Vraag nr. 272 van 21 mei 1997
van de heer LUDO SANNEN
B e n zeenlek Geleen (Nederland) – Grondwater Maasvallei
Onlangs raakte bekend dat uit een toevoerleiding voor het bedrijf DSM in Geleen (Nederlands Lim-burg) grote hoeveelheden benzeen gelekt zijn Dit zou gebeurd zijn op of in de omgeving van de vesti-gingsplaats Geleen en er zou 4.000 ton van dit pro-duct in de bodem zijn terechtgekomen. Z o a l s b e k e n d , is benzeen een zeer schadelijk en kanker-verwekkend product.
Aangezien Geleen nabij de grens met V l a a n d e r e n is gelegen en aangezien daarenboven in de Maas-vallei grote hoeveelheden grondwater worden opgepompt voor de drinkwatervoorziening, v r e e s ik voor het milieu en meer bepaald voor de grond-waterkwaliteit.
1. Kan de minister bevestigen dat er een zware verontreiniging werd vastgesteld bij DSM-Nederland ?
2. Werd de minister hiervan op de hoogte gesteld door zijn Nederlandse collega ?
Welke maatregelen werden door de Nederland-se minister voorgesteld om de verontreiniging te saneren ?
3. Worden in het Maasland bijkomende grondwa-teronderzoeken uitgevoerd in het kader van mogelijke verontreinigingen ?
Antwoord
1. Uit gegevens door het bedrijf op 30 mei 1997 verstrekt aan Aminal (administratie Milieu-, N a t u u r- , L a n d - , en Wa t e r b e h e e r ) , a f d e l i n g M i l i e u - i n s p e c t i e, buitendienst Limburg, b l i j k t dat er zich inderdaad een zware benzeenveront-reiniging heeft voorgedaan op de bedrijfsterrei-nen van DSM-Nederland in Geleen.
Op 9 februari 1996 werd een lekkage vastge-steld aan een ondergrondse benzeenproceslei-ding ; ongeveer 400 ton benzeen is hierbij in de bodem en het grondwater terechtgekomen. D e leiding werd onmiddellijk hersteld.
2. De buitendienst Limburg van de afdeling Milieu-inspectie werd na de vaststelling van de
verontreiniging noch door de Nederlandse auto-riteiten, noch door het bedrijf DSM-Nederland op de hoogte gebracht. Het bedrijf heeft wel dadelijk de bevoegde instanties van de Neder-landse provincie Limburg verwittigd. Door een extern studiebureau werd een bodemkundig onderzoek uitgevoerd.
Vermits de verontreiniging zich midden op het bedrijfsterrein van DSM en op ongeveer 10 km van de grens met het Vlaamse gewest heeft v o o r g e d a a n , en vermits de grondwatersnelheid ter plaatse zeer laag is (orde van grootte 10 m e t e r / j a a r ) , is er voor een verontreiniging van het grondwater in Vlaanderen niet te vrezen. Verder werd er bij onderzoek in relevante peil-putten op Nederlands grondgebied geen ver-spreiding van de verontreiniging buiten het bedrijfsterrein vastgesteld.
Er is ondertussen sinds augustus 1996 een sane-ringsproject in uitvoering, waarbij tot op heden reeds ongeveer 100 ton benzeen werd gerecu-pereerd.
3. Een oude DSM-verontreiniging van benzeen is bekend bij de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW).
In de studie die het studiebureau Iwaco in opdracht van de Nederlandse provincie Lim-burg in 1988 heeft uitgevoerd aan Nederlandse z i j d e, werd besloten dat deze verontreiniging zich niet tot op Vlaamse bodem kan verplaat-sen.Dit wordt bevestigd door de isohypsenkaart die de VMW heeft opgemaakt op basis van haar peilputten op Belgisch grondgebied en op deze site. Die toonde aan dat de Maas een hydrologi-sche barrière vormt tussen het grondwatersys-teem op de westelijke oever langs Belgische zijde en op de oostelijke oever. De Maas zou bijgevolg de benzeenvervuiling draineren. Het grondwater van de winning Meeswijk, d i e de VMW uitbaat ter hoogte van de DSM-ver-ontreiniging maar dan op Belgisch grondgebied, bevat geen detecteerbare apolaire koolwater-s t o f v e r b i n d i n g e n , waartoe ook benzeen behoort. De detectielimiet ligt voor deze stoffen op 5 µg/l (microgram/liter).
De peilputten die de VMW in 1993 tussen deze waterwinningen en de Maas heeft geplaatst, geven voor de groep van de apolaire koolwater-stoffen lage waarden beneden of net boven de d e t e c t i e l i m i e t . Uit deze resultaten blijkt dat er
zich geen significante benzeenverontreiniging aan Belgische zijde bevindt en dat de Maas een hydrologische barrière vormt.
Het grondwater dat de VMW oppompt, w o r d t regelmatig gecontroleerd op apolaire koolwa-terstoffen.
De VMW zal in het licht van de recente verontrei-niging evenwel de evolutie in de peilputten en pro-ductieputten op de voet volgen in zowel de ondie-pe waterlaag van het Maasgrind, als in het daaron-der gelegen zandpakket.