• No results found

2 Literatuuronderzoek

2.2 Voorwaarden rendabele PV-installatie VAB’s

2.2.6 Kostprijscompensatie en exploitatie

Bij het investeren in een PV-installatie dient vooraf te worden gekeken wat de wensen en

mogelijkheden zijn van het bedrijf. Aan de hand van technische en financiële inzichten wordt een besluit genomen voor een exploitatieconstructie en een financieringsvorm. Deze zijn afhankelijk van locatie-specifieke factoren, zoals het eigen verbruik, het type aansluiting, afstand tot het

middenspanningsnet en energietarieven. Iedere exploitatieconstructie is gebaseerd op een bepaalde vorm van kostprijscompensatie en heeft een ander verdienmodel. Over het algemeen zijn er drie verschillende manieren van kostprijscompensatie waar exploitatieconstructies voor een PV-installatie op gebaseerd zijn, te weten salderen, SDE+ en de postcoderoos (Lokale Energie Voorwaarts). In tabel 2 is een overzicht van de verschillende manieren van kostprijscompensatie weergegeven met een aantal verschillende uitgangspunten.

19

Tabel 2: Verschillende vormen van kostprijscompensatie

Salderen Postcoderoos SDE+

Principe Eigen opgewekte

Agrariër: 5% van de totale projectwaarde

PV-installatie x 950 vollasturen Minimaal

vermogen

Geen minimum Geen minimum 15 kWp

Looptijd 15 jaar 15 jaar 15 jaar

Bedrijven met een kleinverbruik aansluiting (< 3*80 Ampère) kunnen de zelf opgewekte

zonnestroom salderen met het eigen verbruik op de locatie. Dit houdt in dat de energieleverancier enkel het netto jaarverbruik in rekening brengt. De stroomproductie in de zomer wordt dan

bijvoorbeeld verrekend met het stroomverbruik in de winter. Dit alles tegen hetzelfde tarief, inclusief energiebelasting, opslag duurzame energie (hierna: ODE) en btw.

Indien in één jaar meer geproduceerd wordt dan wordt verbruikt, wordt hiervoor de kale stroomprijs als vergoeding betaald. Daarbij zit geen energiebelasting en ODE, waardoor de vergoeding dus lager is dan de besparingen die je doet tijdens het salderen. Dit zorgt er tevens voor dat het niet

interessant is om meer te produceren dan het eigen verbruik, omdat de terugverdientijd te lang wordt. De salderingsregeling is van kracht tot 2020 (Lokale Energie Voorwaarts). Het is op dit moment nog niet duidelijk wat daarna gaat gebeuren, maar een mogelijkheid is dat de

salderingsregeling komt te vervallen en dat een terug lever vergoeding hiervoor in de plaats komt. In dat geval gaan gebruikers van de salderingsregeling er netto op achteruit en daarom dient deze ontwikkeling zeker in ogenschouw te worden genomen bij het kiezen voor een manier van exploiteren.

20 SDE+

Een investering in een PV-installatie is kostbaar. Om duurzame energievoorziening te ondersteunen heeft de overheid een stimuleringsmaatregel genomen, namelijk SDE+. SDE+ subsidie compenseert het verschil tussen de kostprijs en de marktwaarde van energie. De SDE+ subsidie zorgt gedurende de looptijd van 15 jaar voor een vergoeding gekoppeld aan de energieproductie. In tegenstelling tot een investeringssubsidie geeft SDE+ geen bedrag voor de investering en daarom dient de uitvoerder van het project de financiering zelf te regelen. De jaarlijkse subsidie kan dan worden gebruikt voor rente en aflossing (Twente Zon, sd). Bedrijven kunnen ieder jaar op twee momenten een aanvraag indienen, tijdens de voorjaarsronde en de najaarsronde. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat stelt voor 2018 12 miljard euro aan subsidie beschikbaar. Dit wordt verdeeld over de

voorjaars- en de najaarsronde, tijdens beide rondes is een budget van 6 miljard euro beschikbaar. De totale looptijd van een SDE+ beschikking voor zonne-energie is 15 jaar, met een optioneel 16e jaar.

De 12 miljard euro die voor investeringen in 2018 zijn begroot, worden dus uitbetaald over een periode van 15 jaar. Bij het inschrijven voor SDE+ subsidie dient ingeschreven te worden tegen een bepaald bedrag per kilowattuur (RVO, 2018). Voor een verdere uitleg hiervan, zie Bijlage 2.

Tot voor kort kon bij eigenverbruik extra voordeel worden behaald doordat energiebelasting, ODE en transportkosten konden worden vermeden. Echter is het correctiebedrag voor de SDE+ subsidie op het eigenstroomgebruik verhoogd waardoor de inkomsten nu lager uitkomen. Bij invoeding op het net hoeft geen energiebelasting, ODE en transportkosten worden vermeden, omdat dit alleen betaald wordt voor stroom die wordt afgenomen. Dit is het geval bij zonneparken, maar komt ook voor bij bedrijfspanden waar de PV-installatie niet wordt gebruikt voor eigenverbruik. De overheid heeft per 1 januari 2018 een wetswijziging van kracht gemaakt waarmee het extra voordeel bij eigenverbruik wordt verminderd, zie tabel 3 (Solarmagazine, 2017). De wijzing is aangebracht in het correctiebedrag. Hierdoor krijgt de producent niet dezelfde hoeveelheid SDE+ subsidie voor

netlevering als voor energie die wordt ingezet voor eigenverbruik. Verder is er een verschil in het basisbedrag en correctiebedrag voor installaties tussen 15 kilowattpiek en 1 megawattpiek, of PV-installaties groter dan 1 megawattpiek. Dit is om de schaalvoordelen van zonneparken te verkleinen.

Om de wetswijziging per 1 januari 2018 te verduidelijken staat hieronder een voorbeeld, waarin het verschil tussen de subsidie bij eigen verbruik en terug levering is weergegeven (RVO, 2018).

Tabel 3: Wetswijziging per 1 januari 2018 (Solarmagazine, 2017)

Installatie Ingeschreven

11,2 cent Netlevering: 3,8 cent Eigenverbruik: 6,3 cent

10,7 cent Netlevering: 3,8 cent Eigen verbruik: 5,5 cent

6,9 cent 5,2 cent

Postcoderoos

De Regeling Verlaagd Tarief, ofwel postcoderoos, gaat uit van vrijstelling van energiebelasting voor deelnemers. De panelen worden bijvoorbeeld geplaatst op de bebouwing van een VAB. De eigenaar van de VAB krijgt hiervoor een vergoeding. Bedrijven en/of particulieren investeren samen in de PV-installatie. De vereisten zijn dat de deelnemers een kleinverbruik aansluiting hebben (maximaal 3*80

21 Ampère), samen een coöperatie of Vereniging van Eigenaren (hierna: vve) vormen en de deelnemers dienen binnen de postcoderoos te wonen. De postcoderoos is het gebied waar de PV-installatie is gelegen, samen met de aan dit postcodegebied grenzende postcodegebieden. Indien de

PV-installatie is gelegen in een gebied waar slechts enkele postcodegebieden aan grenzen, kan worden gekozen om een aangrenzend postcodegebied als kern te nemen. In deze situatie veranderd de naam naar ‘postcoderups’ (Lokale Energie Voorwaarts). Het voordeel voor de investeerder is de korting op energiebelasting. De korting op de energiebelasting komt tot stand via de Regeling Verlaagd Tarief.

Deze regeling houdt in dat leden van een coöperatie of vve 15 jaar lang vrijstelling krijgen van energiebelasting, over de stroom die collectief wordt opgewekt. Hiermee wordt salderen op afstand mogelijk. De zonnepanelen hoeven niet op eigen dak of terrein te liggen. Indien gebruik wordt gemaakt van deze regeling, kunnen geen andere subsidie- of fiscale regelingen worden gebruikt als SDE+ of Energie-Investeringsaftrek (EIA) (Lokale Energie Voorwaarts).

Een postcoderoosproject kost doorgaans veel tijd en energie. Het vormgeven van een coöperatie en het werven van leden kan een grote opgave zijn. Daarom zijn landelijke en regionale organisaties actief die op meerdere plekken postcoderoosprojecten uitvoeren. Dit soort organisaties hebben ervaring en kunnen daardoor gemakkelijker postcoderoos projecten laten slagen (Zon op Nederland, sd). In het geval van VAB’s kan een ondernemer zijn dak bijvoorbeeld verhuren aan een

postcoderoosproject coöperatie, waarbij hij zelf belang kan hebben in deze coöperatie (Zon op Nederland, sd). Voor bedrijven geldt een maximaal aandeel van 20 procent in de PV-installatie.

Theoretisch gezien zouden vijf ondernemers dus een postcoderoosproject volledig met elkaar uit kunnen voeren. Een coöperatie-lid mag met meerdere kleinverbruik-aansluitingen deelnemen, onder voorwaarde dat ze allemaal in de postcoderoos liggen. Daarbij geldt wel dat het aandeel van deze aansluitingen bij elkaar niet groter mag zijn dan 20 procent van de PV-installatie (Lokale Energie Voorwaarts).

De opbrengsten voor de agrariër zijn afhankelijk van de afspraken die gemaakt worden met de coöperatie. Dit kan per project verschillen. Een voorbeeld hiervan is dat een agrariër die zijn dak beschikbaar stelt voor een periode van 15 jaar, en hiervoor een eenmalige vergoeding van 5 procent van de totale projectwaarde krijgt. Indien hij deze omzet in certificaten binnen de postcoderoos coöperatie levert dit hem in de loop van de 15 jaar effectief een opbrengst van circa 10 procent van de aanschafwaarde op. Daarnaast kan de agrariër, mits deze beschikt over een kleinverbruik aansluiting (maximaal 3*80 Ampère), voor maximaal 10.000 kWh participeren in de coöperatie. Dit levert hem per jaar ongeveer €1.000 op aan besparing van energiebelasting (Lange, 2018).