• No results found

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 14.7.2020 C(2020) 4891 final

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 14.7.2020

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan in derde

landen gevestigde centrale tegenpartijen te berekenen vergoedingen

(Voor de EER relevante tekst)

(2)

TOELICHTING

1. ACHTERGRONDVANDEGEDELEGEERDEHANDELING

Op 12 december 2019 is Verordening (EU) 2019/2099 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters1 (de verordening Europese marktinfrastructuur of

“EMIR”) in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt2.

Wat CTP’s uit derde landen betreft, zijn de wijzigingen van EMIR vooral bedoeld om te zorgen voor een robuuster en doeltreffender toezicht op in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (“CTP’s”) die in de Unie diensten verrichten, met onder meer een versterkte rol en extra taken voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”). In het kader daarvan is het comité voor toezicht op CTP’s opgericht dat besluiten voorbereidt die de raad van toezichthouders van de ESMA moet nemen, terwijl een nieuw college voor CTP’s uit derde landen erop zal toezien dat alle relevante belanghebbenden in de Unie correct worden geïnformeerd en betrokken. Daarnaast wordt met Verordening (EU) 2019/2099 een duaal systeem voor CTP’s uit derde landen ingevoerd, waarbij CTP’s die systeemrelevant zijn voor de financiële stabiliteit van de Unie of van een of meer van haar lidstaten (“tier 2-CTP’s”), EMIR-vereisten moeten naleven en aan toezicht door de ESMA zijn onderworpen. Tier 2- CTP’s in derde landen met vergelijkbare vereisten kunnen worden geacht EMIR-vereisten na te leven door de regels uit hun land van herkomst na te leven (“vergelijkbare conformiteit”).

CTP’s uit derde landen die niet systeemrelevant zijn (“tier 1-CTP’s”) zullen — net zoals vandaag — clearingdiensten in de Unie mogen aanbieden op basis van naleving van de regels uit hun land van herkomst die op grond van de uitvoeringshandeling van de Commissie gelijkwaardig zijn verklaard, maar zullen periodiek op hun systeemrelevantie worden getoetst.

Overeenkomstig artikel 25 quinquies EMIR moet de ESMA aan CTP’s uit derde landen vergoedingen berekenen die alle door de ESMA met betrekking tot de erkenning en de uitvoering van haar taken gemaakte uitgaven moeten dekken.

In artikel 25 quinquies EMIR wordt de Commissie gemachtigd een gedelegeerde handeling vast te stellen tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen en de wijze waarop de vergoedingen moeten worden voldaan door CTP’s uit derde landen die een erkenning aanvragen en door erkende CTP’s uit derde landen.

De gedelegeerde handeling moet worden vastgesteld in overeenstemming met artikel 82 EMIR en artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2. RAADPLEGING VOORAFGAAND AAN DE AANNEMING VAN DE HANDELING

Procedurele aspecten

Op 3 mei 2019 heeft de Commissie de ESMA om haar zienswijze (“technisch advies”) gevraagd over een overeenkomstig artikel 25 quinquies, lid 3, EMIR vast te stellen gedelegeerde handeling van de Commissie tot nadere bepaling van aan CTP’s uit derde landen te berekenen vergoedingen.

1 PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

2 PB L 322 van 12.12.2019, blz. 1.

(3)

De ESMA heeft over haar ontwerp voor een technisch advies een openbare raadpleging georganiseerd die van 29 mei tot en met 29 juli 2019 liep. Negen respondenten op de raadpleging hebben publiek feedback gegeven, terwijl andere respondenten op vertrouwelijke basis reageerden. De niet-vertrouwelijke reacties op de raadpleging zijn op de website van de ESMA gepubliceerd3. Op 11 november 2019 heeft de ESMA haar technisch advies aan de Commissie gezonden.

Op 21 oktober 2019 heeft de Commissie de deskundigengroep van het Europees Comité voor het effectenbedrijf (EGESC) geraadpleegd over de voorlopige inhoud van deze gedelegeerde handeling. De EGESC bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de Europese Centrale Bank, het secretariaat van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement, en de ESMA.

In overeenstemming met de richtsnoeren beter regelgeven, is het ontwerp van de gedelegeerde handeling gedurende een periode van vier weken (van 11 juni tot en met 9 juli 2020) op het portaal voor betere regelgeving gepubliceerd zodat het publiek feedback kon geven. Twee reacties werden ontvangen. Deze reacties zijn beschikbaar op de website van de Commissie4. Daarnaast heeft de ESMA ook verdere technische feedback gegeven.

Standpunten van belanghebbenden

Dankzij de voornoemde raadplegingen en dankzij ad-hocbijdragen heeft de Commissie een breed scala standpunten over de inhoud van de gedelegeerde handeling ontvangen. In die standpunten ging het er vooral over dat gegarandeerd diende te worden dat vergoedingen in verhouding staan tot de uitgevoerde taken en de omzet van CTP’s, dat vergoedingen voorspelbaar moeten zijn en dat er transparantie en verantwoording voor vergoedingen dient te zijn.

De noodzaak om te garanderen dat vergoedingen in verhouding staan tot de uitgevoerde taken en de omzet van CTP’s

De meeste belanghebbenden spraken hun steun uit voor de vergoedingsstructuur, met een basiserkenningsvergoeding die verschuldigd is door alle erkenning aanvragende CTP’s uit derde landen, een aanvullende erkenningsvergoeding voor tier 2-CTP’s, een afzonderlijke vergoeding voor verzoeken van tier 2-CTP’s om de status van vergelijkbare conformiteit, gecombineerd met een mogelijke verlaging van de erkenningsvergoeding en een korting op de jaarvergoeding, en gedifferentieerde jaarvergoedingen voor tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s.

Vele belanghebbenden waren het er ook over eens dat CTP’s die tier 2-CTP’s worden, een opslag moeten betalen die het verschil tussen tier 1- en tier 2-vergoedingen weergeeft. Ook steunden belanghebbenden het beginsel dat jaarvergoedingen in het jaar van erkenning worden berekend in verhouding tot de tijd die nog rest tot het einde van het kalenderjaar.

Hoewel sommige belanghebbenden van mening waren dat een erkenningsvergoeding van 50 000 EUR en een jaarvergoeding van 50 000 EUR voor tier 1-CTP’s acceptabel zouden zijn, vonden anderen deze vergoedingen te hoog, omdat deze volgens hen voor kleinere CTP’s een belemmering voor toetreding zouden kunnen zijn. Anderen stelden dan weer dat de hoogte van de erkenningsvergoeding afhankelijk moest zijn van het doel van de erkenningsvraag, nl. of de CTP clearingdiensten in de Unie wil gaan aanbieden, dan wel haar aanvraag uitsluitend indient om de gunstige behandeling op grond van de verordening

3 https://www.esma.europa.eu/press-news/consultations/esma-fees-third-country-ccps-under-emir-22

4 https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12446-Fees-to-be-charged-to- third-country-central-counterparties

(4)

kapitaalvereisten5 te kunnen krijgen. Algemeen genomen stelden belanghebbenden dat vergoedingen in verhouding moesten staan tot de rol van de ESMA als ontvangende toezichthouder en niet als hoofdtoezichthouder. Volgens sommige belanghebbenden moesten vergoedingen worden afgestemd op vergoedingen die CTP’s in derde landen of in lidstaten worden berekend.

Wat betreft het EMIR-vereiste dat vergoedingen in verhouding tot de omzet van CTP’s staan, waren de reacties gemengd. Sommige belanghebbenden waren er voorstander van dat de kosten gelijkelijk werden verdeeld over tier 2-CTP’s, omdat de omzet niet noodzakelijk weergeeft welke inspanningen ten behoeve van het toezicht vereist zijn. Anderen stelden dan weer dat niet aan het omzetvereiste van artikel 25 quinquies EMIR mocht worden voorbijgegaan. Sommige belanghebbenden pleitten ervoor dat rekening moest worden gehouden met de omzet wat betreft clearingdiensten die worden geleverd aan clearingleden of tegenpartijen in de Unie of voor in Unievaluta’s luidende financiële instrumenten.

Daartegenover staat dat andere belanghebbenden wezen op de complexiteit en de regeldruk die verbonden zijn aan het verzamelen en verwerken van de informatie die nodig is om een inschatting te maken van de omzet voor clearingdiensten in de Unie of in Unievaluta’s, terwijl dat geen nauwkeurig beeld geeft van de omvang van de CTP’s.

De meeste belanghebbenden waren voorstander van een korting op de jaarvergoeding voor tier 2-CTP’s die de status van vergelijkbare conformiteit hebben gekregen, en pleitten voor een korting die wordt gedifferentieerd afhankelijk van de mate van vergelijkbare conformiteit, terwijl één belanghebbende wees op het risico dat het gelijke speelveld zou worden verstoord.

De meeste belanghebbenden waren uitgesproken tegenstander van een specifieke vergoeding voor de intrekking van de erkenning. Belanghebbenden waren het echter doorgaans ermee eens dat erkenningsvergoedingen niet hoefden te worden terugbetaald ingeval de aanvraag wordt ingetrokken, of toch niet volledig.

De noodzaak van voorspelbare vergoedingen

Belanghebbenden stelden dat erkenningsvergoedingen zouden moeten worden betaald na de categorisering van de CTP’s, hetzij bij hun erkenning, hetzij in tranches naarmate specifieke, vooraf bepaalde mijlpalen worden bereikt. Belanghebbenden steunden het voorstel dat jaarvergoedingen zouden worden voldaan vóór het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, of uiterlijk in het eerste kwartaal van dat jaar. Tegelijkertijd onderstreepten diverse belanghebbenden de noodzaak van voorspelbaarheid en beklemtoonden sommige belanghebbenden dat jaarvergoedingen ruim van tevoren moeten worden vastgesteld zodat CTP’s deze in hun budget kunnen opnemen. Sommige belanghebbenden stelden ook dat vergoedingen pas mogen worden geïnd na de inwerkingtreding van de gedelegeerde handelingen waarmee ESMA op grond van het in Verordening (EU) 2019/2099 vastgestelde raamwerk CTP’s kan categoriseren en erkennen. Enkele belanghebbenden stelden dat erkenningsvergoedingen niet verschuldigd zouden zijn door CTP’s die door de ESMA reeds zijn erkend wanneer Verordening (EU) 2019/2099 in werking treedt.

De noodzaak van transparantie en verantwoording voor vergoedingen

Vele belanghebbenden vroegen om meer transparantie en verantwoording over de kosten van de ESMA en de middelen die zij nodig heeft om haar taken uit te voeren. Sommige belanghebbenden maakten ook bezwaar tegen het beginsel dat de ESMA zou worden gefinancierd uit door CTP’s verschuldigde vergoedingen, omdat er volgens hen sprake zou zijn van een belangenconflict wanneer zij CTP’s uit derde landen als tier 2-CTP’s aanmerkt

5 PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(5)

om zo haar middelen en activiteiten ten aanzien van zowel CTP’s uit derde landen als in de Unie gevestigde CTP’s uit te breiden.

3. EFFECTBEOORDELING

De Commissie moet nadere invulling geven aan de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen en de wijze waarop de vergoedingen door erkenning aanvragende CTP’s uit derde landen en door erkende CTP’s uit derde landen moeten worden voldaan. Overeenkomstig artikel 25 quinquies moeten vergoedingen in verhouding staan tot de omzet van CTP’s en alle kosten dekken die de ESMA op grond van EMIR moet maken voor de erkenning en de uitvoering van haar taken met betrekking tot CTP’s uit derde landen.

Overwegingen van de Commissie

De Commissie heeft een zorgvuldige afweging gemaakt van alle zienswijzen die zij heeft ontvangen, waaronder ook het technisch advies van de ESMA en de reacties op de openbare consultatie van de ESMA, de feedback van de EGESC en andere input die zij van belanghebbenden heeft ontvangen. Op basis daarvan stelt de Commissie voor om, op grond van artikel 25 quinquies, lid 3, EMIR, de voorliggende gedelegeerde handeling vast te stellen waarin de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen en de wijze waarop de vergoedingen door CTP’s uit derde landen moeten worden voldaan, nader worden bepaald.

Deze gedelegeerde handeling wijkt op een aantal punten af van het technisch advies van de ESMA, om de evenredigheid en voorspeldbaarheid van de vergoedingen te vergroten: de erkenningsvergoedingen zijn in totaal lager omdat de kosten met betrekking tot vergelijkbare conformiteit zullen worden gedekt door de aanvullende erkenningsvergoeding die tier 2- CTP’s zal worden berekend; de status van vergelijkbare conformiteit zal tier 2-CTP’s geen korting op hun jaarvergoedingen opleveren, omdat de ESMA belast is met het doorlopende toezicht op tier 2-CTP’s, ongeacht of deze status is toegekend of niet; de vergoedingen voor tier 1-CTP’s zullen jaarlijks worden vastgesteld op basis van de activiteitsgestuurde begroting van de ESMA, en in de jaarvergoedingen voor tier 2-CTP’s zal de omzet van CTP’s in aanmerking worden genomen.

In het technisch advies van de ESMA wordt het effect van de verschillende daarin overwogen opties zorgvuldig beoordeeld. Tegen deze achtergrond, en rekening houdende met het feit dat de vrijstellingen van de Commissie in beginsel de regeldruk en kosten voor CTP’s uit derde landen verder zouden moeten verminderen ten opzichte van het technisch advies van de ESMA, heeft de Commissie geen aparte effectbeoordeling uitgevoerd. Niettemin wordt hier in dit deel en in deel 3.2 een beoordeling gemaakt van de positieve en negatieve effecten van de wijzigingen die de Commissie heeft aangebracht, en wordt een kosten-batenanalyse van de voorgestelde maatregelen gemaakt.

(6)

Kwantitatieve gegevens over de kosten en baten zijn beperkt en kunnen niet altijd openbaar worden gemaakt, gelet op het vertrouwelijke karakter ervan. De ESMA heeft in het kader van haar openbare raadpleging om kwantitatieve data gevraagd, maar zij heeft zeer beperkte feedback ontvangen. Hoe dan ook, de verschillen tussen CTP’s uit derde landen zijn zodanig dat de kosten en baten van de wijzigingen aanzienlijk zullen verschillen, afhankelijk van bijvoorbeeld de vraag hoeveel informatie publiek beschikbaar is of al aan de ESMA is verstrekt, of nog de omvang en complexiteit van een CTP uit een derde land.

Evenredigheid

De vergoedingen moeten zijn gebaseerd op de kosten en taken van de ESMA, hetgeen in deze gedelegeerde handeling op verschillende wijzen wordt verzekerd.

Allereerst stelt de Commissie gedifferentieerde vergoedingen voor tier 1-CTP’s en tier 2- CTP’s voor. Dit brengt tot uiting dat de taken van de ESMA — en dus ook haar kosten — met betrekking tot tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s verschillen. Daar waar de ESMA bijvoorbeeld de volledigheid moet nagaan van de aanvragen, besluiten moet opstellen en de systeemrelevantie moet beoordelen van zowel tier 1-CTP’s als tier 2-CTP’s die een erkenning aanvragen, zal de beoordeling van de naleving van de aanvullende erkenningsvereisten van artikel 25, lid 2 ter, EMIR en van verzoeken om de status van vergelijkbare conformiteit extra kosten veroorzaken ten aanzien van tier 2-CTP’s. Voorts mag het dan zo zijn dat voor alle erkende CTP’s uit derde landen sommige taken dezelfde zullen zijn voor tier 1-CTP’s en voor tier 2-CTP’s (de periodieke toetsing van de categorisering, samenwerkingsregelingen met toezichthouders in derde landen, monitoring van ontwikkelingen in derde landen op het gebied van regelgeving en toezicht), toch zal de ESMA voor tier 2-CTP’s de additionele taak krijgen om doorlopend toezicht te houden wat betreft hun naleving van de vereisten van artikel 16 en de titels IV en V van Verordening (EU) nr. 648/2012, met inbegrip van vergelijkbare conformiteit, wanneer die status is toegekend. De benadering om gedifferentieerde vergoedingen toe te passen, kreeg van de lidstaten steun in de EGESC. Het alternatief waar sommige belanghebbenden voor pleitten — alle CTP’s dragen gelijkelijk bij in de kosten van de ESMA — leek niet passend, omdat tier 1-CTP’s, welke voor de EU en haar lidstaten minder systeemrelevant zijn, de hogere kosten voor de erkenning van en het toezicht op tier 2-CTP’s zouden moeten betalen, welke voor de Unie of een of meer van haar lidstaten systeemrelevant zijn.

In de tweede plaats stelt de Commissie een eenvoudige vergoedingsstructuur voor, die de verschillende soorten vergoedingen tot het strikt noodzakelijke beperkt houdt. Die vergoedingsstructuur zou uitsluitend bestaan uit erkenningsvergoedingen en jaarvergoedingen, in overeenstemming met het wettelijke vereiste in EMIR.

De Commissie gelooft dat erkenningsvergoedingen de administratieve kosten van de erkenning (bv. de behandeling van het dossier), de kosten van de categorisering en, voor tier 2-CTP’s, de kosten voor het toetsen van de erkenningsvereisten uit artikel 25, lid 2 ter, EMIR en de vergelijkbare conformiteit, indien deze bij erkenning wordt aangevraagd, moeten dekken.

Basiserkenningsvergoedingen zouden verschuldigd zijn door alle CTP’s die een erkenning aanvragen. Zij moeten de elementaire administratieve taken weergeven die de ESMA moet uitvoeren wanneer zij een erkenningsverzoek van een CTP uit een derde land te beoordelen krijgt. Ook moet daarin tot uiting komen dat de ESMA door CTP’s uit derde landen verstrekte informatie moet verzamelen en analyseren om te bepalen of het om tier 1-CTP’s dan wel tier 2-CTP’s gaat.

Naast die basiserkenningsvergoeding zouden tier 2-CTP’s een aanvullende “opslag” op die erkenningsvergoeding verschuldigd zijn. Die aanvullende erkenningsvergoeding zou ook

(7)

verschuldigd zijn door erkende CTP’s die tier 2-CTP’s worden, hetzij na de initiële indeling van erkende CTP’s na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2019/2099, hetzij nadien na een periodieke toetsing. Deze vergoeding is de afspiegeling van de aanvullende informatie die de ESMA voor tier 2-CTP’s moet verzamelen en analyseren, en omvat de kosten met betrekking tot de beoordeling van de vergelijkbare conformiteit. De beoordeling van de vergelijkbare conformiteit opnemen in de erkenningsvergoeding levert diverse voordelen op, zoals eenvoud (de verwachting is dat bijna alle tier 2-CTP’s de status van vergelijkbare conformiteit zullen aanvragen gezien de voordelen die dat oplevert) en aanzienlijke synergie- effecten bij de beoordeling van erkenningsvereisten (met name wanneer er voorwaarden zijn) en van vergelijkbare conformiteit.

Jaarvergoedingen zouden ook door alle CTP’s uit derde landen zijn verschuldigd. De vergoeding voor tier 1-CTP’s zou echter verschillen van die voor tier 2-CTP’s. De jaarvergoedingen voor de ESMA zullen zijn gebaseerd op haar werkprogramma en verwachte kosten en zullen dus in verhouding staan tot haar activiteitenniveau. Kosten met betrekking tot de beoordeling van de vergelijkbare conformiteit na het tijdstip van de erkenning zouden door de jaarvergoedingen moeten worden gedekt. Dergelijke verzoeken zouden naar verwachting uitzonderlijk zijn, aangezien CTP’s hoogstwaarschijnlijk de status van vergelijkbare conformiteit zullen aanvragen op het tijdstip van hun erkenningsaanvraag, gezien de voordelen daarvan voor tier 2-CTP’s. Bovendien is het concept van mogelijke kortingen misleidend omdat de ESMA, op grond van EMIR, belast blijft met het doorlopende toezicht op de naleving door de CTP’s van de erkenningsvereisten, ongeacht of de status van vergelijkbare conformiteit is toegekend of niet.

Ten slotte, wat de jaarvergoeding in het jaar van erkenning betreft, stelt de Commissie voor om die jaarvergoedingen te berekenen als een aandeel van de basis- en aanvullende erkenningsvergoedingen die tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s worden berekend.

Vergoedingen in verhouding tot de omzet

Volgens artikel 25 quinquies EMIR moeten de vergoedingen die CTP’s uit derde landen worden berekend, in verhouding staan tot de omzet.

Om op evenredige wijze dat vereiste na te leven, moeten diverse aspecten in overweging worden genomen. Zo zijn er kosten voor CTP’s uit derde landen om jaarlijks informatie te verschaffen over de omzet die relevant is en vergelijkbaar tussen CTP’s uit derde landen.

Aldus zou de vergoeding, in beginsel, een nauwkeurig beeld moeten geven van de grootte van de CTP’s uit derde landen in de context van EMIR, zonder dat hiermee een buitensporige last ontstaat voor CTP’s die de informatie moeten verschaffen of voor de ESMA die deze moet analyseren. De wijze waarop de omzet in de vergoeding tot uiting komt, moet ook vergelijkbaar zijn tussen CTP’s uit derde landen en moet rekening houden met het feit dat die CTP’s zijn gevestigd in verschillende jurisdicties met mogelijk ook verschillende boekhoudkundige praktijken.

In dat verband vallen diverse maatstaven voor de omzet te overwegen: wereldwijde en totale inkomsten van een CTP uit al haar bedrijfsonderdelen; wereldwijde inkomsten van CTP’s uit clearingdiensten; of door CTP’s met clearingdiensten in de Unie of ten aanzien van financiële instrumenten in Unievaluta’s behaalde inkomsten. De wereldwijde en totale inkomsten zouden vrij eenvoudig te vinden moeten zijn, in bijvoorbeeld jaarverslagen. Niettemin gaat het misschien te ver om te kijken naar totale inkomsten, omdat deze, afhankelijk van de ondernemingsstructuur van CTP’s, inkomsten uit bedrijfsonderdelen niet zijnde clearing zouden kunnen omvatten. In dit verband lijkt het binnen de context van EMIR passender om een vergelijking te maken tussen de inkomsten van CTP’s uit clearingdiensten in het algemeen (bv. lidmaatschaps- en clearingvergoedingen, ongerekend transactiekosten).

(8)

Kijken naar inkomsten uit clearingdiensten die in de Unie of ten aanzien van in Unievaluta’s luidende financiële instrumenten plaatsvinden, zou ook passende criteria kunnen opleveren om de omzet tot uiting te brengen. Die informatie is echter niet gemakkelijk beschikbaar. Het zou voor CTP’s uit derde landen een aanzienlijke administratieve last kunnen zijn om die informatie op gestandaardiseerde wijze aan te leveren — en voor de ESMA om deze te analyseren. Daarom stelt de Commissie voor om een vergelijking te maken tussen de wereldwijde inkomsten van CTP’s uit clearingdiensten als een passende alternatieve maatstaf die de omzet tot uiting brengt in de door CTP’s uit derde landen verschuldigde vergoedingen.

Om de rapportagedruk te vereenvoudigen en te verminderen, stelt de Commissie voor om te kijken naar de inkomsten in het laatste boekjaar van CTP’s, ook al kunnen boekjaren en boekhoudnormen verschillen tussen CTP’s. De betrokken informatie moet voor CTP’s gemakkelijk beschikbaar zijn en moet misschien zelfs een publiek beschikbaar cijfer uit jaarverslagen zijn.

Om de vergelijking tussen CTP’s uit derde landen verder te standaardiseren en de voorspelbaarheid te vergroten, stelt de Commissie voor om bandbreedtes in te voeren waarbinnen aan tier 2-CTP’s dezelfde vergoeding zal worden berekend. Aldus kunnen vergoedingen de omzet van CTP’s op een werkbare wijze tot uiting brengen zonder dat een en ander ertoe leidt dat een oneerlijke vergoeding wordt berekend als gevolg van onvolkomen omzetvergelijkingen.

De jaarlijkse taken met betrekking tot erkende tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s verschillen sterk.

Daar waar de taken van de ESMA met betrekking tot tier 2-CTP’s breder en complexer zijn, zullen de taken van de ESMA met betrekking tot tier 1-CTP’s betrekkelijk gestandaardiseerd zijn voor alle tier 1-CTP’s, ongeacht hun omvang. Omzet zou dus voor tier 1-CTP’s niet op dezelfde wijze in de jaarvergoeding tot uiting moeten komen als voor tier 2-CTP’s. De jaarvergoedingen voor tier 1-CTP’s zullen aanzienlijk lager zijn dan de vergoedingen die tier 2-CTP’s worden berekend, hetgeen de lagere omzet van tier 1-CTP’s weergeeft.

Bovendien zal, aangezien de verwachting is dat er meer tier 1-CTP’s dan tier 2-CTP’s zullen zijn, de regeldruk voor de ESMA, maar ook voor CTP’s uit derde landen, ook beter tot uiting worden gebracht indien de omzet alleen uitdrukkelijk wordt gebruikt om vergoedingen ten aanzien van tier 2-CTP’s te berekenen.

Daarom acht de Commissie het passend om voor tier 1-CTP’s te voorzien in een vaste jaarvergoeding, die de aan de activiteiten van tier 1-CTP’s verbonden kosten voor de ESMA tot uiting brengt, gelijkelijk verdeeld over alle erkende tier 1-CTP’s.

Wat betreft tier 2-CTP’s is de Commissie van oordeel dat jaarvergoedingen expliciet in verhouding tot de omzet van CTP’s dienen te worden bepaald, als uiting van de verwachte kosten van de ESMA voor tier 2-CTP’s. Eenvoudigheidshalve en om het effect van een eventueel gebrek aan vergelijkbaarheid zoveel mogelijk te beperken, moeten tier 2-CTP’s, aan de hand van hun wereldwijd met het verrichten van clearingdiensten behaalde omzet, in twee grote groepen worden verdeeld. CTP’s binnen één en dezelfde groep zouden dezelfde jaarvergoeding berekend krijgen, maar in plaats van de kosten gelijkelijk over alle CTP’s uit derde landen te verdelen, zouden de CTP’s in de laagste bandbreedte een wegingsfactor voor omzet van 1,0 krijgen en CTP’s in de hoogste bandbreedte een wegingsfactor voor omzet van 1,2.

Voorspelbaarheid

Belanghebbenden pleitten ervoor dat vergoedingen 1) in de mate van het mogelijke voor CTP’s uit derde landen voorspelbaar zijn, en 2) niet met terugwerkende kracht van toepassing mogen zijn.

(9)

Wat betreft de erkenningsvergoedingen zijn de taken en de werkzaamheden grotendeels voorspelbaar. Erkenningsvergoedingen (d.w.z. zowel de basiserkenningsvergoeding als de opslag van de aanvullende erkenningsvergoeding voor tier 2-CTP’s) moeten dus in de gedelegeerde handeling worden vastgesteld op basis van de ervaring van de ESMA in het verleden en de verwachtingen zoals die zijn af te lezen aan haar werkprogramma en activiteitsgestuurde begroting. Dit biedt CTP’s uit derde landen duidelijke voorspelbaarheid.

Wat betreft jaarvergoedingen dient een evenwicht te worden gevonden tussen het streven naar dezelfde mate van voorspelbaarheid en de noodzaak dat de vergoedingen een afspiegeling zijn van de kosten voor de ESMA bij de uitvoering van haar jaarlijkse taken (bv. in stand houden van samenwerkingsregelingen met toezichthouders in derde landen, monitoring van ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht, herziening van de categorisering, doorlopend toezicht op tier 2-CTP’s). Aansluitend bij de benadering voor transactieregisters en ratingbureaus, en om ervoor te zorgen dat de door de ESMA gemaakte kosten in de vergoeding tot uiting komen, moeten de jaarvergoedingen jaarlijks worden vastgesteld op basis van het werkprogramma en de activiteitsgestuurde begroting van de ESMA. Deze benadering zou gelden voor zowel tier 1-CTP’s als tier 2-CTP’s. Bij het voorstel van sommigen om de jaarvergoedingen voor tier 1-CTP’s in de gedelegeerde handeling vast te leggen, terwijl de jaarvergoedingen voor tier 2-CTP’s zouden fluctueren, bestaat het risico dat er kruissubsidiëring door tier 2-CTP’s van de lagere tier 1-CTP-vergoedingen kan ontstaan (en omgekeerd). Dit kan worden vermeden indien jaarvergoedingen voor zowel tier 1-CTP’s als tier 2-CTP’s jaarlijks worden vastgesteld op basis van het werkprogramma en de begroting van de ESMA.

De procedure om jaarvergoedingen vast te leggen is transparant en voorspelbaar. De ESMA presenteert in september haar jaarlijks werkprogramma samen met de geraamde kosten ervan en haar ontwerpbegroting. Dat geeft een eerste indicatie van de hoogte van de vergoedingen.

De goedgekeurde begroting wordt bij het begin van het kalenderjaar waarop deze ziet, gepubliceerd op de website van de ESMA en in het Publicatieblad van de Europese Unie. De ESMA zal dertig kalenderdagen vóór betaaldatum debetnota’s aan CTP’s uit derde landen moeten zenden waarin het bedrag van de jaarvergoeding is vermeld.

Transparantie en verantwoording voor vergoedingen

Overeenkomstig artikel 25 quinquies moet de ESMA aan CTP’s uit derde landen vergoedingen berekenen voor het dekken van alle kosten die zij op grond van EMIR moet maken voor de erkenning en de uitvoering van haar taken met betrekking tot CTP’s uit derde landen. Vergoedingen dienen echter beperkt te blijven tot kosten die zijn gemaakt met betrekking tot CTP’s uit derde landen, en mogen geen kosten dekken voor taken die worden uitgevoerd met betrekking tot in de Unie gevestigde CTP’s; die laatste zullen worden gedekt door bijdragen van overheidsinstanties uit de lidstaten en subsidies van de Unie. Bovendien wordt de begroting van de ESMA vastgesteld in verhouding tot het verwachte niveau van de activiteiten met betrekking tot tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s in het komende jaar. Met andere woorden, de vergoedingen worden berekend om de verwachte kosten van de ESMA te dekken

— niet om haar activiteiten uit te breiden. De ESMA is een overheidsinstantie en daarom ligt voor haar de lat het hoogste. Haar begroting wordt jaarlijks gecontroleerd door de Europese Rekenkamer.

Vergoedingen moeten zorgvuldig worden gekalibreerd om structurele budgettaire onevenwichtigheden (tekorten of overschotten) te voorkomen. Alhoewel van de ESMA wordt verwacht dat zij voor de komende jaren lessen trekt en haar begroting herkalibreert wanneer tekorten of overschotten herhaaldelijk voorkomen of aanzienlijk zijn, worden geen extra vergoedingen geïnd om tekorten te dekken en worden overschotten niet terugbetaald.

(10)

Belanghebbenden vroegen ook dat de vergoedingen meer zouden gelijklopen met die van andere regulerende en toezichthoudende instanties. De autoriteiten in Canada, Hongkong, Australië en Singapore berekenen nationale en buitenlandse CTP’s vergoedingen van uiteenlopende hoogte. In het Verenigd Koninkrijk lopen de vergoedingen die CTP’s uit het Verenigd Koninkrijk voor een vergunning worden berekend, uiteen van rond 5 500 EUR tot 330 000 EUR. Binnen de Unie berekenen de Zweedse autoriteiten nationale CTP’s een vergoeding voor een vergunning die tussen rond 6 300 EUR en 820 000 EUR ligt, terwijl de autoriteiten in Duitsland, Spanje, Griekenland en Polen nationale CTP’s ook een vergoeding voor een vergunning berekenen (tussen 4 500 EUR en 150 000 EUR, afhankelijk van de autoriteit). Autoriteiten in andere lidstaten berekenen dan weer geen vergoeding voor een vergunning. Hoe dan ook, deze cijfers geven ook een beeld van de verschillende financieringsmodellen van verschillende instanties (zo zijn bijvoorbeeld in Europa financieringsmodellen op basis van vergoedingen gebruikelijker), alsmede van de verschillende toezichtbenadering van risico en de administratieve en toezichtkosten. Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, zou de hoogte van vergoedingen in deze gedelegeerde handeling niet ongezien zijn6.

3,1. Kosten-batenanalyse

De ESMA zal in het kader van EMIR kosten maken met betrekking tot de erkenning en de uitvoering van haar taken ten aanzien van CTP’s uit derde landen. Volgens EMIR moet de ESMA aan CTP’s uit derde landen vergoedingen berekenen om die kosten te dekken.

Vergoedingen moeten in verhouding staan tot de omzet van CTP’s.

De Commissie heeft, op basis van door de ESMA verschafte informatie, een inschatting gemaakt van zowel de hoeveelheid werk die dit zou kunnen vergen als van de verschillende onderliggende aannames. Ook heeft de Commissie op granulair niveau de kostenramingen van ESMA die aan dit technisch advies ten grondslag liggen, onderzocht.

Methodiek

Drie kostencategorieën worden overwogen: specifieke variabele kosten, toerekenbare variabele kosten en vaste kosten

Specifieke variabele kosten (voltijdequivalenten (FTE’s) per CTP) betreffen specifieke taken voor elke CTP uit een derde land (bv. onderzoek van de volledigheid van een erkenningsaanvraag)

Toerekenbare variabele kosten (FTE’s per CTP) betreffen specifieke taken die de ESMA uitvoert voor alle CTP’s uit derde landen in dezelfde jurisdictie (bv. het aangaan van samenwerkingsregelingen met een autoriteit in een derde land); en

Vaste kosten betreffen aspecten zoals de investering in en het onderhoud van specifieke IT-ontwikkelingen voor alle CTP’s uit derde landen en de kosten van het comité voor toezicht op CTP’s, met inbegrip van de voorzitter en de twee onafhankelijke leden. Die kosten worden geraamd als een bepaald bedrag dat vervolgens aan elke CTP wordt toegerekend.

6 Technisch advies van de ESMA, beschikbaar op:

https://www.esma.europa.eu/sites/default/files/library/esma70-151- 2650_final_report_on_ta_on_emir_2_2_ccp_fees.pdf

(11)

Om de hoogte van de basis- en aanvullende erkenningsvergunningen te bepalen, worden bij de raming standaard gemiddelde kosten7 van 172 125 EUR per voltijdequivalent (FTE) voor een tijdelijk functionaris en 95 620 EUR voor een bij de ESMA gedetacheerde nationale deskundige van een lidstaat gehanteerd. De standaard gemiddelde kosten omvatten voorzieningen voor salarissen en overige toelagen, pensioen- en zorgpremies, alsmede andere kosten die voor het verrichten van de taken van het betrokken personeelslid onmisbaar zijn (bedrijfsondersteuningsdiensten, opleiding, dienstreizen, huur en onderhoud van gebouwen, IT-systemen/uitrusting) en houden rekening met bij de ESMA gedetacheerde nationale deskundigen van lidstaten. De algemene kosten worden bij die gemiddelde kosten per FTE opgeteld. De kosten voor de voorzitter en onafhankelijke leden van het comité voor toezicht op CTP’s worden geraamd op rond 1 miljoen EUR per jaar, waarvan een deel zou moeten worden gedekt door vergoedingen betaald door CTP’s uit derde landen. Daarnaast zullen de investeringen in een specifiek IT-instrument om de nieuwe opdracht met betrekking tot CTP’s uit derde landen uit te voeren, aanzienlijk zijn.

De in deze gedelegeerde handeling voorgestelde hoogte van vergoedingen is gebaseerd op diverse centrale kostenaannames die aansluiten bij de aannames van de ESMA in haar technisch advies, met name:

 het aantal CTP’s uit derde landen dat een erkenning zal aanvragen en zal worden erkend op grond van EMIR 2.2 en dat als tier 1-CTP of tier 2-CTP zal worden gecategoriseerd. Om deze aanname te toetsen, heeft de Commissie meerdere verschillende scenario’s met verschillende aantallen CTP’s die als tier 1-CTP of als tier 2-CTP werden gecategoriseerd, uitgevoerd; niettemin was de totale impact op de hoogte van de vergoedingen verwaarloosbaar;

 de toerekening van de vaste kosten wordt gelijkelijk verdeeld: de kosten voor elke tier 1-CTP en elke tier 2-CTP zijn in een bepaald jaar dezelfde; en

 het comité voor toezicht op CTP’s zal het merendeel van zijn tijd vooral besteden aan CTP’s uit derde landen (erkenning en categorisering en nadien toezicht) — en dus dient een ruim deel van de kosten voor de voorzitter en de onafhankelijke leden aan CTP’s uit derde landen te worden toegerekend.

Erkenningsvergoedingen

De Commissie raamt de kosten om erkenningsaanvragen te verwerken (beoordelen van de volledigheid van de aanvraag, vragen om aanvullende informatie indien nodig, opstellen van het besluit) en de kosten voor de categorisering van CTP’s uit derde landen op rond 50 000 EUR. Volgens de berekeningen van de Commissie op basis van de hierboven beschreven kosten, stemt dat overeen met ongeveer 2 FTE’s over een periode van anderhalve maand, alsmede een toerekening van vaste kosten.

Erkenningsaanvragen van tier 2-CTP’s zullen extra kosten met zich meebrengen (vragen om aanvullende informatie), maar ook aanzienlijk meer werk (raadplegen van autoriteiten van derde landen, raadplegen van centrale banken van uitgifte, beoordelen van de aanvullende erkenningsvereisten, daaronder begrepen de naleving door de CTP’s van artikel 16 en de titels IV en V van Verordening (EU) nr. 648/2012, beoordelen van verzoeken om de status van vergelijkbare conformiteit) en de grotere rol voor het comité voor toezicht op CTP’s. Deze extra kosten worden op 360 000 EUR geraamd. Dat stemt overeen met ongeveer 2 FTE’s (per jaar), alsmede met een toerekening van vaste kosten, onder meer die van het comité voor

7 Standaard gemiddelde kosten per FTE zoals die in 2020 bij de Europese Commissie voor de raming van de directe kosten worden gehanteerd.

(12)

toezicht op CTP’s. In dat bedrag komt onder meer de eenvoudigere en evenredigere benadering ten aanzien van vergelijkbare conformiteit tot uiting.

Daarom is het voorstel van de Commissie dat alle CTP’s uit derde landen die een erkenningsaanvraag indienen, een basiserkenningsvergoeding van 50 000 EUR wordt berekend en dat tier 2-CTP’s een aanvullende erkenningsvergoeding van 360 000 EUR wordt berekend.

Jaarvergoedingen

De Commissie stelt voor dat de jaarvergoedingen voor zowel tier 1-CTP’s als tier 2-CTP’s jaarlijks worden vastgesteld op basis van het jaarlijkse werkprogramma en de begroting van de ESMA.

De begroting van de ESMA is gebaseerd op de kosten per activiteit. In die begroting worden de kosten geïdentificeerd voor het aantal FTE’s dat nodig is om de taken van de ESMA uit te voeren, de daarmee samenhangende logistieke, IT-, communicatie- en algemene kosten, alsmede de vaste kosten. De correcte uitvoering van de begroting wordt gecontroleerd door de Europese Rekenkamer. Jaarvergoedingen die op deze basis worden vastgesteld, bieden dus de garantie dat kosten transparant zijn en dat vergoedingen op de kosten van de ESMA zijn afgestemd.

Met de jaarvergoedingen voor tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s moet het volgende worden gedekt:

 courante activiteiten, zoals het doorlopende toezicht op CTP’s uit derde landen, de samenwerking met autoriteiten in derde landen en de monitoring van de ontwikkelingen in regelgeving en toezicht in derde landen;

 periodieke activiteiten, zoals de regelmatige toetsing van de categorisering van CTP’s (zoals vereist in EMIR) en de beoordelingen die vereist zijn in het geval van een uitbreiding van activiteiten of diensten;

 de toerekening van vaste kosten (IT, comité voor toezicht op CTP’s).

Voor tier 1-CTP’s raamt de Commissie de totale jaarvergoeding op ongeveer 50 000 EUR per CTP. Dit sluit aan bij de raming die de ESMA in haar technisch advies had gegeven.

Niettemin is het van belang te beklemtonen dat dit geen vast jaarlijks bedrag is, maar een bedrag dat gekoppeld is aan de taken en kosten die verband houden met tier 1-CTP’s. De jaarvergoedingen voor tier 1-CTP’s zullen dus in de tijd variëren.

Voor tier 2-CTP’s hanteert de Commissie de aanname dat de toezichttaken voor de ESMA dezelfde zullen zijn, ongeacht of de CTP de status van vergelijkbare conformiteit heeft gekregen of niet. Om de omzet tot uiting te brengen, zullen tier 2-CTP’s in één van beide groepen worden ingedeeld.

Waarschijnlijk zullen CTP’s hun kosten — in uiteenlopende mate en op verschillende wijze

— doorberekenen aan hun clearingleden en cliënten, en hoe dan ook zou dit bedrag moeten worden gecompenseerd door de voordelen die voortvloeien uit toegang tot clearingleden en handelsplatformen in de Unie en de gunstige behandeling in het kader van de verordening kapitaalvereisten.

3,2. Evenredigheid

In deze verordening worden de vergoedingen vastgesteld die CTP’s uit derde landen verschuldigd zijn, waarbij de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor die vergoedingen verschuldigd zijn, de bedragen van de vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden voldaan, nader worden bepaald. Met deze vergoedingen zouden de kosten van de ESMA voor de erkenning en de uitvoering van haar taken met betrekking tot CTP’s uit

(13)

derde landen in het kader van EMIR volledig moeten worden gedekt. Vergoedingen zouden zorgvuldig gekalibreerd moeten zijn zodat alle kosten van de ESMA zijn gedekt, zonder dat dit begrotingsoverschotten of -tekorten oplevert. Hoewel vergoedingen in verhouding tot de omzet van CTP’s moeten staan, zou de toepassing daarvan geen buitensporige lasten mogen opleveren voor CTP’s uit derde landen of voor de ESMA. De in deze gedelegeerde handeling vastgestelde vergoedingen voldoen aan die doelstellingen en zijn dus evenredig.

Gelet op het bovenstaande zorgt deze gedelegeerde handeling voor de evenredige toepassing van EMIR, en houdt deze zodoende rekening met het evenredigheidsbeginsel.

3,3. Subsidiariteit

In deze gedelegeerde handelingen worden de vergoedingen vastgesteld die de ESMA aan CTP’s uit derde landen moet berekenen om de kosten te dekken die zij moet maken om haar taken met betrekking tot die CTP’s op grond van EMIR uit te voeren. De lidstaten kunnen geen maatregelen nemen om vergoedingen vast te stellen die de ESMA aan CTP’s uit derde landen moet berekenen. Deze gedelegeerde handeling vult EMIR aan, terwijl het evenredigheidsbeginsel wordt geëerbiedigd zoals hierboven uiteengezet, en is dus in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

4. JURIDISCHEELEMENTENVANDEGEDELEGEERDEHANDELING In hoofdstuk I van dit voorstel voor een gedelegeerde verordening wordt vastgesteld welke soorten vergoedingen aan CTP’s uit derde landen moeten worden berekend:

 In artikel 1 worden de eenmalige basiserkenningsvergoedingen vastgesteld die moeten worden berekend aan alle CTP’s uit derde landen die een erkenning aanvragen, ongeacht hun systeemrelevantie voor de Unie of haar lidstaten (lid 1), alsmede de aanvullende eenmalige erkenningsvergoedingen die aan systeemrelevante CTP’s uit derde landen moeten worden berekend om de extra kosten van de verwerking van die aanvragen te dekken (lid 2).

 In artikel 2 wordt nader bepaald hoe de jaarvergoedingen moeten worden vastgesteld die, afhankelijk van de systeemrelevantie van CTP’s, aan CTP’s uit derde landen moeten worden berekend op basis van de verwachte kosten voor de ESMA en van haar activiteitsgestuurde begroting.

 In artikel 3 wordt nader bepaald hoe de (verlaagde) jaarvergoedingen moeten worden berekend die CTP’s uit derde landen in het jaar waarin zij worden erkend, in rekening wordt gebracht.

 In artikel 4 wordt nader bepaald hoe de omzet van systeemrelevante CTP’s in aanmerking moet worden genomen bij het vaststellen van de jaarvergoedingen die dergelijke CTP’s worden berekend.

In hoofdstuk II worden de betalingsvoorwaarden vastgesteld en het beginsel dat vergoedingen niet worden terugbetaald, meer bepaald:

 In artikel 5 worden de algemene voorwaarden voor de betalingen vastgesteld:

betalingen moeten in euro worden verricht en geldboeten kunnen worden opgelegd bij laattijdige betaling.

 In artikel 6 wordt bepaald wat de betalingsvoorwaarden voor erkenningsvergoedingen zijn, en dat deze vergoedingen voldaan moeten worden voordat de ESMA de beoordeling uitvoert, ongeacht of de erkenningsvoorwaarden zijn vervuld, en dat deze vergoedingen niet worden terugbetaald.

(14)

 In artikel 7 wordt bepaald wat de betalingsvoorwaarden voor jaarvergoedingen zijn, en dat deze vergoedingen voldaan moeten worden vóór het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, en dat deze vergoedingen niet worden terugbetaald.

Hoofdstuk III bevat overgangs- en slotbepalingen:

 In artikel 8 worden de betalingsvoorwaarden voor erkenningsvergoedingen vastgesteld ten aanzien van CTP’s uit derde landen die een erkenningsaanvraag hebben ingediend vóór de inwerkingtreding van deze gedelegeerde handeling.

 In artikel 9 worden de tussentijdse jaarvergoedingen vastgesteld verschuldigd door CTP’s die zijn erkend vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2019/2099 tot wijziging van EMIR.

 In artikel 10 wordt de datum van inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling vastgesteld.

(15)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 14.7.2020

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan in derde

landen gevestigde centrale tegenpartijen te berekenen vergoedingen (Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters8, en met name artikel 25 bis, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Krachtens artikel 25 quinquies van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”) centrale tegenpartijen (“CTP’s”) uit derde landen vergoedingen berekenen in verband met aanvragen tot erkenning op grond van artikel 25 van die verordening en jaarvergoedingen in verband met de uitvoering van haar taken overeenkomstig die verordening ten aanzien van erkende CTP’s uit derde landen. Die vergoedingen moeten overeenkomstig artikel 25 quinquies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 in verhouding staan tot de omzet van de betrokken CTP en alle kosten dekken die door de ESMA zijn gemaakt met betrekking tot de uitvoering van haar taken ten aanzien van CTP’s uit derde landen overeenkomstig deze verordening.

(2) Vergoedingen in verband met erkenningsaanvragen (“erkenningsvergoedingen”) moeten CTP’s uit derde landen worden berekend om de kosten van de ESMA met betrekking tot de verwerking van erkenningsaanvragen te dekken, met inbegrip van kosten om na te gaan of die aanvragen volledig zijn, om aanvullende informatie te vragen, om beslissingen op te stellen en kosten met betrekking tot de beoordeling van de systeemrelevantie van CTP’s uit derde landen (“tiering”). Voor CTP’s die systeemrelevant zijn of die waarschijnlijk systeemrelevant zullen worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van een of meer van haar lidstaten en die door de ESMA in overeenstemming met artikel 25, lid 2 ter, van Verordening (EU) nr.

648/2012 zijn erkend (“tier 2-CTP’s”), moet de ESMA aanvullende kosten maken.

Deze aanvullende kosten worden door de ESMA gemaakt om na te gaan of de erkenningsvoorwaarden van artikel 25, lid 2 ter, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn nageleefd en of een CTP, door het toepasselijke wettelijke kader van het derde land na te leven, kan worden geacht de vereisten van artikel 16 en de titels IV en V van Verordening (EU) nr. 648/2012 na te leven (“vergelijkbare conformiteit”). De kosten die aan aanvragen van tier 2-CTP’s zijn verbonden, zullen dus hoger zijn dan de kosten die verbonden zijn aan aanvragen van CTP’s uit derde landen die niet geacht

8 PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(16)

worden systeemrelevant te zijn of waarschijnlijk systeemrelevant te zullen worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van een of meer van haar lidstaten (“tier 1- CTP’s”).

(3) Daar waar alle CTP’s uit derde landen die een erkenningsverzoek op grond van artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 indienen, een basiserkenningsvergoeding moet worden berekend, moet tier 2-CTP’s een aanvullende vergoeding worden berekend om de extra kosten te dekken die de ESMA moet maken in het kader van de aanvraagprocedure. De aanvullende erkenningsvergoeding moet ook aan reeds erkende CTP’s worden berekend wanneer de ESMA voor het eerst beslist of deze CTP’s, na toetsing van hun systeemrelevantie overeenkomstig artikel 25, lid 5, of artikel 89, lid 3 quater, van Verordening (EU) nr. 648/2012, als tier 2-CTP’s worden gecategoriseerd.

(4) Jaarvergoedingen moeten ook worden berekend aan erkende CTP’s uit derde landen om de kosten van de ESMA te dekken voor de uitvoering van haar taken ten aanzien van die CTP’s op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012. Voor zowel tier 1-CTP’s als tier 2-CTP’s omvatten die taken de periodieke toetsing van de systeemrelevantie van CTP’s overeenkomstig artikel 25, lid 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012, de uitvoering en instandhouding van samenwerkingsregelingen met autoriteiten van derde landen en de monitoring van ontwikkelingen in derde landen op het gebied van regelgeving en toezicht. Voor tier 2-CTP’s moet de ESMA ook doorlopend toezien op de naleving door die CTP’s van de vereisten van artikel 16 en de titels IV en V van Verordening (EU) nr. 648/2012, onder meer door vergelijkbare conformiteit, wanneer die status is toegekend. Daarom is het passend dat voor tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s verschillende jaarvergoedingen van toepassing zijn.

(5) De in deze verordening vastgestelde erkenningsvergoedingen en jaarvergoedingen moeten de kosten dekken die de ESMA bij het verwerken van erkenningsaanvragen verwacht te moeten maken op basis van haar ervaring met de uitvoering van taken ten aanzien van CTP’s uit derde landen en andere entiteiten waarop zij toezicht uitoefent, alsmede op basis van haar verwachte kosten zoals die in haar jaarlijkse activiteitsgestuurde begroting worden opgevoerd.

(6) De taken die de ESMA krachtens Verordening (EU) nr. 648/2012 uitvoert ten aanzien van erkende tier 1-CTP’s, zullen voor elke tier 1-CTP, ongeacht haar grootte, grotendeels dezelfde zijn. Daarom is het passend dat de kosten die de ESMA met betrekking tot erkende tier 1-CTP’s maakt, worden gedekt door bij elke erkende tier 1- CTP voor hetzelfde bedrag een jaarvergoeding te innen. Met betrekking tot erkende tier 2-CTP’s moet, om een eerlijke toerekening te garanderen van vergoedingen die tegelijk ook de van de ESMA verlangde reële administratieve inspanningen bij de uitvoering van haar taken ten aanzien van elke tier 2-CTP tot uiting brengt, in de jaarvergoedingen ook rekening worden gehouden met de omzet van de tier 2-CTP.

(7) Jaarvergoedingen die CTP’s uit derde landen worden berekend voor het eerste jaar dat zij overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden erkend, moeten evenredig zijn aan het deel van dat jaar waarin de ESMA, in overeenstemming met die verordening, taken ten aanzien van die CTP’s uitvoert. Hetzelfde beginsel moet gelden voor het jaar waarin een CTP die als tier 1-CTP is erkend, overeenkomstig artikel 25, lid 5, van die verordening, voor het eerst als tier 2-CTP wordt gecategoriseerd.

(8) Om te garanderen dat de door de ESMA gemaakte kosten met betrekking tot overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 ingediende

(17)

erkenningsaanvragen tijdig gefinancierd raken, moeten erkenningsvergoedingen aan de ESMA worden voldaan voordat de aanvragen om erkenning worden verwerkt of vóór de beoordeling van de vraag of tier 2-CTP’s de erkenningsvoorwaarden van artikel 25, lid 2 ter, van Verordening (EU) nr. 648/2012 naleven. Om de tijdige financiering te garanderen van de kosten die door de ESMA zijn gemaakt met betrekking tot de uitvoering van haar taken ten aanzien van erkende CTP’s uit derde landen, moeten jaarvergoedingen worden voldaan bij het begin van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben. In het eerste jaar van erkenning moeten jaarvergoedingen spoedig na de vaststelling van erkenningsbesluiten worden voldaan.

(9) Om herhaalde of ongegronde aanvragen te ontmoedigen, mogen erkenningsvergoedingen niet worden terugbetaald ingeval een aanvrager zijn aanvraag intrekt. Aangezien de administratieve werkzaamheden die nodig zijn bij een erkenningsvraag die wordt afgewezen, dezelfde zijn als de werkzaamheden die vereist zijn bij een aanvraag die wordt geaccepteerd, mogen erkenningsvergoedingen niet worden terugbetaald indien een erkenning wordt geweigerd.

(10) Kosten die de ESMA na de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 2019/2099 maakt ten aanzien van CTP’s uit derde landen die vóór [PB: datum van inwerkingtreding van deze verordening invoegen] reeds in overeenstemming met artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn erkend, moeten door vergoedingen worden gedekt. Van dergelijke CTP’s uit derde landen moet dus worden verlangd dat zij voor 2020 en voor elk jaar nadien totdat de toetsing van hun systeemrelevantie overeenkomstig artikel 89, lid 3 quater, van Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft plaatsgevonden, een tussentijdse jaarvergoeding voldoen.

(11) Deze gedelegeerde verordening moet met spoed in werking treden om te verzekeren dat de ESMA na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2019/2099 tijdig en passend wordt gefinancierd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I VERGOEDINGEN

Artikel 1

Erkenningsvergoedingen

1. Een in een derde land gevestigde CTP die overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 een erkenning aanvraagt, is een basiserkenningsvergoeding van 50 000 EUR verschuldigd.

2. Een in een derde land gevestigde CTP is een aanvullende erkenningsvergoeding van 360 000 EUR verschuldigd indien de ESMA beslist dat die CTP, overeenkomstig artikel 25, lid 2 bis, van Verordening (EU) nr. 648/2012, systeemrelevant is of waarschijnlijk systeemrelevant zal worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van een of meer van haar lidstaten (“tier 2-CTP”). Een tier 2-CTP is de aanvullende erkenningsvergoeding verschuldigd in de volgende gevallen:

(a) de CTP vraagt een erkenning aan;

(18)

(b) de CTP, die overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr.

648/2012 reeds is erkend, wordt aangemerkt als een tier 2-CTP na de toetsing door de ESMA in overeenstemming met artikel 25, lid 5, van die verordening.

Artikel 2

Jaarvergoedingen 1. Een erkende CTP is een jaarvergoeding verschuldigd.

2. Indien een CTP door de ESMA in overeenstemming met artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt erkend (“tier 1-CTP”), is de voor elke tier 1- CTP voor een bepaald jaar (n) verschuldigde jaarvergoeding gelijk aan de totale jaarvergoeding gelijkelijk verdeeld over alle op 31 december van het voorafgaande jaar (n–1) erkende tier 1-CTP’s

Voor de toepassing van de eerste alinea is de totale jaarvergoeding voor een bepaald jaar (n) de raming van de uitgaven met betrekking tot de door de ESMA uit te voeren taken ten aanzien van alle krachtens Verordening (EU) nr. 648/2012 erkende tier 1- CTP’s zoals die in de ESMA-begroting voor dat jaar zijn opgenomen.

3. Indien een CTP door de ESMA in overeenstemming met artikel 25, lid 2 ter, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt erkend (“tier 2-CTP”), is de voor een bepaald jaar (n) verschuldigde jaarvergoeding gelijk aan de totale jaarvergoeding gelijkelijk verdeeld over alle op 31 december van het voorafgaande jaar (n–1) erkende tier 2- CTP’s en vermenigvuldigd met de toepasselijke wegingsfactor die in overeenstemming met artikel 4 van deze verordening is vastgesteld.

Voor de toepassing van de eerste alinea is de totale jaarvergoeding voor een bepaald jaar (n) de raming van de uitgaven met betrekking tot de door de ESMA uit te voeren taken ten aanzien van alle krachtens Verordening (EU) nr. 648/2012 erkende tier 2- CTP’s zoals die in de ESMA-begroting voor dat jaar zijn opgenomen.

Artikel 3

Jaarlijkse vergoedingen in het jaar van erkenning

1. Voor het jaar waarin een CTP uit een derde land in overeenstemming met artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 door de ESMA is erkend, wordt de jaarvergoeding als volgt berekend:

(a) indien de ESMA een CTP als tier 1-CTP erkent, wordt de jaarvergoeding vastgesteld als het aandeel van de in artikel 1, lid 1, van deze verordening vastgestelde basiserkenningsvergoeding dat in de volgende verhouding wordt berekend:

𝑁𝑢𝑚𝑏𝑒𝑟 𝑜𝑓 𝑐𝑎𝑙𝑒𝑛𝑑𝑎𝑟 𝑑𝑎𝑦𝑠 𝑓𝑟𝑜𝑚 𝑡ℎ𝑒 𝑑𝑎𝑡𝑒 𝑜𝑓 𝑟𝑒𝑐𝑜𝑔𝑛𝑖𝑡𝑖𝑜𝑛 𝑢𝑛𝑡𝑖𝑙 31 𝐷𝑒𝑐𝑒𝑚𝑏𝑒𝑟 𝑁𝑢𝑚𝑏𝑒𝑟 𝑜𝑓 𝑐𝑎𝑙𝑒𝑛𝑑𝑎𝑟 𝑑𝑎𝑦𝑠 𝑖𝑛 𝑦𝑒𝑎𝑟

(b) indien de ESMA een CTP als tier 2-CTP erkent, wordt de jaarvergoeding vastgesteld als het aandeel van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening vastgestelde aanvullende erkenningsvergoeding dat in de volgende verhouding wordt berekend:

(19)

𝑁𝑢𝑚𝑏𝑒𝑟𝑜𝑓𝑐𝑎𝑙𝑒𝑛𝑑𝑎𝑟𝑑𝑎𝑦𝑠𝑓𝑟𝑜𝑚𝑡ℎ𝑒𝑑𝑎𝑡𝑒𝑜𝑓𝑟𝑒𝑐𝑜𝑔𝑛𝑖𝑡𝑖𝑜𝑛𝑢𝑛𝑡𝑖𝑙 31 𝐷𝑒𝑐𝑒𝑚𝑏𝑒𝑟 𝑁𝑢𝑚𝑏𝑒𝑟𝑜𝑓𝑐𝑎𝑙𝑒𝑛𝑑𝑎𝑟𝑑𝑎𝑦𝑠𝑖𝑛𝑦𝑒𝑎𝑟

2. Indien een CTP in overeenstemming met artikel 9 een tussentijdse jaarvergoeding heeft voldaan voor het jaar waarin die CTP als tier 1-CTP is erkend, wordt de in overeenstemming met lid 1, onder a), berekende jaarvergoeding niet in rekening gebracht.

3. Indien een CTP in overeenstemming met artikel 9 een tussentijdse jaarvergoeding heeft voldaan of een jaarvergoeding in overeenstemming met artikel 2, lid 2, voor het jaar waarin die CTP als tier 2-CTP is erkend, wordt het bedrag van die vergoeding in mindering gebracht op de in overeenstemming met lid 1, onder b), verschuldigde vergoeding.

Artikel 4

Voor tier 2-CTP’s toepasselijke omzet

1. De relevante omzet van een tier 2-CTP zijn de inkomsten die zij tijdens het meest recente boekjaar wereldwijd met het verrichten van clearingdiensten (lidmaatschaps- en clearingvergoedingen, ongerekend transactiekosten) behaalt.

Tier 2-CTP’s verschaffen de ESMA jaarlijks gecontroleerde cijfers die hun wereldwijd met het verrichten van clearingdiensten behaalde inkomsten als bedoeld in de eerste alinea bevestigen. De gecontroleerde cijfers worden de ESMA uiterlijk op 30 september van elk jaar verschaft. De documenten met de gecontroleerde cijfers worden verschaft in een in de sector financiële diensten gebruikelijke taal.

Indien de in de eerste alinea bedoelde cijfers in een andere valuta dan de euro worden gerapporteerd, zet de ESMA deze om in euro aan de hand van de gemiddelde wisselkoers van de euro die van toepassing was in de periode waarin de inkomsten werden geboekt. Daartoe wordt gebruikgemaakt van de referentiewisselkoers van de euro die de Europese Centrale Bank bekendmaakt.

2. Op basis van de in overeenstemming met lid 1 voor een bepaald jaar (n) vastgestelde omzet wordt de CTP geacht te behoren tot een van de volgende groepen:

(a) Groep 1: jaaromzet van minder dan 600 miljoen EUR;

(b) Groep 2: jaaromzet van 600 miljoen EUR of meer.

Een tier 2-CTP in groep 1 krijgt de wegingsfactor voor omzet 1.

Een tier 2-CTP in groep 2 krijgt de wegingsfactor voor omzet 1,2.

3. De totale wegingsfactor voor omzet van alle erkende tier 2-CTP’s voor een bepaald jaar (n) is de som van de in overeenstemming met lid 2 vastgestelde wegingsfactoren van alle tier 2-CTP’s die door de ESMA waren erkend op 31 december van het voorafgaande jaar (n–1).

4. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, is de toepasselijke wegingsfactor van een tier 2-CTP voor een bepaald jaar (n) haar in overeenstemming met lid 2 vastgestelde wegingsfactor voor omzet gedeeld door de in overeenstemming met lid 3 vastgestelde totale wegingsfactor van alle erkende tier 2-CTP’s.

(20)

HOOFDSTUK II

BETALINGSVOORWAARDEN Artikel 5

Algemene betalingsvoorwaarden 1. Alle vergoedingen worden in euro voldaan.

2. Bij betalingsachterstand is de in artikel 99 van Verordening (EU, Euratom) 2018/10469 vastgestelde achterstandsrente verschuldigd.

3. Communicatie tussen de ESMA en CTP’s uit derde landen vindt elektronisch plaats.

Artikel 6

Betaling van erkenningsvergoedingen

1. De in artikel 1, lid 1, van deze verordening bepaalde basiserkenningsvergoeding wordt voldaan wanneer de CTP haar erkenningsaanvraag indient.

In afwijking van de eerste alinea wordt, indien de Commissie geen uitvoeringshandeling in overeenstemming met artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft vastgesteld voor het derde land waarin de CTP is gevestigd wanneer zij een erkenning aanvraagt, de basiserkenningsvergoeding voldaan uiterlijk op de dag dat die uitvoeringshandeling in werking treedt.

2. De datum waarop de in artikel 1, lid 2, van deze verordening bepaalde aanvullende erkenningsvergoeding moet worden voldaan, wordt vastgesteld in een debetnota die de ESMA aan de CTP zendt na het verzoek van de ESMA aan de CTP om aanvullende informatie ten behoeve van de beoordeling van de naleving van de in artikel 25, lid 2 ter, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde vereisten door de CTP. Met de betalingsdatum krijgt de CTP ten minste dertig kalenderdagen de tijd om te betalen, te rekenen vanaf de dag waarop de ESMA de debetnota aan de CTP heeft gezonden.

3. Erkenningsvergoedingen worden niet terugbetaald.

Artikel 7

Betaling van jaarvergoedingen

1. De in artikel 2 bepaalde jaarvergoedingen voor een bepaald jaar (n) worden voldaan uiterlijk op 31 maart van het jaar (n).

De ESMA zendt alle erkende CTP’s uit derde landen uiterlijk op 1 maart van het jaar (n) debetnota’s met daarin het bedrag van de jaarvergoeding vermeld.

2. Het bedrag van de in artikel 3 bepaalde jaarvergoeding in het jaar van de erkenning en de datum waarop de jaarvergoeding moet worden voldaan, worden vermeld in een

9 PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.

(21)

debetnota die de ESMA aan de CTP zendt. Met de betalingsdatum krijgt de CTP ten minste dertig kalenderdagen de tijd om te betalen, te rekenen vanaf de dag waarop de ESMA de debetnota aan de CTP heeft gezonden.

3. Door een CTP betaalde jaarvergoedingen worden niet terugbetaald.

HOOFDSTUK III Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8

Reeds ingediende erkenningsaanvragen

1. Indien een CTP uit een derde land vóór [PB: datum van inwerkingtreding van deze verordening invoegen] een erkenningsaanvraag heeft ingediend, en de ESMA nog geen besluit heeft vastgesteld om die CTP te erkennen of die CTP de erkenning te weigeren, betaalt de CTP de in artikel 1, lid 1, bepaalde erkenningsvergoeding tegen [PB: datum 30 kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening invoegen].

2. In afwijking van lid 1 betaalt de CTP, indien de ESMA de verwerking van de erkenningsaanvraag van een CTP uit een derde land heeft opgeschort vóór [PB:

datum van inwerkingtreding van deze verordening invoegen], de in artikel 1, lid 1, bepaalde erkenningsvergunning tegen de datum vermeld in de door de ESMA aan de CTP gezonden debetnota, na de kennisgeving dat haar aanvraag niet langer is opgeschort. Met de betalingsdatum krijgt de CTP ten minste dertig kalenderdagen de tijd om te betalen, te rekenen vanaf de dag waarop de ESMA de debetnota aan de CTP heeft gezonden.

Artikel 9

Tussentijdse jaarvergoeding voor reeds erkende CTP’s

1. Een CTP uit een derde land die in overeenstemming met artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 door de ESMA is erkend op het tijdstip dat deze verordening in werking treedt, is een tussentijdse jaarvergoeding van 50 000 EUR verschuldigd voor 2020 en voor elk jaar nadien totdat de toetsing van haar systeemrelevantie overeenkomstig artikel 89, lid 3 quater, van Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft plaatsgevonden en totdat zij in overeenstemming met artikel 25, lid 2 of 2 ter, van die verordening is erkend, dan wel die erkenning niet heeft gekregen.

2. De tussentijdse jaarvergoeding voor 2020 wordt voldaan binnen dertig kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening. Tussentijdse jaarvergoedingen voor een ander jaar (n) worden voldaan uiterlijk op 31 maart van het jaar (n).

(22)

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14.7.2020

Voor de Commissie De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(3) Op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/x van de Commissie 2 mogen erkende producentenorganisaties, unies daarvan en erkende brancheorganisaties in de sector

2 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1549 van de Commissie van 17 september 2015 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en

Elke bevoegde autoriteit stelt informatie over de in lid 1 bedoelde centrale contactpunten ter beschikking van de andere bevoegde autoriteiten en van de

(b) zij sluit de marktdeelnemer voor het betrokken invoer- of uitvoertariefcontingent uit het certificaataanvraagsysteem uit voor een.. tariefcontingentperiode die

c) de economische voorwaarden hoefden niet te worden onderzocht overeenkomstig artikel 166. Artikel 86, lid 3, van het wetboek is ook van toepassing zonder een verzoek van de

(5) Aangezien de voornaamste reden voor het wijzigen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 erin bestaat een al lang bestaande kennisgevingsverplichting officieel

1. De informatie over de pensioendoelstellingen op lange termijn van het PEPP en de middelen om die doelstellingen te bereiken, wordt kort, duidelijk en

13) „gewogen energieverbruik (E W )”: het gewogen gemiddelde van het energieverbruik, uitgedrukt in kilowattuur per cyclus, van de wascyclus van een