Vraag nr. 75
van 3 december 1997
van de heer LUDO SANNEN
Vlaamse Onderwijsraad – Oudervertegenwoord i-ging DKO
Het decreet van 23 oktober 1991 op de participa-tieraden regelt de medezeggenschap onder meer van de ouders binnen het gesubsidieerd onderwijs. Dit biedt een wettelijk kader voor een afdwingbare r e g e l i n g, onder meer door de ouders ten aanzien van de lokale school. Ook het gemeentelijk onder-wijs valt onder dit stelsel, en in elke gemeentelijke of stedelijke school wordt ernaar gestreefd een oudervereniging in het leven te roepen die werkt conform het decreet.
De meeste gemeentelijke of stedelijke muziekscho-len behoren tot het type deeltijds kunstonderwijs ( D KO) en dienen derhalve onder dezelfde regeling te vallen, specifiek wat de verkiezing van de ouders in de participatieraden betreft. De representativi-teit wordt in ieder geval nagestreefd. In zijn beleidsbrief "School maken in Vlaanderen" van 26 oktober 1995 stelt de minister trouwens zelf een verdere ontwikkeling voor van de inspraakcultuur en de participatie van de ouders.
Ook al bestaan in de meeste DKO-scholen noch-tans geen erkende ouderverenigingen of participa-tieraden maar hoogstens zogenaamde "vrienden-k r i n g e n " , en beper"vrienden-kt het leerlingenpublie"vrienden-k zich daarnaast ook niet tot minderjarigen alleen, t o c h werd begin dit jaar in de verschillende DKO -inrichtingen een oproep gedaan om kandidaturen in te dienen voor de DKO-afdeling van de V l a a m s e Onderwijsraad (VLOR). Daarop heeft de minister, op voorstel van de V L O R , op 17 maart 1997 een afdeling DKO opgericht, waarvan de leden, w a a r-onder twee afgevaardigden van de ouders, in het Belgisch Staatsblad van 22 maart 1997 werden bekendgemaakt.
Aangezien de DKO-afdeling van de VLOR een belangrijke adviestaak wordt toebedeeld inzake de evaluatie van het DKO, die tot een hervorming en een nieuw DKO-decreet moet leiden, is het nood-zakelijk dat de zetelende "ouders" voldoende representatief zijn en in de geest van het participa-tiedecreet werden verkozen.
Graag had ik dan ook van de minister zeer gede-tailleerd vernomen op welke wijze de benoemde "ouders" vanuit de basis werden verkozen en op welke wijze hij hun representativiteit ten volle kan waarborgen.
Antwoord
Het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de medezeggenschap is niet van toepassing op het deeltijds kunstonderwijs. Artikel 2 bepaalt dat het genoemde decreet van toepassing is op "de onder-wijsinstellingen van het gewoon en buitengewoon k l e u t e r- , l a g e r- en basis- en secundair onderwijs die voltijds onderwijs organiseren en door de V l a a m s e Gemeenschap worden gesubsidieerd".
Het besluit van de Vlaamse regering houdende de oprichting en samenstelling van de afdeling Deel-tijds Kunstonderwijs bepaalt in artikel 2 dat de afdeling bestaat uit 25 leden :
– zeven namens de inrichtende machten ; – vier namens het personeel ;
– twee namens directies ;
– twee namens de ouderverenigingen ; – één namens de gebruikers ;
– drie namens de socio-culturele milieus ; – één namens de inspectie ;
– vier externe deskundigen.
De vertegenwoordigers namens de ouderverenigin-gen zijn voorgedraouderverenigin-gen door de oudervereniginouderverenigin-gen die vertegenwoordigd zijn in de algemene raad : h e t V C OV (Vlaamse Confederatie van Ouders en Ouderverenigingen) enerzijds en KOOGO (Ko e-pel van Ouderverenigingen van het Officieel Gesubsidieerd Onderwijs) en ROGO (Raad van Ouders van het Gemeenschapsonderwijs) ander-zijds.
Het is voor de "gebruikers" dat een oproep werd gedaan naar de instellingen om belangstellenden te m e l d e n . Deze oproep werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 november 1996. O p deze oproep reageerden vijf geïnteresseerden die allen aan de formele criteria beantwoorden : d e e l-nemen of deelgenomen hebben aan een opleiding in DKO en hun kandidatuur voor de afdeling moti-veren.
Het vast bureau van de VLOR heeft de kandidatu-ren beoordeeld en één kandidaat als werkend en één als plaatsvervangend voorgedragen. Naar ver-luidt heeft dit bureau rekening gehouden met de motivering en de gevolgde opleiding van de kandi-daten (één uit de muziekafdeling en één uit beel-dende kunsten) : één van de kandidaten had daar-enboven een eindverhandeling gemaakt over de kostprijs van het DKO. Het vast bureau vond dit een belangrijk gegeven omdat deze vertegenwoor-diger een inbreng kan hebben die verder strekt dan haar strikt persoonlijke ervaringen.
Ik heb dan ook het voorstel van de VLOR ten aan-zien van alle voorgedragen vertegenwoordigers voor de afdeling DKO gevolgd, zoals ik dit in het verleden gedaan heb in verband met alle raden en afdelingen.