• No results found

WANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "WANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ERASMUS, DE OPSTANDIGE? *

DOOR DR. V. W. D . SCHENK

W

ANNEER wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat Erasmus in onze geschiedenis weliswaar een grote rol gespeeld heeft, maar dat zijn werk tegenwoordig bij de meerderheid van zijn landgenoten vrijwel geheel onbekend is geworden. Wat nog erger is, de kleine groep die de ontwikkeling van onze cultuur bepaalt, vindt in hem geen inspiratie. Terecht, want zijn meningen over de grote levensproblemen, over de dood, de sexualiteit, de angst, de functie van het wetenschappelijk den- ken zeggen ons zeer weinig meer. Daarenboven het traditionele beeld waarop zijn roem berust, dat van de vrijzinnige, verdraag- zame, opstandige Erasmus is door veel schrijvers der laatste decennia afgebroken. In de plaats daarvan hebben zij ons op een gehoorzame, orthodoxe, haast middeleeuwse, vroom-godsdienstige Erasmus gewezen, een beeld dat de meeste van ons weinig of niets meer zegt. Dit geldt zeker voor het onkerkelijke, ongodsdienstige deel van ons volk.

Op zoek naar een stukje Erasmus waar ik warm voor kan lopen, kwam ik op het verhaal, de improvisatie die Erasmus in 1499 bij Colet hield over de schuld van Cain. Erasmus fantaseerde over de reden waarom God het offer van Cain niet aanvaardde.

Cain, aldus Erasmus, was een ijverig, ook een begerig man. Van zijn ouders had hij verhalen gehoord over de tuin van het Paradijs waar gewassen groeiden met dikke aren, rijk beladen met korrels, hoog als populieren. Dit verhaal bleef hem bij als hij moeizaam zijn akker bewerkte, die maar schamele vrucht opbracht. Hij be- sloot het koren uit het Paradijs te verkrijgen. Hij ging naar de in- gang, waar een engel op wacht stond. Deze probeerde hij met list over te halen hem iets van dat vruchtbare koren te geven. Kom, zei hij, denk toch niet dat God zich van dat koren iets aantrekt. Hij heeft alleen maar gezegd, dat ze niet van de appels mochten eten, daarover was hij boos. Verder, geloof niet dat God het waardeert, datje als een dienstklopper je werk doet. Die overdreven ijver van jou, het is maar de vraag of God daarop zo gesteld is; misschien

*) Rede, uitgesproken tijdens openingsbijeenkomst Erasmus-her- denking in de Grote- of St. Laurenskerk op 12 april 1969.

(2)

stelt hij slimme ijver wel hoger dan luie domheid, misschien wil hij best eens een keer voor de gek gehouden worden. Overigens, heb jij eigenlijk wel plezier in je baantje? Van een engel heeft hij een soort marechaussee van je gemaakt, je vast geklonken op één plaats. Jij mist zowel de hemel als de aarde, terwijl wij tenminste op aarde vrij rond kunnen zwerven. En mocht je het nog niet weten, ons land heeft ook dingen waarmee wij ons kunnen troosten.

Groene bossen, watervallen, beekjes, rivieren, hoge bergen, scha- duwrijke dalen en rijke zeeën. In het diepst van de aarde schuilen ongetwijfeld rijke schatten: die zal ik proberen op te zoeken en naar boven te brengen. Als het mij niet lukt dan zal het mijn na- geslacht lukken... er groeit hier zoveel dat wij jullie paradijs best kunnen missen. Alleen, we zouden niet sterfelijk moeten zijn, want ziekten brengen ons leven in gevaar! Maar ook daarvoor zal de menselijke ijver middelen weten te vinden. Ik zie kruiden, waarvan wonderbare kracht uitgaat. Waarom zouden wij er geen vinden waardoor wij onsterfelijk worden? Er is niets dat niet met vast- houdendheid en ijver veroverd kan worden. Wij hebben in plaats van de hemel de wijde wereld gekozen, terwijl jij van beide uitge- sloten bent: jij geniet niet van de hemel en jij geniet niet van de aarde en staat daar maar, vastgenageld aan de poort te zwaaien met je zwaard, alsof je met de winden aan het vechten bent. Kom man, wees wijzer; door jezelf te helpen, help je ons ook. Geef ons wat je zonder bezwaar voor jezelf af kunt geven en aanvaard wat wij op onze beurt met jou zullen delen. Arm als je bent, wees soli- dair met ons armen, verbannen man met ons verbannenen. En zo bepleitte de slechte kerel zijn slechte zaak als een voortreffelijk pleiter. Het handjevol zaad dat hij in het geheim kreeg, zaaide hij uit en het bracht rente op, die weer in de grond gestopt werd, enz.

enz.

Toen dit aan het licht kwam, werd God zeer boos. 'Als ik het goed zie', zei hij, 'heeft deze dief plezier in zwoegen en zweten, welaan daar zal ik hem bij helpen'. Hij had het nog niet gezegd of er daalde in gesloten gelederen een leger ongedierte op het gewas, af, mieren, torren, kikkers, rupsen, muizen, spinnen, wilde zwijnen en al die vogels die het koren op het land vernielen. Zij allen vraten het land kaal: geen volle aar, geen groene halm, niets bleef er over.

Er kwamen hagelbuien en stormen bij, eikenbomen braken als strohalmen. De engelportier werd mens gemaakt. Toen Cain pro-

(3)

beerde Gods gunst door zijn offer af te smeken, steeg de rook niet op en hij begreep de toorn Gods en wanhoopte.

Dit verhaal is één van de meest spontane producten van Eras- mus' scheppend vermogen. Het leert ons zeer veel over Erasmus' gevoelsleven en karakter. Het toont ons Erasmus in de kracht van zijn jaren, enthousiast, artistiek geïnspireerd, stoutmoedig. De schier onoverbrugbare tegenstelling tussen het klassieke en het christelijke denken weet hij in deze improvisatie, als een dichter op te heffen. De bijbelse Prometheus laat ons zien welk stuk Italiaans humanisme er in hem werkzaam was. Cain rooft het vruchtbare koren uit de hemel, Prometheus het vuur verborgen in een holle stengel, in beide gevallen een vruchtbaarheidssymbool, in beide gevallen met list tegen het verbod van de vader geroofd. Beiden worden gestraft: Cain's daad maakt de aarde tot een woestijn, hemzelf tot een moordenaar, Prometheus wordt aan de rotsen vastgeklonken.

Men kan moeilijk aan de indruk ontkomen, dat Erasmus zich met de man, die hij zo gloedvol tekende vereenzelvigde. Had hij het zelf niet geschreven, dat men Prometheus moet volgen? De jonge Erasmus, die uit het barbaarse Holland kwam, had iets van een hemelbestormer, van een man die het voor de mens opneemt.

Het risico dat hij hiermee nam, stond hem vaag voor ogen, zoals Prometheus wist welk lot hem wachtte en niettemin doorzette.

Erasmus koos Cain: de man, die jammerlijk als moordenaar in de mensheidgeschiedenis zal blijven leven.

In onze tijd schuift men de Erasmus van de Lof der Zotheid op- zij, ofschoon het grootste deel van de roem, die hij zich verworven heeft juist op de Lof gebaseerd is. De Lof, zo zegt men, was maar een beuzeling, een grap. Zo zal men zeker de Cain-fantasie baga- telliseren en zeggen dat het maar een lichtvoetig grapje was. Filo- sofen bouwen hun systemen niet graag op grapjes. Is dat juist?

Mag men de humor als levensvorm zo maar uitschakelen? Mogen wij Socrates tot een zure norskijker degraderen? Wie deze kant uit het leven van Erasmus licht, amputeert hem, castreert hem. Zo wordt de jeugdige Erasmus een alleen maar eerzuchtige streber, de rijpe Erasmus wordt een brave halfzachte idealist, de oude Eras- mus een zielige en gebroken man. In ieder geval een man, die ons weinig meer te zeggen heeft. Humor wordt uit de kortsluitingen

(4)

geboren wanneer de mens onder grote spanningen leeft. Dat wil zeggen wanneer er strijd naar buiten, maar ook naar binnen is.

Wanneer de mens door tegenstrijdige gevoelens beheerst wordt.

Humor is de vijand van rechtlijnigheid, zekerheid, van definitieve waarheden. Hiermee bevrijdt de mens zich van de onderdrukking, maar dit heeft als onontkoombare bijwerking dat zwaarwichtige stelsels ondermijnd en tyrannieke machten ontkracht kunnen worden.

Wanneer Erasmus spot in de Lof, in de Samenspraken, in zijn Brieven, maar ook in het tegen paus Julius gerichte pamflet, vol bijtende kritiek, dan hebben wij met Erasmus te maken ten voeten uit en wanneer hij dit geschrift verloochent, mogen wij veronder- stellen, dat deze grap hem ernst geworden was en dat Prometheus wel eens in de moordenaar Cain zou kunnen veranderen, ja, dat hij een geketende Prometheus in zichzelf verborg. Er is niets zo onjuist als te veronderstellen dat Erasmus een man uit één stuk was. Is onze kijk op de mens trouwens wel zo dat wij vertrouwen hebben in die rechtlijnige mensen, die zo helemaal geïntegreerd zijn, wier leven als een lagere schoolsom met een rond getal uit- komt : rest nul? Of is juist dit beeld van de heel menselijke man, die zich zo nu en dan flink vergaloppeert, tegenspreekt, die vergeet wat hij vroeger gezegd heeft, niet liever? Geen starre facade, maar een onberekenbaar mens, zo geïnteresseerd in de mensen om zich heen, dat hij niet tot een stelselmatig denken kon of wilde komen.

Er is nog iets anders. De Cain-fantasie heeft iets visionairs. Wij zien de man, die de wereld verovert, die de aarde en de zeeën ont- sluit om hun schatten aan het licht te brengen, de mens die genees- middelen ontdekt om de dood een halt toe te roepen (wie denkt niet aan transplantaties, aan reanimatie?). Wij zien Prometheische almachtsdromen door machten bedreigd worden, die de aarde even onbewoonbaar maken als wij het doen met onze stinkende industrie en met alle nevenproducten van onze Prometheusdromen.

Het was maar een grap, jawel, maar dacht U dat in die jaren toen Amerika ontdekt, de feodale tijd afgesloten, buskruit, boek- drukkunst uitgevonden werden, denkt U dat in die tijd toen de Kerk haar vanzelfsprekendheid verloor, de humanist die zo be- trokken was bij de tijd geen hartkloppingen had, niet duizelig werd wanneer hij dacht aan zijn macht, aan de radicale veranderingen, aan het afscheid van het oude vertrouwde tijdsbeeld?

(5)

Dat velen Erasmus als een oppervlakkig, al te voorzichtig mens zien, is dat zij de angsten, die ook hem bewogen, niet kunnen ont- dekken. Ik geloof, dat deze in het Cain's verhaal te vinden zijn:

achtergrond van zijn spot. Dit is de toegangspoort tot zijn hart, dat beklemd maar dapper bleef streven zichzelf te zijn en zichzelf te worden. Zo alleen kunnen wij ontkomen aan de verleiding hem te zien als een omzichtige verdediger van de gevestigde orde of als een door heimwee naar de oude tijd bezielde boekenwurm. Meer dan zijn bewogen belangstelling voor de medemens, meer dan zijn heftig protest tegen de waanzin van oorlog - ofschoon deze beide de moeite meer dan waard waren - treft mij via zijn humor een op- standig mens, die hoe menselijk angstig ook door zijn koppig vol- gehouden relativerende humor starre stelsels aan het wankelen bracht.

(6)

BLADVULLING

TEGEN LUCHTVERONTREINIGING ANNO 1776

en Jte^ee/Yfers dezer j/ac// .Rof/ercfam,

Geeven reverentelijk te kennen, de ondergeteekenden alle Eige- naers van Huijzen, Tuij'nen en Erven, staende en geleegen aan de Korte Kaede, onder den Ambagte van Kralingen, dat door Job van Swanenburg, Mr. Lijstemaker wonende alhier ter Steede, Eigenaer van zeekere grondt, gelegen aan de voorsz. Kaede, wordt gestelt zeeker gebouw, 't welk hij voorneemens is te approprieeren tot een loodtaschbranderij.

Dat voornoemde Job van Swanenburg ontrent zijn bovenge- melde voorneemen ondervraegt, en aan denzelven onder 't oog gebragt zijnde het nadeel en ongemak, welke henlieden Supplian- ten zoude worden aangedaen, en het gevaer aan welke henlieder Huijzen en Panden zoude worden blootgestelt, zo door onlijdelijke Stank, als door het sterke vuur, zonder welke dergelijke traficq niet kan worden geexerceert, zijlieden Supplianten tevergeefs heb- ben getracht denzelven van zijn voorsz. onderneeming te dissua- deeren.

Dat egter het nadeel en gevaer welk voor henlieden Supplianten uit de Exercitie van de voorsz. Loodaschbranderij noodzakelijk zoude resulteeren zo wezentlijk is, dat henlieder Huijzen, Tuijnen en Fabrijken, in de nabuurschap van de voorsz. voorgenoome Loodaschbranderij gelegen, door de exercitie van dien, merkelijk in waerde zouden worden vermindert, vermits de rook door het branden van den voorsz. asch veroorzaekt, zodanige stank ver- wekt, en de lucht zozeer infecteert, dat de buurt van dergelijke trafijcq genoegzaem onbewoonbaer wordt; En dat het gevaer aan welk de naburige gebouwen door het geweldig en geduurig stoo- ken van zodanige trafijcq worden blootgesteld, maer al te klaer is gebleeken, door de fataele uitwerksels van de Loodaschbranderij, waerdoor in den laetstleden Jaere in de buurt van Terbregge eene zo heevige en vernielende brand is veroorzaekt.

Dat op diezelve grondt van voornoemden Job van Swanenburg

(7)

in de Jaere 1757 aangelegt zijnde een Lijmkokerij, die trafijcq op de welgefundeerde klagten van de gebuuren, in den Jaere 1763 door ordre van UEd.® Groot Achtb.® is gedemolieert en geamoveert.

Dat zijlieden Supplianten vermeenende met meerder recht te mogen ins(is)teeren op de Weering van de bovengemelde Loot- aschbranderij, zig genoodzaekt vinden hun toevlugt te neemen tot UEd.® Groot Achtb.® in consideratie neemende het important na- deel welk henlieden Supplianten zoude worden toegebracht, en het eminent gevaer aan welk hunne panden zouden worden bloot- gestelt door de Exercitie van de voorsz. voorgenoome Loodasch- branderij, UEd.® Groot Achtb.® henlieden Supplianten daer van gelieven te bevrijden, en ten einde de nodige ordres te stellen, waerdoor het Loodaschbranden op de voorsz. grondt van voor- noemden Job van Zwanenburg worde geweert; en het zelve aan hem geinterdiceerd, te verleenen appointement.

't Welk doende etc.

w.g. Abraham van Rijkevorsel, Anthonij Theijs, Thomas Lombe, Dirk Buijs, Catrin Keiler, Neeltje Arense Tas wed. Emmerzeel, de Weduw van Leendert Herst, Jan van den Hoek,

Pieter van Lien, Arentje van Lien, Krijn van der Lek.

VÖ/Z /re/ arc/we/ van oe /*m6ac/*/s/ierert va/i ifira/i/z^e/r nr. 775, G./f.tfJ

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Amerikaanse schrijver/columnist David Brooks beschrijft in zijn boek De Tweede Berg [2] hoe we ons als mens van de ik-cultuur te veel richten op succes, prestaties, aanzien, op

De vraag van het begin – ‘wat moeten wij doen?’ – vat ik in dit artikel op als het in- nerlijke moeten dat patiënten en hun naas- ten kunnen ervaren in een grenssituatie,

En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus,

vastgesteld of er sprake is van rechtvaardigheid bij het aanwijzen van locaties en toe- en afwijzingen van vergunningen en kan vervolgens worden gekeken welke factoren hieraan

Wij zijn niet onder de wet, maar onder de genade en deze komt er door in Christus te zijn, door het nieuwe verbond, niet door het oude verbond.. 2 Korinthiërs 3:6-7 “Hij heeft

Daar- om kunnen we zeker zijn dat zij die het meest van Hem kennen, niet de mensen zijn die de waarheid over Hem bespreken en daarbij hun opponenten tot schaamte brengen, maar wel

Wel spoort de Schrift ons aan vrijgevig te zijn (zie o.a. 2 Ko 8), maar God legt ons geen gebod op en zeker niet het gebod om tienden te geven, zoals de Joden werd voor- geschreven

Dat geldt niet alleen voor de stem van Nederlandse kinderen, maar ook voor gevluchte kinderen die hun stem zijn kwijtgeraakt toen ze thuis de deur achter zich dichtsloegen, op weg