Vraag nr. 276
van 12 september 1997
van de heer LUDO SANNEN Dyslexie – Beleid
Het is algemeen bekend dat woordblindheid of dyslexie bij ongeveer 5 % van onze leerlingen uit het gewoon onderwijs een belangrijke invloed heeft op hun schoolse resultaten.
Met een dyslectische leerling is in feite niets aan de h a n d , tenzij dat hij slecht spelt en traag leest. O o k bij kinderen met een hoge intelligentie komt woordblindheid vaak voor. De lees- en spellingach-terstand die daardoor wordt veroorzaakt, v e r s c h a f t ze op termijn 2 jaar achterstand op hun leeftijdge-n o t e leeftijdge-n . Faalaleeftijdge-ngst eleeftijdge-n zelfs gedragsstoorleeftijdge-nisseleeftijdge-n blijkeleeftijdge-n frequente neveneffecten te zijn. Daardoor wordt het zittenblijven duidelijk in de hand gewerkt. O o k voor het vreemdetalenonderwijs op secundair niveau blijkt de woordblindheid dezelfde negatieve gevolgen te hebben. Het zogenaamde Mattheüsef-fect is op deze leerlingen duidelijk van toepassing. Bij onze noorderburen werd dit probleem reeds een aantal jaren wetenschappelijk bestudeerd en in het onderwijsbeleid opgenomen. De Gezondheids-raad concludeerde daar in een advies aan de Nederlandse regering (1995) dat een aangepaste lees- en schrijftraining moet aangeboden worden, omdat bij 3/4 van de kinderen een intensieve lees-vaardigheidstherapie na twee jaar succesvol blijkt. Sinds een paar jaar kunnen eindexamenkandidaten met dyslexie in Nederland ook toestemming krij-gen om een half uur langer te doen over hun tenta-mens.
1. Werd het probleem van de woordblindheid door de pedagogische dienst van de minister onderzocht en zo ja wanneer, op welke wijze en met welke resultaten ?
2. Werden er terzake ook beleidsvoorstellen geformuleerd en zo ja wanneer en met welke resultaten ?
3. Heeft de minister reeds maatregelen genomen om de dyslexie binnen het gewoon onderwijs te begeleiden en zo ja wanneer en welke, w e l k e evaluatie werd daaraan gekoppeld en wat zijn de resultaten ?
Antwoord
Het departement Onderwijs beschikt niet over een eigen "pedagogische dienst". Wel is er het Fo n d s voor Wetenschappelijk Onderzoek. Jaarlijks staat op de Vlaamse Onderwijsbegroting ruim 100 mil-joen frank ingeschreven voor onderzoek dat het onderwijsbeleid en de onderwijspraktijk moet o n d e r s t e u n e n . Het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht onderzoek is bedoeld voor de voor-b e r e i d i n g, de uitvoering, de evaluatie en de voor- bijstu-ring van het onderwijsbeleid en de onderwijsprak-tijk.
Elk onderzoeksproject wordt van nabij gevolgd door een stuurgroep. Die bestaat uit wetenschap-pelijke deskundigen, beleidsverantwoordelijken en onderwijspractici en de onderzoekers die op het betrokken project werkzaam zijn.
Binnen dit kader werd in het verleden wetenschap-pelijk onderzoek verricht naar leerproblemen in het gewoon lager onderwijs en naar de kwaliteit van het functioneren van het buitengewoon onder-wijs van type 8. Momenteel loopt er nog onderzoek over de zorgverbreding in het gewoon basisonder-wijs en de relatie tussen het gewoon en het buiten-gewoon basisonderwijs.
Onderzoek specifiek gericht op kinderen met dys-l e x i e, werd in het verdys-leden niet uitgevoerd op vraag van het departement. In het kader van het hierbo-ven genoemde onderzoekswerk komt de proble-matiek wel onrechtsteeks aan de orde.
Dyslexie is maar één van de vele problemen die met betrekking tot leermoeilijkheden in het gewoon onderwijs rijzen. Het kan aldus niet als een geïsoleerd probleem worden gezien. Het past in de totale zorgbreedteproblematiek.
Dit zal eveneens het geval zijn bij recente onder-zoeksprojecten in verband met het gebruik van een leerlingvolgsysteem voor jonge kinderen in V l a a n-deren en het onderzoek betreffende het leerling-volgsysteem voor taal.
De afdeling Beleidsgerichte Coördinatie van het departement Onderwijs beschikt over de uitgebrei-de lijst van onuitgebrei-derzoeksprojecten die verband hou-den met zorgverbreding. De resultaten van de tal-rijke onderzoeken zijn beschikbaar in elke weten-schappelijke bibliotheek.
Verder werd in het decreet basisonderwijs een decretale grondslag gelegd voor de invoering van het principe van de "gelijkwaardige studies". I n dezelfde regeling wordt voorzien in het ontwerpde-creet "secundair onderwijs". Scholen krijgen erdoor de mogelijkheid het onderwijsaanbod aan te passen volgens de handicap van de leerling. Alhoewel het dyslexieprobleem mij dus voldoende bekend is en hieraan ruime aandacht wordt be-s t e e d , evenwel binnen het kader van de totale zorg-v e r b r e d i n g s p r o b l e m a t i e k , staat mijn departement open om kennis te nemen van bijzondere proble-men waarmee deze groep te maken zou kunnen hebben.