• No results found

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 3.4.2020 C(2020) 2008 final

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 3.4.2020

houdende wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 en houdende wijziging van Gedelegeerde

Verordening (EU) 2016/341 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

(2)

TOELICHTING

1. ACHTERGRONDVANDEGEDELEGEERDEHANDELING

Bij Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (DWU) is aan de Commissie de bevoegdheid gedelegeerd om een aantal niet-essentiële onderdelen van het DWU overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan te vullen. De Commissie heeft deze bevoegdheid uitgeoefend en op 28 juli 2015 haar goedkeuring gehecht aan Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie.

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn bepalingen van algemene strekking vastgesteld die tot doel hebben het wetboek aan te vullen om voor een duidelijke en correcte toepassing van het DWU te zorgen. Het wetboek moet dus regelmatig worden bijgewerkt om rekening te houden met ontwikkelingen in de wetgeving en met de uitrol van IT-systemen in het kader van het DWU, en om de toepassing van bepaalde douaneformaliteiten te verduidelijken.

De onderhavige wijziging van de gedelegeerde verordening heeft tot doel bepaalde regels van de bestaande gedelegeerde verordening bij te werken, met name om aan te sluiten bij de volgende wijzigingen en verduidelijkingen in de wetgeving:

 de integratie van Campione d’Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano in het douanegebied van de EU na een wijziging van het DWU met ingang van 1 januari 20201. Als gevolg daarvan wordt met de onderhavige wijziging een einde gemaakt aan de ontheffing van de verplichting tot indiening van een aangifte vóór vertrek en de summiere aangifte bij binnenbrengen die momenteel van toepassing is op goederen die dat grondgebied in en uit worden vervoerd;

 de nieuwe btw-regels voor afstandsverkopen van goederen vanuit derde landen2 (e-commerce) die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021. Met deze wijziging wordt verduidelijkt welke formaliteiten met ingang van die datum moeten worden toegepast op zendingen van minder dan 150 euro (zendingen met een geringe waarde);

 het actieplan voor militaire mobiliteit. De huidige tekst is erop gericht de douaneformaliteiten voor goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt, te stroomlijnen en te vereenvoudigen3;

 de vaststelling van Richtlijn (EU) 2019/8834 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen. Om deze richtlijn op een juiste manier uit te

1 Verordening (EU) 2019/474 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 38).

2 Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 7).

3 Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over het actieplan voor militaire mobiliteit (JOIN(2018) 5 final van 28.3.2018).

4 Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU

(3)

voeren, moet een aantal vereenvoudigingen worden ingevoerd ten aanzien van de douaneformaliteiten voor dergelijk afval; 4

 de behoefte tot verduidelijking van de regels voor de termijnen voor de indiening van de aanvullende aangifte al naargelang het karakter van deze aangifte (algemeen, periodiek of samenvattend) en de behoefte om aangevers een langere termijn te geven om de aanvullende aangifte en de relevante bewijsstukken in te dienen wanneer er geen sprake is van een douaneschuld;

 het besluit van de Commissie om het nieuwe elektronische gegevensverwerkingsysteem voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen, het invoercontrolesysteem (ICS2), in drie releases uit te rollen5. De algemene verwijzing naar de uitrol van het ICS2 moet worden vervangen door specifiekere verwijzingen naar de drie verschillende releases waarbinnen groepen vervoerders stapsgewijs verbinding zullen leggen met het systeem. Daarnaast moeten er voorzieningen worden getroffen voor de douaneverplichtingen (met name de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen) die gelden voor vervoerders en aanverwante personen op het moment dat de vervoerders in verbinding staan met het nieuwe systeem;

 in het kader van de bijzondere regelingen, de behoefte om i) te zorgen voor de uitvoering van antidumping- en compenserende rechten, vrijwaringsmaatregelen en aanvullende rechten die voortvloeien uit een schorsing van concessies voor producten die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, ii) de toepassing uit te sluiten van de procedure voor een onderzoek naar de economische voorwaarden voor aanvragen voor actieve veredeling wanneer de goederen aan die maatregelen worden onderworpen, en iii) de gemeenschappelijke opslagruimte van Uniegoederen met niet-Uniegoederen te voorkomen wanneer niet-Uniegoederen aan die maatregelen worden onderworpen;

 de noodzakelijke wijzigingen van een aantal van de bijlagen die overeenkomen met de hierboven samengevatte gewijzigde bepalingen.

2. RAADPLEGINGEN VOORAFGAAND AAN DE VASTSTELLING VAN DE HANDELING

Overeenkomstig punt 4 van de consensus inzake gedelegeerde handelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie heeft de Commissie een raadpleging verricht.

De Commissie heeft deze gedelegeerde handeling opgesteld overeenkomstig het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie en de bovengenoemde consensus inzake gedelegeerde handelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie. De lidstaten en alle andere relevante stakeholders zijn op passende wijze bij de opstelling betrokken en voortdurend geraadpleegd over de ontwerpbepalingen.

De Commissie heeft de lidstaten over de ontwerptekst geraadpleegd door regelmatig vergaderingen van de deskundigengroep van de Commissie (Groep douanedeskundigen) te beleggen, en het bedrijfsleven is geraadpleegd via het orgaan dat hun belangen behartigt (de

5 Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het

(4)

Trade Contact Group (TCG) in gezamenlijke vergaderingen met deskundigen van de lidstaten op 18 september en 28-29 oktober 2019.

De Commissie heeft alle opmerkingen die zij tijdens dit raadplegingsproces heeft ontvangen, actief in overweging genomen en, in de mate van het mogelijke, meegenomen in onderstaande versie.

3. JURIDISCHEELEMENTENVANDEGEDELEGEERDEHANDELING De rechtsgrondslag voor deze verordening is vervat in de bevoegdheidsdelegatie van de artikelen 7, 10, 24, 88, 131, 156, 160, 168, 175, 183, 212, 216, 253 en 265 van het DWU.

Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder e), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Evenredigheidsbeginsel

Wat evenredigheid betreft, eerbiedigt deze verordening de grenzen van de door de medewetgevers verleende bevoegdheden en bevat zij uitsluitend elementen die erop zijn gericht de bestaande wettelijke bepalingen beter aan te passen aan de vereisten van de dagelijkse praktijk van de douaneautoriteiten, de marktdeelnemers en andere personen dan marktdeelnemers.

(5)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 3.4.2020

houdende wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 en houdende wijziging van Gedelegeerde

Verordening (EU) 2016/341 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie6, en met name de artikelen 7, 10, 24, 88, 131, 156, 160, 168, 175, 183, 212, 216, 253 en 265,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij de praktische uitvoering van Verordening (EU) nr. 952/2013 (hierna “het wetboek”

genoemd) in samenhang met Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie7 is gebleken dat de gedelegeerde verordening op een aantal punten moet worden gewijzigd om deze beter af te stemmen op de behoeften van de marktdeelnemers en de douanediensten, en om rekening te houden met de ontwikkelingen in de wetgeving en de ontwikkelingen op het gebied van de uitrol van de IT-systemen die ten behoeve van het wetboek zijn ingevoerd.

(2) Om te verduidelijken welk douanekantoor ervoor moet zorgen dat de risicoanalyse vóór aankomst wordt verricht op basis van de gegevens in de summiere aangifte bij binnenkomst, moet de definitie van “douanekantoor van eerste binnenkomst” in artikel 1, punt 15, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden gewijzigd om te verduidelijken dat wanneer dat begrip wordt gebruikt, het verwijst naar het kantoor dat verantwoordelijk is voor de beoogde plaats van aankomst van het vervoermiddel, zelfs indien het vervoermiddel, om welke reden dan ook, feitelijk aankomt op een andere plaats waar een ander kantoor verantwoordelijk is.

(3) Ter afbakening van het toepassingsgebied van de regels voor de summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen in expreszendingen en van de formaliteiten die van toepassing zijn op de invoer en de uitvoer van dergelijke goederen, moeten de termen

“expreszending” en “koeriersdienst” worden gedefinieerd.

(4) Om te zorgen voor een uniforme toepassing van de douanebepalingen die zijn gebaseerd op de intrinsieke waarde van de goederen, is een definitie van de term

“intrinsieke waarde” nodig.

6 PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

7 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende

(6)

(5) Aansluitend op het actieplan voor militaire mobiliteit8 bestaat de behoefte de douaneformaliteiten voor goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt, te stroomlijnen en te vereenvoudigen. Die doelstelling moet worden verwezenlijkt door dergelijke goederen te definiëren en door een EU-formulier 302 op te stellen als een douanedocument dat door de EU-lidstaten moet worden gebruikt, ook in het kader van militaire activiteiten die deel uitmaken van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Unie.

(6) Om op grond van andere Uniewetgeving dan de douanewetgeving toe te staan dat het registratie- en identificatienummer van marktdeelnemers (EORI) voor de identificatie wordt gebruikt, moeten andere personen dan marktdeelnemers worden verplicht om zich te registreren in de EORI-database wanneer dergelijke registratie verplicht is op basis van de Uniewetgeving en niet alleen wanneer de wetgeving van een lidstaat dit vereist. Artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7) Artikel 13, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 voorziet in de mogelijkheid om de beschikkingstermijn te verlengen in verband met de toepassing van de douanewetgeving wanneer de bevoegde douaneautoriteiten een inbreuk op de douanewetgeving onderzoeken. Deze mogelijkheid moet ook gelden voor de gevallen waarin de bevoegde douane- en belastingautoriteiten een inbreuk op de belastingwetgeving onderzoeken, omdat bepaalde vergunningen alleen kunnen worden verleend als er geen sprake is van ernstige of herhaalde overtredingen van de belastingregels. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn de douaneautoriteiten verplicht een beschikking te schorsen totdat is vastgesteld of een marktdeelnemer ernstige of herhaalde overtredingen heeft begaan.

Die verplichting moet ook gelden voor gevallen van zware misdrijven in verband met de economische activiteit van de aanvrager, maar niet voor overtredingen of misdrijven van personen die verantwoordelijk zijn voor de douanezaken van een onderneming en geen werknemers van die onderneming zijn, overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie9. Artikel 13, lid 4, en artikel 17, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8) In artikel 86, lid 3, van het wetboek zijn bijzondere regels vastgelegd voor de berekening van het bedrag van een douaneschuld, indien een douaneschuld is ontstaan voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling actieve veredeling. Op verzoek van de aangever wordt die douaneschuld vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen op het tijdstip waarop de douaneaangifte voor die goederen is aanvaard. In artikel 76 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn de voorwaarden vastgelegd voor de toepassing van artikel 86, lid 3, van het wetboek zonder een daartoe strekkend verzoek van de aangever. Ter voorkoming van het omzeilen van antidumping- en compenserende rechten, vrijwaringsmaatregelen en aanvullende rechten die voortvloeien uit een schorsing van concessies die van toepassing zouden zijn op goederen die eerst onder

8 Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over het actieplan voor militaire mobiliteit, JOIN(2018) 5 final van 28 maart 2018.

9 Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015,

(7)

de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, moet de verplichting om artikel 86, lid 3, van het wetboek toe te passen zonder een daartoe strekkend verzoek van de aangever ook gelden voor veredelingsproducten die zijn verkregen van dergelijke goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst. Artikel 76 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. De marktdeelnemers moeten een overgangsperiode van één jaar krijgen om zich aan de nieuwe regels aan te passen.

(9) In artikel 104, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn uitzonderingen opgenomen op de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen voor goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht. Om de invoer van organen en ander menselijk of dierlijk weefsel of menselijk bloed dat geschikt is voor permanente transplantatie, implantatie of transfusie in geval van nood niet te vertragen, moet de uitzondering ook gelden voor deze goederen. Om daarnaast de militaire mobiliteit te vergemakkelijken, moet er ook een uitzondering worden gemaakt voor goederen die worden vervoerd onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302. Daarnaast moet door de integratie van Campione d’Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano in het douanegebied van de Unie10 de uitzondering daarvoor niet langer gelden voor goederen die vanuit die gebieden worden binnengebracht. Artikel 104, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10) Met Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad11 wordt beoogd het mariene milieu te beschermen tegen de negatieve effecten van lozingen van afval van schepen die gebruikmaken van havens in de Unie, door de beschikbaarheid en het gebruik van toereikende havenontvangstvoorzieningen en de afgifte van afval aan die voorzieningen te verbeteren. Om de doelstelling van die richtlijn niet in gevaar te brengen, moeten de douaneformaliteiten voor dergelijk afval worden gestroomlijnd en vereenvoudigd door een ontheffing te verlenen voor de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen en door het aanbrengen bij de douane te beschouwen als een douaneaangifte voor het vrije verkeer. Deze vereenvoudigingen zijn alleen van toepassing als de in artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/883 bedoelde afvalvooraanmelding bij de bevoegde autoriteiten is gedaan. De artikelen 104, 138, 141 en 142 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11) In artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is een ontheffing vastgesteld van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen in postzendingen en voor goederen waarvan de waarde niet meer dan 22 EUR bedraagt, tot de datum van de upgrade van het invoercontrolesysteem. De Commissie heeft echter bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie12 (hierna “het werkprogramma” genoemd) besloten om een nieuw elektronisch systeem (ICS2) op te zetten ter ondersteuning van de

10 Artikel 1, punt 1), van Verordening (EU) 2019/474 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 38).

11 Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).

12 Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het

(8)

veiligheidsrisicoanalyse vóór aankomst van de douane, en daarmee samenhangende controles. De uitvoering van het nieuwe systeem vindt plaats in drie releases (release 1, release 2 en release 3). De algemene verwijzing naar de upgrade van het invoercontrolesysteem in artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom worden vervangen door specifiekere verwijzingen naar de verschillende releases van het nieuwe systeem, waarmee de vervoerders stapsgewijs verbinding zullen leggen. Overeenkomstig het werkprogramma zullen de postaanbieders en koeriersdiensten ten aanzien van het vervoer door de lucht vanaf release 1 verbinding leggen met het nieuwe systeem, maar zij zullen alleen verplicht zijn om de minimale gegevensset in te dienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen in postzendingen die de Unie als eindbestemming hebben en voor goederen in expreszendingen. Andere marktdeelnemers of verrichtingen op het gebied van het vervoer door de lucht zullen vanaf release 2 onder het nieuwe systeem vallen. Voor vervoer per spoor, over de weg, over zee en over de binnenwateren moeten de desbetreffende marktdeelnemers vanaf release 3 verbinding leggen met het systeem.

De ontheffing voor goederen in postzendingen dient bijgevolg niet van toepassing te zijn op luchtzendingen die een lidstaat als eindbestemming hebben na release 1. Zij dient evenmin van toepassing te zijn op luchtzendingen die een derde land als eindbestemming hebben na release 2, en voor postzendingen die worden vervoerd over zee, over de binnenwateren, per spoor of over de weg na release 3. Evenzo dient de ontheffing voor goederen van niet meer dan 22 EUR die in expreszendingen door de lucht worden vervoerd, niet van toepassing te zijn na release 1. Zij dient evenmin van toepassing te zijn na release 2 op die goederen in luchtzendingen die noch postzendingen, noch expreszendingen zijn. Voor goederen in zendingen die worden vervoerd over zee, over de binnenwateren, over de weg of per spoor, dient zij niet van toepassing te zijn na release 3. De lidstaten moeten samen met Commissie de specifieke datums bepalen waarop de marktdeelnemers verplicht zijn om de verschillende releases van de nieuwe systemen in overeenstemming met de bijlage bij het werkprogramma te gebruiken. Artikel 104 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12) In artikel 106 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn de termijnen vastgelegd voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor vervoer door de lucht. Deze termijnen moeten ook aansluiten bij het besluit om het elektronische systeem (ICS2) in drie releases op te zetten. In de bepaling moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de algemene regel inzake de termijn voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen en de termijnen voor het indienen van de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de termijnen om andere gegevens in te dienen. Dit onderscheid is nodig omdat, zoals in artikel 183 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 is vermeld, vanaf release 2 van het nieuwe systeem de verstrekking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door verschillende personen (meervoudige indiening) stapsgewijs mogelijk zal zijn. Vanaf release 1 van het nieuwe systeem zijn postaanbieders en koeriersdiensten verplicht om de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen zo snel mogelijk in te dienen en uiterlijk voordat de goederen in het vliegtuig worden geladen waarmee zij het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht. De verplichting om de minimale gegevensset in te dienen moet gelden voor alle luchtvaartmaatschappijen en marktdeelnemers die vanaf release 2 bij luchtvervoersactiviteiten zijn betrokken. Vanaf release 2 van het nieuwe systeem moeten luchtvaartmaatschappijen de minimale gegevensset aanvullen met de overige gegevens zodat de volledige summiere aangifte bij binnenbrengen

(9)

binnen de algemene termijnen wordt ingediend. Tussen de datums van release 1 en release 2 moet de door de postaanbieders en koeriersdiensten ingediende minimale gegevensset echter worden beschouwd als de volledige summiere aangifte voor goederen in postzendingen en voor goederen in expreszendingen waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 22 EUR bedraagt. De reden hiervoor is dat luchtvaartmaatschappijen in die tijdsinterval niet in verbinding zullen staan met het nieuwe systeem en daarom niet in staat zullen zijn om de minimale gegevensset aan te vullen. De regel waarbij aan luchtvaartmaatschappijen en marktdeelnemers de verplichting wordt opgelegd om de minimale gegevensset voor de summiere aangifte bij binnenbrengen zo snel mogelijk in te dienen en uiterlijk voordat de goederen in het vliegtuig worden geladen waarmee zij het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht, stelt de douaneautoriteiten in staat om een risicoanalyse te verrichten en de nodige maatregelen in het kader van de beveiliging van luchtvracht te nemen.

Dit is een belangrijke aanvullende maatregel op het bestaande EU-regelgevingskader voor de beveiliging van de luchtvaart, te weten Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad13.

(13) In de artikelen 112 en 113 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn verplichtingen vastgelegd voor andere personen dan de vervoerder om gegevens te verstrekken van de summiere aangifte bij binnenbrengen met betrekking tot respectievelijk vervoer over zee of over de binnenwateren en vervoer door de lucht.

Beide artikelen bevatten overgangsregels die de verplichtingen opschorten tot de upgrade van het invoercontrolesysteem. Die overgangsregels moeten uitdrukking geven aan het feit dat het verstrekken van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door verschillende personen alleen zal plaatsvinden vanaf release 2 van het nieuwe systeem in het geval van vervoer door de lucht, en vanaf release 3 in het geval van vervoer over zee of over de binnenwateren. Bij de verplichting van andere personen dan de vervoerder om de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen te verstrekken, moet dus onderscheid worden gemaakt tussen beide releases. Daarnaast moet de regel dat elke persoon verantwoordelijk is voor de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen die hij of zij heeft ingediend, uit de artikelen 112 en 113 worden geschrapt en een nieuwe algemene bepaling worden die van toepassing is op elke vervoerswijze en niet alleen op het vervoer door de lucht, over zee en over de binnenwateren. Aangezien de ontheffing voor een summiere aangifte bij binnenbrengen voor postzendingen en goederen met een waarde van minder dan 22 EUR geleidelijk zal verdwijnen, dient die bepaling ook een nieuwe verplichting te bevatten voor postaanbieders om gegevens te verstrekken van de summiere aangifte bij binnenbrengen aan het douanekantoor van eerste binnenkomst, indien zij die gegevens niet hebben verstrekt aan de vervoerders die de verplichting hebben de door de postaanbieders of koeriersdiensten verstrekte minimale gegevensset aan te vullen. De artikelen 112 en 113 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd en een nieuw artikel 113 bis moet worden ingevoegd.

(14) Om de militaire mobiliteit te vergemakkelijken, moet het EU-formulier 302 ook als bewijs van de douanestatus van Uniegoederen dienen. Artikel 127 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

13 Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking

(10)

(15) In artikel 128 quinquies van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn de voorwaarden vastgelegd om een vergunning te krijgen voor het opstellen van het scheepvaartmanifest na vertrek. Deze voorwaarden moeten van toepassing blijven zolang die vergunning kan worden verleend, ongeacht of het DWU-systeem Douanebeschikkingen is uitgerold. De verwijzing naar het DWU-systeem Douanebeschikkingen moet daarom worden geschrapt. Artikel 128 quinquies van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16) In artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn bepaalde handelingen opgenomen die geacht worden een douaneaangifte te vormen voor de in artikel 138, onder a) tot en met d), artikel 139 en artikel 140, lid 1, van die verordening bedoelde goederen. De formaliteiten voor het aangeven, zowel voor de invoer als voor de uitvoer, van organen en ander menselijk of dierlijk weefsel of menselijk bloed dat geschikt is voor permanente transplantatie, implantatie of transfusie in geval van nood, moeten zo beperkt mogelijk worden gehouden om de invoer ervan niet te vertragen door omslachtige douaneformaliteiten aan de grens en om te zorgen voor een tijdig gebruik. Dergelijke organen, weefsels of dergelijk bloed moeten daarom kunnen worden aangegeven via een van de in artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen handelingen. De artikelen 138, 140 en 141 van die gedelegeerde verordening moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17) Om het verkeer van goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt verder te vereenvoudigen, moet het aanbrengen bij de douane van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302 beschouwd worden als een douaneaangifte voor het vrije verkeer met vrijstelling van invoerrechten als terugkerende goederen, voor tijdelijke invoer, voor uitvoer of wederuitvoer of voor douanevervoer. Bij gebrek aan een elektronisch systeem voor de indiening van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302 bij de douane, kunnen deze formulieren via andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken worden ingediend. De artikelen 138 tot en met 142 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18) Wanneer de nieuwe btw-regels voor afstandsverkopen in Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad14 in werking treden, zal de btw verschuldigd zijn op alle goederen die in de Unie worden ingevoerd, ongeacht de waarde ervan. Om ervoor te zorgen dat de btw voor deze goederen wordt geïnd, zal een elektronische douaneaangifte vereist zijn. De huidige mogelijkheid om postzendingen aan te geven via de in artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen handelingen moet daarom worden gewijzigd. Die mogelijkheid moet alleen van toepassing zijn tot het einde van de uitrolperiode voor release 1 van het ICS2, omdat alle postaanbieders tegen die tijd over de nodige elektronische gegevens moeten beschikken om de summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen. Om te zorgen voor een correcte inning van de btw moet die mogelijkheid bovendien worden goedgekeurd door de douaneautoriteiten en worden beperkt tot de gevallen waarin de btw bij invoer wordt geïnd bij het binnenbrengen van de goederen volgens de gewone procedure. De artikelen 138 en 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

14 Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 7).

(11)

(19) Dankzij de groei in e-commerce neemt het aantal uit de Unie uitgevoerde zendingen met een geringe waarde toe. Postaanbieders en koeriersdiensten hebben een belangrijke rol bij deze uitvoer. Terwijl postzendingen kunnen worden aangegeven voor uitvoer door de uitgang ervan uit het douanegebied van de Unie overeenkomstig artikel 141, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, moeten andere handelsgoederen waarvan de waarde niet meer dan 1000 EUR of het gewicht niet meer dan 1000 kg bedraagt, mondeling tot uitvoer worden aangegeven overeenkomstig artikel 137, lid 1, onder b), van die verordening. Aangezien de mondelinge aangifte moet worden gedaan bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang, past deze vergemakkelijking niet bij het bedrijfsmodel van koeriersdiensten dat is gebaseerd op een vergemakkelijking van het type één vervoersovereenkomst. Indien één vervoersovereenkomst wordt gebruikt, kunnen alle uitgangsformaliteiten, met inbegrip van de formele sluiting van de uitvoer, worden vervuld bij een douanekantoor in het binnenland, zodat het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang alleen op ad-hocbasis kan verzoeken om de goederen te onderzoeken. De informatie over de uitgang van de goederen is beschikbaar in de administratie van de koeriersdienst en kan worden geverifieerd door de douaneautoriteiten in het kader van controles achteraf. Om te zorgen voor een soepele afhandeling van de uitvoer van zendingen met een geringe waarde van koeriersdiensten en zodoende knelpunten bij de douanekantoren aan de grens te voorkomen, moeten deze zendingen kunnen worden aangegeven via de in artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen handelingen. De artikelen 140 en 141 van die verordening moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20) Artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet ook worden gewijzigd om te verduidelijken dat vervoermiddelen die in aanmerking komen voor volledige vrijstelling van invoerrechten voor tijdelijke invoer kunnen worden aangegeven louter door het overschrijden van de grens van het douanegebied van de Unie door de goederen in een van de in lid 1, onder d), van dat artikel opgenomen situaties. Hetzelfde geldt voor vervoermiddelen die als terugkerende goederen in het vrije verkeer worden gebracht overeenkomstig artikel 203 van het wetboek. Deze verduidelijking is nodig omwille van de rechtszekerheid.

(21) In artikel 142 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn bepaalde goederen opgenomen die niet mondeling of overeenkomstig artikel 141 van die verordening kunnen worden aangegeven, zoals goederen waarvoor een aanvraag tot terugbetaling van rechten of andere heffingen is gedaan. Met ingang van de inwerkingtreding van de nieuwe btw-regels voor afstandsverkopen in Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad zal de btw verschuldigd zijn op alle goederen die in de Unie worden ingevoerd, ongeacht de waarde ervan. Als deze goederen dus worden teruggezonden, moet de aanvrager vragen om terugbetaling van de bij het in het vrije verkeer brengen van de goederen geheven btw. In dergelijke gevallen moet de aangever bewijzen dat de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten. Om de administratieve lasten voor zendingen met een geringe waarde op een redelijk niveau te houden, moet de wederuitvoer van dergelijke zendingen door enige andere handeling overeenkomstig artikel 141 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 mogelijk zijn, zelfs als een aanvraag voor de terugbetaling van de btw is ingediend. Daarom moet artikel 142 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(22) Om te verduidelijken dat de indiening van de vereiste gegevens voor het in het vrije verkeer brengen van zendingen met een geringe waarde in verschillende elektronische formaten kan worden gedaan, moet de formulering van artikel 143 bis worden

(12)

gewijzigd. Er moet in een overgangsmaatregel worden voorzien voor de aangifte van zendingen met een geringe waarde in de nationale invoersystemen die nog niet zijn bijgewerkt in overeenstemming met het wetboek. Overeenkomstig artikel 278, lid 2, van het wetboek en overeenkomstig het werkprogramma kunnen de lidstaten hun nationale invoersystemen tot eind 2022 bijwerken. De nieuwe btw-maatregelen in Richtlijn (EU) 2017/2455 zullen daarentegen voor die tijd in werking treden. Daarom is het nodig om in de niet-bijgewerkte elektronische systemen die functioneren met de gegevensvereisten op overgangsbasis, een alternatieve gegevensset op te nemen voor de elektronische douaneaangifte van zendingen met een geringe waarde. De lidstaten moeten daarom kunnen voorzien in het gebruik van de gegevensset van de vereenvoudigde aangifte of de standaard douaneaangifte in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie15, in plaats van de douaneaangifte voor bepaalde zendingen met een geringe waarde van artikel 143 bis, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie, totdat de nationale invoersystemen zijn bijgewerkt.

(23) In artikel 144 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn regels vastgesteld voor de douaneaangifte voor goederen in postzendingen. Deze regels moeten een weerspiegeling vormen van de veranderingen in de aangifte van dergelijke goederen met ingang van de inwerkingtreding van de relevante bepalingen van Richtlijn (EU) 2017/2455. De regel waarin is vastgelegd wie als schuldenaar en als aangever moet worden aangemerkt in de aangifte voor postzendingen bij de aanbrenging ervan, moet worden geschrapt omdat goederen in postzendingen van niet meer dan 150 EUR met ingang van 1 januari 2021 door middel van een elektronische douaneaangifte moeten worden aangegeven. In die aangifte moeten de schuldenaar en de aangever duidelijk worden vermeld. Er moet in de lidstaten die hun nationale invoersystemen nog niet overeenkomstig het wetboek hebben bijgewerkt, worden voorzien in een overgangsmaatregel voor de aangifte van goederen in postzendingen met een waarde tussen 150 EUR en 1000 EUR. De mogelijkheid moet behouden blijven om tot het einde van de termijn om de nationale invoersystemen bij te werken (d.w.z. tot eind 2022), die goederen middels een aanbrenging, vergezeld van een CN22- of CN23- verklaring, voor het vrije verkeer aan te geven, omdat de lidstaten tot het einde van die termijn niet verplicht zijn om verschillende gegevenssets voor elektronische aangiften in te voeren. Artikel 144 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(24) In artikel 146 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn de termijnen vastgesteld voor de indiening van de aanvullende aangifte als bedoeld in artikel 167, lid 1, eerste alinea, van het wetboek. Deze regels moeten op duidelijkere wijze verband houden met de termijnen van de douaneautoriteiten om het bedrag aan invoer- of uitvoerrechten te boeken overeenkomstig artikel 105, lid 1, van het wetboek, en de termijnen voor de aangevers om de verschillende soorten aanvullende aangiften in te dienen. Daarom moet worden verduidelijkt dat aanvullende aangiften die een enkele vereenvoudigde aangifte dekken en in één keer worden geboekt overeenkomstig artikel 105, lid 1, eerste alinea, van het wetboek, aanvullende aangiften zijn die een

15 Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (PB L 69 van 15.3.2016, blz. 1).

(13)

algemeen karakter hebben. Aanvullende aangiften die een algemeen karakter hebben, moeten binnen tien dagen na de vrijgave van de goederen worden ingediend. Verder moet worden verduidelijkt dat aanvullende aangiften die een periodiek of samenvattend karakter hebben één of meerdere vereenvoudigde aangiften dekken van dezelfde aangever gedurende een vastgestelde periode en in één keer worden geboekt voor een totaalbedrag aan invoerrechten overeenkomstig artikel 105, lid 1, tweede alinea, van het wetboek. Deze aangiften moeten worden ingediend binnen tien dagen na het einde van de termijn waarop zij betrekking hebben.

(25) Om de huidige regels beter aan de behoeften van de marktdeelnemers aan te passen, moeten de douaneautoriteiten aangevers een langere termijn geven om de aanvullende aangifte in te dienen en de relevante bewijstukken te verkrijgen, wanneer de indiening van de douaneaangifte niet tot het ontstaan van een douaneschuld kan leiden. De langere termijn dient maximaal 120 dagen te belopen vanaf de vrijgave van de goederen in het geval van aanvullende aangiften die een algemeen karakter hebben.

Daarnaast kan de termijn in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden maximaal twee jaar belopen wanneer de redenen om een langere termijn toe te staan verband houden met de douanewaarde van de goederen.

Artikel 146 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en artikel 147 van die verordening, waarin de termijn is vastgesteld waarbinnen de aangever in het geval van een aanvullende aangifte in het bezit van de bewijsstukken moet zijn, moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(26) In artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn de gevallen vastgelegd waarin een douaneaangifte wordt beschouwd als een aanvraag voor een vergunning voor een andere bijzondere regeling dan de regeling douanevervoer. Die bepaling moet ook de vernietiging van zendingen met een waarde van 150 000 EUR of minder omvatten om de douaneformaliteiten voor marktdeelnemers in dergelijke gevallen te vergemakkelijken. De vernietiging van zendingen moet mogelijk zijn zonder het systeem Douanebeschikkingen te gebruiken, zodat de douaneautoriteiten op de aanvraag kunnen beschikken op het tijdstip waarop de te vernietigen goederen voor de douaneregeling worden aangegeven. Verder worden de in bijlage 71-02 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 opgenomen gevoelige goederen uitgesloten van de bovengenoemde vergemakkelijking, tenzij zij moeten worden vernietigd en de waarde van de zending niet meer bedraagt dan 150 000 EUR.

Artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(27) In artikel 163, lid 2, onder g), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is bepaald dat een douaneaangifte niet mag worden beschouwd als een aanvraag voor een vergunning voor een andere bijzondere regeling dan de regeling douanevervoer wanneer artikel 167, lid 1, onder f), van die gedelegeerde verordening van toepassing is. Deze bepaling heeft betrekking op de verwerking van gevoelige goederen, die reeds zijn uitgesloten van de werkingssfeer van artikel 163, lid 1, onder c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446. Om deze herhaling te voorkomen, moet artikel 163, lid 2, onder g), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden geschrapt.

(28) In artikel 166, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is vastgelegd dat de voorwaarde voor de verlening van een vergunning voor de regeling veredeling in artikel 211, lid 4, onder b), van het wetboek, namelijk dat door de regeling de wezenlijke belangen van producenten in de Unie niet worden geschaad (de economische voorwaarden), niet van toepassing is op vergunningen voor actieve

(14)

veredeling, behalve in bepaalde gevallen, met inbegrip van aanvragen voor goederen die aan maatregelen zoals antidumping- of compenserende rechten zijn onderworpen.

Dergelijke aanvragen moeten echter worden uitgesloten van het onderzoek van de economische voorwaarden, aangezien die rechten bedoeld zijn om de wezenlijke belangen van producenten in de Unie te beschermen. Het onderzoek van de economische voorwaarden zal in dergelijke gevallen bovendien niet langer nodig zijn, aangezien artikel 76 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, zoals gewijzigd bij deze verordening, voorziet in een automatische toepassing van de antidumping- en compenserende rechten op goederen die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst wanneer de regeling is aangezuiverd. Artikel 166, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(29) Artikel 168 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 betreft de berekening van het bedrag aan invoerrechten in bepaalde gevallen van actieve veredeling. Die bepaling is echter overbodig als gevolg van de wijzigingen van de artikelen 76 en 166 van die gedelegeerde verordening. Op grond van die wijzigingen wordt de berekening van de invoerrechten verricht overeenkomstig artikel 86, lid 3, van het wetboek in de in artikel 168 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 genoemde gevallen.

Indien de goederen daarnaast zijn onderworpen aan landbouw- of handelspolitieke maatregelen, moeten de economische voorwaarden worden onderzocht overeenkomstig artikel 166 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, zoals gewijzigd bij deze verordening. Bijgevolg moet artikel 168 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 worden geschrapt.

(30) In artikel 177 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn regels vastgelegd voor een gescheiden boekhouding wanneer Uniegoederen samen met niet- Uniegoederen worden opgeslagen in een opslagruimte onder de regeling douane- entrepot. Om mogelijk misbruik van deze regels te voorkomen, moet de gezamenlijke opslag van Unie- en niet-Uniegoederen in een opslagruimte onder de regeling douane- entrepot (gemeenschappelijke opslagruimte) alleen worden toegestaan indien de goederen dezelfde GN-code, handelskwaliteit en technische kenmerken hebben. Het moet niet worden toegestaan om aan maatregelen zoals antidumping of compenserende rechten onderworpen goederen in een gemeenschappelijke opslagruimte te plaatsen, tenzij deze goederen Uniegoederen zijn geworden nadat zij aan de relevante antidumping- of compenserende rechten zijn onderworpen.

Artikel 177 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(31) Teneinde het gebruik van de regeling tijdelijke invoer in de internationale zeevaart, in grensgebieden en met betrekking tot bepaald pedagogisch, wetenschappelijk en technisch materieel te vereenvoudigen, moet het de aanvrager en de houder van de regeling tijdelijke invoer uitzonderlijk worden toegestaan om in het douanegebied van de Unie te zijn gevestigd en niet buiten dat douanegebied, zoals krachtens artikel 250, lid 2, onder c), van het wetboek is vereist. De artikelen 220, 224, 227, 229 en 230 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(32) Wanneer militaire goederen voor tijdelijke invoer worden aangegeven, moeten zij voor volledige vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komen en moet de aanzuiveringstermijn worden vastgesteld op 24 maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. Daarom moet een nieuw artikel 235 bis worden ingevoegd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 en moet artikel 237 van die verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

(33) In artikel 245, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn uitzonderingen opgenomen op de verplichting om een aangifte vóór vertrek in te dienen voor goederen die bepaalde Uniegebieden buiten het douanegebied van de Unie verlaten. Om de militaire mobiliteit te vergemakkelijken, moet deze uitzondering worden uitgebreid tot goederen die worden vervoerd onder dekking van een NAVO- formulier 302 of een EU-formulier 302. Daarnaast moet die uitzondering door de integratie van Campione d’Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano in het douanegebied van de Unie niet meer van toepassing zijn op Campione d’Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano. Artikel 245, lid 1, punten i) en p), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(34) Artikel 248 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet worden gewijzigd om te verduidelijken dat het douanekantoor van uitvoer de uitvoeraangifte en de relevante bevestiging van het uitgaan van goederen ongeldig moet maken wanneer het douanekantoor van uitgang heeft meegedeeld dat douanevervoer dat buiten het douanegebied van de Unie had moeten eindigen, binnen het douanegebied zal eindigen.

(35) Bijlage 71-03 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bevat een lijst van gebruikelijke behandelingen voor goederen die overeenkomstig artikel 220 van het wetboek onder een veredelingsregeling zijn geplaatst. Ter voorkoming van misbruik van gebruikelijke behandelingen om ongerechtvaardigde voordelen op het gebied van de rechten te verkrijgen, moet die bijlage dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(36) In Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, bijlage 71-04, punt 7, zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder het gebruik van equivalentieverkeer is toegestaan in het kader van de regeling actieve veredeling ten aanzien van melk en zuivelproducten. De voorwaarden hebben betrekking op het gewicht van de verschillende bestanddelen in dergelijke producten, namelijk drogestof, vetstof en eiwitten. Om die bepalingen te vereenvoudigen zodat melk en zuivelproducten onderworpen zijn aan de algemene regels inzake equivalentie in artikel 223, lid 1, derde alinea, van het wetboek, moet bijlage 71-04 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(37) In bijlage 71-05 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 zijn de gegevenselementen opgenomen die beschikbaar moeten worden gesteld voor de gestandaardiseerde uitwisseling van inlichtingen tussen douaneautoriteiten in het kader van de veredelingsregelingen. Er moet worden verduidelijkt dat sommige gegevenselementen in andere meeteenheden kunnen worden uitgedrukt dan kilogram en in andere valuta´s dan de euro, omdat in tegenstelling tot andere bepalingen inzake de door de marktdeelnemers te verstrekken gegevens de artikelen 176 en 181 en bijlage 71-05 deze mogelijkheid niet uitdrukkelijk vermelden. Het moet ook mogelijk zijn om een douaneaangifte te beschouwen als een aanvraag voor een vergunning voor actieve of passieve veredeling, zoals overeenkomstig artikel 163 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 is toegestaan. Tot slot moet in deel B een nieuw gegevenselement worden toegevoegd met betrekking tot de datum waarop de douaneschuld is ontstaan of waarop mogelijke handelspolitieke maatregelen zijn toegepast, omdat dit een relevant gegevenselement is dat de douaneautoriteiten moeten uitwisselen wanneer zij het INF-systeem gebruiken. Bijlage 71-05 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

(38) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 moet ook worden gewijzigd om rekening te houden met bepaalde wijzigingen in andere Uniewetgeving. Ten eerste is de invoering van de verslagleggingsverplichting van de lidstaten inzake de voortgang van de elektronische systemen in artikel 278 bis van het wetboek strenger dan de verslagleggingsverplichting in artikel 56, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 en daarom moet het laatstgenoemde artikel worden geschrapt. Ten tweede moet bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341, waarin de gemeenschappelijke gegevensvereisten zijn vastgesteld voor aangiften, kennisgevingen en bewijs van Uniestatus die van toepassing zijn tot de elektronische systemen van het wetboek zijn uitgerold, een weergave vormen van het besluit van de Commissie inzake het bijgewerkte werkprogramma om het ICS2-systeem in drie releases uit te rollen. Die bijlage moet uitsluitend verwijzen naar de bijlagen bij die gedelegeerde verordening die voorzien in gegevensvereisten voor de overgangsperiode, maar niet naar bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, omdat deze tijdens de overgang niet van toepassing is. Tot slot moet na de opneming van de definitie van expreszending en koeriersdienst in artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 de definitie van expreszending in bijlage 9 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 worden geschrapt om verwarring te voorkomen.

(39) Artikel 128 bis van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet worden gerectificeerd om de instructies op het stempel en de ondertekening van bepaalde bewijzen van Uniestatus te verduidelijken. Ten eerste worden sommige instructies herhaald en daarom moet één reeks instructies worden geschrapt. Ten tweede moet de verwijzing naar het speciale stempel, zoals beschreven in deel II, hoofdstuk II van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden toegevoegd. Ten derde hebben toegelaten afgevers en toegelaten afzenders betrekking op twee afzonderlijke vergunningen en verwijst de bepaling ten onrechte naar toegelaten afzenders in het kader van vergunningen voor de afgifte van het bewijs. De bepaling moet in alle talen verwijzen naar “toegelaten afgever” in plaats van “toegelaten afzender”.

(40) De verwijzing in artikel 150 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 naar artikel 138 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad16 is niet juist en moet worden vervangen door een verwijzing naar artikel 143, lid 1, van die richtlijn, omdat dat artikel het artikel is dat voorziet in de toepasselijke btw-vrijstelling.

(41) De mogelijkheid voor het aangeven van organen en ander menselijk of dierlijk weefsel of menselijk bloed dat in geval van nood geschikt is voor permanente transplantatie, implantatie of transfusie in geval van nood door enige andere handeling moet met terugwerkende kracht van toepassing worden met ingang van 15 maart 2020 om de invoer van deze goederen in de door het coronavirus veroorzaakte crisis te vergemakkelijken,

16 Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1

).

(17)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

(a) punt 15 wordt vervangen door:

“15. douanekantoor van eerste binnenkomst: het douanekantoor dat bevoegd is voor het douanetoezicht op de plaats waar het vervoermiddel waarmee de goederen worden vervoerd, aankomt of, in voorkomend geval, bestemd is aan te komen, in het douanegebied van de Unie vanuit een gebied buiten dat gebied;”;

(b) de volgende punten worden toegevoegd:

“46. expreszending: een artikel dat wordt vervoerd door of onder de verantwoordelijkheid van een koeriersdienst;

47. koeriersdienst: een marktdeelnemer die geïntegreerde diensten verstrekt bestaande in ophaling, vervoer, douaneafhandeling en levering van pakketten op versnelde/tijdgevoelige basis, waarbij deze artikelen gedurende de gehele verrichting van de dienst traceerbaar zijn en onder toezicht blijven;

48. intrinsieke waarde:

a) voor handelsgoederen: de prijs van de goederen zelf bij verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie, met uitzondering van reis- en verzekeringskosten, tenzij deze in de prijs zijn begrepen en niet afzonderlijk op de factuur zijn vermeld, en alle andere belastingen en heffingen zoals te constateren door de douaneautoriteiten op basis van relevante documenten;

b) voor goederen zonder handelskarakter: de prijs die voor de goederen zelf zou zijn betaald als zij waren verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie;

49. goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt:

goederen die worden vervoerd of gebuikt:

a) voor activiteiten die zijn georganiseerd door of onder toezicht vallen van de militaire autoriteiten van een of meer lidstaten of van een derde land waarmee een of meer lidstaten een overeenkomst hebben gesloten om militaire activiteiten te verrichten binnen het douanegebied van de Unie; of

b) in het kader van ondernomen militaire activiteiten:

– op grond van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid van de Europese Unie (GVDB); of

– op grond van het Noord-Atlantisch Verdrag, ondertekend op 4 april 1949 te Washington D.C..

50. NAVO-formulier 302: een document voor douanedoeleinden dat is voorgeschreven in de procedures voor de uitvoering van het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord- Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

(18)

51. EU-formulier 302: een document voor douanedoeleinden dat is vastgelegd in bijlage 52-01 en wordt verstrekt door of voor rekening van de nationale bevoegde militaire autoriteiten van een lidstaat voor goederen die in het kader van militaire activiteiten worden vervoerd of gebruikt;

52. afval van schepen: afval van schepen in de zin van artikel 2, punt 3, van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad*;

53. nationaal maritiem éénloketsysteem: een nationaal maritiem éénloketsysteem in de zin van artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad**.

* Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).

** Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 64).”.

(2) In artikel 6, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

“a) deze registratie is vereist krachtens Uniewetgeving of de wetgeving van een lidstaat;”.

(3) In artikel 13 wordt lid 4 vervangen door:

“4. Wanneer er ernstige vermoedens van een inbreuk op de douane- of belastingwetgeving bestaan en de douane- en belastingautoriteiten op deze gronden een onderzoek verrichten, wordt de beschikkingstermijn verlengd met de tijd die nodig is om dat onderzoek te voltooien. Deze verlenging beloopt niet meer dan negen maanden. De aanvrager wordt in kennis gesteld van de verlenging, tenzij dit het onderzoek in het gedrang zou brengen.”.

(4) In artikel 17, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

“Wanneer de douaneautoriteit van oordeel is dat de houder van de beschikking mogelijkerwijs niet voldoet aan de criteria van artikel 39, onder a), van het wetboek, wordt de beschikking evenwel geschorst totdat is vastgesteld of er ernstige of herhaalde overtredingen, met inbegrip van een ernstig strafbaar feit, zijn begaan door een van de volgende personen:

a) de houder van de beschikking;

b) de persoon die aan het hoofd staat van het bedrijf dat houder is van de desbetreffende beschikking, of die zeggenschap heeft over de leiding ervan;

c) de werknemer die verantwoordelijk is voor douanezaken in het bedrijf dat houder is van de desbetreffende beschikking.”.

(5) Artikel 76 wordt vervangen door:

(19)

“Artikel 76

Uitzondering voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van actieve veredeling

(Artikel 86, lid 3, en artikel 86, lid 4, van het wetboek)

1. Artikel 86, lid 3, van het wetboek is van toepassing zonder een daartoe strekkend verzoek van de aangever wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) de veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling actieve veredeling, worden door de betrokken vergunninghouder rechtstreeks of onrechtstreeks ingevoerd binnen een termijn van één jaar na de wederuitvoer ervan;

b) de goederen zouden, op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte tot plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling, onderworpen zijn geweest aan een landbouwpolitieke of handelspolitieke maatregel, een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij voor het vrije verkeer waren aangegeven;

c) de economische voorwaarden hoefden niet te worden onderzocht overeenkomstig artikel 166.

2. Artikel 86, lid 3, van het wetboek is ook van toepassing zonder een verzoek van de aangever wanneer de veredelingsproducten zijn verkregen uit onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen die, op het tijdstip van aanvaarding van de eerste douaneaangifte tot plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling, onderworpen zijn geweest aan een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij werden aangegeven voor het vrije verkeer, en het geval niet onder artikel 167, lid 1, onder h), i), m), of p) van deze verordening valt.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen niet meer onderworpen zouden zijn aan een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringsmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies op het tijdstip waarop een douaneschuld ontstaat voor de veredelingsproducten.

4. Lid 2 is niet van toepassing op goederen die uiterlijk op … [datum: één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] voor actieve veredeling zijn aangegeven indien voor die goederen een vergunning geldt die vóór... [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] is verleend.”

(6) Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de punten f), h), en m) worden vervangen door:

f) goederen zoals bedoeld in artikel 138, onder b) tot en met d), en h), of in artikel 139, lid 1, die worden geacht te zijn aangegeven overeenkomstig artikel 141, mits zij niet op grond van een vervoersovereenkomst worden vervoerd;”;

(20)

“h) goederen die worden vervoerd of gebruikt in het kader van militaire activiteiten onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302;”;

“m) goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht vanuit Ceuta en Melilla, Gibraltar, Helgoland, de Republiek San Marino, Vaticaanstad of de gemeente Livigno;”;

ii) het volgende punt wordt toegevoegd:

“q) afval van schepen, op voorwaarde dat de afvalvooraanmelding als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/883 is gedaan in het nationaal maritiem éénloketsysteem of via andere meldingskanalen die voor de bevoegde autoriteiten met inbegrip van de douane aanvaardbaar zijn.”;

(b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Voor goederen in postzendingen wordt als volgt afgezien van de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen:

a) wanneer de postzendingen door de lucht worden vervoerd en een lidstaat als eindbestemming hebben, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie* voor de uitrol van release 1 van het systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447;

b) wanneer de postzendingen door de lucht worden vervoerd en een derde land of gebied als eindbestemming hebben, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van het systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447;

c) wanneer de postzendingen over zee, over de weg of per spoor worden vervoerd, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van het systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.

* Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168).”;

(c) lid 3 wordt geschrapt;

(d) lid 4 wordt vervangen door:

“4. Er wordt ontheffing verleend van de verplichting om een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen voor goederen in een zending waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 22 EUR bedraagt, mits de douaneautoriteiten ermee instemmen dat, met goedkeuring van de marktdeelnemer, een risicoanalyse wordt verricht op basis van de informatie die is vervat in het door de marktdeelnemer gebruikte systeem of wordt geleverd door dit systeem:

a) wanneer de goederen zich in expreszendingen bevinden die door de lucht worden vervoerd, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 1 van het

(21)

systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447;

b) wanneer de goederen door de lucht worden vervoerd in andere zendingen dan post- of expreszendingen, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 2 van het systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447;

c) wanneer de postzendingen over zee, over de binnenwateren, over de weg of per spoor worden vervoerd, tot de datum die is vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 voor de uitrol van release 3 van het systeem als bedoeld in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447.”.

(7) Artikel 106 wordt vervangen door:

“Artikel 106

Termijnen voor de indiening van de summiere aangifte bij binnenbrengen voor vervoer door de lucht

(Artikel 127, lid 2, onder b), en leden 3, 6, en 7 van het wetboek)

1. Wanneer de goederen door de lucht het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, worden de volledige gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen de volgende termijnen ingediend:

a) bij vluchten met een reistijd van minder dan vier uur: uiterlijk op het werkelijke vertrekuur van het luchtvaartuig;

b) bij andere vluchten: uiterlijk vier uur voor de aankomst van het luchtvaartuig op de eerste luchthaven in het douanegebied van de Unie.

2. Met ingang van de overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 vastgestelde datum voor de uitrol van release 1 van het in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde systeem, dienen postaanbieders en koeriersdiensten overeenkomstig artikel 183 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zo spoedig mogelijk en uiterlijk voordat de goederen in het vliegtuig worden geladen waarmee zij het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht ten minste de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen in.

2 bis. Met ingang van de overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 vastgestelde datum voor de uitrol van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde systeem, dienen andere marktdeelnemers dan postaanbieders en koeriersdiensten zo spoedig mogelijk en uiterlijk voordat de goederen in het vliegtuig worden geladen waarmee zij het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht ten minste de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen in.

3. Met ingang van de overeenkomstig de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 vastgestelde datum voor de uitrol van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde systeem, worden,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Elke bevoegde autoriteit stelt informatie over de in lid 1 bedoelde centrale contactpunten ter beschikking van de andere bevoegde autoriteiten en van de

Indien het antwoord op punt 5 bevestigend is, vermeld hieronder dan de details (score) voor elke benchmark met betrekking tot de in bijlage II opgesomde

(3) Op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/x van de Commissie 2 mogen erkende producentenorganisaties, unies daarvan en erkende brancheorganisaties in de sector

2 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1549 van de Commissie van 17 september 2015 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en

(b) zij sluit de marktdeelnemer voor het betrokken invoer- of uitvoertariefcontingent uit het certificaataanvraagsysteem uit voor een.. tariefcontingentperiode die

(5) Aangezien de voornaamste reden voor het wijzigen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 erin bestaat een al lang bestaande kennisgevingsverplichting officieel

1. De informatie over de pensioendoelstellingen op lange termijn van het PEPP en de middelen om die doelstellingen te bereiken, wordt kort, duidelijk en

13) „gewogen energieverbruik (E W )”: het gewogen gemiddelde van het energieverbruik, uitgedrukt in kilowattuur per cyclus, van de wascyclus van een