Vraag nr. 133
van 26 november 2004 van de heer RUDI DAEMS
Konijnen- en hazenpopulatie – Wildziekten De virusziekte VHS (viral haemorrhagic syndro-me) heeft de wildekonijnenstand de afgelopen ja-ren gedecimeerd. Vooral in duingebieden worden konijnen schaarser. Dit werd aangekaart door de Stichting Duinbehoud in Nederland en bijgetre-den door Natuurpunt aan onze eigen Westkust. Men stuurde zelfs aan op een bescherming, terwijl konijnen nu nog onder de noemer "schadelijk, te verdelgen wild" vallen.
Anderzijds wordt vanuit het Instituut voor Bos-bouw en Wildbeheer gemeld dat de uitgedunde populatie zich op sommige plaatsen in Vlaande-ren moeizaam begint te herstellen.
Hoe dan ook, meer onderzoek naar de versprei-ding van deze ziekte en mogelijke remedies lijkt aangewezen.
1. Er is een onderzoek gepland door Bos en Groen naar de wildziekten bij konijn en haas. Maar de vraag is of daar ook voldoende bud-getten voor beschikbaar zijn. Kan de minister meedelen of het onderzoek van Bos en Groen er komt en wanneer ?
2. Heeft men bij Bos en Groen nu reeds zicht op de grootte van de konijnensterfte en de periode van het jaar waarin deze zich vooral voordoet ? Kan men inschatten wat de invloed is van de biotoop en predatoren ?
Welke oplossingen ziet men voor het probleem ?
Antwoord
1. Voor 2005 is inderdaad een onderzoek gepland naar wildziekten bij konijn en haas. Het bud-get hiervoor werd ingeschreven in de begroting van de afdeling Bos en Groen.
2. De erkende wildbeheereenheden zijn verplicht jaarlijks vóór 1 april de afschotstatistieken en de schatting van de voorjaarsstand van het vo-rige kalenderjaar te rapporteren aan de
be-voegde woudmeester, het Instituut voor Bos-bouw en Wildbeheer en het Instituut voor Na-tuurbehoud. In het kader van het Natuurrap-port 2005 heeft het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer de gegevens van de eerste vijf jaar (1999-2003) geanalyseerd. Hieruit blijkt dat er over het algemeen sprake is van een achteruit-gang in het afschot en in de voorjaarsstand van konijn. Globaal voor heel Vlaanderen ge-ven de analyses aan dat zowel de voorjaars-stand als het afschot tussen 10% en 50% ach-teruitgegaan zijn.
De data verzameld in het kader van dit moni-toringnetwerk (rapportingsplicht van de wild-beheereenheden) geven aan dat er lokaal grote verschillen zijn in de densiteit en in het afschot van konijn – en in de trends hiervan gedurende de laatste vijf jaar – maar kunnen geen gede-tailleerde informatie geven over het waarom van deze verschillen.
Om een beter inzicht te verkrijgen in de me-chanismen die een verklaring kunnen zijn voor de lokale verschillen is een andere aanpak no-dig. Men moet hiervoor ofwel over een set van gebieden beschikken waar het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer zelf data verzamelt en nauwgezet de evoluties van de konijnenbestan-den opvolgt, ofwel dient, net zoals dit actueel in Duitsland gebeurt, een netwerk ontwikkeld te worden van gebieden waar de wildbeheer-eenheden of de jagers van het gebied zelf tellen en waarvan de data in nauwe samenwerking met het Instituut verzameld en geanalyseerd worden.
Om een zicht te krijgen op de periode waarin de konijnensterfte optreedt en de exacte groot-te ervan, en de mogelijke invloed hiervan op de lokale konijnenpopulatie in verhouding tot an-dere doodsoorzaken zoals verkeersslachtoffers, sterfte door andere ziektes, jacht, landbouwac-tiviteiten of predatoren, dient echter nog gede-tailleerder onderzoek te gebeuren.
ei-genlijke onderzoeksopdrachten te verwaarlo-zen.