijk omschreven fase uit de vroege ge-schiedenis van de dorpen, en loopt van wieg tot graf van deze stichtersheld. Kenmerkend voor het mythische karakter is de duidelijke relatie met ritueel: zowel het regenritueel als de begrafenis - een centraal ritueel complex voor de Kapsiki -zijn gekoppeld aan dit verhaal. De Kapsiki beschouwen dit verhalencomplex als hun geschiedenis, en houden zo de bin-ding met de stichting van het dorp levend, door deze 'ma-chine à comprimer le temps' in de woorden van Lévi-Strauss. De vooi geschiedenis van het dorp maakt deel uit van hel verhaal, want de held doorbrak juist de afhankelijkheids-relatie met andere dorpen waar zijn voorouders in verzeild geraakt waren. De vioegste mythische geschiedenis van hel dorp is er dus één waar de wereld al bestaat, bevolkt door

mensen als wij (ongeveer): in wezen een migratiegeschie-denis, zoals zo vaak in Afrika. Ons dorp begon met een ver-huizing! In het Noorden van Kameroen is die primordiale migratie niet eens erg spectaculair: men komt uit dezelfde Mandara bergen waar men nu nog woont, of uit de omring-ende vlakte. Historisch is dat redelijk plausibel, maar verder dan een 100 Ion reikt de migratie niet. Het is het verhaal van een kleine wereld, waar kleine groepen mensen op zoek waren naar schaarse veilige plekken waar het goed toeven was, en het dorp-in-wording bestaat in wezen uit één familie. De Kapsiki/Higi vormen een groep van ongeveer 250.000 die aan weerszijden van de grens tussen Noord Kameroen en Noord Oost Nigeria in de Mandara bergen woont. Dit oud-vulkanische gebergte vormt de scheiding tussen beide landen, en is vanouds een toevluchtsoord van landbouwen-de groepen tegen landbouwen-de slavenjachten van Moslim jihadists uit Nigeria, Kameroen en Tsjaad. Het kleine, maar woeste gebergte is historisch omringd door vroegere Moslim-emiraten (Adamawa, Madagali, Bornu, Baghuirmi, Wandala) die de Kirdi (heidenen, verzamelnaam voor alle berggroe-pen, waaronder de Kapsiki/Higi) eeuwenlang als een slaven-reservoir hebben beschouwd. In Nigeria wordt men Higi genoemd, in Kameroen Kapsiki, maar de koloniale scheids-lijn die nu tot internationale grens is geworden, betekent voor de betrokkenen betrekkelijk weinig.

Mede doordat zij aan de verkeerde kant van de slaven-jachten zaten, hebben de Kapsiki/Higi zich altijd verzet tegen islamisering. De kolonisatie van dil gebied is vrij laat ge-weest; pas in 1912 kwamen de eerste Europeanen in de ber-gen (Duitsers), en pas na 1950 is het gebied definitief gepaci-ficeerd: geen slavenjachten meer, en geen onderlinge oor-logen rneer tussen de dorpen. Missie en Zending kwamen pas vlak voor de onafhankelijkheid (1960 in hel gebied en heden ten dage bestaan Islam, Christendom en de traditio-nele Kapsiki religie naast elkaar.

Tekst

(4)

Mogodé beschouwd als de beste kenner van hel relaas; op enkele punten is het aangevuld vanuit andere varianten en veisjrs van andere mfoimanten, overigens in overleg met en met instemming van Teii Puwe. Hel verhaal is in het Kapsiki veileld, en dooi mij vertaald. Hier is weergegeven een frag-ment uit hel hole Hwempetla verhaal, en wel dat deel dat met de dood van doen heeft, in de versie die behoort bij het dorp Mogotlc, cle centrale plek van mijn onderzoek. Andere dor-pen hebben hun eigen versie, die soms, zoals in het geval van het doip Kortdn met /ijn 'culture hcro' Nikukud, een stiuctu-iclc tegenhanger van hel Hwempetla verhaal is. In alle geval-len vet wijst hel begrafcnisiitueel het duidelijkst naar de mvthe

Hol lijk, geheel getooid, is klaar vooi zijn 'vlucht' op de schou-dpis van de smid, conform de mylhe

(Folo Dr W F.A. van Beek)

VERHAAL

De dood is altijd met ons geweest, maar wij waren bijna in staat haar te verslaan. Toen de eersten uit Goudoul kwamen, via Sirak, toen stierven we nog als vliegen. De eersten die zich vestigden, werden bedrogen door mensen. Want wij kwamen met velen. Er kwam iemand aan, en die zei: "Als je iets roods ziet komen uit de richting van Nzambe, dan moet je de grot ingaan (Nzambe is een berg aan de Oostkant van het Kapsiki-gebied)". Wij keken uil, en ja hoor, in de vroege ochtend, zagen wij het. Die man had gelijk: het werd rood bij Nzambe, een soort vuur. "Dat is waar die man ons voor heeft gewaarschuwd", zei men en allen gingen de grot in. Toen kwam de man die hen had bedrogen; hij kende de grot goed Hij kwam met een heleboel stro, stopte die in de grotope-ning, stak de brand er in, en wakkerde hel aan. Een zekeie Ngwedu, die samen met zijn volle zuster binnen was, sneed een leren zak open, en deed die bij zijn zuster en zichzelf over het hoofd, zodat zij geen last hadden van de rook. Ook om hun hals bond hij een huid. Zij zweetten erg, maar kwamen niet om. Zo heeft God hen behoed, want terwijl alle anderen dood waren, bleven alleen zij tweeën in leven.

Na twee dagen gingen ze de grot uit over de as. Op een grote platte steen keken zij rond: niemand te zien. "Zuster, laten wij die berg op gaan, wij gaan naar niemand toe, wij gaan gewoon op die berg wonen." Zich een weg kappend door de distels gingen ze de berg op die nu Rnungwedu wordt genoemd.

Ngwedu zei tegen zijn zuster: "Jij bent mijn vrouw, er is niemand anders, en ik laatje niet gaan." Zij werd zwanger en beviel van een jongen, Teri Dingu. Deze nu was de vader van Hwempetla, degene die het dorp is begonnen. En het is deze Hwempetla, die gepoogd heeft ons tegen de dood te bescher-men

(5)

met haar geslapen. Zij baarde haar zoon toen de andere vrouwen de gierst aan het dorsen waren; men joeg haar het veld in om gierst te halen, en daar baarde zij. Niemand hielp haar, al was ze net bevallen. Zij gaf het kind wat water, maar had geen doek om het in te dragen. Zij ging zitten huilen: "Waarom slaat shala geen acht op mij? De gierst is te zwaar om te dragen". Haar baby, Hwempetla, zei tegen haar: "Zet de mand op je hoofd, hij is heel licht, huil maar niet". De vrouw zette de mand op haar hoofd: hij was heel licht, en ze kon haai kind met haar handen vasthouden.

Even verderop zag zij een antiloop staan, en zij vroeg: "Wie kan die voor mij villen zonder aan het vlees te komen?" Haar zoon zei haar: "Kijk hem schuin uil de ooghoek aan, dan sterft het dier en kan je het villen." Zij deed dat en het dier viel neer. "Hoe kan ik die meenemen?" "Leg hem op je hoofd, hij zal heel licht zijn". Dat deed ze en ze gingen naar huis. Sindsdien nam de vrouw steeds wild mee naar huis, en zo ging haar man veel van haar houden.

Later in zijn leven steelt Hwempetla de koeien van buurdorp Gouria, en slaagt er in tijdens de oorlog die daarop volgt, Gouda Ie verslaan en vanaf dat moment is hij hoofdman van Mogode, en een groot hoofdman ook: hij verwekt de voorouders van zeven clans van Mogode. Maar ook aan het leven van een groot hoofdman komt een eind.

"Ik heb jullie vrij gemaakt van onze vijanden/' zei Hwem-petla, "ik zal zien jullie ook van de dood te bevrijden. Als ik mij tot het uiterste inspan, moet dat lukken." Hij werd oud en ziek, en moest sterven. Hij dacht: "Met mijn krachten ben ik d<j dood te snel af." Hij pakte de huid van zijn stier, en

vloog door de lucht. De dood joeg hem achterna, steeds sneller, en haalde hem in. Hwempetla probeerde de dood van zich af te schudden door dwars door de berg Rhwemetla te vliegen, maar de dood volgde hem. De gaten in de berg zijn nog steeds te zien, en elk jaar zingen de meisjes die gaan trouwen van Hwempetla.

Toen ging hij zich verschuilen: als hij niet kon vluchten dan kon hij zich toch wel verbergen. Hij zocht op de berg dichte doornstruiken, en verborg zich daar. Maar de dood

vond hem toch. Hij verborg zich in een termietenheuvel, maar daar staken zijn haren uit, en de dood vond hem. Hij verborg zich in een holle baobab, maar ook daar wist de dood hem te vinden. Toen begroef hij zich in de steel van de zuring; heel klein maakte hij zich. Vier dagen en nachlen zocht de dood hem overal, in het stro, in de waterplas, in de put, maar nergens was hij. Toen eindelijk zag Dood een teen uit de zuring steken, want de stengel was te klein. Zo moest Hwempetla zich gewonnen geven: "Als de zuring groter was geweest had ik Dood kunnen verslaan", zei hij. "Jullie hoeven het niet te proberen, maar voor een waardige dood doen jullie nel als ik straks zal doen. Wikkel mij in de huid van mijn stier; tijdens de dans moet de smid mij dragen op de schouders, en mijn vrouw moet dan de staart vast houden. Wanneer je een zoevend geluid hoort, ben ik weg. Kom dan naar een plek in de bush waar veel vliegen zijn, boven twee galen in de grond. Maak daar cle tombe voor mijn vrouw en mij". En zo gebeurde het. Tijdens de dans vloog Hwempetla van de schouders van de smid af, zijn vrouw meeslepend met de staart. De mensen gingen zoeken in de bush en vonden de gaten in de grond. Zij dekten die af met een grafheuvel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nieuwe productielijn: Lijn B waarbij de setjes vanaf het inlijmen van de vulpijp op trays liggen en op verschillende lopende banden langs alle stations gevoerd worden,

Acht leden moeten dokter in de geneeskunde zijn, van wie er minstens vier hoogleraar zijn aan een

Deze warme lucht stijgt op en koelt af (omdat het boven veel koeler is dan op de

Het stijgt omhoog naar de glazen plaat, koelt daar weer af en wordt meteen weer vloeibaar. Dit resulteert in kleine druppels die als regen terugvallen in

Volgens alvleesklierspecialist Casper van Eijck zijn de mensen die dankbaar zijn voor wat ze in hun leven hebben gedaan eerder in staat om de dood te accepteren en te berusten op

W ANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat Erasmus in onze geschiedenis weliswaar een grote rol gespeeld heeft, maar dat zijn werk tegenwoordig bij de meerderheid van

Om elke schijn van belangenverstrengeling door mijn rol als ondernemer en als raadslid te voorkomen heb ik in overleg met mijn fractie besloten om de raadszaal te verlaten wanneer

God heeft het zo gewild dat wij zouden geloven, in de eerste plaats in de Heer Jezus Christus Die ons verlost heeft op het kruis, zonder dat we Hem met onze vleselijke zintuigen op