• No results found

Onderzeese Glasvezelkabels, Nationale Veiligheid en de Internationale Betrekkingen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzeese Glasvezelkabels, Nationale Veiligheid en de Internationale Betrekkingen."

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzeese Glasvezelkabels,

Nationale Veiligheid en de

Internationale Betrekkingen.

Mahan in de 21e Eeuw.

4/4/2010

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader ... 7

Hoofdstuk 2: Kwetsbaarheid & Nationale Veiligheid ... 14

Afhankelijkheidsvoorwaarde ... 14

Beschadigingsvoorwaarde ... 23

Hoofdstuk 3: Kwetsbaarheid, Nationale Veiligheid en Internationale Betrekkingen ... 29

Zones ... 29

Economische centra ... 33

Dynamiek in de internationale betrekkingen ... 36

Conclusie ... 41

(3)

3

Inleiding

"La politique de toutes les puissances est dans leur geographie." 1

De financiële markten raken in paniek door uitvallende verbindingen met overzeese instellingen. Het innen van belastingen loopt wekenlange vertraging op. Vliegmaatschappijen annuleren vluchten vanwege beperkte beschikbaarheid van weerinformatie. Een patiënt komt in levensgevaar door het wegvallen van de op afstand opererende chirurg. Besluiten van overheidsniveau tot en met de non-gouvernementele sector kunnen niet worden genomen doordat e-maildiensten ontoegankelijk zijn. Het bedrijfsleven loopt tientallen miljoenen mis doordat klanten niet gebruik kunnen maken van online betalingsmethodes. De oorzaak? Een olietanker die per ongeluk een anker enkele mijlen over de zeebodem heeft laten schrapen en daarmee verschillende onderzeese glasvezelkabels heeft gebroken.

Dit is geen onrealistisch scenario (McCarthy et al. 2009, 5). De rol van het Internet in het leven van de mens en maatschappij neemt gestaag toe. In 2000 waren er nog zo'n 360 miljoen internetgebruikers wereldwijd en dat is inmiddels gegroeid tot 1,6 miljard, zo'n 25% van de gehele wereldbevolking (Internet World Stats). Google, het leidende zoekprogramma voor het wereldwijde web, stelde in juli 2008 dat zijn systemen inmiddels 1 triljard (1000 miljard) unieke webpaginas hebben geregistreerd (Barras 2009). Bedrijven maken gebruik van de mogelijkheden die het Internet biedt voor het 'offshoren' van diensten naar alle delen van de wereld. Aanbieders en afnemers in de financiële, goederen- en grondstoffensectoren vinden elkaar op het Internet via computers of de mobiele apparaten. Het Internet faciliteert niet alleen het voortdurende proces van politieke, economische en culturele mondialisering, maar is inmiddels zelf ook een autonoom platform waarop handel wordt gedreven, politiek wordt beoefend en mensen zich amuseren. En het einde is nog lang niet in zicht.

Het toenemende belang van het Internet loopt parallel met de groei van de bezorgdheid over de mogelijke negatieve implicaties van deze afhankelijkheid. Zo zijn er criminele groeperingen actief die persoonlijke informatie achterhalen om bankrekeningen te plunderen (Embar-Seddon 2002, 1035). Hackers doen pogingen om overheden, bedrijven of andere instellingen en organisaties te beschadigen ten behoeve van bepaalde politieke of culturele doeleinden, bijvoorbeeld door websites te saboteren of anderszins disfunctioneel te maken (Gorge 2007). Soms is er het vermoeden dat een dergelijke aanval wordt georchestreerd of in ieder geval gesteund door een bepaalde staat. Dit heeft onder meer geresulteerd in het ontstaan van afdelingen bij bepaalde nationale veiligheidsdiensten om dergelijke cyberaanvallen tegen te gaan (Bendrath 2004). Zelfs het fenomeen 'cyberwar' of cyberoorlog doet als het gevolg van deze vermoedens inmiddels de ronde (Ek 2000, 843). Wat deze bedreigingen zo anders maken dan traditionele veiligheidsbedreigingen is de omgeving waarin zo'n aanval kan plaatsvinden. Dit wordt geschetst door Bendrath (2004, 5) :

"In the physical landscape of the real world, any action has its constraints in the laws of nature. (...) Cyberspace, in contrast, is a landscape where every action is only possible because the technical systems provide an artificial environment that is built to allow it."

Niettemin zijn dergelijke fysieke, technische systemen ook beperkt door de 'laws of nature' (Kitchin 1998). Het gros van de literatuur over de rol van het Internet met betrekking tot de nationale veiligheid in het afgelopen decennium concentreert zich echter vrijwel alleen op bedreigingen en kwetsbaarheden in 'cyberspace', en besteedt vrijwel geen aandacht aan handelingen die te maken hebben met de fysieke infrastructuur van het Internet. Deze infrastructuur bestaat uit een complex, wereldwijd systeem van dienstverleners (ISPs), uitwisselingspunten (IXPs) en domeinnaamservers (DNS) die met elkaar en met de Internetgebruikers worden verbonden via onderzeese

1

(4)

4

glasvezelkabels en, in steeds mindere mate, satellieten. Deze kabels vormen een intrigerend netwerk van verbindingen tussen landen, regio's en continenten en faciliteren het centrale proces van het Internet, namelijk het vervoeren van ontelbare hoeveelheden informatie tussen servers uit verschillende delen van de wereld. Het onderzeese kabelnetwerk transporteert inmiddels 95% van het internationale dataverkeer en draagt daarmee zorg voor de snelle uitwisseling van enorme hoeveelheden informatie tussen de belangrijkste economische centra, zoals de Europese Unie, de Verenigde Staten, Japan en China (Walker 2008; Nielsen 2009). Door de superieure snelheid en capaciteit die glasvezelkabels bieden, verschuift het traditionele medium voor telecommunicatie in de periode sinds de Tweede Wereldoorlog, satelliettechnologie, steeds verder naar de achtergrond. Met alle gevolgen van dien.

Gezien het steeds verder toenemende belang van het Internet voor de maatschappij, rijst de vraag immers al snel op welke wijze de afhankelijkheid van de onderzeese kabels de nationale veiligheid van staten alsook de internationale verhoudingen tussen staten beïnvloedt. De hoofdvraag van dit onderzoek is dan ook: "Vormt de onderzeese infrastructuur van het Internet een bedreiging voor de veiligheid van staten en, zo ja, welk effect heeft dat op de internationale betrekkingen?"

De vraag is nadrukkelijk tweeledig. In eerste instantie zal moeten worden bekeken hoe de veiligheid van staten in het geding kan komen door nieuwe kwetsbaarheden als gevolg van de afhankelijkheid van de onderzeese infrastructuur voor de toegang tot Internetservers in het buitenland. Onderzeese kabels zorgen voor het transport van informatie tussen staten en de

kwetsbaarheid van staten zou moeten bestaan uit de mate waarin dit transport geïnterrumpeerd kan worden. Het tweede lid van de vraag bouwt voort op het antwoord op het eerste. Doordat staten verschillende niveaus van kwetsbaarheid zullen kennen, kan door middel van het analyseren van deze verschillen nieuwe inzichten worden verworven over de internationale verhoudingen en betrekkingen tussen staten.

Dit onderzoek gebruikt 'nationale veiligheid' als het centrale concept. De veiligheid van staten is wellicht het meest besproken onderwerp in de studie van de internationale betrekkingen en het streven ernaar verklaart veel van de interactie tussen staten, zowel waar het gaat om samenwerking als conflict. De relevantie van dit onderzoek wordt dan ook bepaald door de wijze waarop het nieuwe inzichten kan geven in de verhoudingen tussen staten in een wereld waar het Internet een steeds prominentere rol speelt. Waar staten voor een deel van hun veiligheid afhankelijk zijn van de toegang tot bepaalde grondstoffen als olie, gas en andere grondstoffen, is het niet onmogelijk dat de toegang tot informatie via het Internet op korte termijn zo'n zelfde rol gaat spelen. Het lijkt er bovendien op dat onderzeese glasvezelkabels dermate dominant aan het worden zijn in de

telecommunicatie ten opzichte van andere vormen van datavervoer, dat het belangrijk is om in een zo vroeg mogelijk stadium aandacht aan de implicaties hiervan te besteden.

Het benoemen van de fysieke basis waarop het Internet functioneert brengt dit onderwerp in aanraking met veel van het denken binnen de internationale betrekkingen over de veiligheid van staten. Centraal staat daarbij de competitieve, zo niet conflictueuze verhouding tussen staten in een anarchische, door de 'laws of nature' beperkte omgeving. Dit onderzoek vult daarmee een leegte in de literatuur, gezien slechts weinig werken over de opkomst van het Internet en het effect ervan op de internationale betrekkingen de fysieke basis onder de aandacht brengen.

Eerder is immers bijvoorbeeld al gerefereerd naar de groeiende aandacht voor

(5)

5

traditionele competenties van staten worden bedreigd (Eriksson and Giacomello 2009; Drezner 2004).

De spaarzame werken die de rol van de telecommunicatie-infrastructuur in de internationale betrekkingen wel bespreken hebben voornamelijk een historisch perspectief, met vooral aandacht voor de telegraaf of de satelliet en niet het Internet en glasvezelkabels. Zeer recent verscheen een compilatie van artikelen onder de veelbelovende titel 'Communications under the seas: the evolving cable network and its implications' van de hand van Bernard Finn en Daqing Yang (2009). Helaas besteden de artikelen vrijwel alleen aandacht aan de telegraafkabels zonder dat er een expliciete of substantiële koppeling wordt gemaakt met het huidige onderzeese glasvezelkabelnetwerk. Ook het boek 'Global Communications Since 1844 - Geopolitics and Technology' van Peter J. Hugill (1999) is hier geen uitzondering op. Hugill bespreekt het effect van innovaties in de telecommunicatie op de hegemoniale confrontaties en machtsverschuivingen in het kapitalistische wereldsysteem. Hij behandelt de opkomst van de telegraaf, de telefonie, de radio en de radar en maakt gebruik van staatsvormingtheorieën alsook de geopolitieke traditie van Mahan (1890) en MacKinder (1969/1904) om de verschillende geopolitieke implicaties van deze communicatiemiddelen te bespreken. Het lukt hem echter niet om het conceptuele kader van de traditionele geopolitieke analyse om te zetten in een logisch raamwerk voor zijn wereldsysteemtheoretische doelstelling. Het gebrek aan analytische consistentie wordt opgevangen door algemene referenties naar historische Kondratiev-curven van weinig wetenschappelijke waarde (Hugill 223-251). Het ontstane historische mozaïek stopt bovendien in de loop van de jaren '70 en wordt ondanks de veelbelovende titel dus niet doorgetrokken naar het huidige glasvezeltijdperk. Een recent artikel van Malecki en Wei (2009), 'Wired World', biedt een nuttig overzicht van de ontwikkeling van het onderzeese kabelnetwerk, maar vermijdt (geo)politieke uitspraken over de implicaties van deze groei.

Dit onderzoek tracht daarom een eigen theoretische basis te leggen voor de beantwoording van de onderzoeksvraag. Deze basis kan mogelijk ook dienen als inspiratie voor toekomstig

onderzoek in deze richting. Het stoelt daarbij op een Realistisch begrip van het karakter van de internationale betrekkingen: de centrale rol van staten in de internationale betrekkingen en de prioriteit van nationale veiligheid in hun handelen. De aandacht van dit onderzoek zal voornamelijk liggen op het identificeren van de kwetsbaarheden waar staten aan openstaan door hun

afhankelijkheid van de onderzeese infrastructuur voor de toegang tot informatie van Internetservers in het buitenland. Deze kwetsbaarheden kunnen door andere staten worden gebruikt om de staat in kwestie onder druk te zetten of te verzwakken. Het verschil in kwetsbaarheden voor de nationale veiligheid van staten is deels het gevolg van hun geografische locatie alsook de geografische route en spreiding van de onderzeese kabels. Het resultaat is een internationale context waarin staten door deze drie, onderling gerelateerde factoren ongelijke uitgangsposities hebben in hun streven naar veiligheid. Een begrip van deze posities leidt tot inzicht in de relatieve verhoudingen tussen staten en de wijze waarop dit zal worden gereflecteerd in de internationale betrekkingen.

Het theoretisch raamwerk wordt in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt. Het bevat ook een uiteenzetting over het gebruik van de geopolitieke traditie, die naast inspiratie voor het

theoretisch raamwerk ook methodologische richting aan dit onderzoek geeft. Het kabelnetwerk heeft immers duidelijke geografische eigenschappen en de verschillende uitgangspunten van regio's en staten als gevolg hiervan kunnen worden belicht door gebruik te maken van landkaarten. Op deze manier kunnen inzichten verworven worden in de relatieve kwetsbaarheden van staten en de gevolgen die dit kan hebben voor de internationale verhoudingen tussen staten. Door middel van analogieën met bijvoorbeeld de veiligheidsaspecten van de olie-economie en de geopolitieke dimensies van het telegraafnetwerk uit de 19e eeuw wordt er een beeld geschetst van de manier waarop het kabelnetwerk zich verhoudt met de veiligheid van staten.

Er moet echter benadrukt worden dat dit onderzoek een verkennend karakter heeft door de beperkte aanwezigheid van literatuur met een vergelijkbaar perspectief. Een volledige

operationalisering van alle factoren die invloed hebben op de relatie tussen de onderzeese

(6)

6

empirisch bewijs geleverd ter ondersteuning van de verschillende stappen in het onderzoeksproces. In hoofdstuk 3 worden bijvoorbeeld twee voorbeelden gegeven van kabelbreuken en hun gevolgen voor de nationale veiligheid, als bewijs dat dergelijke interrupties leiden tot binnenlandse schade van staten.

De onderzoeksvraag, het in het volgende hoofdstuk beschreven theoretische raamwerk en de methodologie bakenen al expliciet en impliciet de richting van dit onderzoek voor het grootste gedeelte af. In de meeste gevallen is het niet zozeer dat een niet genomen insteek geen relevantie bevat, maar dat dit onderzoek slechts beperkte ruimte heeft om onderwerpen, concepten en methodes aan het bod te laten komen. Het dient daarom een groot aantal variabelen constant te houden om zodoende de effecten te kunnen behandelen van de gekozen, geografische variabelen die bepalen in welke mate state kwetsbaar zijn als gevolg van het onderzeese kabelnetwerk.

Het negeert daarbij bijvoorbeeld de verschillen die bestaan in de binnenlandse afhankelijkheid van het Internet van staten alsook de kwaliteit en sterkte van de verschillende onderzeese kabels. Daarnaast kunnen bepaalde, gerelateerde onderwerpen niet behandeld worden, zoals de rol van andere onderdelen van de infrastructuur zoals dienstverleners (ISPs),

uitwisselingspunten (IXPs) en domeinnaamservers (DNS). Bovendien marginaliseert dit onderzoek de rol van het bedrijfsleven en de onderzeese kabelindustrie, zodat vragen over de 'nationaliteit' van kabels niet gesteld worden. De verschillende potentiële onderzoeksrichtingen en –vragen die onder meer dit onderzoek opwerpt zullen kort in de conclusie behandeld worden.

Dit onderzoek baseert zich noodzakelijkerwijs voornamelijk op literatuur die voortkomt uit onderzoek wat slechts deels raakt aan de centrale aandachtspunten van dit onderzoek. Gebruikte literatuur behandelt bijvoorbeeld de economische dimensies van het onderzeese kabelnetwerk, zoals het werk van Malecki en Wei die een overzicht hebben gemaakt van de ontwikkelingen in het

mondiale onderzeese kabelnetwerk. Tevens leent literatuur over de veiligheidsaspecten van de olie-economie zich voor bruikbare vergelijkingen en hypotheses over de rol van de toegang tot informatie in een informatie-economie. Een andere belangrijke bron van informatie zijn de documenten van conferenties van de onderzeese kabelindustrie alsook de magazines en nieuwsbrieven die bepaalde gerelateerde commerciële instellingen uitbrengen. Helaas blijft veel van de commerciële kennis en nuttig materiaal over deze industrie, zoals gedetailleerde kaarten van kabels, echter onbeschikbaar voor onderwijsinstellingen zonder speciale abonnementen.2 Ten slotte zijn artikelen in een aantal magazines leidend geweest in het aanstippen van de dreiging die de onderzeese infrastructuur met zich meebrengt waar het gaat om de nationale veiligheid van staten.3

Een belangrijke bron van inspiratie voor dit onderzoek zijn een aantal gesprekken geweest die de auteur heeft gehad met experts van de International Telecommunications Union alsook met onderzoeksbegeleider Prof. Dr. Jaap de Wilde.

Overzicht

In het komende hoofdstuk wordt het theoretische raamwerk van dit onderzoek verder uiteengezet. Het daaropvolgende hoofdstuk zal bepalen op welke wijze de onderzeese infrastructuur

kwetsbaarheden oplevert voor de nationale veiligheid van staten, in het bijzonder waar het gaat om de afhankelijkheid en de mogelijkheid tot beschadiging van de infrastructuur. Vervolgens wordt deze kennis meegenomen naar een vergelijkend onderzoek tussen regio's en economische centra zodat er uitspraken gedaan kunnen worden over de verhoudingen tussen verschillende staten en de

mogelijke gevolgen hiervan voor de internationale betrekkingen.

2

Het gaat hier bijvoorbeeld om materiaal van Telegeography, www.telegeography.com .

3

(7)

7

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

Het theoretisch kader voor dit onderzoek put grotendeels uit de school van het Realisme, met name zoals die is beschreven door Barry Buzan in 'States, People and Fear' (1991). De aandacht ligt op staten als de voornaamste actoren in een anarchisch systeem, waarbij externe dreigingen de nationale veiligheidsagenda van staten domineren en competitieve of conflictueuze relaties tussen staten onvermijdelijk zijn (Buzan 1991, 22-23). In deze anarchische logica is het probleem de dreiging van geweld en interventie tussen unitaire, rationele staten, die uiteindelijk hun eigen voortbestaan nastreven (Buzan 148).

Centraal in dit onderzoek staat het concept 'veiligheid' en de wijze waarop een bepaalde nieuwe technologische ontwikkeling, in dit geval de onderzeese infrastructuur die het Internet faciliteert, invloed heeft op de veiligheid van staten, ofwel de nationale veiligheid. Onder nationale veiligheid wordt verstaan het vrij zijn van externe dreigingen door andere staten, sabotage of ongelukken. De veiligheid van een staat wordt uiteindelijk bepaald door de wijze waarop dergelijke dreigingen zich verhouden met de kwetsbaarheden van de bedreigde staat (Buzan 1991, 141). Wanneer een staat veel kwetsbaarheden heeft die gemakkelijk zijn te exploiteren door andere staten, maakt dit het aantrekkelijk en makkelijk voor de staat om door anderen bedreigd te worden (Buzan 114). Bedreigingen kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat de staat compromissen sluit die het niet zou maken in een vrije keuze situatie of dat de staat in kwestie tot een gewapend conflict wordt gebracht waarin uiteindelijk zijn voortbestaan op het spel wordt gezet (Russett and Starr 1996, 120).

Dit onderzoek legt de nadruk op een analyse van de kwetsbaarheid van staten en laat daarom een analyse van de bedreigende context waarin specifieke staten zich bevinden buiten beschouwing. In een anarchische omgeving kan immers evenwel worden aangenomen dat dreigingen altijd latent aanwezig zijn en dat staten zich hier bewust van zijn. Zij zullen daarom hoe dan ook trachten hun kwetsbaarheden te verminderen, in de verwachting dat ze zich daarmee relatief versterken ten opzichte van andere staten voor in het geval er een conflict uitbreekt. Een onderzoek naar de nationale veiligheid van staten en de rol die een bepaalde nieuwe factor hierin speelt begint vanuit dit perspectief dan ook eerst met een analyse van kwetsbaarheden van staten. Op basis daarvan kunnen ook uitspraken gedaan worden over de relatieve machtspositie van een staat, omdat macht weliswaar een optelsom is van verschillende capaciteiten, maar in ieder geval inhoudt de mogelijkheid om zichzelf te verdedigen ten opzichte van externe bedreigingen en conflicten (Russett and Starr 1996, 117).

Het analyseniveau ('level of analysis') van dit onderzoek ligt bij de beantwoording van het eerste lid van de onderzoeksvraag primair bij de eenheden in het systeem (Buzan, Jones, and Little 1993, 179). In tegenstelling tot de mogelijkheden genoemd door Buzan, Jones en Little, bekijkt dit onderzoek staten vervolgens echter niet op hun vermogens of hun geaggregeerde macht, maar op hun kwetsbaarheden. Kwetsbaarheden lokken een bepaalde vorm van interactie uit (in de vorm van bedreigingen), bepalen een deel van de context waarin deze interactie plaats kan vinden en zijn goede indicatoren voor de mogelijke uitkomst van de interactie. Het is voor het onderzoeken van de verhoudingen tussen staten echter niet noodzakelijk om ook daadwerkelijk het proces van interactie (of 'process formations', zie: Buzan, Jones en Little, 179) tussen verschillende staten in kaart te brengen (Russett and Starr 1996, 115).

(8)

8

onderzeese kabels, maar van de 'cyberdimensie' van het Internet, omdat het de programmering ervan is die een omgeving heeft geschept waarin mondiale communicatie op grote en historisch-unieke schaal plaats kan vinden. De glasvezelkabels maken het functioneren van het Internet op deze schaal weliswaar mogelijk, maar zijn niet zelf de causale factor in het vergroten van de

interactiecapaciteit van het systeem. Immers, wanneer de cyberdimensie van het Internet om een bepaalde reden zou instorten (bijvoorbeeld vanwege een massaal virus), zou het gros van de kabels geen enkele functie meer vervullen.

Volgens Buzan, Jones en Little, in navolging van de Structureel Realist Kenneth Waltz in zijn 'Theory of International Politics' (1979), is de verdeling van macht, vermogens, dan wel

kwetsbaarheden over het systeem, een eigenschap van het structurele analyseniveau (Buzan, Jones, and Little 1993, 79). Dit niveau zal centraal staan in de beantwoording van het tweede lid van de onderzoeksvraag, namelijk waar het gaat om het gevolg van de verdeling van kwetsbaarheden onder de eenheden van het systeem voor de internationale betrekkingen. Een begrip van de relatieve verschillen in kwetsbaarheid leidt op dit niveau tot mogelijke scenarios over hoe staten zich zullen gedragen en welke interactiepatronen er onderscheiden kunnen worden als gevolg van de dominantie van het onderzeese kabelnetwerk in de internationale telecommunicatie.

Net als macht niet eenduidig kan worden gekwalificeerd, dient ook het begrip 'nationale veiligheid' te worden opgedeeld in verschillende sectoren (Buzan, Jones, and Little 1993, 56-65). Buzan

identificeert vijf verschillende sectoren waar binnen dreigingen en kwetsbaarheden de veiligheid van staten beïnvloeden: militair, politiek, economisch, maatschappelijk en ecologisch (Buzan 1991, 19). Binnen de militaire sector gaat het onder andere over de gewapende offensieve en defensieve capaciteiten van staten. Onder politieke veiligheid wordt de organisatorische stabiliteit van staten verstaan en onder economische veiligheid de toegang tot middelen, kapitaal en markten die nodig zijn voor het behouden van een acceptabel niveau van welvaart en staatsmacht. Maatschappelijke veiligheid betreft het voortbestaan van de nationale identiteit en traditionele vormen van bestaan, terwijl ecologische veiligheid het verzorgen van de lokale en mondiale biosfeer betreft.

Dit onderzoek legt de nadruk op de economische veiligheid van staten, met aandacht voor de belangrijke verbindingen die het heeft met militaire, politieke en maatschappelijke

veiligheidsaspecten (Buzan, 1991, 20). Zoals in het volgende hoofdstuk wordt beschreven, wordt de stabiele toegang tot het Internet immers meer en meer een noodzaak voor ook andere sectoren dan de economische. Economische dreigingen die effecten hebben die verder gaan dan de strict

economische sector zorgen voor de aanwezigheid van zulke bredere kwesties van nationale

veiligheid (126). Zo kan de militaire capaciteit van een staat worden ondermijnd door interrupties in de toegang tot strategische materialen voor de economie. Bovendien is de macht van staten traditioneel gezien gebaseerd op de (relatieve) economische capaciteiten van staten, met name die van grote staten (127). Tenslotte kan de sociaal-politieke stabiliteit van een staat ondermijnd worden door economische dreigingen (128). Het is daarom essentieel voor staten om hun economische veiligheid in het oog te houden en kwetsbaarheden zoveel mogelijk te vermijden.

Kwetsbaarheidsvoorwaarden

Met name kwetsbaarheden die ontstaan door de afhankelijkheid van economische middelen uit het buitenland kunnen door andere staten worden geëxploiteerd ten behoeve van hun invloed over dergelijke kwetsbare staten (Russett and Starr 1996, 152; Le Billon 2005, 3). Deze kwetsbaarheden in de economische sector ontwikkelen zich parallel aan de modernisering van de economie en

technologische vooruitgang. Naar gelang de economie van een staat zich verder ontwikkelt, worden staten afhankelijk van andere productiemiddelen en –processen voor hun economische veiligheid.

De rol van olie in de huidige wereldeconomie is een goed voorbeeld van de wijze waarop een economische afhankelijkheid van staten bredere veiligheidsimplicaties met zich meebrengt. Sinds in het begin van de 20e eeuw marineschepen werden uitgerust met op olie draaiende motoren, speelt

olie een essentiele factor in het succes van oorlogen (Klare 2002, 29). Tijdens de Tweede

(9)

9

verschaffen tot olievelden in onder andere Indonesië en Azerbeidzjan respectievelijk (31). Sinds de oliecrises van 1973-1974 heeft met name de Verenigde Staten een hoge prioriteit toegekend aan het verzekeren van toegang tot olie, in het bijzonder in het Midden-Oosten, maar sinds het einde van de Koude Oorlog bijvoorbeeld ook in het gebied rondom de Kaspische Zee. Een vertegenwoordiger van de Amerikaanse Inlichtendienst, de CIA, stelde in 1996 expliciet: "Our nation will not be secure if global energy supplies are not secure" (6). Zoals Klare stelt, zijn Westerse staten als gevolg van de crises onder andere op zoek gegaan naar alternatieve energiebronnen om hun kwetsbaarheid voor interrupties uit het Midden-Oosten te verminderen (32). Bovendien is er een enorm spectrum aan politieke en militaire middelen aan de pas gekomen om de toegang tot olie in het Midden-Oosten veilig te stellen, variërend van de militaire escortes van olietankers tot de Eerste Irakoorlog en mogelijk ook de Tweede (Rutledge 2005). Veel olie-importerende staten hebben weliswaar binnenlandse reserves opgebouwd voor in het geval van onderbrekingen in de aanvoer van olie, maar als de interruptie aanhoudt zullen veel van deze staten zwaar geschaad worden op economisch gebied alsook in de andere sectoren (Klare 2002, 33).

Hoe vergelijkt de olie-economie zich met de informatie-economie? Is het mogelijk dat de toegang tot informatie op buitenlandse servers ook zo cruciaal wordt dat het veilig stellen ervan een prominente plaats krijgt op de nationale veiligheidsagenda van staten? De informatierevolutie die met name sinds de jaren '90 een enorme groei heeft meegemaakt lijkt er voor te zorgen dat de snelle toegang tot informatie, met name via het Internet, een steeds essentiëlere rol zal gaan vervullen voor economieën. De kern van dit onderzoek is dan ook om vast te stellen in hoeverre de onderzeese kabels die de uitwisseling van deze informatie faciliteren, de nationale veiligheid van staten kunnen bedreigen door het creëren van nieuwe kwetsbaarheden.

In de olie-economie liggen de kwetsbaarheden voor de meeste staten zowel aan de

aanbodkant als de transportkant (Rodrigue 2004). Niet alleen moeten er contracten worden gesloten over de levering van olie, ook moet er worden gezorgd dat de olie veilig op de plaats van

bestemming aankomt. Recentelijk is er bijvoorbeeld veel aandacht voor de dreiging van piraterij in gebieden waar veel olietankers langskomen, met name aan de kust van Somalië (Van Bemmel 2009). In dit onderzoek is het waardevolle goed in kwestie gedigitaliseerde informatie op buitenlandse servers en ligt de aandacht primair op de kwetsbaarheden die gerelateerd zijn aan het transport ervan via onderzeese kabels. Op basis van een vergelijking met de olie-economie, kunnen er twee algemene voorwaarden worden geïdentificeerd waaraan onderzeese kabels moeten voldoen om een kwetsbaarheid te vormen voor de nationale veiligheid van staten.

De eerste voorwaarde is dat de bedreigde staat in zo'n mate afhankelijk moet zijn van zowel het goed (informatie via het Internet) als het transportmiddel (onderzeese kabels) dat de vermindering of interruptie van toegang ertoe tot een significante verzwakking leidt van de nationale veiligheid. Er moeten op de korte en middellange termijn geen alternatieven gevonden worden die eenzelfde rol in de verschillende veiligheidssectoren zouden kunnen spelen.

Deze voorwaarde is gebaseerd op een combinatie van de concepten 'sensitivity'

(gevoeligheid) en 'vulnerability' (kwetsbaarheid) zoals dat wordt gebruikt door Keohane en Nye in 'Power and Interdependence' (2001, 10-11). Het niveau van 'sensitivity' wordt bepaald door de wijze en mate waarop een plotselinge externe verandering direct effect heeft op de nationale veiligheid van een staat (economisch, politiek, ecologisch, etcetera). De mate van 'vulnerability' wordt bepaald door de mate waarin de staat de mogelijkheid heeft om de sensitivity te verminderen door over te stappen op alternatieven. Als beiden hoog zijn, betekent het dat de staat in kwestie buitengewoon kwetsbaar is voor externe dreigingen.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij de afhankelijkheid van olie voor geïndustrialiseerde of industrialiserende landen zonder eigen oliebronnen. Een geschiedenis van ongebreidelde toevoer van olie naar met name het Westen heeft ervoor gezorgd dat deze economieen voor hun

(10)

10

zullen voelen om structurele hervormingen in de economie door te voeren die nodig zijn om toekomstige schokken op te kunnen vangen.Of staten hiertoe in staat zijn, bijvoorbeeld door middel van de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen, bepaalt de mate van 'vulnerability' van de staat.

Niveaus van 'sensibility' en 'vulnerability' kunnen ook gemeten worden bij de afhankelijkheid van een bepaalde modus van transport. Het internationale vervoer van ruwe olie vindt met name plaats via olietankers, omdat de voornaamste leverancier (het Midden-Oosten) op relatief grote afstand ligt van de voornaamste bestemmingen, namelijk de EU, VS en Oost-Azie (Japan en China) (Rodrigue 2004). Een plotselinge interruptie van de transportroutes zou dezelfde effecten hebben als een interruptie van olie aan de aanbodzijde. Het is zelfs onzeker of er überhaupt alternatieve vormen van transport gevonden kunnen voor olie in plaats van via de zee, met name waar het gaat om vervoer over lange afstanden.

De tweede voorwaarde is dat het mogelijk moet zijn voor een bedreigende staat om de transportroutes waar de bedreigde staat afhankelijk van is te beschadigen of de toegang ertoe significant te verhinderen. Het gaat hier dus zowel om de vraag of de routes in principe

interrumpeerbaar zijn én of dit het resultaat kan zijn van de (bewuste) handelingen van een andere staat.

Het is belangrijk om deze vraag in het algemeen te stellen omdat het Internet een

communicatiesysteem is wat zijn oorsprong vindt in de zoektocht naar een medium wat zelfs tijdens een nucleaire oorlog nog zou moeten blijven functioneren (Birnhack and Elkin-Koren 2003). De mogelijkheid dat andere staten een bepaalde staat zouden kunnen afzonderen van buitenlandse servers is dan ook niet meteen evident, alhoewel zal blijken dat juist het feit dat het Internet zwaarder leunt op haar materiële (onderzeese) infrastructuur dan vaak wordt aangenomen het openstelt voor een dergelijke dreiging.

In het geval van olie is een belangrijke kwetsbaarheid de toevoerroutes van olie via cruciale zeestraten, zoals de Straat van Malakka, Hormuz en het Suez-Kanaal (Klare 2002, 48). Deze straten zouden door het afsluiten of onveilig maken de toevoer interrumperen en dat is een kwetsbaarheid voor landen die van die toevoer afhankelijk zijn. Staten die niet in staat zijn om hun afhankelijkheid van olie en het transport daarvan over zee te verminderen, zullen zich genoodzaakt zien

beschermingsmaatregelen te nemen, bijvoorbeeld door de militaire escorte van olietankers of het surveilleren van de toegang tot zeestraten (47). Digitale informatie heeft geleiding nodig om zich te kunnen verplaatsen en is zowel afhankelijk van de geografische context (zie hieronder) als van de fysieke aanwezigheid van kabels en hun sterkte. De mate waarin deze beschadigd of gecontroleerd kunnen worden bepaalt de mate waarin het onderzeese kabelnetwerk voldoet aan de tweede voorwaarde.

Relatieve kwetsbaarheid en geopolitiek

Met het toetsen van het onderzeese kabelnetwerk aan deze voorwaarden kan het eerste deel van de onderzoeksvraag beantwoord worden. Voor het beantwoorden van het tweede lid van de vraag zal het onderzoek zich vervolgens toespitsen op het toepassen van deze uitkomsten op het huidige internationale systeem en in het bijzonder een aantal grote economische centra. Daarbij is het belangrijk om de relatieve kwetsbaarheden van regio's en staten te identificeren. Onderzoek naar de relatieve kwetsbaarheden geeft belangrijke inzichten in de machtsverhoudingen tussen staten en de ontwikkelingen die daarin plaats kunnen vinden. Zoals eerder is gesteld, vormt de mate waarin staten kwetsbaar zijn voor externe dreigingen immers een belangrijke factor van hun sterkte in een wereld waar dreigingen altijd op de loer liggen. Door relatieve verschillen in de kwetsbaarheid van staten en de gevolgen die staten daaruit trekken voor hun handelen ontstaat er dynamiek in de internationale betrekkingen.

(11)

11

verhoudingen, maakt dit onderzoek gebruikt van de geopolitieke traditie binnen het Realisme. Deze traditie legt de nadruk op het verband tussen geografische factoren en politieke macht en is gebaseerd op de werken van onder andere MacKinder, Mahan en Spykman (Scott 2008, 2). Gray stelt dat onderzoek binnen de geopolitieke traditie gaat over het verband tussen internationale politieke macht en de geografische omgeving (1996, 247). Osterud (1988, 191) stelt dat geopolitiek echter meer is dan enkel de algemene koppeling van geografie met politiek en begrepen dient te worden als een conceptuele en terminologische traditie in de studie van de politieke en strategische relevantie van geografie.

Denkers binnen deze geopolitieke traditie stellen dat staten uiteindelijk territoriaal definieerbare entiteiten zijn en de interactie tussen staten plaatsvindt in een geografische context die de uitkomst van deze interactie sterk bepaald (Faber 2005). Deze deterministische, geografische benadering van de internationale betrekkingen komt duidelijk naar voren bij Spykman (1942, 41): "In a world of international anarchy, foreign policy must aim above all at the improvement or at least the preservation of the relative power position of the state. Power is in the last instance the ability to wage successful war, and in geography lie the clues to the problems of military and political strategy. [...] Geography is the most fundamental factor in the foreign policy of states because it is the most permanent. Ministers come and go, even dictators die, but mountain ranges stand unperturbed." Inherent aan het geografische determinisme van de geopolitieke traditie is dat in een asymmetrische wereld met verschillende staten er per definitie ongelijkheden bestaan in hun uitgangspunten doordat ze andere geografische locaties innemen. "There is no such thing as equality of opportunities for nations", aldus MacKinder (Dodds and Atkinson 2000, 38). Het belang van geografische locatie voor de nationale veiligheid van staten heeft een duidelijke economische basis, gezien dit onder andere de handels- en communicatieroutes tussen staten bepaald (Spykman 1942, 42). De

Amerikaanse admiraal Mahan vond dan ook dat de deelname van de VS aan de internationale handel vereiste dat het een grote en machtige marine op zou zetten (Klare 2002, 6; Mahan 1890). Eerder in dit hoofdstuk is reeds gerefereerd aan de wijze waarop de geografische context de kwetsbaarheid van de toevoer van olie bepaald, onder andere door het bestaan van kwetsbare transportroutes via gevaarlijke zeestraten. Ook de toegang tot buitenlandse servers wordt door de geografische context in sterke mate beïnvloed doordat het de ligging en spreiding van glasvezelkabels tussen economische centra bepaald.

De karakteristieken van de geografische basiselementen van land, zee en lucht geven een andere dynamiek aan de politieke verhoudingen tussen staten naar gelang het intensiever gebruikt wordt voor militaire en economische doelstellingen. Dit is vaak het gevolg van de opkomst van nieuwe technologieën, wat in veel van het geopolitieke denken centraal staat (Osterud 1988, 194). MacKinder werd geinspireerd door de expansie van spoor- en telegraaflijnen om een nieuwe geopolitieke toekomst te voorspellen waarin, in tegenstelling tot voorheen waarin de controle over de open zeeen centraal stond, de controle over het Euraziatische continent de primaire factor zou vormen voor de structuur van het internationale systeem (Le Billon 2005, 3). Een hedentijdse rivaal, de Britse politicoloog Leopold Amery, bracht juist de opkomst van de vliegtuigindustrie onder de aandacht en stelde dat deze de ouderwetse distinctie tussen maritieme en territoriale staten overbodig zou maken (Fettweis 2003, 112).

De wijze waarop geografie een rol speelt in het bepalen van de vorm en uitkomst van de interactie van staten is grotendeels afhankelijk van het precieze medium van communicatie of transport. Een voorbeeld voor het effect van een dergelijke innovatie op de huidige economie zou zijn wanneer er een manier zou worden uitgevonden om olie op een goedkope en effectieve wijze via de lucht te vervoeren. Onmiddelijk zouden de geopolitieke verhoudingen in de wereld daardoor beïnvloed worden. Europa zou minder kwetsbaar worden voor schommelingen in de betrekkingen tussen Rusland en Oekraïne of Wit-Rusland en de verschillende strategische dimensies van de zeestraten zoals hierboven genoemd zouden eveneens verdwijnen.

(12)

12

volgende hoofdstuk wordt beschreven heeft internationale telecommunicatie (o.a. telegraaf, telefoon, televisie, radio, Internet) altijd een verschuiving gezien van het gebruik van de lucht (radiozenders, satellieten) naar de zee (telegraafkabels, glasvezelkabels) en vice versa (Hugill 1999). Onderzeese kabels zijn inmiddels de primaire transportvorm voor telecommunicatie en zodoende rijst de vraag welk effect deze hernieuwde dominantie van de zee in het bepalen van de

communicatieroutes heeft op de internationale verhoudingen tussen staten. Dit probeert dit onderzoek te beantwoorden door de verschillende uitgangsposities van staten te bepalen op basis van enkele geografische factoren die van invloed zijn op de wijze waarop staten toegang hebben tot buitenlandse servers. Het zal daarbij met name gaan om de route die kabels nemen en de spreiding van deze kabels aan de kusten richting de landingspunten. Variatie hierin bepaalt de relatieve kwetsbaarheden tussen staten.

Waar in het antwoord op de eerste vraag er gekeken werd naar de mogelijkheid tot het ontstaan van kwetsbaarheden in het algemeen, zonder dit te betrekken op specifieke staten en hun

eigenschappen, vereist een analyse van de relatieve kwetsbaarheden tussen staten dat wel. Dit onderzoek concentreert zich op vijf belangrijke economische centra (VS, EU, Japan, China en India) en de kwetsbaarheden die zij ondervinden in hun afhankelijkheid van onderzeese kabels. De

aandacht voor deze actoren is niet aleen gerechtvaardigd door het feit dat (mondiale) internationale verhoudingen voornamelijk het resultaat zijn van de verhoudingen tussen de meest machtige staten. Het is bovendien gerechtvaardigd doordat de waarde van toegang tot buitenlandse servers

grotendeels afhankelijk is van de economische activiteit waarvoor deze servers worden gebruikt (Malecki 2002). Dit is logisch gezien waardevoller bij economische centra dan in kleinere markten met minder economische activiteit.

De geopolitieke traditie biedt niet alleen een analytisch raamwerk maar geeft ook

methodologische richting aan de analyse. Het gebruik van topologische kaarten waarin zones worden aangegeven met gelijke uitgangsposities kan interessante inzichten bieden in de wijze waarop verschillende staten zich tot elkaar verhouden. Op basis van locatie en andere geografische factoren kunnen immers regios en zones worden geïdentificeerd waarbinnen staten een bepaalde voordelige of nadelige geografische uitgangspositie hebben (Osterud 1988, 193). MacKinder gaf op deze wijze de zones aan die van strategisch belang waren voor Groot-Brittannië om ervoor te zorgen dat het de grootste wereldmacht kon blijven (MacKinder 1969/1904). Hieraan gerelateerd is de typering van bepaalde staten op basis van hun geografische dispositie, zoals die tussen maritiem- en territoriaal-georiënteerde staten (Gray 1996, 255).

Dynamiek

De (Structureel-)Realistische uitgangspunten in combinatie met het determinisme van geopolitieke aannames (zeker in een systeem waarin de meeste territoriale staatsgrenzen reeds zijn

uitgekristalliseerd) zijn geschikt voor een statische analyse die dit onderzoek voor de vergaring van inzichten over relatieve kwetsbaarheden beoogt. Niettemin is het voor een volledig antwoord op het tweede lid van de onderzoeksvraag van belang om ook de waarneembare dynamiek in de

internationale betrekkingen te kunnen verklaren en voorspellen. Het observeren van verschillen in de relatieve kwetsbaarheden tussen staten geeft immers slechts een beperkt inzicht in de wijze waarop het onderzeese kabelnetwerk effect heeft op de internationale betrekkingen. Voor een meer volledig inzicht is het nodig om ook de mogelijke effecten te bekijken van deze verhoudingen op de

internationale betrekkingen tussen staten en de wijze waarop het buitenlands beleid van staten erdoor wordt beïnvloed. Doordat de dominantie van het onderzeese kabelnetwerk voor de

internationale telecommunicatie van jonge aard is, is het erg moeilijk om de effecten op dit moment reeds in het beleid van staten waar te nemen. Het is wel mogelijk om de potentiele ontwikkelingen die zich in de internationale betrekkingen kunnen gaan voordoen te voorspellen op basis van de theoretische aannames van dit onderzoek, de karakteristieken van het huidige kabelnetwerk en de trends die hierin zichtbaar zijn.

(13)

13

geschetste raamwerk. Op beide niveaus gaat het erom dat meer kwetsbare staten ernaar streven de bedreigingen die zijn ontstaan door hun afhankelijkheid van het onderzeese kabelnetwerk voor hun nationale veiligheid te verminderen. Op het eerste niveau trachten staten hun geopolitieke

uitgangsposities ten opzichte van andere staten te veranderen. Alhoewel ze hier in beperkt zijn door geografie, stimuleren exogene ontwikkelingen op het gebied van technologie, economie en ecologie de mogelijkheden hiertoe. In het meest radicale geval zal een staat die kwetsbaar gepositioneerd staat een andere communicatiemedium proberen te ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld Duitsland en de Verenigde Staten trachten met de ontwikkeling van het gebruik van radiogolven in respons op de Britse dominantie in het onderzeese kabelnetwerk (Hugill 1999).

In tijden van relatief stabiele uitgangsposities, dat wil zeggen wanneer er weinig dynamiek plaatsvindt op het eerste niveau, zullen de betrekkingen tussen staten worden beinvloed door de interactie van bedreigingen en kwetsbaarheden tussen de sterkere en zwakkere staten in het netwerk. Dit is het tweede niveau van dynamiek in de internationale betrekkingen. Kwetsbare staten zullen trachten om bepaalde veiligheidsgaranties van andere staten te krijgen. Het kan zijn dat zij hiervoor mogelijke concessies zullen moeten doen die ze niet zouden doen als ze zich niet in een relatieve kwetsbare positie bevonden. Eventueel kan op dit niveau het ook gebeuren dat bepaalde staten in een gelijkwaardige kwetsbare positie zullen samenwerken ter versterking van hun beider of aller posities. Staten met een veilige uitgangspositie zullen dit uit gaan buiten, in het bijzonder als andere staten van hen afhankelijk zijn, bijvoorbeeld als ze zich bevinden op een knooppunt of in een transitregio voor andere staten.

Deze twee niveaus van dynamiek gaan ervan uit dat staten zich niet alleen bewust zijn van het bestaan van (latente) dreigingen, maar ook van hun eigen kwetsbaarheden. Dit is niet altijd evident. Het handelen van staten is immers de uitkomst van verschillende processen waarin kennis over een kwetsbaarheid dient te worden vergaard en deze op zijn waarde dient te worden ingeschat door de leiders van de staat (Buzan 1991, 343-348). Het was de oliecrisis die in het begin van de jaren '70 beleidsmakers in het westen wakker schudde en confronteerde met de ontstane kwetsbaarheid als gevolg van hun afhankelijkheid van olie uit het Midden-Oosten (Klare 2002, 33). De

(14)

14

Hoofdstuk 2: Kwetsbaarheid & Nationale Veiligheid

Dit hoofdstuk zal bepalen of de onderzeese kabelinfrastructuur een kwetsbaarheid vormt voor de nationale veiligheid van staten. Het doet dat op basis van de twee voorwaarden die zijn

geformuleerd in het theoretisch raamwerk. De eerste voorwaarde is dat de bedreigde staat in zo'n mate afhankelijk moet zijn van zowel het goed (informatie via het Internet) als het transportmiddel (onderzeese kabels) dat de vermindering of interruptie van toegang ertoe tot een significante verzwakking leidt van de nationale veiligheid. Er moeten daarvoor sowieso op de korte en middellange termijn geen alternatieven voor gevonden kunnen worden die eenzelfde rol in de verschillende veiligheidssectoren zouden kunnen spelen. De tweede voorwaarde is dat het mogelijk moet zijn om de transportroutes waar de bedreigde staat afhankelijk van is te beschadigen of de toegang ertoe significant te verhinderen. Het gaat hier dus zowel om de vraag of de routes in principe interrumpeerbaar zijn én of dit het resultaat kan zijn van de (bewuste) handelingen van een andere staat of terrorisme.

Het hoofdstuk is opgedeeld op volgorde van de twee voorwaarden. Ten eerste volgt een korte uiteenzetting van de geschiedenis en de werking van het Internet als modern

telecommunicatiemedium, alsook de rol van de fysieke infrastructuur in het functioneren ervan. Vervolgens bekijkt dit onderzoek de mate waarin samenlevingen afhankelijk (aan het worden) zijn van het Internet en indirect van de onderzeese infrastructuur, en of er mogelijke alternatieven zijn. Vervolgens gaat het onderzoek verder met de toetsing van de tweede voorwaarde.

Het is voor deze toetsing van belang om dieper in te gaan op de constructie van onderzeese kabels omdat kennis daarover inzichten biedt in de wijze waarop kabels beschadigd kunnen worden. Vervolgens wordt aan de hand van twee concrete voorbeelden aangetoond dat schade aan de fysieke infrastructuur ertoe kan leiden dat het Internet in bepaalde staten en regio's slechter of niet functioneert, ondanks de natuurlijke beschermingsmechanismes van het Internet. Ten slotte bekijkt dit onderzoek de mogelijke rol van staten in het beschadigen van de infrastructuur van andere staten, onder andere door gebruik te maken van een analogie met de wijze waarop onderzeese telegraafkabels een militair-strategische rol speelden in de tijd voorafgaand en tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Afhankelijkheidsvoorwaarde

Het Internet is een relatief nieuw fenomeen in de evolutie van de telecommunicatie en haar ontstaan is nauw verbonden met de ontwikkeling van drie elementen waardoor het Internet haar huidige vorm aan heeft kunnen nemen: de persoonlijke computer, specifieke communicatiesoftware (IP/TCP) en geavanceerde communicatie-infrastructuur.

Vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog begonnen wetenschappers met het ontwikkelen van computers voor het maken van complexe berekeningen. Bedrijven als IBM

ontwikkelden vervolgens speciale computers (of 'mainframes') voor bedrijven en overheden die kant en klaar gebouwd werden naar de wensen van de gebruikers, bijvoorbeeld ten behoeve van de automatisering van administratieve of financiële processen (Barnett 2007). Er bestond toen nog geen duidelijk onderscheid tussen digitale soft- en hardware. Dit veranderde echter aan het begin van de jaren '80 toen de eerste persoonlijke computers op de markt kwamen. Het unieke van deze

computers was dat ze in feite ongeprogrammeerd werden verkocht en door middel van externe software (bijvoorbeeld voor tekstverwerkers) via schijven en cartridges konden worden bewerkt. Dit zorgde ervoor dat particuliere gebruikers zelf de middelen in handen kregen om software te

ontwikkelen voor hun computers, waarmee een enorme ruimte voor innovatie werd gecreeërd. De creatie van het wereldwijde web en allerlei programma's die daarmee kunnen worden gebruikt is wellicht één van de voornaamste uitkomsten van dit proces (Zittrain 2008).

(15)

15

zorgen dat zelfs tijdens een nucleaire oorlog waarin veel communicatiecentra zouden worden vernietigd, er toch gecommuniceerd zou kunnen worden tussen belangrijke overheids- en militaire instellingen (Birnhack and Elkin-Koren 2003). Weldra ontstond aan het eind van de jaren '60 ARPANET, een netwerk waarin in eerste instantie vier computers op vier verschillende netwerken met elkaar communiceerden. Het was ontwikkeld op basis van het uitgangspunt dat een zo decentraal mogelijk karakter van het netwerk zou garanderen dat in het geval van een vernietiging van een van de verbindingen de informatie via verschillende andere routes toch uitgewisseld kon blijven worden (Rennstich 2003, 19). Dit was gebaseerd op het concept van packet-switching, wat inhield dat informatie in uniforme pakketjes kon worden opgesplitst en van een computer naar een ander worden gestuurd wordt via verschillende routes en eventueel opnieuw mocht er iets fout gaan in de verbinding.

De ontwikkeling en verspreiding van deze twee protocollen, IP en TCP, maakte mogelijk dat alle computers die deze twee relatief eenvoudige protocollen hadden geïnstalleerd met elkaar konden communiceren, vergelijkbaar met het ontstaan van een vergelijkbare taal (Drezner 2004, 491). Deze combinatie van een mondiale standaard met een gedecentraliseerde

communicatiestructuur zorgde ervoor dat het internet kon uitgroeien van verschillende netwerken van met name onderzoeks- en overheidsinstellingen, tot een netwerk waarin steeds meer individuen en bedrijven deelnamen (Mayer-Schoenberger and Hurley 2001). In 1991 kwam de doorbraak van het reeds genoemde wereldwijde web (Berners-Lee and Fischetti 2000). Hiermee kon op

gemakkelijke wijze informatie gepubliceerd worden die op elk moment door elke gebruiker van het Internet kon worden vergaard. Zoekmachines werden opgezet zoals Yahoo! om de prolifererende websites navigeerbaar te houden. E-mail werd gepopulariseerd via computersoftware (zoals Microsoft Outlook) en speciale digitale postbedrijven (zoals MSN Hotmail). De betrouwbaarheid en snelheid van op IP/TCP gebaseerde software was en is nog steeds ongeëvenaard.

Om de computers via de voorgenoemde software met elkaar in contact te brengen is er een fysieke infrastructuur nodig die de signalen van A naar B brengt. ARPANET werkte zoals in eerste instantie de meeste netwerken via een standaardtelefoonkabel, maar de eerste trans-Atlantische verbinding van het ARPANET met een computer in Noorwegen vond plaats via een

satellietverbinding (History of the Internet). Toch bood datavervoer via de satelliet niet de snelheid en de capaciteit die nodig was om miljoenen gebruikers tegelijkertijd snel en uitvoerig met elkaar te laten communiceren (Wagner 1995, 129). Bovendien zorgde de groei van het Internet ervoor dat steeds meer data op speciale, professionele servers werd opgeslagen in plaats van binnen het bedrijf of bij de individuele gebruiker thuis. Om de data tussen deze servers te kunnen vervoeren was de innovatie van de glasvezelkabel nodig alsook de mogelijkheid om deze op grote afstanden onder het water te leggen zodat het belangrijke economische centra met elkaar in contact kon brengen. Het Internet mag dan wel een modern fenomeen zijn, onderzeese kabels werden reeds ontworpen in de periode dat de telegraaf de dominante vorm van telecommunicatie was. In 1865 lag na drie verschillende pogingen eindelijk de eerste functionerende trans-Atlantische kabel en begon een tijdperk van ongekende mondiale connectiviteit (Hugill 1999, 32). Met name Britse industrialisten legden in een kort tijdsbestek en met ondersteuning van de Britse overheid een wereldwijd netwerk aan tussen de verschillende delen van het Britse Rijk (Headrick and Griset 2001). Laatkomers zoals Duitsland en Frankrijk legden hun eigen trans-Atlantische netwerken aan en in Oost-Azië zorgde een Deens bedrijf voor een verbinding met de economische en imperiale hoofdsteden in het Westen (Kennedy 1971; Jacobsen 2009).

De hoogtijdagen van de onderzeese telegraafkabel kwamen tot een einde in de jaren ’20 van de vorige eeuw toen de ontwikkeling van kortegolfradios en andere draadloze communicatiemedia de kosten voor de verzending van een telegraafbericht terugbracht tot één-zesde van de

(16)

16 boodt (Malecki and Wei 2009, 361).

De concurrentie tussen onderzeese en draadloze internationale communicatie ging echter onmiddellijk een nieuwe fase in toen in hetzelfde jaar ook de Russische Spoetnik-satelliet werd gelanceerd (Wagner 1995, 129). In de loop van de jaren '60 leek de ontwikkeling van een nieuw, internationaal onderzees kabelnetwerk daarom al weer aan haar eind te komen. De lancering van vele communicatiesatellieten bood zowel meer capaciteit voor telefoonlijnen als de mogelijkheid voor het uitzenden van televisiesignalen over een breed gebied. Van 1965 tot 1988 bedroeg de capaciteit van satellieten gemiddeld tienmaal zo veel telefoonlijnen als die van kabels en dat voor één-tiende van de kosten (Whalen n.b.). Het einde van het satelliettijdperk en de renaissance van het onderzeese kabelnetwerk werd aangekondigd door de ontwikkeling van de eerste glasvezelkabels met zowel superieure snelheid als capaciteit. De eerste trans-Atlantische glasvezelkabel, de TAT-8 uit 1988, had een snelheid en capaciteit superieur aan die van haar koperen voorgangers en aan die van satellieten. Waar de koperen TAT-7 de capaciteit had van 10.500 telefoonkanalen, bedroeg die van de TAT-8 40.000 (Barnett 2007). Sindsdien is de capaciteit alleen maar verveelvoudigt.

Onderzeese glasvezelkabelnetwerk

Deze elkaar versterkende ontwikkelingen hebben het mogelijk gemaakt dat het Internet van een klein netwerk van academische computers uit heeft kunnen groeien tot een wereldwijd netwerk van lokale, nationale en regionale netwerken die allemaal met elkaar verbonden zijn (Berners-Lee and Fischetti 2000, 18). De parallel lopende groei van het onderzeese glasvezelkabelnetwerk is door Malecki en Wei (2009) in kaart gebracht voor de periode 1979 tot en met 2005. Dat levert het volgende beeld op:

(17)

17

Figuur 2. Kaart 1989.

(18)

18

Figuur 4. Kaart 2005.

De enorme groei van zowel het aantal als de capaciteit van kabels springt onmiddellijk in het oog, met name in de periode 1989 tot 1999. In die periode verbond de zogeheten SEA-ME-WE kabel (South East Asia, Middle East, Western Europe) Europa voor het eerst direct met India en Oost-Azië. Tussen 1999 en 2005 valt vooral op dat Latijns Amerika een groter onderzees kabelnetwerk heeft opgebouwd aan beide kusten en dat een nieuwe kabel om Afrika heen is gelegd. Daarnaast valt de concentratie van hoge-capaciteitskabels op de trans-Atlantische en trans-Pacifische route op. Dit is het gevolg van de aanwezigheid van de grootste markten in West-Europa, Noord-Amerika en Oost-Azië (met name Japan). Om grote hoeveelheden data tussen deze centra te versturen zijn kabels vereist met de hoogste capaciteit. Malecki en Wei concluderen zelf uit hun onderzoek dat de meest significante ontwikkeling binnen het onderzeese kabelnetwerk de beweging naar Oost-Azië is, waar tegenwoordig de snelste glasvezelkabels liggen. Dit in tegenstelling tot het historische centrum van constructie en innovatie, namelijk de Noord-Atlantische connectie.

Parallel met de groei van kabels is het aantal landingspunten van kabels verveelvoudigd in aantal en spreiding, met inmiddels meerdere landingspunten in elk continent. Dit stelt een steeds groter aantal landen in staat om snelle en directe verbindingen te maken met servers in het buitenland zonder daarvoor afhankelijk te hoeven zijn van andere staten.

Alhoewel de groei overduidelijk is, moet wel gezegd worden dat het aantal kabels van het netwerk, in het bijzonder op de lange intercontinentale verbindingen, relatief overzienbaar is. Er liggen rond de 15 kabels tussen Europa en Noord-Amerika en ongeveer 25 kabels op de volledige Pacifische route. In het zuidelijk halfrond is het aantal kabels zeer beperkt, met slechts één kabel die om het volledige Afrikaanse continent heen ligt. Bovendien liggen er slechts twee kabels tussen Latijns-Amerika en Europa en zijn zij verder volledig afhankelijk van de Noord-Amerikaanse intercontinentale verbindingen voor hun onderlinge communicatie.

Afhankelijkheid van het Internet

Zoals in het theoretisch raamwerk is besproken, is het belangrijk dat voor het identificeren van een object of een middel als een kwetsbaarheid voor de nationale veiligheid eerst de mate van

(19)

19

Dat het Internet een enorme groei heeft doorgemaakt blijkt wel uit het feit dat het inmiddels 1.7 miljard gebruikers kent, 1 triljard webpaginas (Internet World Stats) en 300 miljard e-mails die dagelijks worden verstuurd (Visualising the Internet 2010). Maar in hoeverre zijn de verschillende veiligheidssectoren van staten er ook daadwerkelijk afhankelijk van geworden?

Op economisch gebied kan gesteld worden dat het bedrijfsleven op velerlei wijzen het Internet heeft omarmt vanwege de snelle, betrouwbare en goedkope communicatiemogelijkheden die het biedt. 'Offshoring' en 'outsourcing' van bedrijfsonderdelen naar andere delen van de wereld zouden vaak onmogelijk zijn zonder de snelle en continue verbinding van het Internet en

gerelateerde technologieën (Walker 2008). Ook werken vanuit huis of op reis zou een stuk

gecompliceerder worden zonder het Internet. Online bedrijven zoals amazon.com maken inmiddels gigantische omzetten en een recente schatting stelde dat in 2008 het totaal aan uitgaven en

aankopen via het Internet neerkwam op 6,8 triljard USD, oftewel ongeveer 15% van het wereldwijde bruto binnenlands product (Exploring the exploding Internet 2009). Wereldwijd zijn financiële, aandelen- en grondstoffenmarkten inmiddels afhankelijk van het Internet voor informatievoorziening en aankoop voor klanten en investeerders over de hele wereld. Een advertentie in het Britse

magazine The Economist die stelt dat we leven “in an age when banking happens at the speed of a signal down a fibre-optic cable” is wat dat betreft illustrerend.4 In ontwikkelingslanden wordt nieuwe onderzeese kabelinfrastructuur meer en meer gezien als een voorwaarde voor nationale en regionale economische groei (Bishop and Walker 2006, 16).

Deze afhankelijkheid van de economische sector zorgt ervoor dat een interruptie in de toegang tot het Internet een effect kan hebben dat van het niveau van individuele bedrijven doorwerkt tot de nationale economie. Een groeiend bewustzijn van dergelijk risico's zou ervoor kunnen zorgen dat zulke onderbrekingen ook een belangrijk effect hebben op de financiële markten vanwege hun gevoeligheid voor schommelingen in het publiek vertrouwen in de (lange-termijn) stabiliteit van de economie (McCarthy et al. 2009, 7-10).

De invloed van het Internet reikt echter veel verder dan alleen de economische sector. Er zijn ook belangrijke maatschappelijke raakvlakken, bijvoorbeeld op de wijze waarop academici en studenten over de gehele wereld samenwerken via het Internet. In de medische zorg zorgen nieuwe, op het Internet gebaseerde technologieën ervoor dat patiënten thuis consulten van een arts kunnen krijgen, of zelfs in het ziekenhuis geopereerd kunnen worden door een specialist op afstand

(Reliability of the Internet 2008, 24). De wijze waarop het Internet mensen bij elkaar brengt voor sociale doeleinden via speciale netwerken zoals Facebook en Twitter, of zelfs ter behoeve van het vinden van een trouwpartner (Netrimony: how to find love online 2010), heeft zulke proporties aangenomen dat het uitvallen van deze diensten wijdverspreide sociale consequenties zal hebben.

Ook overheden maken de stap tot het Internet via zogenaamde 'e-government' diensten waarmee gecorrespondeerd kan worden tussen overheid en burger. Ministeries en agentschappen zouden niet meer kunnen functioneren zonder gebruik van dataverkeer wat zich via het Internet verplaats (Dutton and Peltu 2007). Belastingdiensten, zoals in Nederland, halen belastingaangiften op via het Internet. Politiediensten maken gebruik van het Internet voor de opsporing van criminelen of het verzamelen van rapportages (Net clash for web police projects 2010). Een ander voorbeeld is de wijze waarop een Internetservice ondersteuning biedt aan overheden en hulpverleners bij het plaatsvinden van een ramp (Net puts Kenya at centre of Chile rescue efforts 2010).

Zelfs op militair-strategisch gebied wordt actief gebruik gemaakt van het Internet. Zo'n 90% van de communicatie van het Amerikaanse defensiedepartement gaat al over netwerken van staten of instellingen in het buitenland (Wriston 1997; Fonow 2004). Het gaat hier bijvoorbeeld om de automatisering van de militaire logistiek, die vooral in het geval van overzeese operaties een cruciale rol speelt (McCarthy et al. 2009, 1).

Op basis van de cruciale rol die het Internet speelt in de economie, maatschappij en de overheid in de Verenigde Staten, stellen McCarthy et al. dan ook dat de toegang tot het Internet reeds een

4

(20)

20

onderdeel is geworden van het 'nationale veiligheidslandschap' van de Verenigde Staten. Het is zowel cruciaal voor de publieke veiligheid, economische veiligheid als de nationale veiligheid in brede zin (McCarthy et al. 2009, 1). De Verenigde Staten lopen weliswaar mogelijk voorop op dit gebied ten opzichte van de meeste andere staten, maar de trend is dat steeds meer landen uitgebreide toegang tot het Internet en hoge Internetpenetratie zullen krijgen. Dergelijke uitkomsten van

veiligheidsanalyses in andere landen zullen dan ook waarschijnlijk hetzelfde zijn.

Aan de groei van het gebruik van het Internet lijkt immers geen einde te komen, zowel op het gebied van capaciteitsgroei als het aantal sectoren van de maatschappij waarin het een plaats zal gaan innemen (Duguet 2007). Continuerende mondialisering, waarvan de ontwikkelde

telecommunicatietechnologie een grote drijfveer is, leidt ertoe dat het bedrijfsleven en de bankwereld zich steeds verder internationaliseren. 'Outsourcing' en 'offshoring' van

bedrijfsonderdelen naar andere delen van de wereld vereisen immers snelle en betrouwbare dataverbindingen die alleen het Internet lijkt te kunnen bieden.

Het groeiende belang van het Internet voor economie en maatschappij zal bovendien steeds meer individuen en bedrijven aantrekken in ontwikkelingslanden. Er zijn nog 5 miljard potentiële nieuwe Internetgebruikers die in de komende jaren en decennia 'cyberspace' zullen betreden, met alle groei aan dataverkeer vandien. De grootste groei van nieuwe internetgebruikers is in

ontwikkelingslanden zoals in Afrika, waar men meer en meer gebruik kan maken van mobiele telefoons om toegang tot het Internet te verkrijgen, alsook in Azië, waar breedbandconnecties voor computers en mobiele telefonie een steeds grotere groep gebruikers telt (Malecki and Wei 2009, 365). Dit wordt gefaciliteerd door gestaag verder deregulerende markten alsook de toerisme-sector die steeds hogere eisen aan telecommunicatie stelt.

Bovendien wordt de kwaliteit van binnenlandse verbindingen in veel landen ook steeds beter. Breedbandverbindingen stellen particuliere gebruikers in staat om datasnelheden te halen die voorheen enkel voor grote commerciële bedrijven mogelijk waren. Parallel hieraan loopt het

groeiende aantal online services die veel dataverkeer vergen, met name multimedia. Hoge-resolutie 'real-time' media via het Internet kunnen op den duur analoge televisie en radio volledig overbodig maken (Barney 2007). Ouderwets telefoonverkeer zal ook steeds meer gedigitaliseerd en

overgenomen worden door Internetdiensten. Innovaties en nieuwe services zullen kwa capaciteit altijd de grenzen van het fysiek mogelijke op proberen te zoeken om zo de hoogste kwaliteit te kunnen bieden aan klanten. In de Verenigde Staten is in maart 2010 een voorstel gepubliceerd die tot doel heeft om het Internet in de komende tien jaar te ontwikkelen tot het centrale

communicatienetwerk van het land. Daarmee wordt de druk op de internationale telecommunicatie-infrastructuur alleen maar groter, waar hieronder aandacht aan zal worden besteed.

Ter toetsing van de eerste kwetsbaarheidsvoorwaarde, dient de vraag gesteld te worden of er eventueel andere media voorhanden zijn die de rol van het Internet over zouden kunnen nemen in het geval van een langdurige interruptie. Alhoewel het niet onmogelijk is dat er superieure

communicatiemethoden worden ontwikkeld in de toekomst, lijken de huidige alternatieven echter verre van toereikend. Zowel televisie, radio als telefoon missen een cruciaal concept wat het Internet wel biedt, namelijk het (langdurig) opslaan van informatie en het op verzoek afleveren ervan (Mayer-Schoenberger and Hurley 2001). Waar de telefoon hoogstens enkele personen tegelijkertijd met elkaar kan laten communiceren, biedt het Internet deze mogelijkheid op hetzelfde moment aan een vrijwel oneindige hoeveelheid gebruikers. Tevens, waar traditionele radio- en televisieprogramma's tot op zekere hoogte slechts geproduceerd kunnen worden door een relatief kleine groep mensen, biedt het Internet aan iedereen de mogelijkheid om niet alleen iets te bekijken of te luisteren maar ook zelf informatie te produceren. De voordelen van het Internet boven die van andere media blijkt al uit het feit dat de functies die televisie, radio en telefonie bieden steeds vaker plaatsvinden via het Internet.

(21)

21

opzetten wat de binnenlandse communicatie faciliteert ten koste van de communicatie met het buitenland (Kalathil and Boas 2001). Niettemin is het zeer waarschijnlijk dat dit alternatief tot een verdere verzwakking van de staat in kwestie leidt gezien het belang van een succesvol engagement met de wereldeconomie voor de nationale veiligheid (Klare 2002, 7). Internationale

telecommunicatie in de informatie-economie is net zo essentieel voor de economische en politieke ontwikkeling van staten als wegen, spoorbanen en electricitieit (Wagner 1995).

Afhankelijkheid onderzeese glasvezelkabels

De immense groei van het Internet wordt gefaciliteerd door een netwerk van onderzeese glasvezelkabels dat zich over de afgelopen 20 jaar over een groot deel van de wereld heeft uitgestrekt. Het transporteert inmiddels 95% van het internationale dataverkeer wat betekent dat zonder het onderzeese kabelnetwerk het Internet, alsook andere telecommunicatie zoals

telefoonverkeer, niet zou kunnen bestaan in zijn huidige vorm (Walker 2008). Parallel met het eerder genoemde belang van het Internet voor de nationale veiligheid, stelt het Britse Centrum voor de Bescherming van Nationale Infrastructuur dat "critical national infrastructures therefore depend on the sub-sea cable infrastructure for their international element” (Infrastructure 2006, 18). Walker stelt dat als betrouwbare verbindingen een essentiële factor zijn voor economische groei, de onderzeese kabelinfrastructuur die deze verbindingen ondersteunt duidelijk essentieel zijn voor de wereldhandel (Walker 2008). De onderzeese kabelnetwerken zijn volgens hem dan ook een ondergewaardeerd maar essentieel onderdeel van het moderne leven.

Zoals eerder is aangegeven is de dominante vorm van communicatie-infrastructuur in de afgelopen anderhalve eeuw meerdere malen verschoven van luchtgolven (radio, satellieten) naar signalen via kabels (telegraaf, telefoon). Constant daarin is de groei van de capaciteit voor het vervoeren van informatie. Ook sinds de eerste trans-Atlantische glasvezelkabel is de capaciteit alleen maar verveelvoudigt. Ter illustratie, waar de eerste trans-Atlantische telefoonkabel (TAT-1) uit 1956 de capaciteit had van 36 telefoonkanalen tegelijkertijd, hebben huidige 1 TB/s glasvezelkabels een capaciteit equivalent aan 15 miljoen analoge telefoonkanalen (Of Cables and Conspiracies 2008). Warf (2006) laat zien hoe glasvezelkabels in de afgelopen 20 jaar satellieten in capaciteit achter zich hebben gelaten op de twee belangrijkste dataverkeersroutes:

Bron: Warf (2006, 9).

Op de trans-Atlantische route was de capaciteit van kabels in 2003 meer dan 45 miljoen

telefoonkanalen en die van satellieten minder dan 2.5 miljoen. Op de trans-Pacifische route tussen de VS en met name Japan en Zuid-Korea, was er in 2003 capaciteit voor bijna 20 miljoen kanalen via kabels, en net iets meer dan 1,5 miljoen via satellieten (Warf 2006, 9).

(22)

22

komen in tegenstelling tot satellieten. Op dit moment is het gebruik van glasvezelkabels voor internationaal dataverkeer duidelijk superieur boven dat van satellieten, zowel op basis van snelheid als capaciteit.

Glasvezelkabels hebben echter ook een ander voordeel ten opzichte van satellieten. Het kan namelijk veel veiliger via afgesloten kabels verstuurd worden dan via de ‘open’ radiogolven van satellieten, die in principe door iedereen in een bepaalde radius opgevangen kunnen worden (Lacroix et al. 2001, 140). Dit is met name van belang voor financiële instellingen, overheden en bedrijven die hun informatie graag zo veilig mogelijk willen versturen. Niettemin is deze grotere spreiding

natuurlijk ook een voordeel van satellieten boven die van glasvezelkabels, bijvoorbeeld waar het gaat om het bereiken van delen van de wereld met een zeer lage bevolkingsconcentratie waar geen binnenlands kabelnetwerk ligt of een kabel naartoe gaat, zoals in bepaalde ontwikkelingslanden en kleine eilanden (Warf 2006, 2). Niettemin is ook het onderhouden en repareren van onderzeese kabels eenvoudiger en goedkoper dan dat het geval is bij satellieten (Lacroix et al. 2001, 140).

De groei van steeds meer online diensten en verspreiding van multimedia via het Internet heeft de druk op de aanwezige capaciteit sterk doen verhogen. Waar in 2001 de verhouding tussen aanwezige (zogenaamde 'lit') datacapaciteit en de gebruikte capaciteit van kabels in bijvoorbeeld Azië nog 30 : 560 (1:19) terabyte was, is dat inmiddels 900 : 1830 (1:2) terabyte (Barney 2007). Hierboven is al aangegeven dat deze markttrend alleen maar lijkt door te zetten. Bovendien zijn er enkele nieuwe ontwikkelingen die nog meer capaciteit van kabels zullen gaan vergen. Academische instellingen werken aan steeds grotere supercomputers om daarmee natuurwetenschappelijke experimenten te kunnen analyseren. Vaak zijn deze onderzoeksprogramma’s internationaal van aard en vereisen ze het vervoer van enorme hoeveelheden data dat enkel door middel van glasvezels verzorgd kan worden. Zo werkt het Europees Centrum voor Nucleair Onderzoek (CERN) samen met zo'n 10.000 onderzoekers uit 85 landen om de data die voortkomt uit haar onderzoeken te

analyseren. Daarnaast zal de groei aan onderzeese commerciële en academische activiteiten toenemen, bijvoorbeeld via olie-, gas- en mineralenexploitatie op de zeebodem en oceanografisch onderzoek (Malecki & Wei, 2009). Dit creeërt ook nieuwe stromen informatie die via onderzeese kabels vervoerd zullen moeten worden.

Het voortdurende competitieve voordeel van glasvezelkabels ten opzichte van satellieten zorgt ervoor dat laatstgenoemden steeds minder nut hebben als alternatief voor kabels. Het

dataverkeer wat tegenwoordig via de kabels gaat is inmiddels van dergelijke proporties dat dit in het geval van een interruptie onmogelijk nog met satellieten opgevangen kan worden(Rand, 141). Satellieten zouden eventueel gebruikt kunnen worden voor een aantal essentiële basisfuncties als back-up van overheden of grote bedrijven in het geval van nood, maar ook daarbij is succes niet gegarandeerd. Dit betekent dat door het succes van kabels en het dataverkeer wat het heeft mogelijk gemaakt, de grootste concurrent op het gebied van de telecommunicatie zodanig is weggeconcurreerd dat in het geval van grove schade aan het kabelnetwerk er geen alternatieve structuren voorhanden zijn (Warf 2006).

Tenslotte heeft het onderzees kabelnetwerk belangrijke concurrentievoordelen ten opzichte van een territoriaal of ondergronds netwerk van glasvezelkabels. Ondergrondse

glasvezelkabelnetwerken hebben weliswaar de voorkeur voor de communicatie tussen buurlanden en landen in dezelfde geografische regio, maar zijn niet relevant voor de communicatie tussen staten en regio's die van elkaar worden gescheiden door waterlichamen. Groot-Brittannië en Japan zijn eilanden die voor hun internationale communicatie noodzakelijkerwijs afhankelijk zijn van onderzeese kabels, maar ook de Verenigde Staten ontbreekt het aan de mogelijkheid tot landverbindingen met economische centra als de Europese Unie of Oost- en Zuid-Azië. Hetzelfde geldt voor regio's die weliswaar op hetzelfde continent liggen, maar om andere geografische redenen moeilijk over land met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht. India en China zijn van elkaar gescheiden door de onherbergzame Himalaya en beide staten zijn van Europa gescheiden door een grote afstand.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vanwege deze groeiende internationale onderlinge afhankelijkheden binnen de Nederlandse nationale veiligheid en gezien de recente zorgen over geplande buitenlandse investeringen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Als voor de interveniënt geen of slechts beperkte belangen op het spel staan moet worden vermeden dat door de interventie voor de opponent vitale belangen op het spel komen te

Dit denken heeft tweeënhalve eeuw de economische ontwikkeling gestuurd en de afgelopen vijftig jaar opnieuw en nadrukkelijk zijn stempel gezet op de enorme groei van de

Als het nieuwe knooppunt moet worden aangesloten (niet gelokaliseerd met een database) op de database cluster, voert u de opdracht 'database cluster certs

is van mening dat een consistent kader voor permanent toezicht op een gelijkwaardige derdeland-regeling moet worden ontwikkeld; is van mening dat de Europese