• No results found

Zonneboerderij. Gemeente Oss. Een duurzame optie voor VAB s? Pagina 1 van 67

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zonneboerderij. Gemeente Oss. Een duurzame optie voor VAB s? Pagina 1 van 67"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pagina 1 van 67

Zonneboerderij

Een duurzame optie voor VAB’s?

Gemeente Oss

(2)

1 HAS Kennistransfer en Bedrijfsopleidingen Onderwijsboulevard 221

Postbus 90108

5200 MA ’s-Hertogenbosch Telefoon: (088) 890 36 37

Documenttitel: Eindrapport Projectcode: 17200127 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Oss Contactpersoon: de heer M. Broeders Projectleider: de heer H. Heesen Projectteam: Rosa Drijvers

Carlo Ruigrok Wim Sanderse

Plaats: ‘s-Hertogenbosch

Datum: 20-11-2018

(3)

2

Voorwoord

Beste lezer,

Voor u ligt het rapport Zonneboerderij: een duurzame optie voor VAB’s? Dit rapport is geschreven in het kader van de Beroepsopdracht namens HAS Kennistransfer & Bedrijfsopleidingen in opdracht van de gemeente Oss. Dit rapport geldt als afstudeeropdracht. Het rapport is geschreven door studenten van drie verschillende opleidingen, namelijk: Bedrijfskunde en Agribusiness (Carlo Ruigrok),

Management van de Leefomgeving (Wim Sanderse) en Milieukunde (Rosa Drijvers) aan HAS Hogeschool te ’s-Hertogenbosch.

In de periode van februari 2018 tot en met juni 2018 hebben wij als projectgroep onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor het opwekken van zonne-energie op Vrijkomende Agrarische

Bedrijfsbebouwing (hierna: VAB’s). Tijdens het onderzoek was nauw overleg met Gijsbert van Loon, eigenaar van de proeflocatie. Dit onderzoek vond plaats onder begeleiding van Hans Heesen (docent Tuin- en Akkerbouw aan HAS Hogeschool) en Merijn Broeders (beleidsadviseur milieu en

projectleider asbestdaken van de gemeente Oss).

Binnen de opdracht kwamen veel verschillende aspecten samen. Zo werd gekeken naar de maatschappelijke problematiek rondom VAB’s. Voorbeelden hiervan zijn energietransitie, verrommeling in het buitengebied en asbestproblematiek. Het project kent veel verschillende aspecten en bood kansen om ons te verdiepen in de agrarische sector, de energiebranche en in de ontwikkeling van een businesscase. Hierdoor konden wij veel creativiteit kwijt binnen deze

afstudeeropdracht.

Wij bedanken onze opdrachtgever de heer Broeders van de gemeente Oss, voor de fijne

samenwerking en begeleiding gedurende de projectperiode. De heer Broeders heeft veel tijd voor ons vrijgemaakt en regelmatig van gerichte feedback voorzien. Ook willen wij onze projectbegeleider vanuit HAS Hogeschool, de heer Heesen, bedanken voor alle ondersteuning. De heer Heesen stond altijd voor ons klaar. Verder willen wij de heer van Loon bedanken. Hij bood zijn agrarische

onderneming aan als proeflocatie en betrok ons bij zijn eigen traject voor het plaatsen van zonnepanelen. Daarnaast willen wij alle overige partijen bedanken voor de medewerking en informatie-uitwisseling.

Wij wensen U veel leesplezier toe.

Rosa Drijvers Carlo Ruigrok Wim Sanderse

(4)

3

Samenvatting

De gemeente Oss is een gemeente met ruim 90.000 inwoners en kent 24 kernen. Binnen de gemeente zijn ongeveer 350 veehouderijbedrijven te vinden. De verwachting is dat de komende jaren 200 van deze bedrijven zullen stoppen. Dit gebeurt wegens verschillende redenen, zoals de bedrijfseconomische situatie, leeftijd van de agrariër en het gebrek aan opvolging. Deze bedrijven worden vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (hierna: VAB’s) genoemd. VAB’s staan bij de gemeente Oss op de bestuurlijke agenda, net als twee andere uitdagingen; de energietransitie en het verbod op asbestdaken in 2024. Gemeente Oss heeft als doel gesteld om in 2050 energieneutraal te zijn, met als tussenstap om in 2020 14 procent van de energiebehoefte op een duurzame manier op te wekken. Door deze uitdagingen te combineren is het idee van een zonneboerderij ontstaan. Om te kijken in welke gevallen een zonneboerderij rendabel is, is een verdienmodel samengesteld,

doorgerekend en geanalyseerd. Dit verdienmodel is gebaseerd op de productie van zonne-energie op daken of erven en wordt onderbouwd aan de hand van literatuuronderzoek, bedrijfsbezoeken, offertes van de proeflocatie en interviews met inhoudelijk experts. Er is een rekenmodel ontwikkeld waarin agrariërs locatie specifieke eigenschappen kunnen invullen. Uit het rekenmodel zal blijken welke investeringskosten en winsten gebonden zijn aan een zonneboerderij op de specifieke locatie.

In dit verdienmodel wordt de agrariër een duurzame energieproducent en levert een bijdrage aan de maatschappelijke uitdagingen in het buitengebied zoals leegstand, asbestsanering en de

energietransitie. De zonneboerderij biedt agrariërs de mogelijkheid om op de huidige locatie te blijven wonen en om op een niet arbeidsintensieve manier ondernemer te blijven. Hierbij is onderzoek gedaan naar één specifieke locatie in Oss. Vanuit de resultaten op die locatie is naar andere bedrijven gekeken. Onderzocht is of het rendabel is om zonne-energie op te wekken en zo ja, onder welke voorwaarden.

Voor het rekenmodel zijn verschillende kostprijscompensatie mogelijkheden onderzocht. Er zijn een aantal vormen die van toepassing kunnen zijn op een PV-installatie; salderen, postcoderoos en Stimulering Duurzame Energie (hierna: SDE+). In het rekenmodel ligt de focus op een verdienmodel met SDE+ subsidie, omdat deze variant de meest winstgevende is gebleken.

Op de proeflocatie bij de heer van Loon kan met een PV-installatie een rendement behaald worden van 4,12 procent per jaar. Uitgangspunten hierbij zijn het vervangen van 1.075m2 asbestvrij dak en de afstand van 600 meter tot het middenspanningsnet. Het middenspanningsnet is het netwerk waar grootverbruikersaansluitingen (>3*80 Ampère) op aan worden gesloten.

Uit het rekenmodel en de berekening van de proeflocatie blijkt dat de invloed van de afstand tot het middenspanningsnet, asbestsanering en dakvervanging van grote invloed kunnen zijn op het rendement. In zowel het geval van een zonne-erf als zonnedak kan de afstand tot het

middenspanningsnet zoveel meerkosten meebrengen dat het project niet interessant wordt. Deze kostenpost kan zelfs zorgen voor een negatief rendement.

Door verschillende situaties in te voeren in het rekenmodel is gebleken dat een minimale (dak)oppervlakte van 100m2 nodig is voor de opwekking van 15 kilowattpiek. Dit is het minimale vermogen dat nodig is om SDE+ subsidie aan te vragen. Met de PV-installatie kan het nieuwe dak en de asbestsanering binnen 15 jaar worden terugverdiend. Dit is vergelijkbaar met een zonne-erf, waarbij de sloop wordt terugverdiend door de opbrengsten van een PV-installatie op een erf. Het rendement van een zonne-erf (twee á drie procent) is minder gunstig als het rendement van een zonnedak (tussen de vier en zes procent). Het rendement bij een zonne-erf ligt lager dan bij een zonnedak, omdat hier extra kosten bij komen. Onder andere is een bestemmingswijziging nodig en dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden. Belangrijk aandachtspunt is echter de

(5)

4 noodzakelijke minimale oppervlakte van het zonne-erf. Uitgaande van een terugverdientijd van 15 jaar is er een oppervlakte nodig van 2.500m2. Daarnaast wordt een vorm van landschappelijke inpassing verwacht. De afspraken en bepalingen rondom deze kostenpost zijn nog onduidelijk en daarom is deze voor nu op nul gehouden. De gemeente Oss kan proactief in spelen op deze kostenpost door een kader te creëren waarbinnen een zonne-erf gerealiseerd mag worden. Hierin kunnen eisen aan landschappelijke inpassing en maximaal oppervlakte worden opgenomen. Ook kunnen in het geval van stoppende agrariërs afwijkende bouwregels worden opgenomen op het gebied van een zonne-erf. Verder biedt een collectief project met verschillende (potentiële) VAB’s en ondernemers uit het buitengebied voordelen, waardoor kosten bespaard kunnen worden op het gebied van netaansluitingen en aanschaf van materiaal en arbeid. Op deze manier kunnen de gemeente en (potentiële) VAB-houders inspelen op de maatschappelijke uitdagingen.

(6)

5

Inhoud

Samenvatting ... 3

1 Inleiding ... 8

2 Literatuuronderzoek ... 10

2.1 Ontstaan en gevolgen VAB’s binnen de gemeente Oss ... 10

2.1.1 Kenmerken en bouwperiodes VAB ... 10

2.1.2 Ontstaan VAB’s ... 11

2.1.3 Maatschappelijke ontwikkelingen ... 11

2.1.4 Bedrijfstechnische gevolgen ... 12

2.1.5 Problematiek ... 14

2.1.6 Toekomstbeeld ... 14

2.2 Voorwaarden rendabele PV-installatie VAB’s ... 14

2.2.1 Zonnepanelen ... 15

2.2.2 Omvormer ... 15

2.2.3 Opslag ... 16

2.2.4 Energiemarkt ... 17

2.2.5 Benodigdheden en investeringen ... 17

2.2.6 Kostprijscompensatie en exploitatie ... 18

2.2.7 Financieringsvormen ... 21

2.3 Voorwaarden locatie specifiek PV-installatie VAB’s ... 23

2.3.1 Algemene voorwaarden zonnedak... 23

2.3.2 Erfopstelling ... 25

2.3.3 Maatschappelijke acceptatie ... 28

2.3.4 Maatschappelijke meerwaarde zonneboerderij ... 29

2.3.5 Beweegredenen voor een agrariër ... 29

3 Methode ... 30

3.1 Literatuuronderzoek ... 30

3.3 Rekenmodel zonneboerderij ... 30

4 Resultaten rekenmodel proeflocatie ... 31

5 Resultaten rekenmodel algemeen ... 34

5.1 Financieringsmogelijkheden en kostprijscompensatievormen ... 34

5.2 Uitwerking verdienmodel voor algemene zonneboerderij ... 36

6 Conclusie en aanbevelingen ... 43

6.1 Conclusie ... 43

(7)

6

7 Discussie ... 46

7.1 Literatuurstudie ... 46

7.2 Interviews ... 46

7.3 Rekenmodel ... 46

Bibliografie ... 48

Bijlagen ... 53

Bijlage 1: Achtergrondinformatie zonne-energiesystemen ... 54

Bijlage 2: Kostprijscompensatie en exploitatievarianten ... 59

Bijlage 3: Verantwoording rekenmodel ... 62

Bijlage 4: Toelichting rekenmodel ... 66

(8)

7

Figuren- en tabellenlijst

Figuur 1: Goedkopere accu's (Energysage, 2018) ... 17

Figuur 2: Rendement oostwest en zuid opstelling (Zonnepanelen.net, sd) ... 25

Figuur 3: RO-procedure (RVO, 2016) ... 27

Figuur 4: Vergelijking brutowinst, situatie proeflocatie ... 32

Figuur 5: Terugverdientijd i.c.m. koop, situatie proeflocatie ... 33

Figuur 6: Casus 1: Vergelijking financieringsvarianten bij geval zonder asbest ... 35

Figuur 7: Casus 2: Vergelijking financieringsvarianten bij geval met asbest en dakvervanging ... 36

Figuur 8: Casus 3: Terugverdientijd bij 100 m2 met asbest ... 38

Figuur 9: Casus 4: Terugverdientijd 3 situaties met 1.500m2 ... 39

Figuur 10: Casus 5: Terugverdientijd 3 situaties met 4.000m2... 40

Figuur 11: Casus 6: Terugverdientijd zonne-erf 2.500m2 ... 41

Tabel 1: Overzicht eigenschappen photovoltaïsche zonnepanelen (ZonnepanelenXtra, sd) ... 15

Tabel 2: Verschillende vormen van kostprijscompensatie ... 19

Tabel 3: Wetswijziging per 1 januari 2018 (Solarmagazine, 2017) ... 20

Tabel 4: Financieringsvormen ... 22

Tabel 5: Zon-pv project, situatie proeflocatie ... 31

Tabel 6: Brutowinst/verlies na 15 jaar, situatie proeflocatie ... 31

Tabel 7: SDE+ in combinatie met koop, situatie proeflocatie ... 32

Tabel 8: Casus 1: 1.500 m2 dak zonder asbest en dakvervanging ... 34

Tabel 9: Casus 1: Brutowinst/verlies na 15 jaar ... 35

Tabel 10: Casus 2: 1.500 m2 dak met asbest en dakvervanging ... 36

Tabel 11: Casus 2: Brutowinst/verlies na 15 jaar ... 36

Tabel 12: Casus 3: Minimale dakoppervlakte met asbest ... 37

Tabel 13: Casus 4: Representatieve VAB-locatie in 3 situaties ... 38

Tabel 14: Casus 5: Grote VAB-locatie in 3 situaties ... 39

Tabel 15: Casus 6: Minimale oppervlakte zonne-erf ... 40

Tabel 16: Casus 7: Representatieve VAB wordt zonne-erf ... 42

(9)

8

1 Inleiding

Aanleiding

De huidige ontwikkelingen in de agrarische sector in Nederland schetsen een beeld waarin

schaalvergroting toeneemt en kleinere bedrijven genoodzaakt zijn om te stoppen met de agrarische bedrijfsvoering. Deze ontwikkelingen vinden ook plaats binnen de gemeente Oss. Een ander

vraagstuk dat speelt binnen de gemeente is de energietransitie. Hiermee wordt de omschakeling naar duurzame energie bedoeld. Daarnaast speelt het verbod op asbestdaken in 2024 ook een rol in de agrarische sector. Deze drie ontwikkelingen staan op de bestuurlijke agenda van gemeente Oss.

Gezocht is naar een mogelijkheid om deze agendapunten te combineren om een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingen in de gemeente Oss. Een mogelijkheid om deze uitdaging in te vullen is een zonneboerderij. In dit nieuwe verdienmodel wordt een agrariër een duurzame energieproducent.

Gedacht kan worden aan zonnepanelen op daken van schuren of op het erf waarbij de schuren eventueel gesloopt worden. In dit rapport wordt beschreven hoe door HAS Kennistransfer onderzoek wordt gedaan naar een verdienmodel voor een zonneboerderij.

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing

Gemeente Oss is een gemeente met ruim 90.000 inwoners (CBS, 2018) en heeft 24 kernen. In de gemeente zijn ongeveer 5500 bedrijven (Feiten en cijfers, 2015) te vinden die van oudsher actief zijn in de agrifood-sector (Wonen in Oss, sd). Van de 5500 bedrijven zijn ongeveer 350

veehouderijbedrijven, de verwachting is dat de komende tijd ongeveer 200 veehouderijbedrijven zullen stoppen (Gemeente Oss, 2015). Een deel van de ondernemers stopt met hun onderneming, omdat het economisch niet meer rendabel is door schaalvergroting binnen de sector (VNG, 2017).

Een ander deel heeft geen opvolger om het bedrijf voort te zetten. Een groot deel van de ondernemers die stoppen heeft de wens om op locatie te blijven wonen, maar verkopen wel de grond. Om deze vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing (hierna: VAB’s) te blijven gebruiken en verrommeling in het buitengebied te voorkomen, is door HAS Kennistransfer voorgesteld om deze locaties te onderzoeken voor de opwekking van zonne-energie.

Combinatie maatschappelijke uitdagingen

Door een nieuw verdienmodel te maken voor de VAB’s als zonneboerderij kunnen meerdere maatschappelijke uitdagingen worden gecombineerd. De opwekking van zonne-energie sluit aan bij de doelstelling van de gemeente Oss om energie neutraal te zijn in 2050, als tussenstap noemen zij 14 procent duurzaam opgewerkte energie in 2020 (Kadernota 2018-2021). Naast deze doelstelling heeft de gemeente Oss als ambitie om één van de top drie meest duurzame gemeentes van Noord- Brabant te worden (Kadernota 2018-2021). Met de zonneboerderij als concrete businesscase wil de gemeente Oss de agrarische ondernemers, die (dienen te) stoppen en wel op locatie willen blijven wonen, een handreiking geven. Het verdienmodel biedt de agrariërs de mogelijkheid om op een niet arbeidsintensieve manier te blijven ondernemen en biedt zicht op de stappen die de agrariër dient te zetten alvorens zonne-energie opgewekt kan worden. Daarbij is het behoud van ruimtelijke kwaliteit een randvoorwaarde. De gemeente Oss profileert zich aan de hand van dit verdienmodel als

betrokken gemeente die meerdere maatschappelijke uitdagingen combineert tot een

maatschappelijke baat. Uitdagingen zijn de aanpak van de asbestproblematiek, het tegengaan van verrommeling van het buitengebied en de opwekking van duurzame energie.

In nauw overleg tussen de gemeente Oss en de ZLTO is het gemengde veehouderijbedrijf van de heer van Loon aan de Mikkeldonkweg 17 te Oss als proeflocatie aangewezen. De ondernemer is op de

(10)

9 hoogte van de uitdagingen binnen de agrarische sector en wil op de toekomst voorbereid zijn.

Om de randvoorwaarden, kansen en belemmeringen van de zonneboerderij in kaart te brengen en het nieuwe businessmodel vorm te geven zijn hoofd- en deelvragen opgesteld:

Hoofdvraag:

Hoe kan zonne-energie bijdragen aan een rendabel verdienmodel voor VAB’s?

Deelvragen:

1. Onder welke omstandigheden stopt een agrarisch bedrijf en wat zijn de maatschappelijke en bedrijfstechnische gevolgen?

2. Welke zonne-energiesystemen en exploitatieconstructies zijn geschikt voor VAB-locaties?

3. Onder welke voorwaarden kan zonne-energie worden opgewekt op een VAB?

4. Hoe ziet het verdienmodel eruit voor de aangewezen locatie?

5. Hoe ziet een algemeen verdienmodel eruit voor een zonneboerderij?

Doelstelling:

Binnen twintig weken een rendabel verdienmodel ontwikkelen voor (potentiële) VAB’s, gebaseerd op een omschakeling naar het opwekken van zonne-energie op basis van zonnepanelen en rekening houdend met maatschappelijke ontwikkelingen als energietransitie, asbestsanering, behoud van ruimtelijke kwaliteit en belangen van stoppende agrariërs.

Leeswijzer

Het eindrapport “Zonneboerderij: een duurzame optie voor VAB’s?” is opgebouwd uit 6

hoofdstukken. Hoofdstuk 2 bestaat uit het literatuuronderzoek dat antwoord geeft op deelvraag 1, 2 en 3. In hoofdstuk 3 worden de verschillende methoden toegelicht die gebruikt zijn tijdens het uitvoeren van de opdracht. De resultaten voor de proeflocatie worden toegelicht in hoofdstuk 4. De uitkomsten van algemene casussen worden toegelicht in hoofdstuk 5. De conclusie en aanbevelingen zijn te vinden in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt gereflecteerd op de verwachtingen vooraf aan het onderzoek, en de betrouwbaarheid van de gebruikte methoden.

De bronnen en bijlagen die gebruikt zijn tijdens het onderzoek kunnen aan het eind van het rapport geraadpleegd worden.

(11)

10

2 Literatuuronderzoek

In het literatuuronderzoek wordt antwoord gegeven op deelvraag 1, 2 en 3. Deelvraag 1 is voornamelijk ingezet voor het schetsen van het maatschappelijke vraagstuk omtrent VAB’s.

Deelvraag 2 en 3 zijn gebruikt voor het verzamelen van technische aspecten die ingezet zijn bij de ontwikkeling van het model. Tijdens het literatuuronderzoek is ook gebruik gemaakt van interviews met deskundigen om zo inhoudelijk inzicht te verkrijgen.

2.1 Ontstaan en gevolgen VAB’s binnen de gemeente Oss

In deze paragraaf wordt deelvraag 1 beantwoord: Onder welke omstandigheden stopt een agrarisch bedrijf en wat zijn de maatschappelijke en bedrijfstechnische gevolgen? De inhoud beschrijft de kenmerken en het ontstaan van VAB’s en de bouwperiode. Ook worden de maatschappelijke en bedrijfstechnische gevolgen en de problematiek omtrent VAB’s toegelicht. Tenslotte wordt een toekomstbeeld geschetst over de bestemming van VAB’s.

2.1.1 Kenmerken en bouwperiodes VAB

In Nederland ontstaan steeds meer VAB’s. In 1950 waren er ongeveer 410.000 agrarische bedrijven in Nederland (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016). Dit is in 2017 gedaald naar 54840 (Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdbedrijfstype, regio, 2018). Ook in de gemeente Oss neemt de hoeveelheid agrarische bedrijven af en de hoeveelheid VAB’s toe. Het gaat bij de term VAB niet enkel om, vaak wat oudere, charmante locaties, maar ook over locaties die gebouwd zijn in de periode tussen 1965 en 1994. Dit zijn de vaak wat grotere bedrijven met een zakelijkere uitstraling. Tot 1994 werd gebruik gemaakt van asbest bij de bouw. In deze periode nam ook de schaalvergroting van agrarische bedrijven toe.

Zoals hierboven gemeld hebben de VAB’s verschillende kenmerken en bouwperiodes. Dit is in te delen in de volgende vier perioden (Magielsen, 2017):

- tot 1940 (6%);

- 1940 – 1965 (10%);

- 1965 – 1993 (50%);

- na 1993 (34%).

De percentages achter de perioden geven een weergave van de agrarische bebouwing in de gemeente Oss naar bouwperiode.

Tot 1940

Dit zijn de agrarische bedrijven die in de periode van vooroorlogse bouw zijn gebouwd. Vaak zijn dit kleinere locaties die veel charme en uitstraling hebben.

1940 – 1965

In deze periode, de wederopbouw, begonnen de agrarische bedrijven te groeien. De panden uit deze periode worden ook gezien als locaties met veel charme en uitstraling.

1965 – 1993

Hier begon de schaalvergrotingsperiode, ook wel de industrialisatie van de landbouw genoemd. In deze periode werd veelvuldig met asbest gewerkt. Veel van de bedrijfsgebouwen die gebouwd zijn in deze periode zijn nog steeds bedekt met asbest.

(12)

11 Na 1993

Na 1993 werd een verbod van kracht op het gebruik van asbest. De schaalvergroting bleef echter doorgaan. De bedrijven uit deze periode zijn veruit de meest moderne boerenbedrijven.

2.1.2 Ontstaan VAB’s

Het ontstaan van VAB’s is geen nieuwe ontwikkeling, dit gebeurt sinds de Tweede Wereldoorlog. De agrarische bedrijven zijn door de jaren heen vergroot, waardoor de hoeveelheid vierkante meters per locatie toeneemt. De meeste agrariërs waarvan verwacht wordt dat zij stoppen zijn 50 jaar of ouder. Wegens de hogere leeftijd wordt op termijn gekeken naar het stoppen met de agrarische bedrijvigheid. Dit kan een oorzaak zijn voor het ontstaan van VAB’s. Een VAB kan ook ontstaan wanneer het bedrijf geen opvolger heeft, of als iemand de grond overkoopt voor andere

bedrijvigheid. Ook kan de bedrijfseconomische situatie zodanig drukken op een agrarisch bedrijf, waardoor de ondernemer genoodzaakt is te stoppen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet kunnen opboksen tegen concurrerende grootschalige bedrijven of noodzakelijke investeringen om te blijven voldoen aan regelgeving. Hierbij komen zowel maatschappelijke ontwikkelingen als

bedrijfstechnische gevolgen kijken. Deze worden hieronder beschreven.

2.1.3 Maatschappelijke ontwikkelingen

In de structuurvisie van de provincie Noord-Brabant wordt aangegeven dat de veehouderijsector meedoet in de top van de wereld (Provincie Noord-Brabant, 2014). Het is een belangrijk aandeel in de regionale economie, echter heeft de grootte van deze sector voor de provincie Noord-Brabant zijn maximale omvang bereikt. De verhouding mens, dier en ruimte neemt voor de provincie ongewenste vorm aan. Het productieproces belast het milieu en de leefomgeving, onder andere wordt de

luchtkwaliteit en geur negatief beïnvloed. Naast risico’s voor leefomgeving en gezondheid, wordt in een onderzoek van Alterra naar leegstand van agrarisch vastgoed het verdienmodel binnen de veeteelt dat gebaseerd is op kostenbesparing door schaalvergroting ongeveer als failliet betiteld (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016).

Een transitie van het buitengebied staat voor de deur, hier wordt ook over gesproken in het

document van de provinciale staten ‘De transitie van stad en platteland, een nieuwe koers’ (Provincie Noord-Brabant, 2011). Het buitengebied dient naast natuur en landbouw ook cultuur en

economische afwisseling te bieden. Volgens de provincie Noord-Brabant vormen stad en landelijk gebied in de provincie samen de fysieke, economische en culturele basis voor een innovatieve topregio (Provincie Noord-Brabant, 2011).

In het buitengebied is er een grote hoeveelheid agrarisch ondernemers die willen of dienen te stoppen met de huidige bedrijfsvoering. Vanuit het provincie- en gemeentebeleid wordt de schaalvergroting op locaties van veeteeltbedrijven beperkt (Provincie Noord-Brabant, 2014) (Gemeente Oss, 2017). Dit maakt dat agrariërs in bepaalde gebieden minder kans zien voor de voortzetting van de onderneming. Uit onderzoek van Alterra (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016) blijkt dat er vaak geen opvolging is, of dat de bedrijfsvoering niet meer rendabel blijkt. In de afgelopen jaren is waargenomen dat ondernemers die stoppen op de locatie blijven wonen maar de grond die bij het bedrijf hoort verkopen. Formeel is het wonen in een bedrijfswoning zonder bedrijf niet toegestaan, tenzij de ondernemer zijn grond en woning niet verkoopt.

De maatschappelijke opgave omtrent VAB’s - denk hierbij aan asbest, ruimtelijke kwaliteit, sociale vraagstukken en ondermijnende criminaliteit - is een actueel punt binnen de transitie van het buitengebied. Het is zaak om hier op een constructieve manier mee om te gaan en proberen andere

(13)

12 uitdagingen te combineren. Zo kan de koppeling naar zonne-energie worden gemaakt, dit wordt later in dit rapport uitgewerkt.

2.1.4 Bedrijfstechnische gevolgen Directe gevolgen bedrijfsbeëindiging

Wanneer een bedrijfsbeëindiging plaatsvindt, dient eerst afgerekend te worden met de

belastingdienst. Uit onderzoek van Alterra (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016) blijkt dat in sommige situaties de ondernemer weinig tot niets overhoudt of zelfs blijft zitten met een restschuld.

Als eerste zal de stakingswinst worden berekend. De stakingswinst is het verschil tussen de boekwaarde van een bedrijf en de reële waarde op het moment van bedrijfsbeëindiging. Deze boekwinst wordt bij het inkomen van de boer opgeteld in het jaar van staking en daarover dient de agrariër inkomstenbelasting te betalen. Verder dient (indien aanwezig) afgerekend te worden over de oudedagsreserve, de desinvesteringsbijtelling en dient overdrachtsbelasting betaald te worden over alle onroerende zaken die worden verkocht of naar privé gaan. Als de boer nog stallen heeft en deze overzet naar privé, dient de agrariër bovenop de stakingswinst inkomensbelasting te betalen over het verschil tussen de boekwaarde en de WOZ-waarde (Belastingsdienst, sd).

Het komt regelmatig voor dat intensieve veehouderijen niet kapitaalkrachtig zijn, dit omdat zij over het algemeen relatief weinig grond in bezit hebben. Hierdoor kan het dat hokdierhouders tegen beter weten in te lang door blijven gaan met hun bedrijf. Dit resulteert in dat de bedrijfsvoering op papier wordt voortgezet zodat niet hoeft worden afgerekend met de fiscus (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016). De schuren worden in sommige gevallen nog verhuurd of hobbymatig gebruikt en vaak blijft de ondernemer nog als agrarisch bedrijf geregistreerd staan (Magielsen, 2017).

De woning van de boer is vrijwel altijd een agrarische woning en daar mag officieel alleen een agrarisch ondernemer wonen. Als de agrariër na het stoppen nog op dezelfde plek wil blijven wonen, dient de ondernemer nog een bedrijf te hebben (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016). Dit heeft, naast fiscale redenen, te maken met een aantal andere zaken waarvan de belangrijkste hieronder worden beschreven.

Bedrijfsbeëindiging is een lang traject

Veel boeren die stoppen of overwegen te stoppen zitten in de ‘wachtmodus’. Vaak is er niet direct een ander bedrijf dat het erf en de gebouwen wil overnemen en daarom wachten agrariërs vaak op een kans om de stallen te verhuren, verkopen of af te breken in combinatie met subsidie of de ruimte-voor-ruimte regeling (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016). Een gevolg is dat agrariërs bedrijfsbebouwing laten staan om de bouwrechten op deze kavel te behouden (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016). Het herbestemmen van VAB’s blijkt lastig te zijn, omdat gewenste activiteiten vaak niet overeenkomen met de huidige bestemming en het huidige beleid voor het buitengebied en een langdurige kostbare bestemminsplanprocedure nodig is.

Slopen of herbestemmen Sloop

Het slopen van oude stallen kost geld en daar komen mogelijk nog kosten voor asbestsanering bij.

Door de afrekening met de belastingdienst kan het voorkomen dat de ondernemer geen geld overheeft om de stallen af te breken, deze blijven dan staan. Een andere mogelijkheid om op de bedrijfslocatie te blijven wonen is om de bestemming van de woning te veranderen van agrarische woning naar burgerwoning, daarvoor dient wel de bedrijfsvoering te zijn beëindigd en de

bijbehorende gronden te zijn verkocht. Veranderen van bedrijfswoning naar burgerwoning kan,

(14)

13 hiervoor dienen alle stallen afgebroken te worden. Daardoor kan een voormalig agrariër zijn woning ook verkopen aan een burger. Hoewel het niet standaard is, is er soms de mogelijkheid om bij bedrijfsbeëindiging een nieuwe woning te bouwen op het perceel. Dit is alleen mogelijk als het bedrijf volledig is gesaneerd. Daarbij wordt de bestemming veranderd van bedrijfswoning naar burgerwoning (Magielsen, 2017). Dit is een relatief dure optie omdat het bedrijf afgebroken dient te worden. Tevens dient er belasting te worden betaald over de meerwaarde van de woning.

Sloopkosten

Voor het afbreken en saneren van stallen worden verschillende bedragen gerekend. Als indicatie wordt het volgende aangehouden; €15 per m2 (Bouwkosten Kompas, sd) voor de sloop (inclusief afvoer afvalstoffen), en €15 per m2 voor het saneren van asbestdaken. Daarvoor kan gebruik gemaakt worden van de subsidieregeling Verwijderen Asbestdaken. Hierbij kan €4,50 per m2 aan saneringskosten vergoed worden, tot een maximum van €25.000 per adres. Voor 2018 is er een budget van 11,3 miljoen euro beschikbaar gesteld. Subsidie kan aangevraagd worden tot en met 31 december 2019 (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, sd).

Ruimte voor ruimte

De provincie hanteert een ruimte-voor-ruimte regeling, waarbij de agrariër zijn fosfaatrechten inlevert en in ruil daarvoor een vergoeding krijgt voor de sloop van zijn gebouwen. Dit wordt gecoördineerd door de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte-voor-Ruimte. Voor 1000 m2 gesloopte stallen en bijbehorende fosfaatrechten mag 1 kavel worden ontwikkeld voor woningbouw op een planologisch geschikte locatie. De boer kan daarnaast kiezen om zelf een bouwtitel te verkrijgen op een ander stuk grond (Provincie Noord-Brabant, sd).

Staldering

In de provincie Noord-Brabant geldt sinds kort een stalderingsregeling. Deze regeling richt zich op het terugdringen van dieraantallen. Alleen stallen die in gebruik zijn voor het houden van hokdieren komen hiervoor in aanmerking. De boer kan de vierkante meters stal die gesloopt worden, verkopen aan een andere boer die wil uitbreiden via het stalderingsloket. De oppervlakte van de gesloopte stal dient minstens 110 procent te bedragen van de oppervlakte die de andere boer nieuw wil gaan bouwen. Zo wordt het aantal hokdieren in Noord-Brabant uiteindelijk teruggedrongen

(Stalderingsloket, sd).

Herbestemmen

Indien in de gemeente Oss een VAB herbestemd wordt, gaat het beleid ervan uit dat in principe maximaal 1000 m2 mag worden hergebruikt voor een nieuwe bestemming. Het is mogelijk dat de nieuwe bedrijvigheid een oppervlakte van meer dan 1000 m2 nodig heeft om te kunnen

functioneren. Mocht dit het geval zijn, dan biedt het gemeentelijk beleid in een enkel geval ruimere mogelijkheden om meer dan 1000 m2 aan her te gebruiken bedrijfsruimte toe te staan.

Wanneer minder dan 1000 m2 aan bebouwing van de VAB in zijn huidige situatie aanwezig is,

betekent dit dat de volgende eigenaar slechts evenveel of minder vierkante meter hiervan in gebruik mag nemen. Dit geldt ook wanneer de huidige bebouwing (gedeeltelijk) herbouwd wordt. Er mag dus niet uitgebreid worden tot 1000 m2 (Magielsen, 2017).

Een VAB (of gedeelte hiervan) zou mogelijk een nieuwe bestemming kunnen krijgen als

burgerwoning. Wanneer een nieuwe burgerwoning gebouwd wordt op de locatie, dient de eigenaar de VAB volledig te saneren op het gebied van asbest. Er mag dan ook enkel een nieuwe woning

(15)

14 gebouwd worden ten dienste van het beëindigen en saneren van het huidige agrarische bedrijf (Magielsen, 2017).

2.1.5 Problematiek

Rondom VAB’s bestaat problematiek. Zo hebben VAB’s (en actieve agrarische bedrijven) die tussen 1965 en 1993 gebouwd vaak asbestdaken. Asbestdaken zijn vanaf 2024 verboden in Nederland en dienen gesaneerd te worden (Asbestdaken verboden in 2024, 2015). Hierdoor worden eigenaren van panden met asbestdaken gedwongen tot een grote investering. Door deze sanering mogelijk te combineren met de aanleg van zonnepanelen, krijgen deze VAB’s een nieuw doel en wordt

bijgedragen aan de doelstelling van de gemeente Oss om voor 2050 een kwart van de energievraag van de gehele gemeente, op een duurzame manier lokaal op te wekken. Een zonneboerderij kan hieraan bijdragen. Ook kan een oplossing voor de bestaande en toekomstige VAB’s bijdragen aan het tegengaan van leegstand en verrommeling in het buitengebied. Deze verrommeling kan zorgen voor sociale overlast richting omwonenden en de gemeente. Een volgende opgave is de ondermijnende criminaliteit, hieronder wordt het volgende verstaan: De misdaad die maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt (Ondermijnende criminaliteit, sd). VAB’s zijn aantrekkelijk voor ondermijnde criminaliteit wegens weinig (sociale) beveiliging. Stallen die leeg staan zijn aantrekkelijk voor criminele doeleinden. Door deze VAB’s een andere bestemming te geven, kan bovenstaande problematiek aangepakt worden. Leegstand hoeft echter niet per definitie een probleem te zijn.

2.1.6 Toekomstbeeld

Door VAB’s te herbestemmen krijgen deze locaties een mogelijkheid om bij te blijven dragen aan de huidige maatschappij. Echter is het niet mogelijk om iedere VAB te herbestemmen. De algemene verwachting is dat slechts 25 procent van de VAB’s in Nederland herbestemd kan worden (Magielsen, 2017). Dit sluit aan bij de gegevens van gemeente Oss. Zo zijn in de periode van 2000 – 2012 119 VAB’s ontstaan waarvan 35 locaties een niet-agrarische functie hebben gekregen. Dit betekent dat 29 procent van de VAB’s binnen de gemeente Oss een niet-agrarische functie hebben gekregen. De schatting is dat er tussen de periode van 2012 – 2030 in de gemeente Oss 138 VAB’s zullen ontstaan (Gies, Nieuwenhuizen, Naeff, & van Och, 2016).

Er zijn verschillende mogelijkheden voor VAB’s, voorbeelden hiervan zijn woningbouw, agrarisch hergebruik, niet-agrarisch hergebruik en energy farming. Met energy farming wordt het volgende bedoeld: Het opwekken van duurzame energie, of het opleveren van grondstoffen voor het

opwekken van duurzame energie. Bijvoorbeeld door zonne- of windenergie of biomassa (Magielsen, 2017). In dit onderzoek wordt gekeken naar een dergelijke energy farm, namelijk de zonneboerderij.

Hierbij krijgen VAB’s een toekomstperspectief door een nieuw verdienmodel gebaseerd op de productie van zonne-energie (Roosmalen, 2017). In volgende hoofdstukken zullen de

randvoorwaarden, kansen en belemmeringen van een zonneboerderij als verdienmodel nader toegelicht worden.

2.2 Voorwaarden rendabele PV-installatie VAB’s

In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op deelvraag 2: Welke zonne-energiesystemen en exploitatieconstructies zijn geschikt voor VAB-locaties? Onder andere worden de voorwaarden van een PV-installaties die (mogelijk) geschikt zijn voor zonneboerderijen toegelicht. Hierbij worden ook trends, investeringskosten en exploitatieconstructies besproken.

(16)

15 2.2.1 Zonnepanelen

Een zonnepaneel is een verzameling van zonnecellen. Zonnepanelen worden ook wel als PV-panelen aangeduid. PV is een afkorting van Photovoltaic; de directe omzetting van licht in elektrische energie (Zonnestroom, sd). Het opwekken van energie doormiddel van zonnepanelen is een vorm van duurzame energie. Door meerdere zonnepanelen te koppelen, kan (een deel van) de

elektriciteitsbehoeften van een huishouden, bedrijf of organisatie gedekt worden. Bij een

zonnepaneel hangt de hoeveelheid geproduceerde stroom af van de hoeveelheid licht die het paneel ontvangt. In de winter wordt bijvoorbeeld minder stroom opgewekt dan in de zomer, omdat er minder zonuren zijn en de zon veelal minder intens is (Energids, sd). De werking van een zonnecel wordt toegelicht in Bijlage 1.

In tabel 1 is een schematisch overzicht te zien van de verschillende photovoltaïsche zonnepanelen met hun kenmerkende eigenschappen. Een ander type panelen, de hybride zonnepanelen, zijn niet interessant voor dit onderzoek. Dit wordt nader toegelicht in Bijlage 1.

Tabel 1: Overzicht eigenschappen photovoltaïsche zonnepanelen (ZonnepanelenXtra, sd)

Monokristallijn zonnepaneel

Polykristallijn zonnepaneel

Amorf zonnepaneel

Glas-glas zonnepaneel Materiaal Silicium,

kristallen in dezelfde richting

Silicium, kristallen niet in dezelfde richting

Amorf silicium Silicium, kan mono- of polykristallijn zijn

Rendement 18%-20% 15%-18% 10%-12% Degradeert

amper tot niet Direct of indirect

licht

Direct Indirect Direct en indirect,

kan tegen hoge temperaturen

Direct en indirect Levensduur 20 tot 30 jaar 20 tot 30 jaar 15 tot 25 jaar Meer dan 30

jaar Geschikt voor de

zonneboerderij

Nee Ja Ja Mogelijk

Tabel 1 wordt onderbouwd aan de hand van Bijlage 1. In tabel 1 is te zien dat de monokristallijn zonnepanelen het hoogste rendement leveren. Echter zijn deze duurder dan polykristallijn

zonnepanelen. De prijskwaliteit verhouding van de polykristallijn panelen zijn momenteel het meest gunstig. De amorf zonnepanelen hebben relatief laag rendement en zijn relatief duur. De amorf zonnepanelen werken echter optimaal bij zowel direct als indirect zonlicht, zijn flexibel en kunnen hoge temperaturen doorstaan. Glas-glas panelen kunnen zowel poly- als monokristallijn

zonnepanelen zijn, het verschil zit in de behuizing. Deze panelen zijn aan twee kanten van glas en zijn hierdoor weerbaarder, waardoor de degradatie vrijwel nihil is. De meerkosten voor glas-glas panelen zijn echter niet in verhouding met het rendement.

Naast zonnepanelen zijn er andere systemen om zonne-energie op te wekken, zoals collectoren.

Deze techniek is niet van toepassing op dit onderzoek, wat nader wordt toegelicht in Bijlage 1.

2.2.2 Omvormer

Een omvormer zet gelijkspanning om in wisselspanning. Dit is nodig om de stroom afkomstig uit de zonnepanelen te kunnen gebruiken of terug te kunnen leveren aan het net. Er zijn verschillende

(17)

16 soorten omvormers, echter is maar één type omvormer die bruikbaar is voor zonnepanelen. De andere soorten omvormers worden kort toegelicht in Bijlage 1.

Synchrone omvormer

Voor aan het stroomnet-gekoppelde zonnepanelen is men verplicht om een synchrone omvormer te gebruiken. Deze omvormer zorgt dat de geleverde stroom gelijkloopt met de netstroom. Dit wordt gecombineerd met een teruglopende stroommeter, waardoor de stroom verkocht kan worden aan het net. Het type synchrone omvormer is afhankelijk van het vermogen van het zonne-

energiesysteem en verschilt per situatie (Zonnepanelen-info, sd).

Het kiezen van de juiste omvormer is belangrijk voor een optimaal rendement. Over het algemeen wordt de regel aangehouden dat de omvormer tot 20 procent kleiner en maximaal 10 procent groter mag zijn dan de maximale Wattpiek van de zonnepanelen.

Bij de keuze en aansluiting van de omvormer dient rekening te worden gehouden met de ligging van panelen. Als de panelen een deel van de dag in de schaduw komen, brengen deze, indien serie geschakeld, de opbrengst van alle panelen naar beneden. Dit kan bijvoorbeeld komen door gebouwen of bomen in de omgeving. Als de panelen in serie zijn geschakeld worden alle panelen naar het laagste opwekniveau getrokken. Door optimizers toe te voegen kan dit worden

ondervangen, de optimizers zorgen ervoor dat de panelen in één string elkaar niet beïnvloeden. In combinatie met een slim monitoringsysteem kan het rendement van de panelen in de gaten worden gehouden en automatisch worden geoptimaliseerd (Zonnepanelen, sd).

De aanschaf van optimizers brengt extra kosten met zich mee, maar leid wel tot optimale benutting van de panelen. De verbetering in rendement van de zonnepanelen dient genoeg op te leveren om (meer dan) de investering terug te verdienen. De reden dat de panelen in serie worden geschakeld is een lagere investering, er zijn minder kabels nodig.

2.2.3 Opslag

De huidige energie wordt opgewekt op centrale plekken en levert een constante hoeveelheid. In de overgang naar duurzame energie zal de opwekking decentraal worden en afhankelijk zijn van weersinvloeden. Dit betekent dat de inrichting van het netwerk aangepast dient te worden. Onder andere op het gebied van energieopslag kan men voortuitgang boeken (Ecovat, sd) (Energie Nederland, sd).

In het geval van zonne-energie is opslag noodzakelijk. De energie wordt overdag opgewekt, maar ’s nachts als de zon niet schijnt kan geen beroep worden gedaan op de zonnepanelen. Opslag van energie in bijvoorbeeld accu’s is een goede manier op piekmomenten stroom af te vangen en deze later weer te gebruiken. Een andere mogelijkheid van energieopslag is het omzetten van stroom naar brandstof. Denk aan waterstof en ammoniak, dit is makkelijk te vervoeren (De Ingenieur, 2017).

Accu

Zonne-energie kan opgeslagen worden in accu’s. Deze kunnen binnenshuis of op het terrein geplaatst worden. De accu wordt opgeladen wanneer meer stroom geproduceerd wordt dan dat verbruikt wordt. Indien de accu vol raakt, wordt er overgegaan op terug levering aan het net (Energieleveranciers, 2015). Gezien deze optie uit te breiden is en daardoor op grotere schaal toepasbaar is, zou dit een optie kunnen zijn voor een zonneboerderij. In de Haarlemmermeer doet Liander een test met een zogenaamde buurtbatterij (Liander, 2017). Deze batterij slaat overtollig opgewekte zonne-energie op om zo het energienetwerk te ontlasten. Door gebruik te maken van een energiemanagementsysteem en een slimme meter wordt het optimaal gebruik van zonne-energie

(18)

17 bepaald (Liander, 2017). In Utrecht is bij een melkveehouder een proef gedaan met een combinatie van zonnepanelen, energieopslag en een slim platform. Het platform is een systeem dat de

energieprijs in de gaten houdt. Wanneer de prijzen laag zijn wordt energie vastgehouden, wanneer energieprijzen hoog zijn wordt het terug geleverd aan het net. Dit verdienmodel gaat echter uit van energielevering met SDE+ binnen een actief bedrijf (LaMi, 2017).

De ontwikkelingen van zowel techniek als prijs van accu’s worden gunstiger. In figuur 1 is een prijsdaling te zien van lithium-ion batterijen sinds 2010. De combinatie met slimme systemen maken dat de verdienmodellen met accu’s steeds interessanter worden. De ontwikkelingen gaan snel en verwachtingen zijn dat binnen vijf tot tien jaar de aanschaf voor accu’s voor de opslag van energie rendabel wordt (Energysage, 2018). In dat geval kan het voor een VAB-locatie interessant zijn om te investeren in de opslag van energie.

Figuur 1: Goedkopere accu's (Energysage, 2018)

2.2.4 Energiemarkt

Naar verwachting zal de groothandelprijs voor energie tot 2020 dalen, richting 2030 is de

verwachting dat de prijs van energie echter gaan stijgen (van Beek & al, 2017). Dit heeft te maken met de ontwikkelingen op de energiemarkt en de vereiste doelen opgesteld in het energie-akkoord van Parijs. Een andere ontwikkeling op de energiemarkt is op het gebied van zonnepanelen. Doordat de importheffingen op kristallijn silicium zonnepanelen, afkomstig uit China, per 3 september 2018 komen te vervallen, zal de prijs van deze zonnepanelen afnemen. Momenteel is de

minimumimportprijs van Chinese zonnepanelen 37 eurocent per wattpiek voor polykristallijn

zonnepanelen en 42 eurocent per wattpiek voor monokristallijn zonnepanelen. Dit zal in de toekomst afnemen tot 30 en 35 eurocent per wattpiek (Magazine, sd).

2.2.5 Benodigdheden en investeringen

Naast de aanschaf van de juiste zonnepanelen zijn nog een aantal investeringen nodig om de installatie in gebruik te nemen. In deze paragraaf worden deze investeringen verder gespecificeerd.

Daarnaast dient de agrariër te investeren in montagemateriaal, bliksem- en

overspanningsbeveiliging, bekabeling, connectoren, installatie en arbeid. Deze kosten worden onderbouwd in Bijlage 2.

Netwerkaansluiting

Afhankelijk van de hoeveelheid stroom die zal worden opgewekt en de huidige aansluiting op het elektriciteit netwerk, is een heraansluiting nodig. Wanneer meer dan 1000kW wordt opgewekt of

(19)

18 wanneer men in aanmerking wil komen voor Stimulering Duurzame Energie (hierna: SDE+), is een aansluiting voor grootverbruik nodig. Deze aansluiting is duur, omdat de grootverbruik aansluiting op het middenspanningsnet aangesloten dient te worden. Het is mogelijk dat bij een potentiele locatie enkele honderden meters tot kilometers dienen overbrugd te worden, dit kan de kosten hoog doen oplopen. Wanneer meerdere ondernemers uit dezelfde straat besluiten om samen deze investering te doen, kunnen kosten verdeeld worden. Naast de aansluitkosten dient rekening te worden

gehouden met periodieke kosten voor de aansluiting. Voor het transport en de energiebelasting zijn variabele kosten per kilowattuur (Grandia, Hulst, & Ydema, Rapportage vervolg 'Zon op erf', 2017).

Sloop en asbest

Op een groot aantal potentiële locaties voor een zonneboerderij is asbest aanwezig. Binnen de gemeente Oss zijn verschillende bedrijven waar deze bedrijfslocaties geen functie meer hebben en mogelijk kunnen worden gesloopt. Op de plaats waar de bebouwing staat kunnen zonnepanelen worden geplaatst. In een aantal schuren waar hokdieren worden gehouden is in de stal asbest verwerkt (AGEM, 2015).

Omgevingsvergunning/bestemmingswijziging

Een mogelijkheid is om de bedrijfsbebouwing te vervangen door stellages met zonnepanelen. In dit geval dient een bestemminswijziging en omgevingsvergunning aangevraagd te worden (Gemeente Oss, sd).

Ruimtelijke inpassing

Voor het plaatsen van zonnepanelen op het dak hoeft geen vergunning of wijziging in het

bestemminsplan te worden aangevraagd. Mits dit niet in een beschermd dorps- of stadsgezicht is. Op de website van de gemeente Oss zijn kaarten te vinden met de verschillende welstandsniveau.

Wanneer wordt besloten om panelen of collectoren op de zijkant van een gebouw of op het erf te plaatsen kan een eis vanuit de gemeente zijn dat er voor een gepaste ruimtelijke inpassing wordt gezorgd.

2.2.6 Kostprijscompensatie en exploitatie

Bij het investeren in een PV-installatie dient vooraf te worden gekeken wat de wensen en

mogelijkheden zijn van het bedrijf. Aan de hand van technische en financiële inzichten wordt een besluit genomen voor een exploitatieconstructie en een financieringsvorm. Deze zijn afhankelijk van locatie-specifieke factoren, zoals het eigen verbruik, het type aansluiting, afstand tot het

middenspanningsnet en energietarieven. Iedere exploitatieconstructie is gebaseerd op een bepaalde vorm van kostprijscompensatie en heeft een ander verdienmodel. Over het algemeen zijn er drie verschillende manieren van kostprijscompensatie waar exploitatieconstructies voor een PV-installatie op gebaseerd zijn, te weten salderen, SDE+ en de postcoderoos (Lokale Energie Voorwaarts). In tabel 2 is een overzicht van de verschillende manieren van kostprijscompensatie weergegeven met een aantal verschillende uitgangspunten.

(20)

19

Tabel 2: Verschillende vormen van kostprijscompensatie

Salderen Postcoderoos SDE+

Principe Eigen opgewekte stroom wegstrepen tegen stroom uit net

Salderen op afstand (voor investeerder)

Subsidie voor iedere opgewekte kWh Voordeel Vermijden van

energiebelasting, ODE en

transportkosten

Coöperatieleden:

teruggave van energiebelasting

Agrariër: 5% van de totale projectwaarde

Naast het vermijden van (een deel van de)

energiebelasting, ODE en transportkosten, een subsidie voor elke opgewekte kWh Aansluiting ≤ 3*80 Ampère ≤ 3*80 ampère voor leden

coöperatie, voor producent geen maximum

> 3*80 Ampère

Geldend maximum kWh

Tot eigen verbruik, geen maximum

Eigen verbruik, tot

maximaal 10.000 kWh per aansluiting

Vermogen van PV-

installatie x 950 vollasturen Minimaal

vermogen

Geen minimum Geen minimum 15 kWp

Looptijd 15 jaar 15 jaar 15 jaar

Terug lever vergoeding

Ja, boven eigen verbruik

Ja, voor iedere opgewekte kWh, maar gaat naar postcoderoos coöperatie

Ja, voor iedere opgewekte kWh die het net in gaat

Salderen

Bedrijven met een kleinverbruik aansluiting (< 3*80 Ampère) kunnen de zelf opgewekte

zonnestroom salderen met het eigen verbruik op de locatie. Dit houdt in dat de energieleverancier enkel het netto jaarverbruik in rekening brengt. De stroomproductie in de zomer wordt dan

bijvoorbeeld verrekend met het stroomverbruik in de winter. Dit alles tegen hetzelfde tarief, inclusief energiebelasting, opslag duurzame energie (hierna: ODE) en btw.

Indien in één jaar meer geproduceerd wordt dan wordt verbruikt, wordt hiervoor de kale stroomprijs als vergoeding betaald. Daarbij zit geen energiebelasting en ODE, waardoor de vergoeding dus lager is dan de besparingen die je doet tijdens het salderen. Dit zorgt er tevens voor dat het niet

interessant is om meer te produceren dan het eigen verbruik, omdat de terugverdientijd te lang wordt. De salderingsregeling is van kracht tot 2020 (Lokale Energie Voorwaarts). Het is op dit moment nog niet duidelijk wat daarna gaat gebeuren, maar een mogelijkheid is dat de

salderingsregeling komt te vervallen en dat een terug lever vergoeding hiervoor in de plaats komt. In dat geval gaan gebruikers van de salderingsregeling er netto op achteruit en daarom dient deze ontwikkeling zeker in ogenschouw te worden genomen bij het kiezen voor een manier van exploiteren.

(21)

20 SDE+

Een investering in een PV-installatie is kostbaar. Om duurzame energievoorziening te ondersteunen heeft de overheid een stimuleringsmaatregel genomen, namelijk SDE+. SDE+ subsidie compenseert het verschil tussen de kostprijs en de marktwaarde van energie. De SDE+ subsidie zorgt gedurende de looptijd van 15 jaar voor een vergoeding gekoppeld aan de energieproductie. In tegenstelling tot een investeringssubsidie geeft SDE+ geen bedrag voor de investering en daarom dient de uitvoerder van het project de financiering zelf te regelen. De jaarlijkse subsidie kan dan worden gebruikt voor rente en aflossing (Twente Zon, sd). Bedrijven kunnen ieder jaar op twee momenten een aanvraag indienen, tijdens de voorjaarsronde en de najaarsronde. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat stelt voor 2018 12 miljard euro aan subsidie beschikbaar. Dit wordt verdeeld over de

voorjaars- en de najaarsronde, tijdens beide rondes is een budget van 6 miljard euro beschikbaar. De totale looptijd van een SDE+ beschikking voor zonne-energie is 15 jaar, met een optioneel 16e jaar.

De 12 miljard euro die voor investeringen in 2018 zijn begroot, worden dus uitbetaald over een periode van 15 jaar. Bij het inschrijven voor SDE+ subsidie dient ingeschreven te worden tegen een bepaald bedrag per kilowattuur (RVO, 2018). Voor een verdere uitleg hiervan, zie Bijlage 2.

Tot voor kort kon bij eigenverbruik extra voordeel worden behaald doordat energiebelasting, ODE en transportkosten konden worden vermeden. Echter is het correctiebedrag voor de SDE+ subsidie op het eigenstroomgebruik verhoogd waardoor de inkomsten nu lager uitkomen. Bij invoeding op het net hoeft geen energiebelasting, ODE en transportkosten worden vermeden, omdat dit alleen betaald wordt voor stroom die wordt afgenomen. Dit is het geval bij zonneparken, maar komt ook voor bij bedrijfspanden waar de PV-installatie niet wordt gebruikt voor eigenverbruik. De overheid heeft per 1 januari 2018 een wetswijziging van kracht gemaakt waarmee het extra voordeel bij eigenverbruik wordt verminderd, zie tabel 3 (Solarmagazine, 2017). De wijzing is aangebracht in het correctiebedrag. Hierdoor krijgt de producent niet dezelfde hoeveelheid SDE+ subsidie voor

netlevering als voor energie die wordt ingezet voor eigenverbruik. Verder is er een verschil in het basisbedrag en correctiebedrag voor PV-installaties tussen 15 kilowattpiek en 1 megawattpiek, of PV- installaties groter dan 1 megawattpiek. Dit is om de schaalvoordelen van zonneparken te verkleinen.

Om de wetswijziging per 1 januari 2018 te verduidelijken staat hieronder een voorbeeld, waarin het verschil tussen de subsidie bij eigen verbruik en terug levering is weergegeven (RVO, 2018).

Tabel 3: Wetswijziging per 1 januari 2018 (Solarmagazine, 2017)

Installatie Ingeschreven

basisbedrag per kWh

Voorlopig correctiebedrag per kWh 2018

Daadwerkelijke subsidie per kWh Zon-pv >15

kilowattpiek en < 1 megawattpiek

11,2 cent Netlevering: 3,8 cent Eigenverbruik: 6,3 cent

7,4 cent 4,9 cent Zon-pv > 1

megawattpiek (vaak zonnepark)

10,7 cent Netlevering: 3,8 cent Eigen verbruik: 5,5 cent

6,9 cent 5,2 cent

Postcoderoos

De Regeling Verlaagd Tarief, ofwel postcoderoos, gaat uit van vrijstelling van energiebelasting voor deelnemers. De panelen worden bijvoorbeeld geplaatst op de bebouwing van een VAB. De eigenaar van de VAB krijgt hiervoor een vergoeding. Bedrijven en/of particulieren investeren samen in de PV- installatie. De vereisten zijn dat de deelnemers een kleinverbruik aansluiting hebben (maximaal 3*80

(22)

21 Ampère), samen een coöperatie of Vereniging van Eigenaren (hierna: vve) vormen en de deelnemers dienen binnen de postcoderoos te wonen. De postcoderoos is het gebied waar de PV-installatie is gelegen, samen met de aan dit postcodegebied grenzende postcodegebieden. Indien de PV-

installatie is gelegen in een gebied waar slechts enkele postcodegebieden aan grenzen, kan worden gekozen om een aangrenzend postcodegebied als kern te nemen. In deze situatie veranderd de naam naar ‘postcoderups’ (Lokale Energie Voorwaarts). Het voordeel voor de investeerder is de korting op energiebelasting. De korting op de energiebelasting komt tot stand via de Regeling Verlaagd Tarief.

Deze regeling houdt in dat leden van een coöperatie of vve 15 jaar lang vrijstelling krijgen van energiebelasting, over de stroom die collectief wordt opgewekt. Hiermee wordt salderen op afstand mogelijk. De zonnepanelen hoeven niet op eigen dak of terrein te liggen. Indien gebruik wordt gemaakt van deze regeling, kunnen geen andere subsidie- of fiscale regelingen worden gebruikt als SDE+ of Energie-Investeringsaftrek (EIA) (Lokale Energie Voorwaarts).

Een postcoderoosproject kost doorgaans veel tijd en energie. Het vormgeven van een coöperatie en het werven van leden kan een grote opgave zijn. Daarom zijn landelijke en regionale organisaties actief die op meerdere plekken postcoderoosprojecten uitvoeren. Dit soort organisaties hebben ervaring en kunnen daardoor gemakkelijker postcoderoos projecten laten slagen (Zon op Nederland, sd). In het geval van VAB’s kan een ondernemer zijn dak bijvoorbeeld verhuren aan een

postcoderoosproject coöperatie, waarbij hij zelf belang kan hebben in deze coöperatie (Zon op Nederland, sd). Voor bedrijven geldt een maximaal aandeel van 20 procent in de PV-installatie.

Theoretisch gezien zouden vijf ondernemers dus een postcoderoosproject volledig met elkaar uit kunnen voeren. Een coöperatie-lid mag met meerdere kleinverbruik-aansluitingen deelnemen, onder voorwaarde dat ze allemaal in de postcoderoos liggen. Daarbij geldt wel dat het aandeel van deze aansluitingen bij elkaar niet groter mag zijn dan 20 procent van de PV-installatie (Lokale Energie Voorwaarts).

De opbrengsten voor de agrariër zijn afhankelijk van de afspraken die gemaakt worden met de coöperatie. Dit kan per project verschillen. Een voorbeeld hiervan is dat een agrariër die zijn dak beschikbaar stelt voor een periode van 15 jaar, en hiervoor een eenmalige vergoeding van 5 procent van de totale projectwaarde krijgt. Indien hij deze omzet in certificaten binnen de postcoderoos coöperatie levert dit hem in de loop van de 15 jaar effectief een opbrengst van circa 10 procent van de aanschafwaarde op. Daarnaast kan de agrariër, mits deze beschikt over een kleinverbruik aansluiting (maximaal 3*80 Ampère), voor maximaal 10.000 kWh participeren in de coöperatie. Dit levert hem per jaar ongeveer €1.000 op aan besparing van energiebelasting (Lange, 2018).

2.2.7 Financieringsvormen

Voor de aanschaf van een PV-installatie is kapitaal nodig. De investering is voor een gemiddelde agrariër of de postcoderoos-coöperatie niet met eigenvermogen te financieren. Ander

mogelijkheden voor financiering worden toegelicht in tabel 4, voor meer specifieke informatie over deze financieringsvormen zie Bijlage 2.

(23)

22

Tabel 4: Financieringsvormen

Financieringsvorm Juridisch eigenaar Risico en onderhoud voor gebruiker

Grotendeels zelf investeren (Deels) zelf

financieren

Ja Ja Ja

Groene Lening Ja Ja Nee

Financial Lease Ja, pas aan het einde van het leasecontract

Nee, maar wel na afloop leasecontract

Nee

Operational Lease Nee Nee Nee

Huren Nee Nee Nee

Voor het investeren in zonnepanelen zijn er speciale groene leningen beschikbaar waarbij er geleend kan worden tegen een lager rentetarief. Hiermee is het mogelijk om het totale project te financieren, maar het is ook mogelijk om een deel van het project zelf te financieren in combinatie met een groene lening. Voor bedrijven die geen lening kunnen krijgen of liever niet vast zitten aan een grote schuld zijn er andere financieringsopties. Een van deze opties is lease, die wordt aangeboden in twee varianten: operational lease en financial lease. Het grootste verschil is dat de leasenemer bij financial lease aan het einde van de leaseperiode eigenaar wordt, en bij operational lease niet. Grote voordeel is dat er geen grote investering gedaan hoeft te worden. Verder is er voor een dak eigenaar nog de optie om zijn dak te verhuren. Het dak wordt dan verhuurd aan een maatschappij die het dak vervolgens vol legt met zonnepanelen. De dak eigenaar krijgt vervolgens een vergoeding, die bestaat uit een bepaald bedrag per zonnepaneel per jaar. Daarnaast kan er nog een bedrag bijkomen voor het aantal bespaarde tonnen CO2 met de opwek van de zonne-energie.

(24)

23

2.3 Voorwaarden locatie specifiek PV-installatie VAB’s

In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op deelvraag 3, namelijk: Onder welke voorwaarden kan zonne-energie worden opgewekt op een VAB? Eerst wordt het plaatsen van panelen op het dak behandeld. Vervolgens wordt de mogelijkheid van zonnepanelen op het erf besproken, tenslotte wordt in dit hoofdstuk de maatschappelijke impact en acceptatie van zonnepanelen behandeld.

2.3.1 Algemene voorwaarden zonnedak Draagvermogen

Het is van belang dat de dakconstructie waar de PV-installatie op wordt geïnstalleerd sterk genoeg is om deze te dragen. Dit kan door een professioneel installateur worden gedaan. Wanneer de

installateur de constructie niet vertrouwd wordt deze doorgerekend. Er wordt gekeken naar de bouwtechnische tekening van het gebouw. Vervolgens wordt met het gewenste vermogen en het bruikbaar dakoppervlakte een berekening gemaakt van de benodigde PV-installatie. Indien de constructie niet voldoende stevig is kan deze vaak met kleine aanpassingen zoals draagbalken worden verstevigd. Wanneer de panelen worden geplaatst op een plat dak wordt gekeken waar de meeste ballast kan worden geplaatst. Op een plat dak wordt door middel van gewichten gezorgd dat de constructie stabiel blijft staan. De gewichten worden strategisch geplaatst aan de hand van draagpunten van de dakconstructie (Eeken, 2018).

Kostprijscompensatie

In paragraaf 2.2.6 zijn verschillende mogelijkheden van kostprijscompensatie behandeld. De kostprijscompensatie is nodig om het verschil tussen de kostprijs van de PV-installatie en de marktwaarde van energie te compenseren. In hoofdstuk 4 worden de verschillende

kostprijscompensatie maatregelen in verschillende vormen vergeleken. In dit hoofdstuk wordt de focus op SDE+ gelegd, hiervoor is gekozen omdat de nadruk in dit onderzoek ligt op een

verdienmodel. Salderen en de postcoderoosregeling generen in het geval van een VAB weinig opbrengst. Salderen wordt gunstiger naarmate het eigenverbruik stijgt, in de situatie van een VAB is de stroomproductie slechts die van de bewoner(s). Voor de opzet van een postcoderoos zijn veel investeerders nodig om het project interessant te maken, dit zorgt ervoor dat de realisatie van een project relatief lastig kan zijn. Door de directe compensatie voor opgewekte energie met SDE+

subsidie is deze vorm van kostprijscompensatie het best geschikt voor een verdienmodel. In tegenstelling met salderen en postcoderoos die zijn gebaseerd op besparing door vrijstelling van energiebelasting.

Voor de aanvraag van SDE+ subsidie kan de klant de installateur machtigen om de aanvraag in zijn naam te doen. Bij de aanvraag voor SDE+ door de installateur worden de wensen van de aanvrager en de mogelijkheden naast elkaar gelegd. Gekeken wordt naar de hoeveelheid stroom die de aanvrager wil en kan opwekken. De aanvraag van voor SDE+ wordt gedaan voor de maximaal verwachte hoeveelheid stroom die opgewekt kan worden. Dit is mede afhankelijk van het geschikte dakoppervlak. De aanvraag dient minimaal 15 kWp te zijn. Wanneer subsidie wordt aangevraagd voor 500kWp of meer is een haalbaarheidsstudie verplicht (Rijksdienst voor Ondernemend

Nederland, sd). Verder is het nodig om een grootverbruik aansluiting te hebben of aan te leggen om in aanmerking te komen voor de SDE+ (Eeken, 2018).

Plan uitwerking

Het op de juiste manier opstellen van een businessplan is essentieel om inzicht te krijgen in de exacte kosten en baten. Daarnaast geeft een businessplan inzicht in het rendement en cashflow van een

(25)

24 project gedurende de levensduur. Het is van belang om een energieanalyse uit te laten voeren. Zo wordt het eigen verbruik van de ondernemer meegenomen in de businesscase. Ook dient een inschatting te worden gemaakt van de benodigde materialen om een beeld te krijgen van de investering. Naast de investeringen zijn bedrijfsspecifieke kostenaspecten als financiering, rentetarieven, en belastingtarieven die medebepalend zijn voor de uiteindelijke rentabiliteit en terugverdientijd van de businesscase. Verder zijn de batentarieven per bedrijf anders, omdat de besparingen, terug leververgoeding en de SDE+ subsidie per situatie afhankelijk is. Voor het realiteitsgehalte van een businessplan dienen deze aspecten zoveel mogelijk meegenomen te worden (Expirion, sd).

Ontwerp

Tijdens de ontwerpfase wordt het uiteindelijke ontwerp gemaakt voor de PV-installatie. Afhankelijk van gestelde doelen, eigen energiebehoeften, kosten, opbrengsten, gewenste levensduur,

rentabiliteit en terugverdientijd dient een keuze gemaakt te worden voor de juiste materialen.

Daarnaast wordt een ontwerp gemaakt voor de dak opstelling van de panelen. Daarvoor zijn twee situaties mogelijk; een plat dak en een schuin dak.

Plat dak

Bij een plat dak gaat de voorkeur uit naar een oostwest-opstelling, waarbij de zonnepanelen in een hoek van 10 tot 13 graden tegen elkaar aan worden gezet. Op die manier passen er ongeveer 30 procent meer panelen op een dak dan bij de zuid-opstelling, waarbij de zonnepanelen in rijen achter elkaar worden gezet in een hoek op het zuiden. Bij de zuid-opstelling dient er ruimte te worden vrijgehouden tussen de rijen, omdat rekening gehouden dient te worden met de schaduw van de andere rij zonnepanelen (zonnepanelen.net, sd). De omvormers worden vaak op het dak gezet tussen de zonnepanelen, om ruimte te besparen in het gebouw.

Schuin dak

Bij bedrijfsbebouwing met een schuin dak kunnen de panelen door middel van een rails worden bevestigd. Daarbij dienen de panelen altijd in dezelfde hoek te liggen als het dak (Ministerie van Binnenlandse Zaken). Bij een schuin dak worden de omvormers meestal binnen gezet.

Fiscale voordelen

De overheid wil bedrijven stimuleren in duurzame energie te investeren. Dit gebeurt onder andere door middel van de SDE+ subsidie, maar ook via fiscale regelingen die ervoor zorgen dat de

duurzame investeringen sneller kunnen worden afgeschreven. Op die manier kan ervoor worden gezorgd dat de winst relatief laag uitvalt en kan op vennootschapsbelasting worden bespaard. Bij het verwijderen van asbestdaken kan een fiscaal voordeel worden behaald door middel van de Milieu Investeringsaftrek (MIA). Voor de zakelijke aanschaf en installatie van zonnepanelen kan gebruik worden gemaakt van de Energie-Investeringsaftrek (EIA). EIA geldt echter niet als er gebruik wordt gemaakt van SDE+. Daarnaast is er de VAMIL-regeling, die kan worden toegepast op zowel het vervangen van asbestdaken als op het plaatsen van zonnepanelen (Zonnepanelen op het dak BV).

MIA

Bij het vervangen van asbestdaken kan gebruik worden gemaakt van de MIA. Hierdoor kan naast de reguliere afschrijving nog 36 procent van de investering extra worden afgeschreven in het eerste jaar. De MIA is alleen voor het vervangen van het dak, de kosten van het saneren van asbest mogen

(26)

25 echter niet worden meegenomen in de investering. Het maximumbedrag waarmee mag worden gerekend is €30,- per m2 dakoppervlak (Zonnepanelen op het dak BV).

EIA

De EIA is voor duurzame investeringen en kan direct financieel voordeel bieden aan bedrijven die investeren in energiebesparende maatregelen of in de productie van groene stroom. Het EIA-budget voor 2018 is 147 miljoen euro. In 2018 mag 54,5 procent van de totale investering (inclusief

installatie) extra worden afgetrokken van de boekwinst in het jaar van de investering, naast de reguliere afschrijving (RVO). Enkel ondernemers die gaan salderen kunnen gebruik maken van de EIA.

VAMIL

Wanneer een nieuw dak op de schuur wordt gelegd kan gebruik worden gemaakt van de VAMIL- regeling, hierbij dient te worden voldaan aan bepaalde isolatievoorwaarden. De VAMIL-regeling lijkt op de MIA, en is ook van toepassing voor investeringen op de Millieulijst. Met deze regeling kan 75 procent van de investering voor het vervangen van asbest daken in een keer worden afgeschreven, in een jaar naar keuze. Het is verstandig dit te doen in een jaar dat de ondernemers relatief veel winst maakt, zodat hij op die manier zo min mogelijk winstbelasting hoeft te betalen. De overige 25 procent wordt afgeschreven op de gangbare manier (Hezelburcht).

2.3.2 Erfopstelling Ruimte

Een erfopstelling is interessant wanneer de bedrijfsbebouwing niet geschikt is voor het leggen van zonnepanelen. Bij een erfopstelling is het van belang dat er voldoende ruimte beschikbaar is om panelen op te zetten. Dit is nodig om een hoeveelheid stroom op te wekken die het project rendabel maakt. Verder dient er rekening gehouden te worden met de invloed van schaduw die veroorzaakt kan worden door bijvoorbeeld omliggende bebouwing of beplanting.

Opstelling

De panelen komen in het geval van een erfopstelling in stellages, hierbij kan worden gedacht aan een zuid-opstelling of een

oostwest-opstelling. Bij een zuid-opstelling zijn de panelen gericht op het zuiden waardoor een hoger rendement kan worden behaald. Het nadeel van een zuid-opstelling ten opzichte van een oostwest-opstelling is dat er ruimte tussen de panelen blijft om zo te voorkomen dat panelen in de schaduw vallen van elkaar. Het voordeel van een oostwest-opstelling is dat er meer panelen kunnen worden geplaatst. Dit omdat de panelen in een hoek van 10 tot 13

graden worden geplaatst waardoor er amper schaduw ontstaat. Het nadeel van een oostwest- opstelling is dat per wattpiek het rendement 5-7 procent lager ligt, zie figuur 2 (Zonnepanelen.net, sd). Uit onderzoek van Zon op Erf blijkt dat ingeval van beperkte ruimte (bijvoorbeeld op een erf) een oostwest-opstelling rendabeler is (Grandia, Hulst, & Ydema, Rapportage vervolg 'Zon op Erf', 2017).

Uit onderzoek van Antea voor de gemeente Oss blijkt dat een veld- of erfopstelling rendabel is vanaf

Figuur 2: Rendement oostwest en zuid opstelling (Zonnepanelen.net, sd)

(27)

26 500 kWp. Ingeval van een zuid-opstelling zou dit betekenen dat er ongeveer 0,65 hectare grond wordt gebruikt (Wolfs, de Vlugt, & Pellis, 2017).

Montagemateriaal

Als wordt gekozen voor een erfopstelling is de keuze voor stellageconstructie en fundering van groot belang (RVO, 2016). Voor een zuid opstelling zijn verschillende mogelijkheden. Zo kunnen de panelen dicht bij de grond worden geplaatst of op hogere stellages. Afhankelijk van de wens en de wettelijke mogelijkheden kan hierin worden gevarieerd. De keuze voor hogere stellages wordt gemaakt in verband met een dubbelfunctie. Onder de stellages kan in dit geval een tweede functie aan het land worden gegeven. Echter is het niet altijd gewenst omdat het niet overeenkomt met de

landschappelijke inpassing. Een andere duurdere mogelijkheid is de aanschaf van een met de zon meedraaiende stellage. Hierin zijn echter weer verschillende soorten te onderscheiden, zo zijn er panelen waarvan de hellingshoek handmatig kan worden aangepast, of panelen die met de zon meedraaien (Spruijt, 2015).

Omgevingsvergunning en bestemmingswijziging

In de wet bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is de omgevingsvergunning opgenomen. Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning dient een aantal stappen doorlopen te worden.

1. Eerst dient er gekeken te worden of het project vergunningsvrij is.

2. Als dit niet het geval is dient te worden gekeken of het binnen het bestemmingsplan past, zo ja dan kan een vergunning aangevraagd worden. Stel dat in het bestemmingsplan is

opgenomen dat naast een agrarische functie ook stroom mag worden opgewekt, dan kan een vergunning worden aangevraagd voor het plaatsen van zonnepanelen op het erf.

3. Past het niet binnen het bestemmingsplan dan kan in enkele gevallen via besluit omgevingsrecht (BOR), artikel 4 bijlage 2, een uitzondering worden gemaakt en een vergunning worden verleend.

4. Als voorgaande stappen geen mogelijkheid bieden dan kan een bestemmingswijziging worden aangevraagd. Als een wijziging of aanvulling op het bestemmingsplan wordt toegezegd kan een vergunning worden aangevraagd (Loon, 2018).

De aanvraag van een omgevingsvergunning verloopt via de gemeente. Hieronder is een kort stappenplan te vinden.

- Eerst dient een aanvraag te worden gedaan voor een bouwplan bij de gemeente.

- Ten tweede dienen eventuele ontbrekende stukken aangeleverd te worden, dit wordt te zijner tijd gemeld door de gemeente.

- In de derde stap wordt het plan getoetst aan het bestemmingsplan, de bouwverordening, het bouwbestand en de welstandsnota.

- Tenslotte beslist de gemeente of de omgevingsvergunning toegekend wordt (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat was de weerslag hiervan op de tewerkstelling van het bedrijf in Vlaanderen (uitgedrukt in voltijdse equivalenten). Heeft u tijdens dit werkingsjaar een beroep gedaan

In de wetsgeschiedenis van de Omgevingswet is weinig aandacht voor de vraag of ook een aanvraag kan worden ingediend voor een wijziging van het omgevingsplan.. Artikel 3.9 Wro

Hoewel de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 14 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2770) het gebruik maken van een tijdelijke vergunning

Bij de behandeling Zienswijze begrotingswijzigingen (1e, 2e, 3e tussenrapportage) BAR in het Beraad en Advies van 8 december heeft u toelichting gevraagd op de taakstelling die

Houdt moed want de Heer brengt verlossing voor jou. Want dit is de strijd van

© 1985 Scripture in Song /Unisong Music Publishers / Small

end en interessant zult vinden.. Dit jaar zullen de Provinciale Statenverkiezingen volop in de politieke belangstelling staan. De nieuw gekozen statenZeden hebben namelijk

Ingevolge het bepaalde in artikel 42 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten doen wij u hieronder het antwoord van ons college op de vragen van het statenlid J..