• No results found

financiële sector De Varieties of Capitalism en China’s Masterscriptie Internationale Betrekkingen en Internationale Relaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "financiële sector De Varieties of Capitalism en China’s Masterscriptie Internationale Betrekkingen en Internationale Relaties"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Internationale Betrekkingen en Internationale Relaties

De Varieties of Capitalism en China’s

financiële sector

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord 4

Inleiding 5

Hoofdstuk 1. Theoretisch kader 9

1.1 Doel en achtergrond van de theorie 9

1.2 De basiselementen van de benadering 13

1.2.1 De rol van instituties 13

1.2.2 De rol van ‘het bedrijf’ 14

1.2.3 Vijf sferen van coördinatieproblemen 16

1.2.4 Liberale markteconomieën en gecoördineerde markteconomieën 17

1.2.5 Institutionele complementariteit 21

1.3 Verantwoording van de theorie en methodologie 24

1.3.1 Koppeling van de methodologie aan de theorie 27

Hoofdstuk 2. De invloed van marketization of corporate control in China 31

2.1 Historie van China’s aandelenbeurzen 31

2.2 Structuur van de Chinese aandelenbeurzen 32

2.2.1 Het ontstaan van de Chinese split share culture 32

2.2.2 De ontwikkeling van de Chinese aandelenmarkten 33

2.2.3 De split share culture en de gevolgen 34

2.2.4 De ontwikkeling van financiële regulatie 37

2.2.5 Speculatie op de aandelenmarkten 38

2.2.6 Einde aan de split share culture op de aandelenmarkten 41

2.2.7 Recente ontwikkelingen 45

2.3 De Duitse aandelenmarkt 45

2.3.1 Stakeholdership versus shareholdership 46

2.3.2 Ontwikkeling van de Duitse aandelenmarkten 48

2.3.3 Verbeterde regulatie en hervormingen 48

2.3.4 De huidige structuur van de Duitse beurs 49

(3)

2.3.6

2.4 Conclusie 52

Hoofdstuk 3. De rol van banken in de Chinese financiële sector 55

3.1 Inleiding 55

3.2 Historie van de Peoples Bank of China 56

3.3 De rol van de PBOC ten opzichte van die van centrale banken in 58

CMEs en LMEs 3.3.1 Functionele onafhankelijkheid 58

3.3.2 Personele onafhankelijkheid 64

3.3.3 Financiële onafhankelijkheid 68

3.3.4 Verantwoordelijkheid 70

3.4 Chinese commerciële banken en beleidsbanken 71

3.4.1 Kredietverstrekking in de vorm van non performing loans 71

3.4.2 De aanpak van non performing loans 72

3.4.3 Buitenlandse beursnoteringen van voormalige staatsbanken 76

3.4.4 Concurrentie op de Chinese bankenmarkt 77

3.5 Duitse commerciële banken 77

3.5.1 Structuur van de Duitse bankenmarkt 78

3.5.2 Buitenlandse activiteiten van Duitse banken 79

3.5.3 Concurrentie op de Duitse bankenmarkt 80

3.6 Conclusie 81

Conclusie 84

(4)

Voorwoord

Deze masterscriptie is geschreven in het kader van het leerpad Internationale Politieke Economie van het masterprogramma van de studie Internationale Betrekkingen en Internationale Organisaties aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het onderwerp van deze masterscriptie is: De ontwikkeling van China’s financiële sector aan de hand van de Varieties

of Capitalism benadering. Deze masterthesis gaat over de positie van China’s financiële

sector ten opzichte van de financiële sectoren van ontwikkelde liberale en gecoördineerde markteconomieën aan de hand van de Varieties of Capitalism.

(5)

Inleiding

China’s socialistisch geleide economie heeft in de afgelopen drie decennia een transitieproces ondergaan naar een systeem dat in toenemende mate is gebaseerd op kapitalistische waarden.1 Het Chinese transitieproces kan als succesvol worden beschouwd in vergelijking met transitieprocessen van voormalige geplande economieën in Centraal- en Oost-Europa. De Chinese leiders hebben voor een geheel eigen pragmatische en incrementele aanpak gekozen om de Chinese economie te hervormen.2 Tot voor kort was de vraag, of kapitaal efficiënt wordt aangewend, besteed en belangrijker of hiervoor door de Chinese overheid het juiste financiële klimaat is gecreëerd niet van groot belang.

Recentelijk is het liberaliseren van de Chinese financiële sector belangrijker dan ooit geworden. De ineenstorting van het financiële systeem van Bretton Woods in het begin van de jaren 70, had een wereldwijde golf van financiële deregulering tot gevolg waarin financiën werden losgekoppeld van de echte economie en een mobiele transnationale vorm van kapitaal is ontstaan.3 De hierop volgende samenhang van mondialiserende kapitaal- en productiemarkten heeft geleid tot competitie tussen ondernemingen om belangen van transnationale investeerders zo goed mogelijk te behartigen. Deze verhoogde mate van competitie tussen ondernemingen en de opkomst van andere Oost- en Zuidoost-Aziatische productiemarkten hebben ervoor gezorgd dat China’s excessieve aanbod aan arbeid alleen niet voldoende is om investeringen in de Volksrepubliek te kunnen blijven realiseren.4 Bedrijven worden wereldwijd in toenemende mate ontleed en gezien als een aaneensluiting van contracten tussen rationele actoren, waarbij aandeelhouders contractueel recht hebben op de overgebleven opbrengsten en de controlerende rechten over de bedrijfsvoering bezitten.5

Corporate governance dient als mechanisme om de kosten die voortkomen uit de

officiële scheiding van eigendom en controle over de bedrijfsvoering te beperken.6 Dit vindt plaats via de marketization of corporate control.7 Dit wordt door Van Apeldoorn en Horn gedefinieerd als een proces waardoor degene die de onderneming controleert en bepaalt hoe

1 J. Ahrens, P. Jünemann, ‘Transitional Institutions, Institutional Complementarities and Economic Performance

in China: A Varieties of Capitalism Approach’, 72 Duisburg Working Papers on East Asian Studies 1 (2007), 1.

2 J. Ahrens, P. Jünemann, ‘Transitional Institutions, Institutional’, 1.

3 B. Apeldoorn Van, L. Horn, ‘The Transformation of Corporate Governance in the EU. From

Harmonization to Marketization’, in: Overbeek, H., van Apeldoorn, A. en Nölke, A. The Transnational Politics of Corporate Governance Regulation (2007), 80.

4

J. Nolan, ‘The Influence of Western Banks on CG in China’, 16 Asia Pacific Business Review 3 (2010), 417-436.

5 B. Apeldoorn Van, L. Horn, ‘The Transformation of’, 80. 6

Ibidem, 80.

(6)

deze wordt geleid, in toenemende mate onderhevig is aan een aandelenmarkt, waarbij de prijs van het aandeel als regulerend mechanisme geldt. Aandelen worden in deze vorm titels van eigendom die géén recht op dividend geven maar wel potentiële controle over de governance van een bedrijf. Op de markt voor corporate control wordt de onderneming als geheel een goed en worden het concern, management en werknemers strikter onder de discipline van kapitaalmarkten gesteld.8

De kwestie van corporate control, die gelijktijdig opkwam met de moderne, door aandelen aaneengesloten organisatievorm voor bedrijven vormt het hart van wat nu als

corporate governance wordt gezien. De markt voor corporate control fungeert als een extern

mechanisme van corporate governance, omdat de belangen van aandeelhouders worden beschermd door deze in lijn te brengen met management strategieën.9 In analytisch opzicht kan een scheiding worden gemaakt tussen kapitaalmarkten en markten voor corporate

control. Echter, in de praktijk overlappen deze twee grotendeels. De ontwikkeling van de een

is nodig voor de opkomst van de ander en omgekeerd. Samen vormen deze twee markten een integraal deel van de marketization of corporate control.10

Door het globalisatieproces van kapitaal- en productiemarkten en de daaruit voortkomende wereldwijde competitie tussen bedrijven kunnen Chinese banken en buitenlandse investeerders zich niet langer permitteren om enorme leningen aan inefficiënt opererende bedrijven te verstrekken wanneer zij de keus hebben om hun kapitaal in efficiënte winstgevend opererende ondernemingen te investeren.11 Om de hoge groeicijfers van de Chinese economie van gemiddeld meer dan zeven procent per jaar te kunnen voortzetten moet China in de toekomst een gunstig investeringsklimaat zien te behouden.12 China’s financiële sector zal zich moeten conformeren aan de opbouw van financiële sectoren van westerse economieën. Hierin spelen de centrale bank, nationale banken en financiële instituties een hoofdrol.13

Het doel van deze analyse is te onderzoeken of het Chinese bedrijfsleven, banken, aandelenbeurzen en financiële instituties in staat zijn om een positief investeringsklimaat in China te behouden en te verwezenlijken. Om dit centrale probleem af te bakenen wordt deze gekoppeld aan het theoretisch raamwerk Varieties of Capitalism van Hall en Soskice. Door

8 B. Apeldoorn Van, L. Horn, ‘The Transformation of’, 80. 9 Ibidem, 81.

10

Ibidem, 81.

11 J. Nolan, ‘The Influence of’, 417.

12 J.F. Kornberg, J.R. Faust, ‘China in World Politics: Policies, Processes, Prospects’ (Boulder 2005), 65-96. 13

(7)

deze theorie als leidraad te nemen wordt de mogelijkheid gecreëerd om te analyseren of de Chinese overheid door het liberaliseren van banken, aandelenmarkten en financiële instituties in staat is om in de toekomst synergie te scheppen tussen deze instanties. Synergie tussen deze instanties draagt bij aan het creëren van een gunstig investeringsklimaat waardoor Chinese ondernemingen zich kunnen mengen in de internationale competitie om het verkrijgen van internationaal kapitaal.

In Varieties of Capitalism stellen Hall en Soskice een nieuw theoretisch raamwerk op om institutionele overeenkomsten en verschillen tussen ontwikkelde economieën te begrijpen.14 Een fundamenteel verschil met oude benaderingen om institutionele verschillen en overeenkomsten in kaart te brengen is dat Hall en Soskice ‘het bedrijf’ centraal stellen in hun analyse. Het marketization of corporate control proces geldt als fundament in deze benadering.15 Het voordeel van het centraal stellen van ‘de onderneming’ is dat er een verbinding tot stand kan worden gebracht tussen bedrijfskundige studies, die zich vooral bezighouden met micro-economie enerzijds en de comparatieve politieke economie, dat zich met name bezig houdt met macro-economie anderzijds. Hall en Soskice beschouwen bedrijven als actoren die op zoek zijn naar het ontwikkelen en exploiteren van core

competences daar zij met behulp van deze strategie tot een optimale allocatie van

productiemiddelen kunnen komen.16 Particuliere en zakelijke investeerders zijn immers sneller bereid investeringen van louter winstgevende ondernemingen te financieren.

Hall en Soskice zijn door het analyseren van institutionele verschillen en overeenkomsten, de positie van ‘het bedrijf’ en de mate waarin processen plaatsvinden aan de hand van marktwerking in staat om een onderscheid te maken in ontwikkelde economieën. Zij claimen dat er twee coördinerende regimes bestaan die systematisch variëren tussen landen: aan de ene kant van het spectrum staan de liberale markteconomieën (LMEs) die markten als hun hoofdzakelijke systeem van coördinatie hanteren. Aan de andere kant staan de gecoördineerde markteconomieën (CMEs) die afhankelijker zijn van niet-markt gestuurde instituties om hun economie te coördineren.17 Door het categoriseren van economieën in een LME dan wel CME aan de hand van de rol die de centrale bank, nationale banken, aandelenmarkten en financiële instituties spelen kan worden geanalyseerd of een bepaalde

14 P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’,1-68. 15 Ibidem,1-68.

16

Ibidem, 1-68.

(8)

financiële sector in staat is een gunstig investeringsklimaat te scheppen in de desbetreffende economie.18

De centrale vraag die voortkomt uit het centrale probleem en de hierbij gekozen theorie luidt: Op welke wijze kan aan de hand van de Varieties of Capitalism benadering het

ontstaan van de huidige Chinese financiële sector worden verklaard? Het onderzoek wordt

uitgewerkt aan de hand van vier hoofdstukken met bijbehorende deelvragen. Deelvraag één luidt: Wat houdt de Varieties of Capitalism benadering exact in? In hoofdstuk één wordt de Varieties of Capitalism benadering als theoretisch kader uitgewerkt. Deelvraag twee luidt: In

hoeverre is er in het Chinese bedrijfsleven sprake van marketization of corporate control en wat is hiervan de invloed op het aantrekken van kapitaal? In hoofdstuk twee ligt de focus op

het onderzoeken van de mate van marketization of corporate control in het Chinese bedrijfsleven en of deze over het algemeen gekenmerkt kan worden als een shareholder of

stakeholder model. Daarnaast wordt getracht vast te stellen of Chinese ondernemingen in

toenemende mate gebruik maken van en afhankelijk zijn van de Shanghai Stock Exchange (SHSE) en de Shenzhen Stock Exchange (SZSE).19 De analyse wordt vervolgens vergeleken met een analyse van het Duitse corporate governance systeem aan de hand van de Duitse aandelenmarkt. Duitsland is het voorbeeld van een CME en heeft in tegenstelling tot LME’s een minder ontwikkelde aandelenmarkt. Daar China een socialistische staat is en de aandelenmarkten slechts een vrij beperkte historie hebben biedt een vergelijking met Duitsland goede analysemogelijkheden.

Deelvraag drie luidt: Welke rol spelen de centrale bank en de grote nationale banken

in de Chinese financiële sector? In hoofdstuk drie wordt vastgesteld op welke manier de grote

nationale Chinese banken, waaronder ook de Chinese centrale bank, actief zijn in de Chinese financiële sector. Fungeren de banken juist als solide basis van de Chinese financiële sector en ondersteunen zij het proces van marketization of corporate control en de aandelenmarkten zoals banken in LMEs dat doen of spelen banken veruit de belangrijkste rol als kapitaalverstrekker zoals dit in CMEs het geval is? Op deze vragen wordt in dit hoofdstuk een antwoord gegeven. Vervolgens wordt de rol van Chinese banken vergeleken met de rol die banken in de Duitse financiële sector spelen. Ten slotte wordt er in de conclusie een afgewogen antwoord gegeven op de hierboven gestelde hoofdvraag.

18

P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’,1-68.

(9)

Hoofdstuk 1. Theoretisch kader

1.1 Doel en achtergrond van de theorie

Het verklaren van verschillen in institutionele efficiëntie en economische prestaties van staten is een speerpunt van veel wetenschappers en theorieën. Veelal kunnen deze verschillen worden verklaard door de aanwezigheid van verscheidene actoren, die op verschillende manieren actief zijn en door verschillen in beleid en of instituties. Hall en Soskice hebben in 2001 de Varieties of Capitalism benadering opgesteld die in contrast staat met oude benaderingen om institutionele efficiëntie en economische prestaties van verschillende staten te analyseren en te vergelijken. De Varieties of Capitalism benadering moet dan ook worden beschouwd als kritiek op de mainstream economics waarin de nadruk ligt op het onderscheid tussen economieën die gekenmerkt worden door een hoge mate van marktwerking en economieën die gekenmerkt worden door een lagere mate van marktwerking.

De kritiek van Hall en Soskice op de mainstream economics is dat deze voorbij gaat aan het belang van complementariteiten die voortkomen uit de vakbekwaamheid van actoren, instituties en beleidsplannen. Wanneer overheden naar een gerichte afstemming van actoren, instituties en beleid streven leidt dit volgens Hall en Soskice tot synergie tussen de verschillende actoren waaronder de overheid, het bedrijfsleven en andere instituties.20 Hall en Soskice zijn van mening dat de verschillende actoren vorm worden gegeven om tot een brede en geheel verweven ondersteuning van de ontwikkeling van de economie te leiden. Met behulp van de Varieties of Capitalism benadering zijn Hall en Soskice dan ook in staat institutionele verschillen tussen ontwikkelde economieën te verklaren.

Hall en Soskice beargumenteren in Varieties of Capitalism dat het vermogen om goede relaties te verwezenlijken tussen verschillende subsectoren binnen de politieke economie van groot belang is voor het succes van ondernemingen.21 Op deze manier raken ondernemingen verweven in de algehele nationale economische prestaties. Zoals in de inleiding al is vermeld plaatsen Hall en Soskice ‘het bedrijf’ centraal in hun Varieties of

Capitalism benadering en stellen zij dat er twee verschillende vormen van markteconomieën

bestaan, namelijk de LMEs en CMEs. Zowel in een LME als in een CME staat het bedrijf centraal en zijn instituties, regelgeving voor centrale en nationale banken en aandelenmarkten

20 M. Mendelski, ‘Varieties of Capitalism Approach and New Institutional Economics of History: Towards an

Integrated Framework of Institutional Change’, (2009), 3.

(10)

rondom het bedrijfsleven vorm gegeven.22 In beide vormen van de markteconomieën worden bedrijven als de belangrijkste spil in de economie gezien en is het optimaal op elkaar afstemmen van bovengenoemde actoren en het daarmee verkrijgen van de meest optimale prestaties van de nationale economie het doel. Echter, er is een groot verschil in de wijze waarop het bedrijfsleven in de beide door Hall en Soskice opgestelde vormen van markteconomieën aan marktwerking onderhevig is.23

Hall en Soskice willen met behulp van de Varieties of Capitalism verder ingaan op drie reeds bestaande perspectieven van institutionele variatie, namelijk de moderniseringsbenadering, het neocorporatisme en het sociaal productiesysteem. De moderniseringsbenadering is door de econoom Shonfield in 1965 verder uitgewerkt in

Comparative Capitalism. Shonfield zag ontwikkelde economieën als moderne economieën

die nog steeds door vooroorlogse praktijken en processen werden gedomineerd om hoge nationale groei te bewerkstelligen. Banken en publieke bestuurders fungeerden als belangrijkste actoren en de focus lag op institutionele structuren die staten de macht gaven over de private sector en publieke invloed op kapitaalstromen in het financiële systeem.24

Nadat in de jaren 60 en begin 70 wereldwijd overheden een te ruime begrotingspolitiek hadden gevoerd werd gedurende de jaren 70 inflatie een groot probleem en ontstond de tweede benadering. Het neocorporatisme, een heropleving van het corporatisme waarbij de overheid advies vraagt aan en overlegt te samen met alle betrokken belangenorganisaties. Er wordt gezamenlijk onderhandeld en overlegt totdat er een gezamenlijke overeenkomst tot stand komt waarop het uiteindelijke besluit wordt gebaseerd. Neocorporatisme wordt in het algemeen geassocieerd met de capaciteit van een staat om te onderhandelen en langdurige afspraken te maken met werkgevers en vakbonden over lonen, arbeidsomstandigheden en sociaal en economisch beleid. Een belangrijke aanname van het neocorporatisme is dat het er binnen deze benadering niet om draait hoe de partijen een plek aan de onderhandelingstafel weten te bemachtigen. Het centrale punt binnen het neocorporatisme is dat alle betrokken partijen reeds aan de onderhandelingstafel zitten. Het slagen van neocorporatisme hangt af van de centralisatie en concentratie van de vakbonden. Hierin volgt het neocorporatisme een ‘Olsonian logic of collective action’ waarin wordt uitgelegd dat goed vorm gegeven vakbonden de economische effecten van

22 P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 5. 23

Ibidem, 6.

(11)

loononderhandelingen beter kunnen internaliseren.25 De ‘Olsonian logic of collective action’ refereert hoofdzakelijk naar de ‘logic of membership’, heeft een ‘bottum up’ benadering en vraagt waarom en onder welke condities leden van een groep een belangenorganisatie zouden willen oprichten of er lid van zouden willen worden en welke associaties er toe doen om leden te rekruteren en behouden.26 Relaties tussen de belangen organisatie en gesprekspartners blijven grotendeels buiten beeld in deze benadering. De centrale gedachte achter de ‘Olsonian

logic of collective action’ is dat belangenorganisaties zich na hun oprichting moeten

inspannen om een plek aan de onderhandelingstafel te verkrijgen zodat hun stem gehoord wordt en zij in staat zijn mee te beslissen in besluitvormingsprocedures.

Corporatisme, waar het neocorporatisme vanaf stamt, concentreert zich in essentie op de relaties tussen belangenorganisaties en de overheid, is gebaseerd op de ‘logic of influence’ en heeft een ‘top down’ benadering. Het corporatisme houdt zich net als het neocorporatisme echter niet bezig met de vraag hoe belangenorganisaties het voor elkaar krijgen om een plek aan de onderhandelingstafel te bemachtigen maar gaat er van uit dat de betrokken partijen al een plek aan de tafel hebben weten te bemachtigen. De theoretische benadering besteedt aandacht aan de relaties tussen de organisatie en zijn leden door vragen te stellen als: hoe moeten organisaties de relaties met hun leden structureren om een geloofwaardige en betrouwbare partner te zijn in overleg en onderhandelingen met de gesprekspartners? Hoe kunnen zij er zeker van zijn dat hun leden de afspraken die met andere partijen gemaakt zijn nakomen en respecteren? Wat zijn de consequenties van een representatief monopolie verworven door de overheid voor de relatie tussen de belangenvertegenwoordigers en de leden?27 Beide benaderingen verschillen van elkaar in twee andere aspecten. Ten eerste benadrukt de ‘Olsonian logic of collective action’ de representatieve functies van belangenorganisaties, zoals hun capaciteit voor belangen aggregatie en vertegenwoordiging en het mobiliseren van leden.

Corporatisme heeft echter de neiging de controle functie van belangenorganisaties te benadrukken waaronder hun capaciteit voor zelfdiscipline en het reguleren van het gedrag van hun leden.28 De politicoloog Crouch schreef ‘what is distinctive about corporatism is that

leaders are prepared to enforce on their members compliance with the terms of the

25

P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 2.

26 F. van Waarden, ‘Emergence and Development of Business Interest Associations. An Example from the

Netherlands’, 13 Organization Studies 4 (1992), 523-524.

27

F. van Waarden, ‘Emergence and Development’, 524.

(12)

agreements they have reached with their contraparti’.29 De politicoloog Teubner noemde deze capaciteit van leiders ‘de Achilles hiel’ van corporatisme.30 Een tweede verschil tussen beide benaderingen is dat de ‘logic of collective action’ hoofdzakelijk is gericht op de mogelijkheden van collective action zoals de opkomst en vormende fases van belangenorganisaties. Corporatisme gaat minder in op originele creatie van belangenorganisaties maar meer op de ontwikkeling naar een controlerende organisatie.31

Kleinere belangenorganisaties hebben relatief gezien over het algemeen een voordeel op grotere belangenorganisaties om gehoord te worden. Kleinere organisaties hebben veelal leden met homogene belangen waardoor deze goed in staat is de belangen van zijn leden te vertegenwoordigen. Grotere organisaties hebben te maken met het free-rider probleem. Deze organisaties hebben meer moeite om te achterhalen wat er precies onder de achterban speelt en kunnen daarnaast niet alle specifieke wensen van hun leden onder de aandacht proberen te brengen. Naast het probleem van free-riders onderstreept Olson het belang van de mate van institutionele sclerose in een neocorporatistische samenleving. Hij ziet in landen met een lange, niet door revolutie of vreemde bezetting gestoorde, ontwikkeling een groot aantal organisaties ontstaan die zich bezig houden met verdelingsproblematiek. Elke groep organiseert zich om een zo groot mogelijk deel van de nationale productie te verkrijgen.32 Dit proces zorgt ervoor dat een maatschappij zich in mindere mate inzet om de efficiëntie van de productie te verbeteren maar om een zo groot mogelijk deel hiervan te bemachtigen.33 In landen waar zulke organisaties goed werkende nationale structuren hebben gevormd, die zo veelomvattend zijn dat ze een belang vertegenwoordigen dat niet veel verschild van het algemeen belang, vormen zulke structuren een belangrijke voorwaarde voor economisch succes.34 Zij maken een goede afstemming van regeringsbeleid en beleid van de maatschappelijke organisaties mogelijk waardoor een land snel en effectief kan reageren op economische veranderingen.35

In de jaren 80 en 90 kwam er in de vorm van het sociaal productie systeem een nieuwe benadering voor het Comparative Capitalism van Shonfield.36 Aan de hand van het sociaal productiesysteem worden analyses van sectorale overheden, nationale innovatiesystemen en flexibele productiesystemen samengevoegd door diverse analytische sleutelkenmerken. Het

29 C. Crouch, Trade Unions. The Logic of Collective Action (Fontana 1982), 155. 30 F. van Waarden, ‘Emergence and Development’, 524.

31 Ibidem, 524. 32

W. Alberda, ‘Sociaal Coporatisme’, 68 Economische Statistische Berichten 3412, 1983, 591.

33 W. Alberda, ‘Sociaal Corporatisme’, 591. 34 Ibidem, 591.

35

Ibidem, 591.

(13)

sociaal productiesysteem gaat ervan uit dat bedrijven en economische systemen zich aanpassen aan technologische verandering en is onderhevig aan invloed van de Franse school die zich bezig houdt met en de ‘behaviour firm’. Dit is een beweging van bedrijven die af willen van massa productieregimes en naar nieuwe productiesystemen toe willen die afhankelijk zijn van collectieve instituties op regionaal, sectoraal en nationaal niveau.37

1.2 De basiselementen van de benadering

Daar de Varieties of Capitalism benadering gecentreerd is rondom de verschillende actoren in de politieke economie worden in deze paragraaf per subparagraaf de verschillende actoren en basiselementen van de benadering uiteen gezet.

1.2.1 De Rol van instituties

Hall en Soskice beargumenteren waarom sommige kenmerken van staten door de oude benaderingen gezien werden als middelen die de implementatie van veel economisch beleid moeilijker maakten. Zij zoeken de basis van de vergelijking tussen ontwikkelde economieën in de organisatie van de private sector.38 Een fundamenteel verschil tussen deze drie oude benaderingen en de Varieties of Capitalism is de mate waarin gedrag van bedrijven en actoren wordt beïnvloed door instituties van de internationale politieke economie. Hall en Soskice volgen de Amerikaanse econoom Douglas North in zijn definitie van instituties uit zijn werk

Institutions, Institutional Change and Economic Performance uit 1990. North’s definitie van

instituties luidt: ‘institutions are defined as a set of rules, formal or informal, that actors

generally follow, whether for normative, cognitive, or material reasons, and organizations as durable entities with formally recognized members, whose rules also contribute to the institutions of the political economy.’39

Een belangrijke kanttekening die hierbij moet worden gemaakt is dat voor Hall en Soskice instituties niet de enige legale systemen zijn maar dat markten, hiërarchieën, bedrijfs- en werkgeversorganisaties, handelsorganisaties en netwerken van cross-shareholding ook als legale systemen worden aangemerkt.40 Cross-shareholding betekent dat bedrijven wederzijds een substantieel deel van elkaars aandelen kopen om zo tot een gedeeltelijke of volledige fusie te komen en hun positie te versterken.

Drie kaders domineren de analyse van comparative capitalism voor het begrijpen van de mate waarin het gedrag van bedrijven en actoren wordt beïnvloedt door instituties van de

37 P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 3. 38 Ibidem, 3.

39

D.C. North, ‘Institutions, Institutional Change and Economic Performance`, (New York, 1990), 37.

(14)

internationale politieke economie. Ten eerste worden instituties beschouwd als socializing

agencies die een bepaalde set van waarden en normen stellen voor diegenen die met hen

werken.41 Daarnaast volgen de invloed en eventuele effecten van een institutie uit de macht die het over bepaalde actoren heeft door formele sancties waardoor hiërarchie wordt verspreid of de middelen die instituties aanbieden voor mobilisatie.42 Ten derde worden instituties van de politieke economie beschouwd als een matrix van sancties en voorstellen waarop de relevante actoren reageren zodat hun gedrag automatisch kan worden voorspeld door de aanwezigheid van specifieke instituties.43

1.2.2 De rol van ‘het bedrijf’

Hall en Soskice nemen het comparative capitalism wel als leidraad in hun benadering maar de drie hierboven genoemde kaders die de analyse van comparative capitalism domineren, missen en modelleren volgens Hall en Soskice de centrale strategische interacties voor het vaststellen van het gedrag van economische actoren niet volledig. Zij zijn van mening dat zij dit kunnen oplossen door ‘het bedrijf’ in het centrum van de analyse te plaatsen. Hierdoor zijn zij in staat bruggen te bouwen tussen bedrijfskundige studies en studies gericht op de comparatieve politieke economie. Speltheoretische perspectieven voor ‘het bedrijf’ die centraal staan in de microeconomie worden gecombineerd in een analyse van de macroeconomie.44

Actoren staan centraal in de Varieties of Capitalism. Hall en Soskice zien de politieke economie als een terrein dat wordt gedomineerd door verscheidene actoren die allen op een rationele manier hun eigenbelangen nastreven in strategische interacties met anderen. In de

Varieties of Capitalism worden bedrijven beschouwd als de centrale actoren die op zoek zijn

naar het ontwikkelen en exploiteren van core competences of dynamische mogelijkheden. Hieronder worden capaciteiten voor het winstgevend ontwikkelen, produceren en distribueren van goederen en diensten verstaan. De mate waarin bedrijven in staat zijn relaties met andere actoren te ontwikkelen alsmede de kwaliteit van deze relaties zijn van groot belang voor het ontwikkelen en exploiteren van core competences. Het gaat in deze om interne relaties met werknemers en externe relaties met een hele variëteit aan actoren waaronder leveranciers, klanten, partners, stakeholders, handelsorganisaties, zakelijke organisaties en overheden.45

41

P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 5.

42 Ibidem, 5. 43 Ibidem, 5. 44

Ibidem, 6.

(15)

Studies gespecialiseerd in de wetenschap van economische organisatie hebben aangetoond dat relaties tussen bedrijven en andere actoren over transactiekosten en de meest invloedrijke actoren problematisch zijn. Zelfs daar waar hiërarchieën gebruikt kunnen worden om de medewerking van actoren te verzekeren, lopen ondernemingen tegen problemen van informatie asymmetrie aan. Dit houdt in dat opdrachtgevers, ook wel principaal genoemd, de waarde van de inspanning van hun tegenpartij, ook wel agent genoemd, op de markt moeilijk kunnen beoordelen.46 Een voorbeeld hiervan is een aandeelhouder die niet zeker weet of het management wel het optimale resultaat uit zijn belegging haalt. De agency theory richt zich op het analyseren van dit soort situaties, die veelal de oorzaak zijn van onvolkomenheden in de marktwerking. De agency theory haalt belangentegenstellingen tussen principaal en agent naar voren47. De agent wordt gemotiveerd door het vooruitzicht op een beloning. De inkomsten die voortkomen uit de activiteiten van de agent komen ten gunste van de principaal. Veelal wordt de relatie door middel van een contract waarin de beloningsstructuur wordt vastgelegd overeengekomen. Zowel de agent als de principaal streven beiden naar het maximaliseren van hun eigen belang.48

Twee elementen zorgen er echter voor dat er een belangenconflict tussen beide partijen kan ontstaan. Ten eerste heeft de agent kosten moeten maken voor een eventuele opleiding, reclamecampagne, aanschaf van materiaal en dergelijke. Deze kosten komen voor rekening van de agent zelf en deze zal de kosten in mindering moeten brengen van de overeengekomen beloning.49 Ten tweede kan worden gesteld dat er een positief verband is tussen de inzet van de agent en de behaalde resultaten voor de principaal. Door deze twee kenmerken hebben de activiteiten van de agent een andere invloed op het belang van de principaal dan op die van hemzelf.50 Wanneer de activiteiten van de agent niet door de principaal kunnen worden waargenomen en de principaal slechts het eindresultaat kan zien zou zich een ‘moral hazard’ probleem voor kunnen doen. Door een onvolledig onderscheidingsvermogen is de principaal niet in staat een tegenvallend resultaat terug te koppelen op de activiteiten van de agent of andere factoren die het resultaat hebben beïnvloed. In de praktijk houdt dit in dat de agent minder activiteiten zal ondernemen en toch de beloning zal opeisen daar deze van tevoren overeen is gekomen.51

(16)

Daarnaast is het mogelijk dat de principaal als gevolg van onvolledige informatie niet in staat is van tevoren onderscheid te maken tussen de verschillende factoren die invloed op het resultaat uitoefenen.52 De agent kan in sommige gevallen immers besluiten zijn werkelijke activiteiten niet openbaar te maken waarvoor deze wellicht onterecht een beloning ontvangt. Dit probleem wordt ‘adverse selection’ genoemd. Handel met voorkennis is een van de bekendste voorbeelden van ‘adverse selection’.53

Een ander probleem dat zich tussen een agent en een principaal voor kan doen is ‘shirking’. Dit houdt in dat een agent zijn of haar daadwerkelijke taken, verplichtingen of verantwoordelijkheid ontwijkt omdat het eigenbelang wordt nagestreefd.54 Dat kan in dit geval bijvoorbeeld betekenen dat een agent zich liever bezig houdt met zaken die wel als interessant of leuk worden ervaren. ‘Shirking’ door bijvoorbeeld werknemers binnen een organisatie kan een negatieve invloed op de effectiviteit en het succes van deze organisatie hebben.55 Daarnaast kunnen ondernemingen die bijvoorbeeld afhankelijk zijn van één bepaalde leverancier met een (gedeeltelijke) monopoliepositie die niet of niet op tijd goederen aanlevert hiervan grote nadelige gevolgen ondervinden.56 Het succes van een bedrijf hangt dus voor een substantieel deel af van de mogelijkheden om in samenwerking met een grote variëteit aan actoren de onderlinge relaties effectief te coördineren.57

1.2.3 Vijf sferen van coördinatieproblemen

Hall en Soskice onderscheiden vijf sferen waarin ondernemingen relaties moeten onderhouden om coördinatieproblemen die centraal staan in het verwezenlijken van hun core

competences het hoofd te kunnen bieden. De eerste van deze vijf sferen is de categorie van

industriële relaties, problemen die bedrijven in deze sfeer tegenkomen hebben betrekking op de vraag hoe onderhandelingen over lonen en arbeidsomstandigheden met hun werknemers, vakbonden en andere werkgevers moeten worden gecoördineerd. Lonen en productiviteitsniveaus beïnvloeden het succes van een onderneming, tevens staan de werkloosheidscijfers en inflatie van de algehele economie hierbij op het spel. In de sfeer van vocationele training en opleiding onderkennen ondernemingen het probleem van het verkrijgen van mensen met de juiste kennis en capaciteiten terwijl werknemers moeten kiezen

52 R.C. Spierings, ‘Agency-theorie’, 716. 53 Ibidem, 716.

54

R.C. Mahany, A.L. Lederer, ‘The Role of Monitoring and Shirking in Information Systems Project Management’, 28 International Journal of Project Management 1 (2009) 15.

55 R.C. Mahany, A.L. Lederer, ‘The Role of’, 15. 56

P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 6.

(17)

hoeveel zij moeten en willen investeren in bepaalde kennis. De derde sfeer waar coördinatie problemen zich voordoen is het gebied van corporate governance waar bedrijven zich tot moeten wenden om financiering van investeerders te krijgen.58

Inter-bedrijfsrelaties is een term die door Hall en Soskice wordt gehanteerd om relaties die bedrijven met andere bedrijven, leveranciers en klanten onderhouden om een stabiele vraag naar hun producten, benodigde bevoorrading en technologie te behouden. Dit zijn uitdagingen die kunnen uitmonden in standaardisatieprocessen, technologische overdrachten en samenwerking in onderzoek en ontwikkeling. Coördinatieproblemen lopen in deze sfeer uiteen van het delen van gevoelige en waardevolle informatie tot het risico dat ondernemingen lopen om opgesplitst te worden in joint ventures. Als laatste sfeer van coördinatieproblemen worden problemen van bedrijven tegenover hun eigen werknemers aangeduid. Het centrale probleem is dat bedrijven er zeker van moeten zijn dat hun werknemers voldoende capaciteiten bezitten en in staat zijn samen te kunnen werken met anderen om de doelstellingen van het concern te behalen. Werknemers vergaren op den duur specifieke informatie die van groot belang kan zijn voor het management. De relaties die concerns ontwikkelen om deze problemen de baas te kunnen blijven geven hun eigen capaciteiten en het karakter van het economische productieregime weer.59

1.2.4 Liberale markteconomieën en gecoördineerde markteconomieën

Hall en Soskice stellen dat nationale politieke economieën kunnen worden vergeleken aan de hand van de manier waarop ondernemingen de coördinatieproblemen die zij in de vijf sferen tegen komen aanpakken. De belangrijkste scheiding die Hall en Soskice maken in de

Varieties of Capitalism benadering is, zoals in de inleiding al is geïntroduceerd die tussen

twee typen politieke economieën, liberale markteconomieën LMEs en gecoördineerde markteconomieën CMEs. Voorbeelden van LMEs zijn de Verenigde Staten, Groot Brittannië, Canada, Australië en Nieuw Zeeland. Voorbeelden van CMEs zijn Duitsland, Zweden, Zwitserland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Denemarken en Japan.60 De tweedeling tussen LMEs en CMEs komt in de praktijk voort uit twee verschillende corporate governance systemen. Ten eerste kan het corporate governance systeem van een economie zijn gebaseerd rondom shareholding.

58 P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 7. 59

Ibidem, 8.

(18)

Economieën die zijn gebaseerd op shareholding kunnen worden getypeerd als LMEs, aandelenbeurzen waarop waardepapieren kunnen worden verhandeld spelen in deze economieën een belangrijke rol. Bovendien coördineren bedrijven hun activiteiten hoofdzakelijk via hiërarchieën en competitieve marktafspraken. Op markt gebaseerde relaties worden door de Amerikaanse econoom en nobelprijswinnaar voor economie Oliver Williamson in The Economic Institutions of Capitalim: Firms, Markets, Relational

Contracting uit 1985 gekarakteriseerd als de uitwisseling van goederen of diensten in een

context van competitie en formeel contracteren. Als antwoord op de prijssignalen, die worden gegenereerd door dit soort markten, passen de actoren hun bereidheid om producten of diensten aan te bieden of af te nemen aan.61

Ondernemingen in LMEs investeren hoofdzakelijk in ‘verwisselbare activa’ zoals algemene capaciteiten en multifunctionele technologie omdat deze op de lange termijn geen beslag leggen op de middelen van het bedrijf maar op de korte termijn waarde kunnen realiseren.62 Dit impliceert dat ondernemingen in LMEs in toenemende mate geneigd zijn om waarde te hechten aan korte termijn opbrengsten en de koers van hun aandelen op aandelenmarkten. Bedrijven die op een aandelenbeurs zijn genoteerd staan onder controle van beleggers en andere investerende partijen die door middel van verkoop en of aankoop van aandelen hun tevredenheid of ongenoegen over de resultaten kunnen uitspreken. In LME’s worden tachtig procent van alle aandelen beheert door aandeelhouders die een klein deel van de aandelen bezitten. Het type investeerders dat grote strategische belangen in ondernemingen neemt zoals multinationals, de publieke sector en banken beheren slechts zeven procent van alle aandelen.63

Kapitaalverstrekkende partijen willen zoveel mogelijk objectieve informatie van en over beursgenoteerde bedrijven hebben waarop zij hun beslissing kunnen baseren. Hierdoor zijn bedrijven genoodzaakt gedetailleerde informatie omtrent hun werkwijze en resultaten aan belanghebbenden te verstrekken. Bovendien worden LMEs gekenmerkt door gedereguleerde arbeidsmarkten en hevige concurrentie op productiemarkten.64 Daarnaast zijn overheden van economieën die opereren volgens het shareholding model genoodzaakt duidelijke regels te stellen over de door bedrijven te verstrekken informatie en de kwaliteit daarvan. In LMEs is het corporate governance systeem over het algemeen dus sterk ontwikkeld. Banken zijn

61

O. Williamson, ‘The Economic Institutions of Capitalism: Firms, Markets, Relational Contracting’ (New York 1985), 52.

62 J. Ahrens, P. Jünemann, ‘Transitional Institutions, Institutional’, 3. 63

P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 61,62,337,338,360

(19)

weliswaar zeer belangrijke spelers op de markt maar hebben hun werkwijze volledig afgestemd op de aandelenmarkten. Bedrijven waarvan de waarde van de activa en activiteiten duidelijk zijn in te schalen en kunnen worden geassocieerd met voorwaartse inkomensstromen, zoals de farmaceutische industrie, de olie en gas industrie, bedrijven met een goede reputatie op het gebied van productinnovatie en bedrijven die een sterke positie hebben weten te bemachtigen in sterke groeimarkten hoeven minder te vrezen voor de waardering van kapitaalkrachtigen over hun huidige winstgevendheid.65

Naast shareholding is het corporate governance systeem gebaseerd op stakeholding. In dit systeem zijn banken veruit de grootste en belangrijkste verstrekkers van kapitaal en spelen aandelenmarkten over het algemeen een beperkte rol. In het systeem van stakeholding bestaan complexe overlegstructuren tussen de belangrijkste belanghebbende partijen zoals onder andere banken en werknemers. Banken hebben uiteindelijk de controlerende macht over het functioneren van bedrijven aangezien zij in hun eigen en het algemeen belang van de rest van de stakeholders besluiten kapitaal te verstrekken aan ondernemingen. Bedrijven in CMEs investeren veel vaker in ‘specifieke activa’ waarbij niet direct een waardevermeerdering kan worden gerealiseerd. Investeringen worden gedaan met het oog op de beschikbaarheid van kapitaal op de lange termijn en op verwachtingen dat stakeholders complementair zijn en medewerking verlenen. Ondernemingen in CMEs zijn over het algemeen gericht op lange termijn activiteiten en coördinatieproblemen worden voornamelijk opgelost door te werken aan niet-markt gerelateerde relaties zoals netwerken en gecentraliseerde organisaties, dit wordt ook wel strategische coördinatie genoemd.66

Dit systeem van op netwerken gebaseerde benaderingen zorgt voor een versterking van spillover effecten in gerelateerde institutionele gebieden. CMEs zijn gebaseerd op samenwerkende industriële relaties, een hoog niveau van vocationele training, minder sterke competitie op productiemarkten, een sterke uitwisseling van private informatie binnen netwerken en een grotere afhankelijkheid van samenwerkingsverbanden door professionele of minder professionele organisaties die gezamenlijke industriële standaarden willen ontwikkelen.67 Doordat ondernemingen in CMEs in veel mindere mate afhankelijk zijn van kapitaal dat beschikbaar wordt gesteld door private investeerders is er voor bedrijven van oudsher nooit een noodzaak geweest om een gedetailleerd verslag over de bedrijfsvoering en de resultaten te verstrekken. Hierdoor is het corporate governance systeem minder sterk

65 K. Tang, C. Wang, ‘Corporate Governance and’, 47-49. 66

Ibidem, 3.

(20)

ontwikkeld dan in LMEs en zijn de belangen van private investeerders over het algemeen dan ook minder goed beschermd. In tegenstelling tot LMEs waar evenwicht in het gedrag van bedrijven normaal gesproken voortkomt uit condities van vraag en aanbod op competitieve markten, komt het evenwicht in de coördinatie van bedrijven in CMEs in de meeste gevallen tot stand door strategische interactie tussen ondernemingen en andere actoren.68

Marktrelaties en hiërarchieën zijn voor bedrijven in alle kapitalistische economieën belangrijk en zelfs in LMEs zijn concerns genoodzaakt relaties aan te gaan die niet volledig tot stand komen via marktwerking. Hall en Soskice hebben de typering tussen LMEs en CMEs gebaseerd op de aanname dat het voorkomen van verschillende typen van relaties van bedrijven systematisch tussen staten varieert. In sommige staten vertrouwen bedrijven voornamelijk op formele contracten en zeer competitieve markten om hun relaties met werknemers, leveranciers en of investeerders te organiseren. In elke nationale economie is er een beweging van de manier waarop bedrijven problemen uit de vijf sferen coördineren naar die wijze waarvoor institutionele ondersteuning wordt geboden.69

Door de internationalisering van de competitie voor bedrijven uit ontwikkelde economieën is de behoefte aan kapitaal voor deze ondernemingen zo groot geworden dat in sommige gevallen aan controlerende partijen bewust onjuiste informatie werd verstrekt in een poging kapitaal te vergaren. Na een aantal beurs- en boekhoudschandalen aan het einde van de jaren 90 en in het begin van de eenentwintigste eeuw in zowel LMEs als CMEs is er in beide soorten economieën een trend ontstaan richting het verbeteren van corporate

governance .70 Gedurende de jaren 90 werd met name de shareholder benadering hierdoor erg bekritiseerd omdat het financieel wanbeleid in de hand zou werken. Momenteel is de verwachting dat het shareholder model zal overwinnen door de toenemende dominantie van institutionele investeerders op internationale kapitaalmarkten.

Hoewel het model van de Varieties of Capitalism zich in principe beperkt tot een tweedeling tussen LMEs en CMEs kan er in geringe mate nog een derde andere vorm van kapitalisme worden onderscheiden. Deze derde vorm wordt ook wel Mediterraans kapitalisme genoemd daar Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Griekenland en Turkije tot deze vorm van kapitalisme kunnen worden geschaard. De landen die tot deze groep behoren worden gekenmerkt door een grote agrarische sector en hebben in het verleden met grote staatsinterventies te maken gehad. Als gevolg van deze staatsinterventies wordt de sfeer van

68 P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 8. 69

Ibidem, 8.

(21)

corporate finance over het algemeen gekenmerkt door niet-markt gerelateerde vormen van

coördinatie en liberalere vormen van coördinatie in de sfeer van arbeidsrelaties.71 Hoewel Hall en Soskice na het introduceren van deze subvorm van CMEs het mediteraans kapitalisme vrijwel buiten beschouwing laten kan deze toch van belang zijn in de analyse van China. China wordt namelijk gekenmerkt door een zeer grote agrarische sector en het zou dus mogelijk kunnen zijn dat de ontwikkeling van de Chinese financiële sector overeenkomsten vertoont met die van mediterraans kapitalistische economieën. Hieronder worden dan ook nog een aantal kenmerken van het mediterraans kapitalisme verstrekt die zijn uitgewerkt door de Portugese econoom Almeida die zijn werk tevens heeft gebaseerd op de Varieties of

Capitalism.

Almeida benadrukt dat mediterraans kapitalistische economieën worden gekenmerkt door een asymmetrische kapitalistische ontwikkeling op zowel regionaal als sectoraal niveau.72 Er is weinig competitiviteit op productmarkten die is gebaseerd op prijzen in plaats van op de kwaliteit van producten. Het financiële systeem is georganiseerd op een sterk geconcentreerd banksysteem, financiële markten zijn niet erg ontwikkeld en de financiering van ondernemingen met een hoog risicogehalte is beperkt. Aan de andere kant verklaart de afwezigheid van financiële tegenstellingen op de korte termijn, samen met het lage niveau van competitie het voortbestaan van sterke werkgelegenheidsbescherming.73 Industriële structuren en of specialisatie vragen beiden geen hoog gekwalificeerde beroepsbevolking. Vocationele training is oppervlakkig, opleidingsniveaus zijn laag en industriële strategieën zijn gebaseerd op lage salarissen. Werknemers zijn niet gemotiveerd om in specifieke vaardigheden te investeren daar de sociale bescherming laag is.74 Het sociale inkomenssysteem dat corporatistische kenmerken vertoont is gefragmenteerd en kent grote polarisatie met gunstige voorwaarden voor bepaalde sociale groepen en grote tekortkomingen voor anderen. De welvaartsstaat is minder ontwikkeld dan in andere CMEs en de gezondheidszorg is onderontwikkeld. Daarnaast bestaat er in de meeste landen een grote rol voor de Katholieke Kerk ter ondersteuning van sociale bescherming.75

1.2.5 Institutionele complementariteit

71 P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 21. 72

V. Almeida, ‘Capitalism, Institutional Complementarities and the Third Sector: The Private Institutions for Social Solidarity (IPSS) in Portugal’, Universidade de Coimbra 2008, 11.

73 V. Almeida, ‘Capitalism, Institutional Complementarities’, 11. 74

Ibidem, 11.

(22)

De aanwezigheid van institutionele complementariteiten versterkt de verschillen tussen LMEs en CMEs. Het principe van institutionele complementariteiten kan worden vergeleken met het principe van twee complementaire goederen zoals bijvoorbeeld brood en boter. Een stijging van de prijs van het ene goed heeft een afname van de vraag van het andere goed tot gevolg.76 Hall en Soskice volgen de Japanse econoom Aoki in zijn redenatie over het verschijnsel van institutionele complementariteit en trekken deze redenatie door voor instituties in de politieke economie. Van twee instituties kan worden gesteld dat zij een complementaire werking op elkaar hebben wanneer de aanwezigheid of efficiëntie van de één zorgt voor een toename in de opbrengsten of efficiëntie van de ander.77 De opbrengsten van handel in aandelen op een aandelenmarkt kunnen toenemen naarmate er bijvoorbeeld regulering wordt ingevoerd waardoor er een volledigere informatievoorziening en uitwisseling hiervan voor op de beurs genoteerde bedrijven tot stand komt.78

Institutionele complementariteit is binnen het gedachtegoed van het comparative

capitalism een belangrijk onderwerp. Het suggereert dat staten die een bepaalde manier van

coördinatie genieten in de ene sfeer van een economie de neiging zouden hebben complementaire manieren van coördinatie te ontwikkelen in andere sferen van de economie.79 In sommige gevallen kunnen de instituties die in de ene sfeer vormen van coördinatie bewerkstelligen gebruikt worden om systemen van coördinatie in andere sferen van de economie te ondersteunen. Zo kunnen bedrijven druk op de overheid uitoefenen om instituties te ontwikkelen die een complementaire werking hebben op de in de economie al aanwezige instituties om de voordelen op het gebied van efficiëntie die deze instituties verschaffen te waarborgen80. In optimaal presterende economieën zijn bedrijfsleven, banken en financiële overheidsinstellingen goed op elkaar afgestemd en ingespeeld. Op gecompliceerde beleidsterreinen als bijvoorbeeld financiële wetgeving zijn instituties in het leven geroepen om processen van overleg tussen het bedrijfsleven en de overheid of andere financiële instanties te coördineren. Daarnaast valt door middel van de eventuele aanwezigheid van institutionele complementariteiten te toetsen of economieën op dit vlak tot op zekere hoogte gekenmerkt kunnen worden als LME dan wel CME.

Hall en Soskice zijn door deze aanname in staat een onderscheid te maken tussen LMEs en CMEs daar verschillende vormen van instituties willekeurig gevestigd zijn in

76 M. Aoki, R. Dore, ‘The Japanese Firm as a system of Attributes: A Survey and Research Agenda’, The

Japanese Firm: Sources of competitive Strength (New York 1994), 1-392.

77 M. Aoki, R. Dore, ‘The Japanese Firm’, 11-40. 78 Ibidem, 11-40.

79

P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 17.

(23)

bepaalde staten. Hierdoor ontstaat er een clustering volgens de dimensies die LMEs van CMEs scheiden omdat staten convergeren door institutionele complementariteiten in verschillende sferen van de economie.81 Een goed voorbeeld hiervan wordt door Hall en Soskice gegeven in figuur 1.1. In figuur 1.1 zijn dertien OECD naties aan de hand van een horizontale en verticale as weergegeven die staan voor twee indicatoren van instituties in de sfeer van corporate finance en die van de arbeidsmarkt.82 Wanneer een land een ontwikkelde aandelenmarkt heeft pretendeert dit dat er in de betreffende financiële sector meer op methoden van marktwerking wordt vertrouwd dan in landen met een minder ontwikkelde aandelenmarkt. Een hoge mate van bescherming van werknemers geeft aan dat er in de sfeer van industriële relaties meer op niet-markt gerelateerde vormen van coördinatie wordt vertrouwd. LMEs hebben de neiging om in beide sferen op marktwerking te vertrouwen en hebben dus relatief gezien ten opzichte van CMEs minder instituties in beide sferen van de economie. Daarentegen hebben CMEs de neiging in beide sferen meer instituties te hebben dan LMEs en dus relatief gezien in hogere mate op niet-markt gerelateerde vormen van coördinatie vertrouwen. 83

Figuur I: Instituties in sub-sferen van de politieke economie. 84

81 P.A. Hall, D. Soskice, ‘Varieties of Capitalism’, 18. 82 Ibidem, 18.

83

Ibidem, 17.

(24)

1.3 Verantwoording van de gehanteerde theorie en methodologie

Hall en Soskice hebben met het opstellen van de Varieties of Capitalism benadering het doel een theoretisch framewerk te ontwikkelen om ontwikkelde economieën ten opzichte van elkaar te kunnen vergelijken en plaatsen. Hoewel de Chinese economie op dit moment nog niet als een ontwikkelde economie wordt beschouwd heeft deze sinds de open deur politiek van Deng Xiaoping wel een enorme ontwikkeling doorgemaakt. De ontwikkeling van de Chinese economie is zelfs één van de belangrijkste voorwaarden voor de groei van westerse economieën geworden. Het is algemeen bekend dat de Chinese sociale ontwikkeling op het gebied van bijvoorbeeld mensenrechten, arbeidsrechten, arbeidsomstandigheden en sociale voorzieningen ver achter is gebleven bij de ontwikkeling van de financiële sector. Hierdoor is het juist belangrijk en interessant te onderzoeken in welke richting de financiële sector als motor van de Chinese groei zich ontwikkeld en deze te vergelijken met die van ontwikkelde economieën.

Systematische analyses over de relatie tussen financiële ontwikkeling en economische ontwikkeling vinden hun oorsprong in de jaren 50 en 60.85 Onderzoek naar dit vraagstuk werd verricht door de economen Goldsmith, Gurley en Shaw, In Onderzoeken van Mauri en Patrick, Gurley en Shaw en McKinnon en Shaw wordt financiële ontwikkeling beschouwd als een proces van en strategie voor economische ontwikkeling.86 Gedurende het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 werden theorieën over financiële ontwikkeling als leidende factor in het genereren van economische groei geïntroduceerd in centraal geleide planeconomieën.87 In studies over de ontwikkeling van de Chinese kapitaalmarkt probeerden de economen Woe, Cho, Snowden en Tam de rol van kapitaalmarkten in orthodoxe theorieën over financiële ontwikkeling onder de aandacht te brengen.88 In de jaren 90 begonnen programma’s van de Wereldbank in toenemende mate het belang van het ontwikkelen van kapitaalmarkten in het algemeen en aandelenmarkten in het bijzonder te benadrukken.89 Levine en Zervos en Deabes beargumenteren in hun onderzoeken dat er een sterk empirisch verband bestaat tussen ontwikkelingen van aandelenmarkten en economische groei op de lange termijn.90

85 L. Xu, K.B. Oh, ‘The Stock Market in China: An Endogenous Adjustment Process Responding to the

Demands of Economic Reform and Growth’, 22 Journal of Asian Economics 1 (2011), 37.

86

L. Xu, K.B. Oh, ‘The Stock Market’, 37.

87 Ibidem, 37. 88 Ibidem, 37. 89

Ibidem, 37.

(25)

Ondanks dat de Varieties of Capitalism oorspronkelijk niet bedoeld zijn om niet ontwikkelde economieën te vergelijken bieden de financiële aspecten uit dit theoretische raamwerk door de onderzoeken van bovengenoemde wetenschappers bij uitstek de mogelijkheid om een inschatting te kunnen maken van de plaatsing van de Chinese financiële sector ten opzichte van die van ontwikkelde economieën. Dit omdat het door middel van het framewerk van de Varieties of Capitalism zeer goed mogelijk is de kenmerken van ontwikkelde economieën als zijnde LMEs en CMEs weer te geven. Hierdoor is het mogelijk een antwoord te geven op de centrale vraag: Op welke wijze kan aan de hand van de Varieties

of Capitalism benadering het ontstaan van de huidige Chinese financiële sector worden verklaard?

Daar de positie, functie en ontwikkeling van aandelenmarkten één van de belangrijkste kenmerken zijn van LMEs is er in deze analyse voor gekozen om, na het uiteenzetten van het theoretisch raamwerk en het opstellen van de voorwaarden hiervan in dit eerste hoofdstuk, in hoofdstuk twee te starten met het analyseren van de Chinese aandelenmarkt. De analyse van hoofdstuk twee is chronologisch opgebouwd vanaf het ontstaan van de Chinese aandelenmarkt. Allereerst wordt er in hoofdstuk twee een korte uiteenzetting van de geschiedenis van de Chinese aandelenbeurzen in combinatie met de veranderde politieke overtuigingen in China gedurende de negentiende eeuw. Hierna wordt de ontwikkeling van de basisstructuur van de Chinese aandelenmarkten na 1978 geanalyseerd. Deze analyse wordt vorm gegeven aan de hand van de ‘split share culture’ die sinds het begin van de jaren ’80 als leidraad heeft gefungeerd voor de ontwikkeling van de Chinese aandelenmarkten tot 2006. Door deze analyse wordt duidelijk welke rol de aandelenmarkten spelen in de Chinese financiële sector.

(26)

In het tweede deel van hoofdstuk twee wordt exact dezelfde analyse uitgevoerd voor de Duitse aandelenmarkt. In deze analyse is er bewust voor gekozen om de ontwikkeling van de Chinese aandelenmarkten te vergelijken met de ontwikkeling van de Duitse aandelenbeurzen daar de Duitse financiële sector zich van oudsher heeft ontwikkeld aan de hand van het stakeholdership principe. De kapitalistische ontwikkelingen die China’s financiële sector vanaf 1978 heeft doorgemaakt vinden hun oorsprong in stakeholdership. Een belangrijke kanttekening die hierbij wel gemaakt dient te worden is dat de Chinese overheid de belangrijkste stakeholder is. Dit is tegenstelling tot Duitsland waarbij verschillende actoren als belangrijke stakeholder fungeren. Echter, de financiële sectoren van beide economieën maken een transitie door richting shareholdership. Daar in dit onderzoek de focus ligt op de ontwikkeling van de Chinese financiële sector en zal worden vergeleken met de ontwikkeling van de Duitse financiële sector komen hoofdzakelijk alleen de derde (corporate governance) en vierde (inter-bedrijfsrelaties) sfeer van de vijf sferen die de basis vormen voor de Varieties

of Capitalism benadering terug in deze analyse. Het onderwerp van hoofdstuk twee wordt in

de corporate governance sfeer worden geplaatst.

(27)

1.3.1 Koppeling van de methodologie aan de theorie

De hervormingen van de Chinese economie hebben sinds het aantreden van Deng Xiaoping als leider van de Communistische Partij China (CCP) in 1978, geleid tot een toenemende mate van marktwerking en verkapt kapitalisme. De Chinese autoriteiten hebben een stapsgewijze en pragmatische benadering gekozen om China te hervormen, decentraliseren en te transformeren. Door deze verandering in de koers van het beleid van de CCP lijkt de Chinese economie in steeds grotere mate volgens kapitalistische waarden te opereren.91 Aan de hand van de Varieties of Capitalism zijn de in deze analyse gekozen onderzoekspunten te vergelijken met die van LMEs en CMEs. Hierdoor is vast te stellen in hoeverre de Chinese financiële sector overeenkomsten heeft met de theoretische benadering van een LME en of CME. Aan de hand van deze overeenkomsten kan tevens worden vastgesteld in hoeverre de Chinese financiële sector volgens traditioneel kapitalistische waarden opereert en of deze sector in staat is een gezond investeringsklimaat te vormen voor kapitaalkrachtige investeerders.

De Chinese economie wordt dus in deze analyse niet als ontwikkelde economie beschouwd, waar de theorie van de Varieties of Capitalism in essentie wel voor is opgesteld, maar als een in transitie verkerende economie van een communistisch systeem naar een kapitalistisch systeem. In de twee onderzoekspunten die in de hoofdstukken twee en drie zijn uitgewerkt wordt de Chinese financiële sector echter wel geanalyseerd aan de hand van typische kenmerken van ontwikkelde LME’s en CME’s. Op deze wijze kan vast worden gesteld of de Chinese financiële sector een ontwikkeling doormaakt in de richting van een LME, CME of een nieuwe geheel andere vorm van kapitalisme.

Het eerste punt waarop de ontwikkeling van de aandelenmarkt wordt geanalyseerd is de structuur van de markt en hoe deze tot stand is gekomen. Door de relatief korte historie en het daardoor vrij beperkte tijdsbestek waarin de Chinese aandelenmarkt zich heeft kunnen ontwikkelen wordt niet verwacht dat deze op dit moment eventueel al de rol zou kunnen spelen van die van aandelenmarkten in LMEs. Daarnaast blijkt dat sinds de intrede van het communisme in 1949 de Chinese staatsbanken een grote rol spelen in de Chinese economie. Dit impliceert dat de Chinese financiële sector zich tot nu toe eerder ontwikkeld zou hebben richting die van een CME dan die van een LME. In deze analyse is er daarom voor gekozen om de Chinese financiële sector te vergelijken met die van een rasechte CME, namelijk met die van Duitsland. Het tweede punt van analyse is zoals aangegeven de regulatie van de

(28)

aandelenmarkten. Onder dit punt wordt onderzocht welke actoren er actief zijn op het gebied van regulatie en bovendien is de onafhankelijkheid van deze actoren van belang. Daarnaast wordt onderzocht in welke vorm de aandelen worden uitgegeven, in welke mate aandelen verhandelbaar zijn en hoe groot de rol is die Chinese aandelenbeurzen in de Chinese financiële sector spelen. De verwachting is dat de regulatie van de Chinese aandelenmarkten minder ontwikkeld is dan die van Duitsland en dan die van ontwikkelde LMEs. Bovendien is de verwachting dat de regulatoren in China onderhevig zijn aan overheidsbeleid en niet in staat zijn volledig onafhankelijk te handelen. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat dit daadwerkelijk het geval is, moet worden geconcludeerd dat de invloed van de Chinese staat op de eigen regulatoren groter is dan dat het geval is binnen ontwikkelde LMEs en CMEs.

Ten derde zal de mate van speculatie op de Chinese aandelenmarkten worden vergeleken met de mate van speculatie op de Duitse aandelenmarkt. Speculatie kan plaatsvinden doordat de gehanteerde koers voor beursgangen kunstmatig laag wordt gehouden of bijvoorbeeld door handel met voorkennis. Wanneer uit het onderzoek naar voren komt dat de mate van regulatie en of speculatie op de Chinese aandelenmarkten hoger is dan die op de Duitse aandelenmarkt moet worden geconcludeerd dat de Chinese beurzen aanwijsbaar onderhevig zijn aan frauduleuze handelingen. Dit impliceert dat de mate van bescherming van aandeelhouders op de Chinese beurzen lager is dan op die van een ontwikkelde CME als Duitsland. Het percentage bedrijven dat zich daadwerkelijk in beide economieën heeft geconformeerd aan de aandelenmarkten zal met elkaar worden vergeleken. Wanneer in dit gegeven rekening wordt gehouden met het tempo waarin de ontwikkelingen van de beurzen in beide economieën plaatsvinden kan een algeheel beeld worden geschept wat betreft de verwachte ontwikkelingen van beide beurzen op de lange termijn.

(29)

het onderzoek naar centrale banken kan worden geconcludeerd wat de mate van onafhankelijkheid van Chinese centrale bank ten opzichte van anderen is.

In deel twee en drie van het laatste hoofdstuk zullen de Chinese en Duitse commerciële banken worden geanalyseerd. Dit vindt naast een analyse van de historische achtergrond en structuur plaats aan de hand van de mate waarin commerciële banken uit beide staten actief zijn op buitenlandse beurzen. Daarnaast wordt de mate van concurrentie op de beide commerciële bankenmarkten uit beide landen onder de loep genomen. De verwachting is dat de Duitse commerciële banken in bijna alle opzichten ontwikkelder en op grotere schaal internationaal georiënteerd zullen zijn dan de Chinese commerciële banken. Een zeer belangrijke kanttekening die hierbij gemaakt dient te worden is dat wanneer bovenstaande het geval blijkt te zijn dit moet worden gezien in het licht van het tempo waarin beide markten zich hebben ontwikkeld en zullen blijven ontwikkelen.

De Varieties of Capitalism beanadering is opgesteld om ontwikkelde economieën met elkaar te kunnen vergelijken en beoordelen. Daar deze scriptie niet tot doel heeft de Chinese economie aan alle of zoveel mogelijk categorieën van de Varieties of Capitalism te spiegelen blijft de analyse van deze benadering hier beperkt tot het uiteenzetten van de fundamenten van het theoretisch raamwerk. Deze analyse is gefocust op de drie genoemde onderzoekspunten uit de Chinese financiële sector en daarmee komen hoofdzakelijk alleen de derde (corporate governance) en vierde (inter-bedrijfsrelaties) sfeer van de vijf sferen die de basis vormen voor de Varieties of Capitalism benadering terug in deze analyse. Sociale relaties betreffende werkgever werknemer relaties en het opleidingsniveau van werknemers en de beroepsbevolking komen in deze analyse niet uitgewerkt aan bod.

(30)

economische ontwikkeling betekent dit niet dat de focus van analyse van de traditionele theorieën zich geheel heeft verschoven van de bankensector naar kapitaalmarkten.

De reden waarom er in deze scriptie voor gekozen is om de twee punten van analyse onder meer te beperken tot de rol van de Chinese centrale bank en de grote Chinese nationale banken is helder. De Chinese centrale bank heeft namelijk een grote invloed op het schapen van een positief investeringsklimaat omdat deze instelling de hoogte van de rentestand en de geldhoeveelheid kan beïnvloeden. Met deze beide mechanismen kan het investeringsklimaat worden gestimuleerd of juist worden afgeremd wanneer er een gevaar voor overbesteding ontstaat. De grote Chinese nationale banken blijven als de belangrijkste kredietverstrekkers fungeren. Er zijn twee manieren waarop banken en overige bedrijven in staat zijn om investeringen te doen. Allereerst kan een onderneming investeringen financieren omdat de activiteiten van de onderneming winstgevend zijn en de winst weer kan worden geherinvesteerd in andere activiteiten. Daarnaast kunnen ondernemingen proberen door middel van een beursgang en het daarbij behorende uitgeven van aandelen proberen het benodigde kapitaal bij elkaar te krijgen. Daar de grote Chinese nationale banken één van de belangrijkste beursgenoteerde ondernemingen zijn in China is het van groot belang hun rol in het Chinese financiële systeem te onderzoeken.

Hiervoor zijn meerdere redenen aan te merken. Allereerst zijn deze twee onderzoekspunten van wezenlijk belang voor het kunnen hanteren van de Varieties of

Capitalism benadering. Wanneer deze punten niet in een analyse betreffende dit model terug

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is minder oorlog dan ooit (…) In het recente verleden is er veel gebeurd wat oorlog ontmoedigt, of de reden voor oorlogvoering vermindert.. Onze consensus is veranderd, en we

• Voorbeelden van veranderingen zijn (twee van de volgende): 2 − Het klassieke beeld van de internationale orde beschrijft een wereld.. waarin de staten de actoren zijn die

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In het derde hoofdstuk reflecteer ik op het gehele proces, waarbij aandacht is voor de plek welke deze stage inneemt binnen mijn (academische) loopbaan en hoe deze stage mij

ministeries staan het verst af van de harmonisatie doordat zij het kas‐ verplichtingenstelsel 

Het was ingewikkeld om leerdoelen te kiezen. Ik wilde ervoor zorgen dat mijn leerdoelen mijn eigen ontwikkeling zouden vergroten, maar ook dat ze in positieve zin zouden bijdragen

Grote dataverbruikers als Microsoft en Cisco hebben bijvoorbeeld reeds interesse getoond in het plaatsen van servers op IJsland (Libbenga 2007). Een Arctische kabelroute tussen de