• No results found

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht. "

Copied!
142
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze tUm is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelij k aan te vragen.

This film is supplied hy the KlTL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first ohtaining the permission of the KlTLV which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material ftlmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also he required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should he made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MICROVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 0264

(2)
(3)

1111111 ~lll l mll~~mi

00122471

l]IIUlr~1111111111 111

)

l

J,

t.

".

(4)

N

J

A I SAR I N A.

(5)

NJ F\I Sf\RINF\

ROMf\N

DOOR

s. FRflNKE

SCHELTENS & GILTAY - AMSTERDAM

[; 44~

(6)

NJI\I SI\RINI\

ROMf\N

DOOR

s. FRf\NKE

SCHELTENS & OILTAY - AMSTERDAM

V~4~

(7)

De grote weg slingert door het golvende land.

Rechts verheft zich de bergrug met zijn kale, uit- piekende kegels en links ebben de sawah's weg naar de horizon, waar de Zuider-oceaan is.

Langs de weg ratelen autobussen.

Die zitten volgepropt met mensen van allerlei slag.

Koopvrouwen, die naar de pasar gaan met hun waar, en Chinezen, die de desa's afreizen met hun handel;

Arabieren, die geldzaken af te wikkelen hebben en trotse Maleiers, die zelfbewust de schaarse haren van hun snor opstrijken. Ook een enkele Europeaan

rijdt soms mee.

Moderne auto's suizen geruisloos over het goed onderhouden wegdek, sterk gehinderd soms door wagens, getrokken door logge karbauwen, die nog altijd volgens het oude recept zich voortbewegen:

"kom ik er vandaag niet, dan toch morgen wel. De dag is nog lang, en de lucht zit vol dagen."

De voerman loopt er naast en huldigt hetzelfde principe.

Vanuit zijn wereld kijkt hij neer op het jachtige gedoe langs de nieuwe weg en gromt, diep in de keel, donkere, onverstaanbare woorden.

De karbauwen schijnen hem te begrijpen. Ze flap- pen met hun oren en krullen de bovenlip om. Even draaien ze de enorme kop naar hun meester. De horens pieken dreigend ter weerszijden uit, en hun 5

(8)

logge poten. best.ampen de pas sedert kort aange- .Iegde. weg, die feltehJk voor grobogans 1) niet aange- legd IS.

De weg ·s.lingert trots door het schone land, een.

stuk dynamiek tussen het statische van eeuwen

~aar ver naar link.s, halverwege de zacht glooie·nde

h~lhng van de vallei, droomt desa Biroe in de tro- pische zon. yerscholen in zijn kraag van bamboe en klappers dUikt de. kampong onder in deze gloed van verzengende hitte en fel schitterend licht. De lucht er ~oven en er omheen trilt, en het is of de droom,. die. er ~e~ert onheuglijke tijden gedroomd werd, m die tn!hn~~n omhoog stijgt, om de bron te zoeken waaruit hiJ geboren is.

Het -:n0derne I~ven langs de nieuwe weg kan aan desa Blroe nog met rake~, maar gaat er aan voorbij.

Slechts .een smal weggetje takt af van zijn schonen, volgroeiden broeder, om op enige afstand een paadje te worden, waarlangs men slechts achter elkaar kan gaan.

De mensen uit desa Biroe hebben aan dat paadje genoeg.

Daarlangs gaat Pa Kromo 's morgens, als de zon boven ~e rand van de wereld uitkijkt, naar zijn sawah, de patjoel over de schouder en de breedgerande ataphoed diep in de ogen.

Van ~erre .w~et hij het verkeer op de grote weg,

maa~ zIJn bhk IS naar binnen gericht.

HIJ de~kt aan de bib~~, die sedert enige dagen uit- geplant IS en nu m~t .zlJn tere, groene spruitjes, juist boven he~ ,water Ulttlpt; een tovertapijt uit de dui- zend en een nacht.

1) Vrachtwagens van de oude stempel.

Daarlangs gaat ook het desahoofd, ~ie zijn twee buffels voor zich uitdrijft, en hoewel hiJ andere zor- gen heeft dan Pa Kromo, heeft toch ook hij genoeg aan de smalle galangans,t) die door de .. rij~tvel~en.

slingeren en blijft de grote weg met zIJn Jachtige drukte

h~m

vreemd als iets uit een andere wereld.

Soms ook komt d~ kleine Sarina het paadje af en zoekt haar weg naar de waringin, die even buiten de desa staat.

De mensen, die haar zien ~aan, glimlachen even, en in hun ogen komt een mtlde glans.

Het is Sarina," zeggen ze, "van het desahoofd.

Z~' gaat naar de waringin. Zeker verlangt haar hart te weten of Sonoto haar we·rkelijk liefheeft. Zie, ze is schoon geworden, en we moeten haar . niet langer de kleine Sarina noemen, want reeds IS ze zo groot als haar moeder. Haar borsten zijn als aankomende vruchten en haar ogen als bloemen.

Haar adem geurt als de melati in de vroege morgen en haar huid glanst als een schoon geregend blad.

Ze is licht als een veer, want haar hart denkt aan Sonoto, die haar tot vrouW zal krijgen, zodra de padi rijp is."

Het gebeurt, dat Ma Sendoro, die aan de ingang van het dorp haar waroeng heeft, haar even aan- roept met haar zangerige stem, om te vragen naar wat ze wel weet.

d . . M"')"

Ja" knikt Sarina dan, "naar e warmgm "'J.

e~' v~rvolgt haar weg langs het glibberige dijkje.

Haar blote voeten drukken de klei en prenten de afdruk van haar welgevormde tenen daar natuurge- trouw in af. Ze haalt haar borst vol lucht, die geurig

1) Dijkjes.

7

(9)

is van kruiden en bloemen, en in haar ogen, die donker glanzen, leeft de droom die boven desa Biroe trilt in de hete lucht. '

Langs de nieuwe, grote weg, dendert het moderne verkee.r, maar het gaat langs de kleine Sarina die dikwijls een bezoek brengt aan de heilige

wari~gin

heen. '

En ook Sonoto raakt het niet, hoewel hij soms met de anderen meegaat naar de stad, waar de pasar is en veel mensen komen en gaan.

. "Wanneer de pad i gesneden is," neuriet hij zacht-

]~, en ~et desahoofd, dat voor hem loopt, vervolgt zIJn onuitgesproken gedachte in zijn neuzelend Ja-

~~ans, "z~l Sari na je vrouw worden, Sonoto. Het is tijd, dat Je een huis bouwt, mijn jongen."

• • •

Ma Soeto is oud geworden, zó oud, dat ze niet meer kan zeggen, hoeveel manen het geleden is dat men haar man in een matje rolde om hem na;r de begraafplaats te brengen, die aan de oostzij van de desa is.

Soms verlaat ze haar hut, die onder de bamboehaag

ve~schole~ ligt en gaat het pad. op naar het kleine,.

rUIge bOSJe, waar men de matjes heendraagt maar ze kan de gang er heen bijna niet meer

make~

van- wege haar zieke been.

Het desahoofd heeft haar aangeraden in de bus te stappen en naar de stad te gaan, waar de blanke zuster haar helpen kan, maar ze heeft haar oude hoofd geschud. Liever legt ze natte klei op de won- den en plakt daar een vers blad overheen en vraagt

de doekoen, of die er haar rapals over wil uitspreken.

Het zal je helpen, Ma," zegt de doekoen, en p~~velt haar toverspreuk over het monsterachtig ge- zwollen been. "De blanke zuster weet van onze kwalen niet af. Het kwaad is uit de sawah gekomen, waar je in je jonge jaren tot aan je knieën toe in stond om de jonge bibit te planten; het moet weer tot de sawah terugkeren. Zie, ik heb aarde uit het rijstveld meegebracht, dezel~.~e aarde, die. je v~d~r ploegde in de dagen, toen JIJ nog een klem meisJe was weet je nog, Ma Soeto?"

Ma Soeto murmelt dat ze het nog heel goed weet.

De wereld was mooier toen dan nu, en de wind in de bamboe zong een ander lied dan heden ten .dage om haar huisje ruist. Haar uitgedoofde ogen bhkken even op naar de doekoen, die voortgaat met haar toverspreuken, en ze mompelt: "terug naar de sa- wah waar ik de bibit plantte."

H~t is niet alleen Ma Soeto, die met haar been sukkelt, maar er zijn veel mensen, die aan dezelfde kwaal lijden, en dus heeft de doekoen het zeer druk.

Wanneer de mensen slapen is zij bezig in haar duistere hut en brouwt haar obatjes. 1) Ze zwerft bij nacht en ontij door het veld om te zoeken naar de toverkl'uiden, die slechts gevonden willen worden wanneer het Zuiderkruis aan de hemel fonkelt en alleen dan mogen worden geplukt als de nachtdauw op hun bladeren parelt. Bovendien zijn ze slechts geneeskrachtig als de juiste toverspreuk er over uitgesproken wordt, en wie anders dan de doekoen zou die spreuk kennen! Ze heeft hem van haar moe-

1) Drankjes.

9

(10)

der,en die weer van de hare, zo tot in het verre verleden; niemand kan zeggen vanwaar hij eigenlijk gekomen is.

Van Ma Soeto gaat de doekoen naar Ma Widjojo en vandaar naar den ouden Pa Kromodjojo, die ook sukkelen met hun afschuwelijke benen, die van on- der tot boven bepleisterd zijn met klei en beplakt met bladeren.

Ook heeft ze bezoeken af te leggen bij de vrouw van den toekang kajoe 1) en bij die van Kariman, want de ziekte, die bij de een in het been zetelt, klimt bij anderen soms hoger op tot in de krop en zwelt daar uit tot een afzichtelijke kwab, ter grootte van een volgroeide zuurzak.

"Zal ik beter worden?" vraagt de vrouw van den toekang kajoe.

"Drink deze obat, Ma, die zal je helpen."

Het desahoofd sprak van de blanke zuster, doe- koen."

"Dea! hoe zal de blanke zuster ons kunnen hel- pen. Weet zij van de djins, t) die in de waringin hui- zen en kent ze de rapals, 3) die genezing brengen!

Drink van mijn obat, Ma en Allah zal je gezont!

maken."

"Ik zal het drinken, doekoen."

En de krop zwelt.... zwelt ....

Maar een enkele keer komt Sarina het erf van de doekoen opgelopen.

Ze tikt zachtjes tegen de bamboewand, zó be- scheiden, dat slechts de oude vrouw het horen kan.

Haar ogen glanzen en haar borst heft zich onder het badjoe. Schuw kijkt ze om zich heen, want een

1) Timmerman. I) Geesten. ') Toverspreuken.

ander hoeft niet te weten hoe ongerust haar hart is over Sonoto.

Kom binnen Sarina" neuzelt de doekoen.

" ,~ . D . I

In haar ogen twinkelt een sterretJ~. e nmpe s om haar mondhoeken trekken zonderhng. Haar per- kamenten gezicht is «n raadsel.

Wat wil mijn kindje? Waarom komt ze de oude

" ?"

vrouw een bezoek brengen.

Hd meisje hurkt neer op de baleh-baleh 1) en zuc~~.

Het hart van een man is als de was van een bi),

"

mijn kindje."

Zal ik het kunnen kneden, doekoen?"

"Laat me je vingers zien, Sarina."

"Je handen zijn fijn als die van een wajangpop, mijn liefje. Ze zullen het hart van Sonoto kunnen grijpen."

Ook vasthouden, doekoen?"

::Je vingers zijn sterk als de luch~wort~ls van de waringin, mijn hartje; je zult hem misschien kunnen vasthouden."

M · h' d k ?"

" ISSC len, oe oen. . "

Het hart van een man is als een vhnder, miJn

"

zoete."

"Ook dat van Sonot??" , . . . . . Steek een bloem in Je 'gonde ,), miJn hef Je en giet oli~ op je haar; leg bedak 3) op je wangen en de gloed van de vuurberg in)e ogen; wijk ter~~ ~}s hij je roept en ween als hiJ lacht; zeg neen biJ zIJn ja, en zing als hij verdriet heeft, maar kus hem

Z?,

dat het bloed in zijn slapen bonst en als vuur m zijn aderen gloeit."

"Een minnedrank, doekoen!"

1) Rust. en slaapbank. Haarwrong. ') Blanketsel van rijst poeder.

(11)

"Kom overmorgen, mijn liefje, als de maan nieuw is, nu moet ik naar Ma Soeto, die niet meer lopen kan."

• •

Desa Biroe is als een vlek, midden in een reusach- tige, gebarsten spiegel. De scherven blinken in de zon. Het tere groen van· de jonge rijst geeft iets maagdelijks aan het wonderschone landschap.

Temidden van waterblinksel droomt de desa en luistert naar het gemurmel van de honderden minia- tuurwatervalletjes, waardoor het leven van de hogere naar de lager gelegen v,elden vloeit.

Langs de ga!an~ans gaat een enkele tani, 1) lang- zaam en voorzichtig.

Ook hij luistert misschien naar het melodieuze ge- ruizel hier, daar, overal.

WeIJicht hoort hij er een belofte in voor de aan- staande oogst. Ook is het mogelijk, dat hij er de stem van zijn geliefde in verneemt of het argeloze gekeuvel van een klein kind, dat kromme woordjes zegt.

Het water heeft duizend tongen rondom desa Biroe.

Het verhaalt van dingen, die men niet zien kan, maar die er niettemin toch zijn; van zaken, die men voor geld niet kan kopen, maar die toch werkelijk- heden zijn. Onophoudelijk stroomt het aan en be- vrucht de velden, waar het over vloeit en de oerkracht die het in zich besloten heeft met gulle hand

rond~

deelt.

De velden om desa Biroe hebben altijd dorst. Ze

t) Boer.

slurpen het water op en vragen altijd om meer ... Het ruizelt aan, bij straaltjes, bij droppels.~ het slJpelt door de dijkjes, stroomt er over heen hiJ plekken en klatert dan neer van het ene veld op het andere.

Iedere sawah krijgt zijn deel, die van den toekang kaj oe evengoed als het veld van het dorpshoofd.

Het maakt geen verschil tussen hoog .~n laag, arm en rijk, groot en klein, maar vervolgt Zljn leve.~­

gevende weg rondom desa Biroe en murm~lt zlln wonderlijke sproke in de oren van de tam's, die gebogen over hun werk staan.

Dagelijks gaan de mannen de galangans langs om te zien of er niets hapert. .. .

H-et desahoofd geeft zijn orders en aanwljzmgen.

Met de breedgerande ataphoed op het hoofd in- specteert hij de verschillende doorlatingen. Het m.ag niet te snel toevloeien, maar toch zo overvloedig, dat er geen droge plekken kunnen ontstaan .. M~n moet zuinig zijn met het water, ~ant ~~ kah, dle ginds, boven, stroomt, is niet onU1~puttehjk. Het zal in lange tijd niet regenen, en al die maand~.n moet er drinken zijn voor de te velde staa~de .. nJst.

Desa Biroe is één met zijn water en zIJn rijstvelden.

's Avonds als de zon onder de horizon is wegge- zonken en' het koel wordt op de aarde, zitten de mense~ voor hun hut en bespreken de dingen van de dag. Het water vormt een voornaam onderwerp van het gesprek.

Vanwaar komt de kali?" vraagt het desahoofd, m~er tot zichzelf het woord richtend, dan tot de anderen die om hem heen hurken. "Van de plaats waar de bronnen zlJn? an , .." t ~oor dt Sonoto op dezelfde monotone, zangenge WlJS.

13

(12)

S~rina staat op een afstand, bij het rijstblok. Regel- matIg laat ze de stamper in de holte tjif-tjaffen en hoewel ze zeer zedig is, kan ze toch niet verhoeden dat haar ogen die van den jongen Sonoto zoeken:

"Zullen ze vloeien?" vraagt ze, met haar omsluier- de stem.

"Misschien wel, misschien niet," antwoordt haar moeder, die voor een komfoor zit en het houtskool- vuurtje aanwakkert met een soort van wan.

"Allah .is .go~~," besluit het desahoofd; "laat ons hopen, dat ZIJn water over onze velden bUjft

vloeien." -

Rondom de desa ruist het bamboe . . Sari na laat haar stamper rusten.

Het water in de valletjes ruizelt en gonst. Het eeuwige lied van het leven. .

Sonoto is o.pgestaan.

Het meisje volgt hem naar de bamboehaag.

"Waarheen, Sonoto?"

"Kom, Sarina."

Bij de sawah's legt hij zijn arm om haar schouders.

'Ze beeft even, heel licht, en slaat haar donkere

glanzende ogen naar hem op. '

"Wanneer zal het zijn, Sarina?"

"Vraag het mijn vader, Sonoto."

"Als wij de rijst hebben gesneden?"

"Het is goed Sonoto, maar je hebt nog geen huis."

"Een huis is spoedig gebouwd, Sari na."

"Wie zal het maken?"

"Oe bruidegom bouwt het huis, Sarina. Ik zal de wanden vlechten van bamboe, die glanst als het goud, dat in je ogen licht, en op het erf zal ik klappers planten zo slank als je zelf bent."

Hoor je het water gonzen, Sonoto?"

"Ik hoor de woorden, die van je lippen vloeien.

Z~ 'Zijn als de muziek van de pantjoeran 1) die het water aanvoert, mijn bruid. Sr-eng je mond dichter bij mijn oor, opdat ik beter kan horen."

Lo Sonoto wat is je arm ste·rk geworden."

" , ' . I"

"Kom dan Sanna, kom ...

• • •

Wonderlijk is de nacht, die desa Biroe toedekt.

Het zuiderkruis fonkelt in koninklijke praal aan de hemel. Verzadigd en toch van verwachting vol is de fluwelen duisternis.

Sari na siddert bij de aanraking van Sonoto.

Wat is er?" fluisteren haar lippen.

;,'Het is de gekk-o 2), mijn liefje, die zijn naam roept.

Hoor hoe diep zijn stem is."

Ja juist" zucht ze, "de gekko," maar ze weet,.

d~t het iet~ anders was dan dat, luchtiger, zonder naam misschien.

"Je hart, Sonoto .... ?"

"Is voor jou, mijn bruidje."

"Is het sterk als je arm?"

Het heeft de kracht van de bandjir, Sarina."

" De bandJïr verwoest en brengt ongeluk. Hoe za I

" . ?"

het me vergaan, als je hart zo IS.

Wees niet bang mijn liefje, want ik zal immers

" ' h '

een huis voor je bouwen en een sawa voor Je ploegen. Waarom schuif je nu van me weg?"

"Ik weet het niet, Sonoto, misschien ben ik bang."

"Waarom dan ben je beangst?"

(13)

"Omdat je .. over ~en huis praat~. terwijl ik aan je hart denk, mijn bruidegom. Wat Zijn een huis en een sawah zonder hart .... "

"Hoor hoe het klopt, Sarinaj kom, je oor .... "

"Ik hoor en ik voel het, Sonoto, maar je bent zo onstuimig. Luister je niet naar het water!"

"Ik hoor slechts je stem en ik zie slechts het vuur in je ogen. Ik voel enkel hoe warm je bent en hoe zacht je lippen zijn."

"Hoor je de gekko, Sonoto?"

.. Het is niet de gekko, maar de orang djaga, 1) die zIJn ron.de doet door de desa. Hij loopt de kampong- weggetjes af en gaat langs de bamboerand onhoor- baar! en

.eve~

vangt bij een glimp opvan

hetj~nge.paa,r.

Diep I~ zIJn kee! gromt hij: "Het is goed, dat jonge mensen s avonds In de bamboekraag verscholen zit- ten. Allah wil het zo. Voor ieder is een taak wegge- legd .. Ik ben oud, en wanneer ik ga, kraken mijn gewrichten. Niet ik moet mijn arm slaan om de schouders van ... "

.:Hier moet hij even glimlachen, want hij denkt aan zIJn oude vrouw, die nu wel onder haar sprei op de baleh-baleh ligt en niet meer denkt aan de avonden in de bamboerand, lang, lang geleden.

"Het was de orang-djaga, Sarina."

"Leg je arm weer om mijn schouders Sonoto."

"Is het zo

~~d,

mijn anak manis?"·) ,

"Was het zIJn eerste ronde?" vraagt het meisje

met omsluierde stem. '

"Zijn eerste. We zitten hier immers pas."

"Kun je dan de tijd niet meer uit de sterren lezen

jongen!" ,

1) Nachtwacht. I) Liefste kind.

16

Nog is het donker, mijn hartje. Zie toch naar h~t Oosten. De zon zal nog niet komen."

"We moeten slapen gaan, Sonoto. Je ogen vallen dicht en je arm wordt krachteloos."

"Je geurige adem, Sari na, die bedwelmt me, dat is het, niet de slaap."

"Het zal de melati zijn."

"Ja, ja, de melati in je gondé."

"Hoor je de orang djaga wel voorbijgaan?"

Het is het water in de sawah, mijn kindje. Nog is'het niet de tijd voor de tweede ronde. Wijl ,zitten hier nog maar zo kort."

Het zuiderkruis heeft zich bijna in een halve boog om zijn as gedraaid, en reeds zoeft de morgen- wind door de bladeren van het bamboe. Een vroege vogel slaat.

Sarina huivert en staat op.

Met vlugge voet slipt ze naar huis en nog maar even ligt ze op haar plaatsje op de baleh-baleh als de haan op het rijstblok springt en tegen de morgen kraait.

De kampong ontwaakt.

De jonge zon klimt op uit de diepte van de we- reld en giet haar vloeiend goud uit over de desa Biroe.

De scherven van de gebroken spiegel blinken als gepolijst metaal, en het groen van de prille rijst glanst aandoenlijk teer.

Majestueus wuiven de palmen hun waaiers uit en het eeuwig ruisende bamboe is als overtogen met levend licht, elk ogenblik wisselend, verschietendt speels en vreugdig.

De duizend tongen van het water zingen hun gon- 17

(14)

zend lied met iets er in van de jonge liefde van' Sarina en Sonoto en ook met een donkere ondertoon van de g~zwollen krop en het open been van Ma Soeto.

Kruidig is de wind, die aanwaait over den berg- rug, bezwangerd als hij is met de geur van de melati, die op het veld groeit en ook met die, welke de jonge vrouwen in het haar steken, wanneer ze hun minnaar verwachten.

Jong en schoon is des.a Biroe in de vroege mor- gen.

• • •

"Ken je het verlangen, Sonoto?

Weet je hoe groot het zijn kan en hoe hevig?

Het is in mijn hart gekomen, Sonoto en het wil niet meer wijken.

Het is zoet en bitter tegelijk en het heeft duizend gestalten.

Soms besluipt het me als ik de rijst wan, die mijn moeder zal koken. Het legt zich om me heen en verlamt mijn arm. De wan ligt werkeloos en mijn hand weet niet, dat ze bestaat.

Waarom kom je niet, Sonoto, als het verlangen zich om mij heen windt, zoals de slingerplant dat bij de mangrove doet. Weet je niet, dat ik niet sterk genoeg ben om zijn ranken te ontwarren!

Weet jij van het verlangen, Sonoto?

Heb je gevoeld hoe sterk het is en hoe ontzag- gelijk groot?

Is voor jou een dag langer als een maan en een maan een eeuwigheid?

Weet je hoe ontzettend het is te verlangen, Sonoto?

Het is in mijn hart en ik wenschte het in het jouwe, want dan zou het ni~t meer zijn. Ik zou ~lij kunnen zijn met de glans, dIe over het bamboe lIgt en ik zou me kunnen verheugen in het blinkende water, dat uit de pantjoeran stroomt.

Waarom kom je niet, Sonoto?"

Is dan mijn verlangen slechts groot genoeg om mijn eigen hart ziek te maken, maar niet zo sterk om ook het jouwe te raken?

Het is groter dan de spijker, waarmee Allah Java aan de wereld heeft vastgeklonken, Sonoto.

Ik heb de Tidar, de kop van die nagel, gezien, maar hij is niet zo hoog of ik kan hem beklimmen . Mijn verlangen laat zich niet omvamen, Sonoto, want het is te ontzaglijk.

Mijn hart is zo klein en toch moet het dat grote in zich opnemen.

Het doet pijn, mijn bruigom, en het is zoet.

Ik vroeg de waringin waarom mijn hart ziek is, maar de geesten hadden geen antwoord.

Ook de doekoen wist niet hoe me te helpen.

Heb je dan niet van mijn minnedrank gedronken, Sonoto?

Ik heb gevast, voor ik je ze aanbood, en de maan was nieuw, toen de wijze vrouw ze brouwde.

Hoe komt het dan, dat je mijn verlangen niet voelt jongen, jij, die zegt me lief te hebben.

Je bouwt een huis van goudglanzende bamboe, en de spijlen er van zijn slank en toch sterk, maar hoe zal het gaan als mijn hart ziek blijft.

Waarom moet ik zuchten als de zon schijnt en hoe komt het, dat ik de geur van de melati niet mee·r verdragen kan.

(15)

De roep van de gekko maakt mij verdrietig, en soms moet ik denken aan de gladakker, die tegen de maan huilt, 's avonds, in de velden.

Vanwaar komt toch het verlangen, Sonoto?

Mijn hart zegt, "van jou", maar je bent immers hier, en je vlecht de wanden voor onze hut en je maakt matten van atap om hem af te dekken. Waar- om blijft mijn hart dan ziek?

Van verder dan desa Biroe komt het Sonoto, en de wijde rijstvelden bieden het geen ruimte genoeg.

Langer dan de dagen is het en donkerder dan de nachten, waarin de maan nieuw is.

Maar glanzender dan de zon is het Sonoto en heter dan de lava in de buik van de vuurberg.

Wreder is het dan Si Mat jan, 1) die zijn prooi be- sluipt en listig als Si Oelar, t) die op zijn buik door de natte sawah schuift, maar lieflijk soms als de badjings) en vluchtig als de kantjil, ,) die een be- zoek brengt aan zijn wijfje.

Zijn stem is als die van den rijststamper in het blok, altijd gelijk, altijd gelijk, en het maakt zo moe.

Soms lijkt het Sonoto, of jij het bent, die spreekt.

Het verlangen is onmetelijk, Sonoto, zonder einde;

een vlam zonder licht, maar een, die mijn hart ver- zengt."

Zo zingt Sarina, terwijl ze de rijst stampt, die haar moeder straks koken zal.

Maar Sonoto bouwt een hut.

Samen met den toekang kaj oe tr,ekt hij naar het bos om bamboe te kappen. De dikste stengels zoekt hij uit, plet die tot repen en vlecht er wanden van.

Ah, het zal een stevige hut worden, die Sonoto

J) De tijger. ') De slang. a) De eekhoorn. ') Het dwerghert.

maakt, want zijn arm is krachtig en zijn handen vaardig.

En het verlangen, dat Sarina omrankt, raakt soms ook aan hem.

Dan zoekt hij de slankste spijlen uit en zet die rechtop in de grond tot stut voor de wanden, die straks Sarina zullen omsluiten.

Hij vlecht een bdeh-baleh, waarop ze zacht zal rusten, en hij slecht de aarde, die haar voeten zullen drukken en waar ,eens zijn kinderen zullen spelen.

• •

Langs de grote weg suist de auto van de genees- kundige dienst.

Dokter Terwinden en zuster Greta laten hun ogen

" over de omgeving gaan.

"Een mooi land," mijmert dokter Terwinden. Zijn vingers rollen mechanisch een sigaret.

Zuster Greta, niet jong meer en een beetje flets, leunt, wat moe door de warmte misschien, achterover in haar zitting. Ze moet onwillekeurig naar de han- den van den dokter kijken. Die handen hebben iets, dat haar vasthoudt. Wat is het toch! Waar heeft ze meer zulke spr,ekende vingers gezien?

,,0 ja, het is heel mooi hier," antwoordt ze, een beetje afgetrokken.

Terwinden heeft zijn sigaret klaar. Hij strijkt een lucifer aan, maar bedenkt zich, dat de zuster mis- schien ....

"Rookt u gerust, dokter."

"Het hindert u niet?"

,,0 nee, volstrekt niet. Integendeel, ik vind het wel prettig."

21

(16)

Met welbehagen haalt hij de rook diep in zijn longen.

De Maleise chauffeur remt.

" Wat is er aan de hand, T oba ?"

\ V T " t "

" w e zIJn er, oean.

De wagen stopt, keurig, zonder schok.

"Desa Biroe, zei ik toch!"

"Saja toean,l) desa Biroe."

De Maleier wijst met een onverschillig gebaar naar het aftakkende landweggetje.

"We kunnen niet verder, toean."

"We zullen de rest moeten lopen, dokter," zegt de zuster gelaten.

De jonge dokter glimlacht even, en samen gaan ze het hobbelige weggetje op.

Twee bedienden volgen met de verbandtrommel en de instrumenten.

De auto wacht. Oe Maleier zoekt wat schaduw en legt zich daar flegmatiek te rusten.

Maar in desa Biroe heerst grote opwinding.

Ma Soeta heeft zich verscholen, en de wouw van den toekang kajoe zegt: "Moh, ik wil niet."

Ma W!djojo vertelt zenuwachtig, dat haar been genezen IS, en Kromodjojo vertrekt zijn gezicht tot een vreemd masker, want hij vreest, dat zijn einde nu nabij is.

De doekoen slist onophoudelijk rapals en ieder- een, die haar ziet, rilt van angst en eerbi~d tegelijk.

Ook het desahoofd is niet op zijn gemak

Hij heeft de mensen opgeroepen om voor den dok- t~! te v~rschijnen, maar zijn hart is zwaar. Wel heeft hiJ memgmaal tegen Kariman en de vrouw van den

1) Ja mijnheer.

toekang kaj oe gezegd, "ga toch naar de blanke zus- ter," maar dat was meer om te tonen, dat hij wist, wat er alzo in de wereld te koop is. Een desahoofd heeft nu eenmaal zijn prestige op te houden.

Doch nu gaat Ma Soeto niet naar de zuster, maar de dokter en de zuster komen hier, en twee mannen dragen trommels, waarin de geheimzinnige dingen geborgen zitten, waarvoor hij in zijn hart even bang is als de andere desamensen. De last, die hem op- gedragen werd heeft hij uitgevoerd, half in de hoop, dat het misschien toch niet zou gebeuren, en zie, nu is het zo ver.

Zenuwachtig, maar uiterlijk kalm loopt hij rond in zijn stijfdeftige, donkerblauwe sarong en kabaja.

Oe hoofddoek ligt correct om zijn haren gewonden.

Een kris steekt in zijn gordel.

Twee passen achter hem loopt de inlandse politie- agent, een klagelijke vertegenwoordiger van de ster- ke arm.

"Is Ma Soeto er reeds?"

"Tida toean,l) Ma Soeto is nergens te vinden."

"En Ma Widjojo?"

"Ja, Ma Widjojo is er, maar haar been is geheel en al genezen, beweert ze. Zie maar, ze kan er ge- woon mee lopen, evenals een ander, die twee ge- zonde benen heeft."

"Kom toch maar hier!" wenkt de zuster.

Maar Ma Widjojo hurkt neer, tussen de andere

desamen~n, op een eerbiedige afstand van de tafel met de geheimzinnige instrumenten en de obat, die misschien goed is voor blanke mensen, maar voor haar niet deugt, temeer omdat ze helemaal genezen is.

1) Neen mijnheer.

(17)

Het desahoofd gromt iets.

Er valt een diepe stilte over de murmelende groep.

Twintig paar donkere ogen vestigen zich angstig en wantrouwend op den kepala kampong. t)

Dan begint zuster Greta zacht te spr,eken.

Een bijna onhoorbaar gemompel stijgt op, want hoor, het is hun eigen fluwelig neuzelende taal, die van de lippen van de blanke dame vloeit.

Het desahoofd knikt goedkeurend en Pa Kromo- 'djojo vert,r,ekt zijn masker tot een brede glimlach.

Achter de zieken schuifelen de gezonden aan.

Desa Biroe luistert naar de woorden van zuster Greta.

"Niemand is verplicht zich te laten helpen," zegt ze, maar iedereen is welkom. "Toean dokter kan je kwalen genezen, want Allah heeft hem kracht ge- geven daartoe."

En Pa Kromodjojo, die aandachtig geluisterd heeft, staat moeizaam op en strompelt naar de tafel.

Een glimlach vermooit het gezicht van zuster Greta.

Haar zorgende handen behandelen het afzichtelijke been, ontdoen het van bladeren en modder en leggen de wonde bloot.

De hurkende groep kijkt hevig geïnteress,eerd toe.

Wat zal er nu gebeuren! Zal de blanke zuster, even- als de doekoen een toverspreuk spreken en vreemde gebar,en maken om de boze geesten te bezweren of zal ze misschien het been dood maken, zodat Pa Kromodjojo helemaal niet meer lopen kan!

Ma Widjojo is er niet zeker van of de toean dokter haar niet betoveren zal en haar tenslotte werkelijk ziek zal maken. Toch toont ze neiging zich door de

1) Dorpshoofd.

24

zuster te laten behandelen.

Die moedigt haar, onopvallend, aan.

Deze zuster heeft iets over zich, dat de mensen op hun gemak zet en hun vertrouwen inboezemt. Ze doet zo gewoon en zakelijk en dat alles met een overgave, di,e het hart treft.

De mensen met hun kwalen voelen dat. Van liever- lede ,ebt het wantrouwen weg om plaats te maken, heel schuchter nog, voor een voorzichtige toenadering.

Dokter Terwinden werkt de hele morgen en is tevreden.

Hij is nog slechts kort in de tropen, en dit is zijn eerste tocht naar de desa, waar hij f\echtstreeks in aanraking komt met de mensen van het land.

Goed dat ik u bij me heb, zuster. Ik zou er al- l~n niet v,eel van terecht ,gebracht hebben. Deze mensen staan zo'n eind van me af."

"Het went wel, dokter."

Nu is ook Ma Soeto gekomen.

Wantrouwend hurkt z'e neer, heel achteraan.

Diep in haar keel mompelt ze iets.

Sari na heeft net zo lang gezocht tot ze haar vond.

Het oude mensje had zich verstopt onder haar baleh-baleh.

Nu zit ze daar, klein en verschrompeld, oud en lelijk, en haar been is monsterachtig.

Dokter Te,rwinden rilt even.

"Je hoeft niet bij me te komen, Ma," zegt de zuster zacht, en het is merkwaardig hoe zoet de Javaanse woorden van haar lippen vloeien.

Ma Soeto wil ook niet. Wel is ze g,ekomen, maar dat is omdat Sarina haar gehaald heeft en ook omdrut ze toch nieuwsgierig is naar wat hier gebeurt.

25

(18)

Sarina gaat naast haar zitten.

Een wonderlijke tegenstelling is dat.

Zuster Greta fluistert het Terwinden in het oor.

Even slaat hij zijn ogen op van het al zijn aandacht vragende we,rk en kijkt Sarina vol in het gezicht.

Het meisje siddert en slaat de ogen neer.

"Wat een mooi kind," denkt hij, en gaat verder met zijn werk.

Allen krijgen een beuri, behalve Ma Soeto, die bij haar weigering blijft volharden.

Terwinden vindt dat teleurstellend.

"Het is niets, dokter, z'e komt een volgende keer."

"Dan zal ze wel in haar matje liggen, zuster."

De zuster zucht.

"Als ze niet wil, kunnen we haar niet helpen, dok- ter."

Even later gaan de dokter en de zuster, nadat ze bij het desahoofd een verfrissing gebruikt hebben, het smalle weggetje af naar de auto, waar de Maleier nog altijd in de schaduw ligt.

Maar Sarina gaat naar het erf, waar Sonoto bezig is de nieuwe hut te bouwen.

Haar bruigom is er niet. Zeker is hij naar het bos gegaan om bamboe te halen. Zijn gereedschap ligt her en der verspreid, zo in de drukte van de arbeid achter gelaten.

"L<>," zegt ze, "de wanden zijn al bijna klaar. 't'

Liefkozend laat ze haar vingers gaan over de bam- boerepen, glanzend van nieuwheid nog en vochtig van het leven, dat de z<>n er in gebrand heeft.

Op de plaats waar de baleh-baleh moet komen hurkt ze neer.

Haar grote, zwarte ogen staren voor zich heen.

Wat is er toch kleine Sari na, waarom zit je hier in de half afgebouwde hut zonder dat je zingt van het verlangen, dat je hart ziek maakt en het tege- lijkertijd doet opspringen van vreugde?

K<>mt het door Ma Soeto, die zich niet wilde laten helpen, en nu zeker spoedig sterven zal of door de blanke zuster, wier vingers zo behendig de wonden van Ma Widjojo wasten, en wier woorden klonken als kwamen ze van je eigen lippen?

Verheugt het je niet, Sarina, dat de hut al bijna gereed is! Zie, nog slechts de overkapping, waar- voor de atap reeds gesneden is, moet aangebracht worden. Straks, morgen misschien, zal Sonoto de brede bladeren kunstig over elkander leggen, zo dat de regen van de west-moess<>n niet binnen kan drin- gen, en waar je nu zit zal hij de baleh-baleh tim- meren, waar je zult liggen in zijn armen, die zó sterk zijn, dat hij alleen een huis kan bouwen. Zijn kus zal branden op je lippen, en zijn hart zul je aan het jouwe voelen kloppen. Verheug je je dan niet, Sarina?

Weer streelt ze het glanzende bamboe en zachtjes zingt het van haar lippen:

"Als mijn been ziek wordt zal misschien de blanke 'dokter komen .... "

• • •

Als Terwinden thuis k<>mt in zijn vrijgezellen- woning is zijn eerste gang naar de mandiekamer.

Hij gooit zijn kleren uit en hoost het ijskoude water met volle nappen over zijn hoofd. Hij snikt er tegen en rilt, proest en snuift.

Het doet goed, deze koelte na de drukke, hete

(19)

dag in desa Biroe. Het water jaagt de zwaarte uit zijn bloed en het is of het de narigheid, die hij ge- zien heeft, en die hem met deernis vervult, van hem afspoelt. Hij laat het overvloedig over zich heen stromen. Het klettert van zijn rug op de stenen vloer en spat tegen de witg,ekalkte wanden.

Even later zit hij in slaapbroeken kabaja in zijn krossie malis 1) op de galerij, in afwachting van het eten.

De huisjongen brengt hem zijn bittertje.

"Lampoe toean?"!)

"Goed AH, steek het licht maar aan, ja, alleen dat is genoeg."

Hij vindt het prettig zo een half uurtje bij de schemerlamp en een paitje. s)

Hij is nu een jaar in de Oost en voelt er zich thuis.

Zijn werkkring voldoet hem en het land heeft zijn liefde. Vandaag heeft hij een goede dag gehad.

Zwaar, vermoeiend, maar bevredigend. Fijn eigen- lijk, dat men hem deze taak opgedragen heeft; hij is toch feitelijk nog maar een baroe. 4) Het is wel waarderend. Men had ev<engoed een ander aan kun- nen wijzen. Nee, het is bepaald een vererende onder- scheiding.

J

AI'?"

"a, I.

"Meer pait, toean?"

Hij knikt, dat de jongen zIJn glas nog eens zal vullen.

"Post, toean."

"Ah, juist, leg maar neer."

Kranten, vaktijdschrift en een brief uit Holland.

"Hm, van Van Gelder. Beste jongen, die Max,

I) lig toet. 1) licht mijnheer. S) Bittertje. ') Nieuweling.

28

maar een beetje sullig eigenlijk. Wat heeft die te schrijven. Zo, een plaats als fonds arts in Den Haag.

Nou, dat is nog zo kwaad niet. Hij vindt het dicht bij huis en hoeft er niet voor door het vuur. Ge- trouwd ook. Kijk 'eens aan, met Louise Donker ...

Nu ja, met Louise Donker of met een ander. Een mens gaat nu eenmaal trouwen als je de jaren hebt en een kooitje met voer voor het vogeltje. Louise Donker .... "

De Scheveningse weg doemt voor hem op. Een middag, laat in de herfst. De bomen stonden in brand en de grond geurde naar zwammen. Een lijster floot, maar het was slechts het halve deuntj<e. De andere helft was in het ontluikende voorjaar achter- gebleven. Twee houtduiven maakten elkander, wel wat laat nog, het hof. Ben tram klingelde, maar het was of het geluid door de ruimte opgeslorpt weId.

Auto's suisden over het gladde wegdek en langs het wandelpad ,gingen paartjes, arm in arm, de hoofden naar elkaar toegebogen. Soms blonk om een paar hoofden een gouden stralenkrans, maar dat was slechts een wonderlijk spel van het licht, veroorzaakt door de schuins neerschietende zonnestralen.

Louise Donker was een prettige causeuse.

"Nee, ze had er niet tegen, dat hij even mee opliep, waarom zou ze."

,,0 ... ik dacht ... misschien ... "

"Wat dacht je, Terwinden. We kennen elkander immers al zo lang. Goede vrienden .... "

Gek, dat hij, anders zo vlot, nu een beetje houterig deed.

Het gesprek kwam ,eigenlijk meer van haar dan van hem.

29

(20)

Jawel, hij vertrok de volgende maand, met de Johan van Oldenbarneveld.

H l"k ' ?"

" eer IJ voor Je, zeg,

"Ja," had hij peinzend gezegd.

" Wat zeg je dat aarzelend. Is er misschien iemand, waarvan het afscheid je erg zwaar zal vallen?"

"Misschien wel, Louise."

Ze keek even op, vluchtig, toch geïnteresseerd, Had hij dat Louise misschien wat extra betoond.

Ach, het was zo maar een gewoon gesprek geweest~

zoals tussen twee goede vrienden, maar toch ....

"Je was goed beschouwd toch een ezel ook die middag, Terwinden. Je liep daar maar te kijken naar de herfstbrand en te luisteren naar die lijster met zijn halfgebakken liedje, terwijl je heel wat anders had behoren te doen.

En als ik dat gedaan had, wat dan?

Wel, dan had jij misschien aan Max een trouw- kaart kunnen sturen inplaats van hij aan jou.

Kom Terwinden, niet sentimenteel worden, jongen~

'dat ligt je helemaal niet. Je moet je verstand ge-

bruiken. Voor jou is het zo ver nog niet. Nog een paar jaartjes de koperen ploert op je haren, en dan moet je maar eens kijken. Wat zou je hier met een Louise moeten doen. Je begint immers pas."

Met een klinkende klets helpt hij een mug naar de andere wereld.

"De muskieten zijn weer lastig vanavond, en die ene tjitjak 1) zit me nu al een kwartier lang aan te

!kijken met zijn dooie ogen.

"Wat is er, Ali?"

"Ik dacht, dat de toean riep. Meer pait, toean?"

1) Hagedis,

"Nee, soedah!" 1)

"Een Louise nee.... maar ....

Die ouwe vrouw wilde zich toch maar niet laten helpen.

Hoe noemde ze dat Javaanse meisje ook. Het kind leek een prinsesje. Sarina meen ik. Een doodgewone naam. Maar wat een figuurtje en wat een ogen.

Ga je kleden en eten, Terwinden."

• • •

Ma Soeto is werkelijk dood gegaan. Misschien heeft de ziekte in het been zijn werk gedaan, maar het kan ook wel zijn, dat het aantal manen van Ma Soeto zo groot werd, dat Allah meende, "nu is het wel genoeg met haar."

Op een morgen vond Sarina haar op de baleh-baleh als een armzalig hoopje, dat niet meer kreunde en ook niet meer klaagde.

De buren !"olden haar, evenals men met haar man gedaan had, in een matje en brachten haar naar het kerkhof met de enkele struikachtige bomen.

Maar met Ma Widjojo gaat het beter, en Pa Kromodjojo veTtelt overal rond, dat hij altijd ver- trouwen gehad heeft in de toverkracht van de blanke zuster.

En Sarina voelt soms aan haar been, want ze heeft een droom gehad, waarin de toean dokter het ver- bond.

Maar haaT benen zijn zo glad als zij en zo slank en rank als het jonge bamboe, dat hoog opschiet, zo hoog, dat het bijna de hemel raakt. Ze zijn vlug als die van een ree en sterk als de luchtwortels'

1) Genoeg,

(21)

van de waringin, en soms moet ze er mee dansen, want de tijd voor de rijstoogst nadert snel.

Ze gaat naar de sawah van haar vader en loopt langs de galangans, die nu ~roog zijn en.~ard, zodat de voet er niet zo makkehJk meer afghJden kan.

Voorzichtig weegt ze de aren op haar kleine hand en laat de hier en daar reeds gelende halmen door haar vingers glijden.

Het is of ze gelijk met de rijst rijp wordt, deze kleine Sarina, die nog geen vijftien jaren telt.

Ze denkt aan de tijd van het rijstsnijden en het plezierige oogstfeest, dat daarop volgen zal. De ga- melan zal spelen en dansmeisjes zullen, de gezichten geel beschilderd, dansen op het erf van haar vader.

De mensen uit desa Bir,oe, die allen meegeholpen hebben de rijst te snijden, zullen komen, in hun beste kleren en neerzitten rond de matjes, waarop de ver-

snaperingen uitgestald staan. .

En zij zal onder hen zijn en eveneens Sonoto, dl.e dan een man is, want na het oogstf,eest zal de brUI- loft zijn.

Ook dan zal de gamelan spelen en de wajang zal vertoond worden, en men zal dansen uitvoeren, die slechts bij zulke gelegenheden gedanst worden.

En de mensen zullen zeggen, "het is voor Sari na en Sonoto dat we hier bijeengekomen zijn. Haar vader geeft een grote slamat, I) wat straks ga~t zijn dochter met den jongen Sonoto mee naar de meuwe hut, die hij aan de westzijde van de kampong ge- bouwd heeft."

"Hebt gij het nieuwe huis ~e.zien?" zal de wachts- man vragen aan Pa KromodJoJo, en deze laatste zal

1) 0 root feest.

32

behoedzaam knikken en zeggen, "ik heb het gezien.

Het is goed. Het dak zal geen regen doorlaten, en de wind zal het niet schaden. Sonoto heeft een goede hut gebouwd."

En Ma Kariman zal het hoofd wenden tot de moe- der van Sari na, en ze zal z'eggen," Sarina is groot geworden, zie, haar borsten staan recht onder haar badjoe; spoedig zal een kindermond deze zoeken.

Misschien zal dit kind zegen brengen. Een mooi kind zal het zijn."

En Ma Sarina zal heel gelukkig mompelen, "Allah is groot en goed. Hij zal weten wat goed voor ons is."

Maar het desahoofd zal stilte verzoeken, en wan- neer iedereen zwijgt zal hij Sarina aan Sonoto geven en zeggen: "Er is een huis en er is een sawah, er vloeit water en er groeit rijst; wij willen Allah dan- ken. Sarina en Sonoto zijn een paar."

Ze plukt een bloem en steekt die in de wrong van haar haar.

Sierlijk heupwiegend schrijdt ze verder, naar de sawah van den vader van Sonoto en eindelijk naar die, welke haar bruigom bewerken zal, zodra het weer regentijd wordt.

Er is vreugde in haar hart, maar ook onrust.

Het is zo vreemd in haar, want soms is het of ze Sonoto niet kent.

Het onmetelijke verlangen is in haar hart, maar ze moet denken aan de woorden van de doekoen, die zei, dat het hart van een man is als een vlinder, die van de ene bloem naar de andere fladdert.

Jij bent een bloem, Sarina, heeft ze gezegd en Adina is een andere, en ook Nina bloeit. Kus hem zó, dat zijn bloed naar je ,roept.

33

(22)

Zal ik zo kunnen kussen," peinst Sarina, terwijl ze"ook de halmen van Sonoto's rijst door haar vin- gers glijden . laat. "Zal niet Adina ~f Ni~a ~te,rker zijn dan ik, zodat Sonoto 's avonds zIJn hUlS met kan vinden, omdat zijn hart ziek geworden is van de ogen van Nina."

Is het niet zo, dat Nina haar ontwijkt en niet mee,r naast haar staat in de kali, wanneer de vrouwen daar de was uitslaan.

Waarom is Nina haar vriendin niet meer, sedert de dag van de bruiloft vastgesteld is, en hoe"komt het, dat 5onoto zich soms afkeert, wanneer ZIJ hem vragen wil waarom hij Nina naoogt, wannee~ d~e het smalle weggetje afgaat, dat naar de wanngln voert?

En waarom sluipt Nina het pad af naar de heilige boom?

Is het om te vragen of Sari man, die voor haar be- stemd is, spoedig terug zal keren uit de stad, waar hij kebon 1) is bij een rijken Chinees, of vraagt ze de djins het hart van Sonoto week te maken, opdat ze het zal kunnen kneden naar haar begeerte?

Sarina haalt haar longen vol lucht, die zwaar is van kruidige geur, werpt haar hoofd in de nek en balt haar kleine handen tot vuisten.

Ze glimlacht hooghartig.

• • •

Het desahoofd heeft de bevolking opgeroepen

voor de !l"ijstoogst. ..

Nu is desa Biroe leeg gestroomd en de mensen zIJn uitgezwermd over de rijstvelden.

1) Tuinjongen.

Vrouwen, mannen en kinderen snijden de aren van de halmen en binden die tot bosjes, die op het stoppelveld te drogen worden gelegd.

Er heerst een vrolijke bedrijvigheid op het veld.

Ma Widjojo, die zich sedert de behandeling van de zuster veel beter bewegen kan, is onder hen, en ook Pa Kromodjojo, wiens been hem minder hindert, is mee uitgetr,okken. Niemand is thuis g,ebleven, be- halve de heel oude mensen, die niet meer mee kunnen.

Sarina werkt naast Sonoto.

Haar si,erlijke vingers glijden over de halmen, en het is Vierwonde,rlijk hoe vlug ze bosje na bosje bij elkaar bindt.

Sonoto, stevig en zijn huid glanzend bruin, flu- welig in de hete zon, kan zijn ogen niet van haar af- houden. Onwillekeurig schuift hij dichter naar haar toe als om haar nabijheid des te beter te kunnen voelen. De geur van haar gondé bedwelmt hem en stort hem in een roes van arbeidsvreugde.

Veel woorden hebben ~e niet.

Die zijn ook niet nodig.

Ze zijn een deel v.an het grote geheel, dat zijn ,eigen stem heeft. De enkele persoon duikt hier in onder.

Sari na en 50noto gaan trouwen binnenkort, maar wat heeft dat te betekenen bij het grote, dat op het ogenblik bezig is zich te voltrekken.

Het binnenhalen van de rijst is een hoger ding;

allen hebben 'er deel aan.

Sarina snijdt de aren van de halmen, die ze wel- licht zelf geplant heeft een half jaar geleden, toen het nog maar tere groene spruitjes waren.

Het kan ook zijn, dat ze g,eplant werden door de

(23)

oude Ma Soeto, die men weggebracht heeft, enige tijd geleden.

Iedere halm heeft iets in zich van desa Biroe.

Jonge of oude vingers hebben hem geplant, een hoofd heeft er zich over gebogen, een adem heeft er langs gestreken, gedachten, wensen, gebeden zijn er over uitgestort.

Dit alles is met de rijst vergroeid.

Het lieven en lijden van desa Biroe is er levend in geworden.

Nu zijn de aren vol en zwaar, en zie, Sari na en Sonoto, het desahoofd en de toekang kaj oe, alles wat leeft en hoopt buigt zich opnieuw over tot de ,aarde, die goedgunstig geeft, en ondergaat de be- koring, die er uitgaat van het bijeen horen en samen doen.

Ma Soeto is heengegaan en de blanke zuster brengt genezing voor de plagen, die sedert eeuwen de be- volking kwellen, Sonoto bouwt een nieuwe hut en Sarina zingt zachtjes van het oneindige verlangen, dat in haar hart leeft, maar dat zijn alle slechts op zichzelf staande dingen, die opgenomen worden en pas werkelijke waarde krijgen in het algemene ver- band, dat in desa Biroe levend is.

Bij grote gelegenheden komt dat tot uiting, bij het uitplanten van de bibit I) en bij het snijden van de rijst, de viering van het nieuwjaar of bij de verering van de heilige waringin.

Het leven van desa Biroe heeft een zeer bepaalde gestalte en een eigen kleur, een apart geluid en een voor allen verstaanbare taal.

Iedereen heeft daar deel aan, zonder het te weten.

I) Jonge rijstplantjes.

De desa legt beslag op het hart van zijn bewoners, spreekt hun taal en ondergaat hun vreugde en ver- driet. Het zijn niet de tani's, die d e rIJs .. t p an I t en en snijden, maar de desa.

Het is niet slechts Sari na, die gaat tr~uwen, ter- wijl er onrust is in haar hart, maar het IS de des~

die een lid haar plaats aanwijst, en wee degene, die een andere weg zou willen gaan.

Wat de desa wil is wet.

Er is weugde bij het uitplanten van de jo~ge b!~it en ook bij het snijden en drogen ~an de r~Jpe r.IJst.

Vreugde leeft in ieder hart, en die zal Zich Uiten straks als de sawah's tot één ,groot stoppelveld ge- worden zijn, waarin de kinderen de buffels zullen drijven om het af te grazen.

Het is de vreugde om het verkregen voe?sel? maar vooral is het de verheugenis van de desa In zIJn g~­

heel, en de diepe verbondenheid met de ~ar?e, die haar kinderen goede gaven geeft, komt hlerm aan- doenlijk tot uiting.

Zie Sonoto" zegt Sari na zacht, en in haar stem

" , . t hh

trilt iets mee van haar verlangen, "Zie oc oe zwaar

de aren zijn." . . . .

Sonoto kijkt even op van zIJn werk. ZIJn og~n glijden over de gebogen gestalte n~ast hem,. en .~n

hem komt een zonderlinge verwarnng. Het IS Zl}n bruid, die naast hem gaat. Haar lippen zijn vochtig en haar armen schijnen een omhelzing te vragen.

"Onze rijst zal zwaarder zijn," geeft hij ten ant- woord.

"Wanneer de west-moesson voorbij is," zegt Sa- rina.

(24)

"Zal de desa ook onze rijst snijden," valt de brui- gom in.

Maar Nina, die op enige afstand met Adina, ge- bukt door de halmen gaat, kan haar ogen niet af- houden van den knappen Sonoto, die voor Sarina bestemd is.

De desa echter ligt als een zorgende moeder tus- sen de gele stoppelvelden en neemt ook Nina in haar schoot.

Misschien is het niet Sariman, dien het meisje zich wenst, doch Sonoto, maar de desa heeft hen aan elkander gebonden, evenals Sonoto en Sari na.

Hoe zal men met zijn eigen wensen in kunnen gaan tegen de wil van de desa.

Zie, hoe de kostelijke aren te drogen liggen tegen de galangans, de rijst, die van en \loor allen is, gegroeid voor allen, die deel uitmaken van desa Biroe.

Sari na en Sonoto zijn slechts delen.

De desa is één.

• • •

De brief, waarin van Louise Donk,er gesproken werd, heeft Terwinden toch niet onberoerd gelaten.

De eerste avond heeft hij hem achteloos naast zich neergelegd, als iets van niet zo bijzonder grote betekenis.

Er war,en zoveel andere zaken.

In de eerste plaats een belangwekkend artikel in zijn vakblad over tropische ziekten.

Hij is in de geleg'enheid het 'een en ander te con- troleren. Vooral de gevallen in de ziekenzaal van de benting interesseren hem in dit verband. Het aantal aangetaste fuseliers is groot en het loont de moeite

na te gaan in hoeverre dit met het klimaat verband

houdt. .

Ook komen er op het ogenblik nogal malarIa- gevallen voor.

Handen vol werk dus.

Daardoor is Louise Donker min of meer op de achteflgrond geraakt in zijn gedachten.

Maar wanneer het werk achter de rug is, komt ze terug.

Niet zozeer Louise zelf, want och, met haar is er

feitelijk niets geweest. . .

Het is meer iets onbestemds, dat In hem opkruipt.

Dat het hem overvalt kan niet gezegd worden.

Het is er eigenlijk altijd, maar het heeft niet steeds gelegenheid aan de oppervlakte te komen vanwege het vele andere, dat beslag op zijn denken en doen legt.

Soms heeft het de trekken van Louise Donker. Een enigszins bleek, geënerveerd gelaat, met diepe, blauwe ogen en lippen, die zich tot hem schijnen op te heffen maar plotseling kan het zich vervormen tot een gezicht, dat hem volslagen onbekend is en tegelijkertijd toch zeer gemeenzaam.

Het lokt en houdt hem vast.

Nu eens verschijnt het, wanneer hij in zijn krossie malis 1) zit te wachten tot AH zijn tafel gedekt heeft, dan weer kwelt het hem in zijn slaap.

Het is de eenzaamheid," zegt hij tot zichzelf, "ik m~et er me tegen verzetten," maar theoriën zijn zo droog. Wel geeft de wetenschap, dat het de eenzaam- heid is, enige geruststelling, maar bevrijding toch niet.

Een ,ogenblik weet hij het van zich te schuiven,

1) Luie stoel.

(25)

maar het kûmt terug, met steeds groter kracht en hevigheid.

Een enkele keer doemt het beeld van Sarina vûor hem .op, wafs hij haar gezien heeft in de desa, toen ze Ma Sûeta naar zijn tafel bracht.

Hij wuift het echter weg. .

Nee, dat niet. Laat hij daar nu niet in vervallen.

Dat schept een .onmogelijke situatie. Hier, in deze kleine gemeenschap zal iedereen zoOiets dadelijk we- ten. Nee, geen inlandse.

Ontevreden stelt hij vast, dat hij wel is waar geen Javaanse bij zich wil, maar er in zijn gedachten toch maar mee bezig is.

Heeft hij dan niets anders te doen. Daarvoor is hij toch niet naar hier gekomen. Hij wist vooruit, dat hij làng alleen zou moeten blijven. Hij is een eenvou- dige middenstandsj.ongen, die slechts met de groot- ste .opoffering van zijn familie heeft kunnen studeren.

Thuis hebben ze jaren voor hem krom gelegen, zich elke kleine luxe ontzegd,alleen maar opdat hij zijn studie zou kunnen voltooien. Met Max van Gelder kan hij zich niet vergelijken. Die mag dan een beetje schaapachtig zijn, hij staat in ieder geval steviger op zijn economische benen, dan een pas beginnend arts in de Oost. Hier komt immers zoveel meer kijken .om een gezin op te zetten.

Hij lacht een beetje grimmig. Een gezin stichten.

Hoe komt hij eigenlijk op die gedachte. Net of hij in Den Haag is en een wandelingetje doet in de Wagenstraat. Lûuise Donker wandelt er wel is waar aan de arm van Max, maar dat heeft niet zûveel te beit-kenen, want er zijn zoveel meisjes. Hij hoeft eigenlijk slechts te willen en ....

40

Maar hier ....

Met wie zou hij dat eigenlijk kunnen doen, een gezin stichten, gesteld al, dat hij er een basis voor zag.

Zuster Greta misschien!

Zijn gezicht verzacht zich.

Zuster Greta is een hand, die altijd klaar staat om te helpen, een hart, dat voOI is van anderen, maar haar gezicht verschijnt hem nooit, wanneer hij zijn moeilijke uren heeft.

En verder?

Er is geen verder, .of het zou nonnie Jeanet moe- ten zijn, maar verbeeld je eens, hij en nonnie Jeanet.

Ze heeft de pretentie een Eu.rûpese te zijn, .omdat haar .overgroOotvader uit Amsterdam stamde, maar na dien .ouden piûnier is de familie hopeloos ver- lip lapt.

Dan zijn er nog enkele andere dames, maar die zijn reeds getrouwd. Er is mevrouw de Grote, de vrouw van den landmeter, de vrouw van den mili- tairen commandant en mevrouw Saarlui. Achtens- waardige dames, maar voor een toekomstig gezin kûmen ze voor Terwinden niet in aanmerking.

Louise Donker ....

Kom Terwinden, dat is nu voorbij. Ze woont in Den Haag en wandelt nu misschien aan de arm van Max op de Scheveningse weg, waar weer de eiken in brand staan en de beuken blozen. Jij zit hier op je post met je werk, en dat andere moet je nu maar uit je hoofd zetten.

Het verband tussen alcohol en tropische ziekten ....

Er is materiaal in de ziekenzaal van de benting.

Die ene fuselier, De Bruin heet hij, is een spre- kend geval.

(26)

Het is zeer belangrijk, en het neemt Terwinden in beslag, maar ,er zijn uren, dat de problemen in belangrijkheid inboeten.

Het gordijn-van de nacht wordt toegehaald, en uit het fluwelen duister kruipt het bij hem op.

Soms heeft het 't gezicht van de kleine Sari na.

• • •

Op het erf van het dorpshoofd heerst een grote drukte. Alle mensen, die meegeholpen hebben bij de rijstoogst zijn aanwezig en ook zij, die daar te oud voor waren, zijn meegekomen dez,e keer.

Daar zitten, rondom de op de grond uitgespreide matjes, Pa Kromodjojo en Kariman, de orang djlaga en de toekang kaj oe, Ma Witljojo en Pa Widjojo, de waroengvrouw ,en Nina, Adina en de knappe Si Ardjoe, de mensen, die een sawah hebben en ook zij, die er geen bezitten, armen en rijken, groten en kleinen, allen zijn aanwezig en luisteren naar de klanken van de gamelan, die hoog opklinken.

Ze praten met elkander met gedempte stemmen en drinken siroop en eten kwé-kwé.

Er gaat een gezellig geroezemoes over het 'erf als dat in een bijenkorf, even voor het uitzwermen. Het gegons zwelt aan en valt, groeit en ebt weg.

Het is de vreugde om de goed gewonnen oogst, die hier zijn uiting vindt.

In de schuren ligt hij opgetast, de kostelijke padi, veilig en wel, droog ,en geurig. Het water heeft hem doen groeien en de zon heeft hem gestoofd. De handen, die nu op de dijen der hurkende mensen in rust liggen, hebben hem geplant en de hoofden, die

zich in gezelligen kout naar elkande.r toebuigen, heb- ben zich ook over hem liefdevol gebogen.

De padi is een deel van de desagemeenschap, ein- delijk volgroeid in het grote geheel opgenomen.

Daar is weugde over, blijde verheugenis, die leeft in het hart van ieder, die er deel aan gehad heeft, en dat hebben ze allen, groot en klein, jong en oud.

In de muziek van de gamelan klinkt die stemmige vreugde op, ingehouden en decent, jubelend toch en juichend, uitgelaten 'soms maar nooit ongebonden.

In de dans van de dansmeisjes leeft de verheuge- nis om de binnengehaalde padi en trilt de innige dankbaarheid om de gave, die de goede aarde we- derom geschonken heeft aan het volk van desa Biroe.

Het is heden niet slechts het f,eest van de rijst- oogst, dat gevierd wordt, maar ook dat van Sari na en Sonoto, want het is tevens hun bruiJoft.

Het desahoofd zit naast Pa Sonoto, beiden zijn ze in ernstig gesprek gewikkeld.

Zo juist heeft Sonoto twee geiten gebracht; het was voor Pa Sonoto geen geringe zaak zoveel geld bij elkaar te brengen als nodig was om de dieren te kopen.

Nu staan ze echter, opzij van de hut, in al hun heerlijkheid, 'en ieder,een laat er zijn bewonderende blikken over glijden.

"Oea, Pa Sonoto is een rijk man. Hij kan twee geiten aanbieden bij het huwelijk van zijn zoon. Het dorpshoofd kan tevreden zijn met zulk een schoon- zoon."

"Sonoto zal gelukkig zijn met een bruid als Sa- rina," zegt Ma Widjojo. "Ze weet hoe men de was uitslaat op de rolstenen in de kali, en de rijst, die ze

(27)

kookt is rul en goed van kleur. Ik heb gezien hoe ze de stamper hanteert, en het batikschuitje wordt in haar handen tot een kleurige vlinder."

Sari na is een knappe bruid," fluistert de flinke Sï':A.rdjoe tegen den orang djaga, die zachtjes met de tong klakt.

De oude wachtsman moet denken aan zijn eigen jonge jaren, toen ook hij naast een jonge bruid hurkte, en voor hem een haan in een ben stond.

Een haan is niet zo'n schitterend geschenk als twee geiten, maar hij herinnert zich nog duidel!jk hoe blij zijn jonge vrouw er mee was, en hoe fIer de haan zijn staart droeg. Ook ziet hij nog de sporen aan zijn poten en de vurige kam op zijn kop. Hoe trots was hij geweest op zijn bruJd en op den haan,.

die zijn vader voor veel geld gekocht had op de .p~sar.

Nu is de haan reeds lang opgegeten en de bruId ...

De orang djaga gromt wat, diep in zijn keel, en hij geeft toe, dat Sarina een mooie bruid is.

Si Ardjoe kijkt hem van terzijde aan, en voelt onbewust dat hij toch wel een heel eind afstaat van den

~uden

man en dat hun beider, "een mooie

bruid", niet dezelfde betekenis heeft.

Maar Sarina en Sonoto zitten naast elkaar, statig en deftig, zoals dat betaamt.

Ingetogen houdt het meisje de ogen neergeslagen, maar wanneer het een enkele keer gebeurt, dat de wimpers zich heffen, bij een jubelende noot van de muziek of bij een uithaal in de zang van de dans- meisjes, schiet een vonk over in de ogen van den brui- degom.

Men zou denken, dat niemand daarvan iets merkt, ook niet de I]ruigom zelf, want een trouwdag is een 44

dag van plechtige ernst, maar een is er, die het niet

ontgaat. . . . .

Het is Nina die naast haar vrlendlO Adma ZIt, zonder Sarima~, die immers kebon is bij een rijken Chinees ver weg in de stad. Zij ook heeft haar ogen zedig n~ergeslagen, wa~t er zijn veel jonge mann~n hier ·en het past niet zIch te gedragen als een, dIe niet' weet hoe het hoort, maar ze heeft lange wim- pers, en daardoor is veel te zien; ook dat wat aan anderen verborgen blijft.

Sari na denkt echter niet aan Nina en misschien ook niet aan Sonoto, die nu haar man is. Wel gloeit in haar ogen een zonderlinge vonk en in haar borst is een wonderlijke verwarring, maar wie en wat dit geldt weet ze eigenlijk niet. .

Het oneindige verlangen, dat haar 10 fluweelen nachten besloop en haar in de rosse morgen niet verlaten kon, houdt haar vaster dan ooit omstrengeld.

Het heeft niet precies het gelaat van haar bruide- gom, hoewel zijn adem er over gegaan is, en h~t

draagt misschien de naam van Sonoto, maar het IS of die klank van verre tot haar komt.

ü luistert naar de muziek zonder die te horen, en haar geest verwijlt bij de waringin, waar ze zo dikwijls haar hart blootgelegd heeft, en die troost en berusting voor haar had.

Ze verlangt er naar het pad op te gaan naar de heilige boom, aan zijn voet het offer neer te leggen, en te luisteren naar het beloftevolle geruisel in zijn bladerendak, want bij alle verwarring in haar borst is er iets, dat zeer duidelijk vraagt:

"Zal het hart van Sonoto groot genoeg zijn voor mijn verlangen?"

..

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

man in dien deerniswaardigen toestand terugzag, ondervroeg zij hem, en vertelde manlief haar met horten en stooten de geheele lugubere geschiedenis van Assem-Reges,

dat onvermijdelijk donker zou zijn wanneer niet bijtijds voor de toekomst werd zorg gedragen, maar tevens mannen, die klaar staan, om anderen met raad en ook

I-Iajati heeft tot n()g toe geen schu ld, zodat ik voorshands nog geen ' echtscheiding kan vragen. den laatsten tijd nog al erg tegenvalt. Door deze bemoedigende

kebau (kebaullvogeltje). Dat huist op zijn rug, maakt uitstapjes naar zijn kop en schoften, fladdert tegen zijn plompe pooten op, en overal pikt het de

Dit werd tusschen luid neus-gesnuit uitgebracht. ujn levensgeschiedenis opgebiecht..... ik wil Bernard spreken. Ze hoorde altijd graaD' over de chronique scandaleuse.... Ze

(Zij giet de n aangewezen beker uil). Heil u Xanthippe, fiere dochter van onzen stam! Niet teruggeschrikt zijt ge voor de wraak der eeuwige Moire I Diep in

Hanna stapte dadelijk in. De helper wist blijkbaar al wat hij te doen had, want hij maakte het paard los en terwijl de auto zich al in beweging zette zag Hanna, dat hij zich

Zooals hij daar nu zat te smullen van de nasi·goreng, gulzig etend met zijn handen, la- waaierig smekkend met tong en lippen, had hij iets dierlijks over zijn