• No results found

Bijlage VI Vragenlijst over naamgeving bij zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten Bijlage VII Fasen proces Globrands

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage VI Vragenlijst over naamgeving bij zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten Bijlage VII Fasen proces Globrands "

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

Bijlagen

Bijlage I Organogram Globrands Bijlage II Definities

Bijlage III Vooronderzoek eerder uitgevoerde opdrachten in zelfzorgmarkt Bijlage IV Producenten van zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten Bijlage V Toelichting aanpak interviews en schriftelijke vragenlijst

Bijlage VI Vragenlijst over naamgeving bij zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten Bijlage VII Fasen proces Globrands

Bijlage VIII Fase 3 en 4 van het process flow model

Bijlage IX Richtlijnen merknamen bij zelfzorggeneesmiddelen

(2)

II

Bijlage I Organogram Globrands

Externe projectstaf Interne projectstaf

Officemanager 2 Senior Consultants

MatchMark

2 Naamcreatieven + freelancers 4 Consultants

Directie

RoundTable

(3)

III

Bijlage II Definities

Merknaam: De merknaam is dat gedeelte van het merk dat kan worden uitgesproken. Een merknaam kan in meest basale vorm fungeren als een kenmerk om het merkartikel te herkennen

1

.

Merknaamadviesbureau: Bureau dat zich gespecialiseerd heeft in het geven van advies op het gebied van naamgeving.

Farmaceutische industrie: Doet onderzoek naar, ontwikkelt en produceert geneesmiddelen die zowel op recept als vrij verkrijgbaar zijn.

Zelfzorg: Dit is alles dat iemand op eigen initiatief en voor eigen verantwoordelijkheid kan doen aan herkenbare, tijdelijke gezondheidsklachten. Men stelt zelf de diagnose, bepaalt zelf dat men er iets aan wil doen en kiest zelf de therapie. Ook preventie en andere activiteiten om gezond te blijven zijn vormen van zelfzorg

2

.

Zelfzorgproducent/ producent van zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten: In dit onderzoek vallen de ondernemingen die zich met één of meerdere van de volgende activiteiten bezighouden:

ontwikkelen, produceren, verhandelen en vermarkten van zelfzorgproducten. Het hoeven daarom niet per sé ‘producenten’ te zijn in de letterlijke zin van het woord.

Over the counter (OTC)-geneesmiddel/ zelfzorggeneesmiddel: Een zelfzorggeneesmiddel (geregistreerd geneesmiddel in de vrije verkoop). Hiervoor is dus geen recept nodig. Zelfzorggeneesmiddelen zijn registratieplichtig en worden volgens dezelfde criteria beoordeeld als de geneesmiddelen die door een arts op recept worden voorgeschreven. Het zijn ook altijd geneesmiddelen die gedurende een aantal jaren in de medische praktijk zijn beproefd

3

. Ook homeopathische geneesmiddelen welke registratieplichtig zijn en antroposofische geneesmiddelen worden onder zelfzorggeneesmiddelen verstaan wanneer zij zonder recept verkrijgbaar zijn. Zelfzorggeneesmiddelen zijn meestal bestemd voor kortdurend gebruik, de verpakkingsgrootte is daar dan ook op afgestemd.

Prescriptief geneesmiddel: Geneesmiddel dat enkel kan worden verkregen als het door een arts is voorgeschreven (op recept). Als een product een genezende of preventieve werking heeft of als het zodanig wordt gepresenteerd, dan is het volgens de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening een geneesmiddel. Volgens die wet moeten alle geneesmiddelen worden geregistreerd bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)

4

. Dit gaat ook op voor homeopathische geneesmiddelen.

1 Riezebos, 2002: p. 53.

2 www.neprofarm.nl

3 www.neprofarm.nl

4 www.neprofarm.nl

(4)

IV Gezondheidsproducten: Gezondheidsproducten zijn producten in een farmaceutische vorm en met een farmaceutisch uiterlijk of waarvoor een aan gezondheid gerelateerde primaire functie wordt geclaimd zonder dat ze daardoor een geneesmiddel worden

5

. Die gezondheidsgerelateerde functie betreft het in stand houden of bevorderen van een goede gezondheid. Het behandelen, genezen of voorkomen van ziekte is alleen voor geneesmiddelen toegestaan. Gezondheidsproducten zijn ook niet bestemd om als geneesmiddel te worden gebruikt en vallen onder de Warenwet. Voorbeelden van gezondheidsproducten zijn vitaminepreparaten en plantaardige preparaten met een gunstige invloed op de weerstand van het lichaam

6

. Deze producten onderscheiden zich van eet- en drinkwaren en cosmetica door hun farmaceutische presentatie en/of een aan gezondheid gerelateerde primaire functie.

Functional food: Voedingsmiddelen die naast de gewone voedingswaarde extra bestanddelen bevatten met een gezondheidsclaim. Ze hebben een positief effect op lichaamsfuncties of verminderen de kans op ziekten

7

.

Homeopathie en antroposofie: Homeopathische en antroposofische geneesmiddelen worden gemaakt uit natuurlijke producten: substanties van planten, dieren en mineralen. Het werkt volgens het

gelijksoortigheidbeginsel: een stof die bepaalde verschijnselen kan opwekken, is ook in staat dezelfde verschijnselen te genezen

8

. Antroposofische geneesmiddelen kunnen verschillen van homeopathische door de bereiding of de potenties (concentraties werkende stoffen) en vallen soms niet onder de registratieplicht, in tegenstelling tot homeopathische geneesmiddelen.

5 www.koagkag.nl 6 www.neprofarm.nl

7 www.bie.nl/Images/Functional_food_tcm6-3323.pdf

8 www.homeopathie.net

(5)

V

Bijlage III Vooronderzoek eerder uitgevoerde opdrachten in zelfzorgmarkt

Globrands heeft al een aantal opdrachten gedaan voor producenten van zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten. Voor dit vooronderzoek zijn opdrachten voor Chefaro, Kernpharm, Liberty Health Care, VSM homeopathie en GlaxoSmithKline bekeken. Over deze opdrachten is ten eerste onderzocht hoe het contact tot stand is gekomen, met welke mensen er is samengewerkt en wat de wensen van de opdrachtgevers waren. Daarnaast is er beschreven wat voor advies er uiteindelijk is gegeven door Globrands, welke moeilijkheden er naar voren kwamen en of er ook herhaalopdrachten uit zijn voortgekomen. Met dit vooronderzoek kan een eerste beeld worden gevormd van de zelfzorgmarkt en vormt het een startpunt voor nader onderzoek.

Aanleiding contact tussen opdrachtgever en Globrands

Ten eerste is het belangrijk te weten hoe het contact tussen de opdrachtgever en Globrands tot stand is gekomen. Met deze informatie wordt duidelijk hoe er aan nieuwe opdrachtgevers kan worden gekomen.

Samen met de uitkomsten van de afnemersanalyse kan worden gekeken hoe de promotie en de andere p’s hierop kunnen worden aangepast.

Kernpharm (Axium): De algemeen directeur van Kernpharm was eerder directeur communicatie van de Suikerunie. Deze onderneming had allerlei divisies waarvoor een nieuwe naamstructuur moest komen. Door het designbureau Du Bois Ording Design (DBOD), waarmee de Suikerunie samenwerkte, kwam de directeur communicatie in contact met Globrands. Globrands heeft Suikerunie uiteindelijk geadviseerd over de naamstructuur en namen gecreëerd voor de verschillende divisies. Toen die directeur communicatie naar Kernpharm ging en daar algemeen directeur werd, en daar een behoorlijk groot product een andere naam moest hebben, kwam het bedrijf weer bij Globrands terecht.

• VSM: Het eerste contact tussen Globrands en VSM is ontstaan door Leo van Sister, die bij BrandWatch werkt, als ‘merkcommissaris’ en adviseert over merken. Hij heeft VSM in contact gebracht met Globrands, toen VSM een nieuwe merknaam voor een product nodig had.

Betrokkenen

Om een beeld te geven van de personen waarmee Globrands te maken kreeg bij die opdrachten, wordt hier aangegeven met wie van de opdrachtgever er contact was tijdens het project. Daarnaast wordt vermeld of er een reclame-/ designbureau of ander bureau bij betrokken was.

• Kernpharm (Axium): Bij de opdracht voor Kernpharm waren de algemeen directeur, de marketing directeur en de productmanager betrokken.

• Chefaro: Bij Chefaro waren zowel de marketingmanager als de algemeen directeur betrokken.

Daarnaast werd er samengewerkt met het designbureau Du Bois Ording Design en het reclamebureau Lintas.

• VSM: Bij de meest recente opdracht is de Senior Market & Field Manager en de Marketing

Manager betrokken. Naast Globrands zijn er andere bureaus betrokken, zoals een bureau voor

(6)

VI visuele communicatie (Proud) en een bureau dat adviseert over merkmanagement (BrandWatch Merkcommissarissen).

Opdracht

Wat waren de wensen van de opdrachtgever, dat wil zeggen wat was de vraag waarmee het bedrijf naar Globrands toekwam? Wat voor advies werd er door Globrands gegeven?

• Kernpharm (Ultravit): Kernpharm is een handelsmaatschappij dat licenties van producten koopt.

Het advies dat Globrands gaf aan deze onderneming betrof advies over een naamsverandering.

Merken en merknamen op het gebied van zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten worden meer specialistisch, waardoor de gepercipieerde kwaliteit hoger wordt, en er vervolgens een hogere prijs voor kan worden gevraagd. De naam ‘Ultravit’ voldeed niet aan deze wens, vandaar dat Globrands werd benaderd. Het product moest hoger worden geplaatst, meer naar een A-merk, zodat het dichter kan worden geplaatst bij bijvoorbeeld producten van Davitamon (Chefaro). De opdracht was dus het ontwikkelen van een nieuwe merknaam ter vervanging van het main brand ‘Ultravit’, in verband met een beoogde herpositionering. Resultaat: ‘Axium’.

• Chefaro algemeen: Voor Chefaro diende er telkens een merknaam te komen voor nieuwe producten. Wel werd er door Globrands een analyse gemaakt van de naamstructuur, waarbij werd gekeken naar het assortiment en hoe de nieuwe producten daar in konden worden gezet wat betreft naamgeving. Soms was er een meeting met een reclamebureau.

Chefarine: Voor Chefarine was het de opdracht was een nieuwe naam te bedenken voor het product, maar in overleg met de opdrachtgever is besloten deze merknaam te behouden om de grote merkbekendheid van oudsher, en de link die het heeft met de naam van de producent, Chefaro.

Davitamon ‘Junior’: Globrands was door Chefaro gevraag een subnaam of –aanduiding (Davitamon …) voor dit product te ontwikkelen. De werknaam was Davitamon ‘Junior’. De behoefte aan naamgeving betrof nieuw multivitamine en mineralenpreparaat voor de overgang tussen Davitamon D en Total voor kinderen van 4-10 jaar.

Davitamon ‘Femcare’ en ‘Senior’: Chefaro Nederland gaf Globrands opdracht om een merkstrategisch advies te formuleren en één of meerdere namen te ontwikkelen met betrekking tot het Davitamon assortiment. De betreffende producten waren multivitamineproducten voor twee specifieke doelgroepen, te weten vrouwen en senioren. Resultaat: ‘Davitamon Femfit’ en

‘Davitamon Actifit’.

‘Menopauze’: Chefaro Nederland en Chefaro België hadden Globrands verzocht een voorstel te doen met betrekking tot naamontwikkeling en –adviezen voor een nieuw product dat menopauzale klachten verlicht. Resultaat: ‘Ymea’.

‘Recovery’: Naamgevingsadviezen leveren ten behoeve van een nieuw Davitamon (vitaminen &

mineralen) concept; een korte, snelle, actieve kuur die je snel weer in evenwicht brengt bij stress,

drukte, verkoudheid, griep, etc. Er diende tot een geschikte naam voor het nieuwe

voedingsupplement te worden gekomen. Resultaat: ‘Davitamon Effex’.

(7)

VII

‘Extra weerstandverhogers’: Naamgevingsadviezen leveren ten behoeve van een nieuw actiepanel (slogan) op Davitamon WinterWeerstand. Deze dient sterk, kort en krachtig te zijn geformuleerd.

• GlaxoSmithKline (Sensodyne): Globrands werd gevraagd om de naamstructuur en de strategische opties voor een bepaalde tandpasta te evalueren en alternatieve naamvoorstellen te ontwikkelen voor het concept. Er was wel een naam uitgekomen, maar helaas is die door het buitenlandse hoofdkantoor niet goedgekeurd. Voor een toelichting, zie onderstaande bij

‘moeilijkheden’.

• Liberty Health Care: Globrands werd verzocht te adviseren op naamgevingsgebied voor het nieuwe specialistische merk van Liberty voor slaapgerelateerde klachten (‘Liberty Sleep’) en hiervoor geschikte naamgeving te ontwikkelen. Resultaat: uiteindelijk is er gekozen voor de naam

‘Sleepzz’.

• VSM: VSM wilde een naam laten ontwikkelen voor nieuwe producten, of advies over de naamstructuur van het assortiment.

Moeilijkheden

Waren er projecten waarbij er moeilijkheden waren welke specifiek te maken hadden met het soort product? Zo ja, bij welke projecten en welke moeilijkheden (op zowel organisatorisch niveau als op inhoudelijk gebied)?

• Chefaro (WinterWeerstand): De naam van dit product was eerst Davitamon Totaal. Toen Globrands Chefaro adviseerde over de naamsverandering, stond de naam Davitamon WinterWeerstand in de short list. Chefaro koos deze naam, ook al was Globrands het daar niet volledig mee eens: het vond de naam te smal, aangezien het niet per se voor de winter is bedoeld en de naam wel erg functioneel is. Uiteindelijk is het wel WinterWeerstand geworden, maar na een aantal jaren is door Chefaro zelf de naam nogmaals veranderd in Davitamon Compleet.

• GlaxoSmithKline (Sensodyne): De naam die door de opdrachtgever GSK uit de shortlist werd gekozen, wordt vervolgens niet goedgekeurd door het internationale hoofdkantoor. In principe had het product al een naam, en wordt het product nu in een aantal landen geïntroduceerd. GSK Nederland heeft de eer om de naam te bedenken, aangezien ze de huidige naam die in het buitenland wordt gevoerd niet geschikt achten. Nu de door hen voorgestelde naam niet door kan gaan, zal men de nummer twee in de shortlist testen. Hier houdt de rol van Globrands eerst op in het naamgevingsproces bij GlaxoSmithKline (november 2005).

Herhaalopdrachten

Het is interessant om te weten of Globrands een duurzame relatie heeft gekregen met de opdrachtgevers of dat de opdracht eenmalig was.

• Kernpharm: Na de opdracht waaruit de merknaam Axium resulteerde, is er geen vervolgopdracht

gekomen. Wel denkt Globrands dat dit komt omdat het een relatief klein bedrijf is, het vooral

(8)

VIII producten onder licentie op de Nederlandse markt brengt, en het verder vooral kleinere producten heeft, waarvoor het budget niet toereikend is.

• Chefaro: Voor Chefaro heeft Globrands een groot aantal opdrachten gedaan. Op een gegeven moment werd Globrands door Chefaro voor ieder nieuw naamgevingproject benaderd. Na het laatste project is er helaas iets misgegaan in de samenwerking tussen de marketingmanager en het merknaamadviesbureau. De marketingmanager van Chefaro had de postdoctorale opleiding merkmanagement in Groningen gedaan, en kreeg vervolgens een meningsverschil met Globrands over bepaalde merkrechterlijke aspecten van het laatste project. In de ogen van Globrands heeft het echter juist gehandeld. Ook was de marketingmanager in contact gekomen met een concurrent van Globrands, The Nameworks. Doordat deze marketingmanager de eindverantwoordelijke was, en de beslissingen ten aanzien van naamgeving bij Chefaro nam, zijn vervolgopdrachten uitgebleven. Er is vernomen dat Chefaro vervolgens naar The Nameworks is gegaan voor nieuwe opdrachten, maar daar is volgens Globrands nooit een naam uit voortgekomen.

• GlaxoSmithKline (Sensodyne): In het verleden is dit bedrijf al door Globrands geadviseerd. Dit was altijd voor de categorie tandverzorging, welke niet onder het bereik van dit onderzoek valt. Op dit moment is er nog niets bekend over een eventuele herhaalopdracht bij GlaxoSmithKline. Als er wordt gekeken naar het algemene profiel van het bedrijf, wordt duidelijk dat het een internationale onderneming is, wat vooral OTC-producten op de Nederlandse markt brengt onder de internationale merknaam. Dit geeft aan dat er weinig kans is op een herhaalopdracht.

• Liberty Health Care: Aangezien Liberty Health Care een vrij kleine onderneming is met relatief

“kleine” producten, is er weinig budget aanwezig om naamgeving uit te besteden. Ook worden de producten niet zelf ontwikkeld maar worden de licenties ervan gekocht van een andere (vaak buitenlandse) onderneming. Vandaar dat de kans op herhaalopdrachten niet zo heel erg groot is.

Er moet hierbij worden opgemerkt dat deze enige opdracht pas medio 2005 heeft plaatsgevonden, dus er zal wat tijd over heen gaan voordat deze opdrachtgever misschien weer een nieuwe merknaam nodig zal hebben.

• VSM: Er zijn meerdere opdrachten voor VSM gedaan, en op dit moment loopt er ook weer een

project. Deze laatste opdracht is binnengehaald door een ‘pitch’: hierbij heeft Globrands met een

paar andere bureaus gestreden om de opdracht, door een bureaupresentatie en een offerte te

geven. Daarop heeft VSM, geadviseerd door BrandWatch Merkcommissarissen, voor Globrands

gekozen.

(9)

IX

Bijlage IV Producenten van zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten

De volgende producenten zijn benaderd voor medewerking aan een interview of de vragenlijst:

Producent Productcategorieën 1. Aromed Natuurproducten BV Natuurlijke zelfzorgproducten met aromatherapie

Vitamine- en mineraalsupplementen

2. Biohorma (A. Vogel) Homeopathische en fytotherapeutische en geneesmiddelen 3. Bional Pharma B.V Plantaardige gezondheidsproducten, voedingssupplementen 4. Bipharma Vitamines, voedingssupplementen, testen, badproducten 5. Bloem Natuurproducten Voedingssupplementen, homeopathische middelen, fytotherapie 6. Boehringer Ingelheim (Roche) Fytotherapie, multivitamines/ mineralen, OTC

7. Chefaro Voedingssupplementen en receptvrije geneesmiddelen 8. Homeoropa BV/ Timm Health

Care (Omega Pharma) Homeopathica, fytotherapie, (voedings-)supplementen 9. Imgroma BV (o.a.

Roter/Brocacef) Zelfzorggeneesmiddelen, vitaminesupplementen

10. Kernpharm Zelfzorggeneesmiddelen, vitaliteitsproducten en voedingssupplementen 11. Naturapharma Fytotherapeutische preparaten en voedingssupplementen

12. Nieuwe Lente International BV Gezondheidsproducten met kruidenextracten en voedingssupplementen 13. Nutrivital (Optimax) Voedingssupplementen

14. Optipharma BV Voedingssupplementen 15. Parmalux/ TopPharm/

Vitamax

Voedingssupplementen

16. Pavitra Voedingssupplementen

17. Plantina/ The Ortho Company Voedingssupplementen

18. Pronova Zelfzorggeneesmiddelen

19. TS Products Homeopathische geneesmiddelen en gezondheidsproducten 20. Vemedia Pharma NV Zelfzorggeneesmiddelen, gezondheidsproducten

21. Viatris (Asta Medica) Vitamines, zelfzorggeneesmiddelen

22. VSM Homeopathische en fytotherapeutische geneesmiddelen 23. Weleda Nederland NV Zelfzorggeneesmiddelen

24. Will-Pharma Zelfzorggeneesmiddelen

(10)

X Producenten welke niet onder het onderzoek vallen

Hieronder staat de rest van de OTC-producenten, waarvan door middel van de websites en telefonische benadering is bepaald dat zij niet onder het onderzoek vallen. Hiervoor zijn de volgende redenen:

• het hoofdkantoor is in het buitenland en/of

• het is een marketingvestiging en/of

• de onderneming verhandelt enkel producten onder licentie.

Op basis hiervan is aangenomen dat deze bedrijven niet zelf kunnen beslissen over naamgeving van de producten die zij op de Nederlandse markt brengen.

1. A.C.M. Ooms Allergie B.V.

2. Alfaco B.V.

3. Alpharma B.V.

4. ALTANA Pharma B.V.

5. Bayer B.V.

6. Bayer Consumer Care 7. Boots Healthcare B.V.

8. Calea Nederland N.V.

9. DAIGRO-Pharma B.V.

10. DuSart Pharma

11. Dynadro B.V./DA drogisterijen 12. Etos B.V.

13. Gaba Benelux Weesp

14. Galderma S.A. (CHAM-ZWITSERLAND) 15. GSK Consumer Healthcare

16. HappyFarma 17. Healthypharm B.V.

18. -Heel Biologische Geneesmiddelen B.V.

19. Holland Pharma 20. Integro B.V.

21. Interlogim Pharma Service B.V.

22. Katwijk Farma B.V.

23. Lichtwer Pharma Benelux 24. Matthias Rath B.V.

25. Mattisson Healthcare 26. Merck B.V.

27. Norit N.V.

28. Novogen B.V.

29. Nutricia Nederland B.V.

30. Nycomed Nederland B.V.

31. OTC Pharma Nederland B.V.

32. Pfizer Consumer Healthcare B.V.

33. Pharma Nord ApS

34. Procter & Gamble Pharmaceuticals Nederland B.V.

35. Ratiopharm B.V.

36. Remark Groep / Heca B.V.

37. SAN/Samenwerkende Apothekers Nederland B.V.

38. SanaLife

39. Sara Lee Household and Bodycare

40. Sigma Tau HealthScience International B.V.

41. Spirulina International B.V.

42. UCB-Pharma B.V.

43. Ursapharm Benelux B.V.

(11)

XI

Bijlage V Toelichting aanpak interviews en schriftelijke vragenlijst

Face-to-face interviews

Er is gebruik gemaakt van halfgestructureerde interviews met open vragen. De gesprekken zijn opgenomen op taperecorder zodat de interviewer zich kan concentreren op het gesprek en er een zo volledig mogelijke schriftelijke verslaglegging kan plaatsvinden. Met behulp van een pilotinterview is vooraf een lijst met thema’s en vragen opgesteld. Deze lijst zou echter kunnen variëren per interview en het was mogelijk dat er tijdens de interviews vragen werden toegevoegd. De vragen hoefden daarnaast niet chronologisch te worden gesteld. Hiermee wordt beoogd de geïnterviewde over gebeurtenissen, gedrag en overtuigingen ten opzichte van de naamgeving te laten vertellen, maar wel op een gestructureerde manier, zodat uit de verscheidene interviews dezelfde soort informatie wordt vergaard.

Hierdoor wordt er gekeken naar welke aspecten kenmerkend zijn voor de naamgeving bij producenten op de zelfzorgmarkt. Als tegenprestatie ontvangen de geïnterviewden na afronding van het onderzoek een samenvatting van de uitkomsten van zowel de interviews als van de vragenlijst.

Schriftelijke vragenlijst

Er speelt een aantal factoren mee bij de overweging welk instrument te kiezen om bruikbare data te verkrijgen voor onderzoek9. Er is gekozen voor een schriftelijke vragenlijst, omdat:

• de onderzoekspopulatie te groot bleek voor het afnemen van face-to-face interviews bij alle producenten, in verband met de beschikbare middelen, door bijvoorbeeld tijd en afstand;

• een telefonische enquête geen optie was omdat een klein aantal, eenvoudige vragen, met dito antwoordmogelijkheden niet mogelijk is;

• de te onderzoeken thema’s geschikt zijn voor zo veel mogelijk gesloten en/ of meerkeuzevragen;

• bereidheid tot medewerking wordt vergroot doordat de respondenten zelf het tijdstip kunnen kiezen wanneer zij de vragenlijst invullen.

Nadeel van een schriftelijke vragenlijst is de kans op onvolledig ingevulde vragenlijsten, weinig controle op het invullen en de kans bestaat dat de vragenlijst niet wordt ingevuld door de beoogde persoon. Dit is het gevolg van de afweging voor de keuze van een bepaald instrument.

Non-response

Het gebruik van een schriftelijke vragenlijst betekent dat, in tegenstelling tot mondelinge interviews, er waarschijnlijk non-respons zal plaatsvinden. Er zijn technieken gebruikt die de respons-rate verhogen:10

• Door middel van telefonisch contact vooraf kunnen de potentiële respondenten (en daarmee potentiële opdrachtgevers) worden overtuigd van het belang van het onderzoek en indirect het belang van naamgeving voor zelfzorgproducten;

• Er is een begeleidende brief meegestuurd en er zijn op de vragenlijst zelf instructies gegeven hoe de vragenlijst in te vullen;

9 Baarda en de Goede, 2001: p. 226-228.

10 Saunders, Lewis en Thornhill, 2003: p. 311-313.

(12)

XII

• Het bijvoegen van een gefrankeerde retourenvelop maakt het voor de respondent extra eenvoudig om de vragenlijst in te vullen en terug te sturen;

• In het telefonische contact vooraf en in de begeleidende brief aangeven dat de respondent als beloning voor het invullen een samenvatting krijgt toegestuurd van de uitkomsten van het onderzoek (met behulp van zowel de vragenlijst als de interviews). Hierdoor vervalt de anonimiteit van de respondent, maar er is aangegeven dat de data wel geanonimiseerd worden verwerkt in het onderzoek;

• Het sturen van een herinneringsbrief per e-mail, een week na het toesturen van de vragenlijst en indien nodig twee weken daarna wederom telefonisch contact op te nemen.

Pre-test

Naar aanleiding van de interviews is beoordeeld wat voor vragen geschikt zijn voor de schriftelijke vragenlijst. Tijdens het laatste interview is een pre-test gehouden met een conceptvragenlijst, naast het reguliere interview11. Zo is getest in hoeverre met de vragenlijst de beoogde data wordt verzameld (validiteit). Op de betrouwbaarheid is getest door na het afnemen van de vragenlijst de respondent te interviewen waarin de vragen nogmaals werden gesteld maar dan in een andere, open, vorm. Ook aspecten zoals de benodigde tijd, de duidelijkheid van de instructies en lay-out zijn getest. Omdat er veel gesloten vragen worden gesteld en er toch de mogelijkheid bestaat dat er antwoorden zullen zijn die vooraf niet waren voorzien, is er bij die vragen als antwoordalternatief ‘Anders, namelijk…’ toegevoegd.

11 Saunders, Lewis en Thornhill, 2003: p. 308.

(13)

XIII

Bijlage VI Vragenlijst over naamgeving bij zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten

In deze vragenlijst wordt een aantal vragen gesteld over het naamgevingproces in uw onderneming. Het naamgevingproces begint vanaf het moment dat er wordt geconstateerd dat er een nieuwe merknaam moet komen voor een nieuw of bestaand product, tot aan de definitieve keuze voor de uiteindelijke merknaam.

De vragenlijst bevat 22 vragen en telt 7 pagina’s (exclusief dit voorblad). Het volledig invullen van de vragenlijst kost ongeveer 15 minuten. Beantwoord alstublieft alle vragen volledig, aangezien alleen dan de gegevens bruikbaar zijn voor het onderzoek.

Op de eerste pagina wordt een aantal gegevens over uw functie en onderneming gevraagd. Hiermee kan de vragenlijst zo goed mogelijk worden verwerkt. Uiteraard zullen alle gegevens met uiterste zorgvuldigheid worden behandeld en geanonimiseerd worden verwerkt in het onderzoek. De volledig ingevulde vragenlijst kunt u vervolgens terugsturen in de bijgevoegde - reeds gefrankeerde - envelop.

Bij voorbaat hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst!

Wenst u een samenvatting van dit onderzoek te ontvangen?

Ja/ nee (omcirkelen wat van toepassing is)

In verband met de mogelijkheid tot het versturen van de samenvatting wordt u vriendelijk verzocht onderstaande gegevens in te vullen. Uiteraard worden uw gegevens met uiterste zorgvuldigheid behandeld en zullen deze niet worden vermeld in de uitkomsten van het onderzoek.

Naam, adres en telefoonnummer van de onderneming:

………..

………..

Naam + functie respondent:

………

………...………

(14)

XIV

1. Hoeveel werknemers telt de onderneming (divisie, business unit) en de marketingafdeling waar u werkt?

S.v.p. getal invullen

Aantal werknemers onderneming……….. …………..

Aantal werknemers marketingafdeling……….. …………..

2. Onder welke productcategorie(en) vallen uw zelfzorgproducten?

S.v.p. antwoord omcirkelen, meerdere antwoorden mogelijk

Bij het kiezen van de laatste antwoordmogelijkheid s.v.p. op de stippellijn uw antwoord invullen

Zelfzorggeneesmiddelen (behalve homeopathie)………. 1

Homeopathische zelfzorggeneesmiddelen………..………….. 2

Plantaardige en kruidenpreparaten………. 3

Vitamine- en mineraalsupplementen/ voedingssupplementen……….………….. 4

Anders, namelijk: ………....……….…………. ……….………. 5

3. Met welke activiteiten houdt de onderneming zich bezig? S.v.p. antwoord omcirkelen, meerdere antwoorden mogelijk Bij het kiezen van de laatste antwoordmogelijkheid s.v.p. op de stippellijn uw antwoord invullen Ontwikkelen, produceren en vermarkten van eigen producten……….…………. 1

Verhandelen en vermarkten van producten onder gegeven merknaam………….…………. 2

Inkopen producten en vermarkten onder een eigen, nieuwe merknaam………. 3

Anders, namelijk: ………....……….…………. ……….…………. 4

4. Voor welke geografische markt zijn de producten bestemd? S.v.p. antwoord omcirkelen Nationale markt……….…………. 1

Nationale, mogelijk internationale markt………...…………. 2

Internationale markt………..…………. 3

Beide………...…………. 4

5. Hoeveel merknamen worden er gemiddeld per drie jaar binnen uw onderneming ontwikkeld?

S.v.p. getal invullen

Gemiddeld aantal merknamen per drie jaar………...………..………….………. ………

(15)

XV

6. Wat is naar uw mening het belangrijkste doel van naamgeving (met een maximum van twee)?

S.v.p. antwoord omcirkelen

Aangeven/ overbrengen bedoelde positionering……….……… 1

Bewerkstelligen van productdifferentiatie……….……… 2

Bewerkstelligen van een onderscheidend segment………...……… 3

Bewerkstelligen van een onderscheidend imago……… 4

Alleen voor identificatie……… 5

7. Positionering bestaande productnamen eigen onderneming S.v.p. antwoord omcirkelen 1 = sterk oneens; 2 = overwegend oneens; 3 = overwegend eens; 4 = sterk eens In hoeverre zijn de bestaande productnamen van uw producten… Onderscheidend.……….………...……… 1 2 3 4 Innovatief/ vernieuwend.…..………. …………. 1 2 3 4 Op één lijn met de productnamen van andere eigen producten.………... …………. 1 2 3 4 Vergelijkbaar met de merknamen van concurrerende producten.………. …………. 1 2 3 4 Inspelend op een actuele trend……….. 1 2 3 4 (Afgeleid van) De naam van de onderneming.……….. …………. 1 2 3 4 8. Functie merknaam bij uw productcategorie(ën) S.v.p. antwoord omcirkelen 1 = sterk oneens; 2 = overwegend oneens; 3 = overwegend eens; 4 = sterk eens Welke functie heeft de productnaam bij uw grootste productcategorie (qua omzet)? Betreffende productcategorie:……… De merknaam alleen (zonder ondersteuning van marketingcommunicatie) kan de afzet van een product beïnvloeden.……… ………….…………. 1 2 3 4 De merknaam zorgt voor herkenning van de productcategorie…..……….. 1 2 3 4 De merknaam zorgt voor herkenning van ons assortiment………...………….. 1 2 3 4 De merknaam geeft aan welk product het precies betreft………...………….. 1 2 3 4 De merknaam geeft vertrouwen in het product……….………….. 1 2 3 4 9. Wat voor soort merknaam draagt het merendeel van uw producten (op volgorde van toenemende mate waarin een merknaam naar een product verwijst)? S.v.p. antwoord omcirkelen Fictieve merknaam (verwijst op geen enkele manier naar product, fantasie).………... ………... 1

Associatieve merknaam (associaties met gebruikswereld van product, symbool)……… ………... 2

Suggestieve merknaam (verwijst indirect naar product of voordelen daarvan)………. ………... 3

Descriptieve merknaam (verwijst op directe wijze naar product als geheel)……….………. ………... 4

(16)

XVI

10. In welke van onderstaande fasen vindt de merknaamontwikkeling binnen uw onderneming meestal plaats?

S.v.p. antwoord omcirkelen

Analysefase (o.a. SWOT-analyse, vaststellen algemene strategie, groeistrategieën en succesfactoren)……….. 1

Creatiefase (o.a. zoeken onderscheidene eigenschappen, creatieve sessies, kwalitatief marktonderzoek, bepalen positionering)……….……….. ………..………..……….. 2

Ontwikkelingsfase (o.a. productsamenstelling i.s.m. R&D, onderzoek productprestaties, verpakkingsontwikkeling, onderzoek prijs en verpakking)………. ………..………..……….. 3

Introductiefase (o.a. marketingplan, reclame en promotie, distributie, PR en productieplanning)……… ……… 4

11. Frequentie van het inwinnen van extern advies over naamgeving Hoe vaak komt het bij u voor dat u extern advies over naamgeving inwint? S.v.p. antwoord omcirkelen Onderneming besteedt geen enkel aspect van naamgeving uit………..

Ga naar vraag 12a)

1 Onderneming wint over het algemeen geen extern advies over naamgeving in, alleen incidenteel (in minder dan 25% van de situaties waarbij naamgeving aan de orde is)……….. ………..

Ga naar zowel vraag 12a) als vraag 12b)

2 Onderneming wint regelmatig, in minstens 25% van de situaties waarbij naamgeving aan de orde is, extern advies over naamgeving in……….………

Ga naar vraag 12b)

3 12. Redenen voor het al dan niet uitbesteden van naamgeving Indien u de naamgeving zelf doet, ga naar vraag a) Indien u de naamgeving uitbesteedt, ga naar vraag b) S.v.p. antwoord omcirkelen, meerdere antwoorden mogelijk Bij het kiezen van de laatste antwoordmogelijkheid s.v.p. op de stippellijn uw antwoord invullen a) Indien u geen enkel aspect van naamgeving uitbesteedt en alles intern uitvoert, wat is daarvoor de reden? Voldoende kennis en vaardigheden met betrekking tot naamgeving binnen onderneming…….……….. 1

Onvoldoende budget om uit te besteden………...………..……….. 2

Onzekerheid of product potentieel heeft………...……….. 3

Flexibiliteit middelen in eigen onderneming voldoende………..……….. 4

Productgroep(en) is (zijn) niet groot genoeg voor de investering……….……….. 5

Bij uitbesteden te weinig inbreng in en controle over de naamgeving……….……….. 6

Niet op de hoogte van de mogelijkheid tot uitbesteden van (aspecten van) naamgeving……….. 7

Niet eerder gedacht aan de mogelijkheid (aspecten van) naamgeving uit te besteden………...……….. 8

Slechte ervaring(en) met uitbesteden van (aspecten van) naamgeving………….……….. 9

Anders, namelijk………..

……….……….. 10

(17)

XVII

b) Indien u (wel eens) extern advies over naamgeving inwint, wat is daarvoor de reden?

Onvoldoende kennis en vaardigheden binnen onderneming………….……….……… 1

Investering bij uitbesteden relatief minder groot dan zelf doen………...……… 2

Onvoldoende middelen om het zelf te doen……….……….. 3

Het betreffende product heeft hoog potentieel in zich………... 4

Extern bureau is flexibel in te zetten………..……….. 5

Productgroep(en) is (zijn) groot genoeg voor de investering……….. 6

In eerste instantie was besloten de naamgeving zelf te doen, maar we kwamen er zelf niet uit……….. 7

Tijdnood, dus te weinig tijd om de naamgeving zelf te doen……….……….. 8

Anders, namelijk: ……….……….. ……….……….. 9

13. Hoe zou het uitbesteden van naamgeving voor u aantrekkelijker worden?

(Redenen voor u om het uitbesteden toch te overwegen)

……….……..………..

………...

...…

...

14. Betrokkenen en beslissers bij naamgeving S.v.p. antwoord omcirkelen, meerdere antwoorden mogelijk

a) Wie worden intern bij de ontwikkeling van een nieuwe merknaam betrokken en wie van de interne betrokkenen neemt/ nemen de eindbeslissing bij de definitieve keuze van de merknaam?

Intern betrokken: beslisser(s):

Raad van bestuur……….………

Directie………...………...

Marketingmanager………...………...

New product development manager……….………...

Productmanager………...………...

R&D-functionaris……….………….………...

Salesmanager……….…………..………...

Merkengemachtigde/ bedrijfsjurist……….………...

Anders, namelijk: ……….………...

1 2 3 4 5 6 7 8 9

1 2

3

4

5

6

7

8

9

(18)

XVIII

b) Wie worden extern bij de ontwikkeling van een nieuwe merknaam betrokken?

Extern betrokken:

Reclamebureau………..………..………

Designbureau………..………..………...

(Markt-)onderzoekbureau………..………..………...

Merkenbureau (merkengemachtigde)……….……….. …………..………..………..

Marketingadviesbureau……….………..…………..………..………...

Gespecialiseerd merknaamadviesbureau………..………..………

Adviesbureau in merkstrategie/ merkmanagement………..………..………

Detaillist/ groothandel………..…………..………..………

Freelancer welke namen genereert……….………….…………..………..………

Anders, namelijk: ……….…………..………..………...

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

15. Welke bureaus kent u, die u advies kunnen geven over naamgeving? (soort bureau + naam)

……….……..………...…

………...

...….

16. Was u op de hoogte van het bestaan van merknaamadviesbureaus en in het bijzonder van het bestaan van Globrands Naming Specialists, voordat u werd benaderd door de student?

S.v.p. antwoord omcirkelen wanneer u al op de hoogte was van het bestaan ervan

Op de hoogte van het bestaan van gespecialiseerde merknaamadviesbureaus………..……… 1 Op de hoogte van het bestaan van Globrands Naming Specialists………....………. 2

17. Redenen bij de keuze voor bepaald bureau S.v.p. antwoord omcirkelen

1 = sterk oneens; 2 = overwegend oneens; 3 = overwegend eens; 4 = sterk eens

De volgende reden waarom wordt gekozen voor juist dát bepaalde bureau is erg belangrijk:

Goede verhouding prijs/kwaliteit……….………... 1 2 3 4

Bereidheid tot aanpassing van het bureau aan de wensen van uw onderneming……… 1 2 3 4

Kennis en ervaring in de zelfzorgmarkt of in de branche………... 1 2 3 4

Continuïteit relatie: voordelen langdurige relatie, continuïteit van het bureau……… 1 2 3 4

Bekendheid bureau in de markt, bij connecties en concurrenten………. 1 2 3 4

Aanbeveling door andere bedrijven/ personen……… 1 2 3 4

Eerdere ervaringen eigen onderneming met het bureau………... 1 2 3 4

(19)

XIX

18. Kwaliteit merknaam

a) Op welke manier denkt u dat er, in uw situatie, tot de beste merknaam kan worden gekomen?

S.v.p. antwoord omcirkelen, één antwoord mogelijk

Adviesbureau in merkstrategie/ merkmanagement………..………. 1

Reclame-/ positionerings-/ marketing(onderzoeks)bureau……….………. 2

Gespecialiseerd merknaamcreatiebureau……….………. 3

Intern: door eigen werknemers……….…………...………. 4

b) Waarom vindt u dat? S.v.p. antwoord omcirkelen, maximaal 2 antwoorden mogelijk 19. Op welke manier wordt de gekozen merknaam getest? S.v.p. antwoord omcirkelen, meerdere antwoorden mogelijk Bij het kiezen van de laatste antwoordmogelijkheid s.v.p. op de stippellijn uw antwoord invullen Verkennend vooronderzoek……….. 1

Associatief onderzoek (op (bij-)betekenissen van naam onderzoeken)...……….. ………. 2

Merkrechtelijk onderzoek………... 3

Linguïstisch onderzoek (voor verschillende talen checken)………. 4

Kwalitatieve naamtests (kandidaat-merknamen)……… ……….. 5

De merknaam wordt niet getest……… 6

Overig, namelijk………... 7

20. Gegevens naamgevingproces Indien u de naamgeving zelf doet, ga naar vraag a) Indien u de naamgeving uitbesteedt, ga naar vraag b) a) Hoe lang duurt het naamgevingproces, hoeveel arbeidsuren legt het beslag op en wat zijn de geschatte kosten? (gemiddelde) S.v.p. getal invullen Gemiddeld aantal weken naamgevingproces….……….. ……… Aantal uren dat het proces in beslag neemt………. ……… (Geschatte) Kosten in euro’s………... ……… Kennis van, ervaring en bekendheid met producten………. 1

Verhouding investering – kwaliteit………...………. 2

Tijd dat het naamgevingproces in beslag neemt………..………. 3

Brede marketingkennis aanwezig………. 4

Kennis, ervaring en bekendheid met naamgeving………. 5

(20)

XX

b) Hoe lang duurt het naamgevingproces, hoeveel arbeidsuren legt het beslag op in uw interne onderneming en wat zijn de geschatte kosten van de uitbesteding? (gemiddelde)

S.v.p. getal invullen

Gemiddeld aantal weken naamgevingproces….……….. ………

Aantal uren dat het proces in beslag neemt………. ………

(Geschatte) Kosten in euro’s………... ………

21. Welke moeilijkheden komt u tegen tijdens het naamgevingproces?

……….……..………..

………...

...

...

22. Mate van tevredenheid over huidige naamgeving S.v.p. antwoord omcirkelen

1 = sterk oneens; 2 = overwegend oneens; 3 = overwegend eens; 4 = sterk eens

Bent u tevreden…

Over de kwaliteit van uw huidige merknamen..……….……….. 1 2 3 4 Over het naamgevingproces binnen uw onderneming………...………. 1 2 3 4

Einde vragenlijst

(21)

XXI

Bijlage VII Fasen proces Globrands

Een meer uitgebreide beschrijving van de fasen die Globrands doorloopt om tot een advies te komen:

• In de eerste fase vindt er een briefing plaats waarbij de opdrachtgever aangeeft wat de vraag is.

Globrands kijkt in deze fase naar de portfolio, merkstructuur en de merk-/ naamcriteria. Daarbij wordt er gebruik gemaakt van de Namescope, waarin wordt beschreven wat voor type naam er wenselijk is (van abstract naar beschrijvend), ook op merkenrechtelijk gebied. Dit wordt dan geplaatst in het merkniveau (merkscope, van breed naar smal) en de merkfocus/ -waarde (instrumenteel, functionele benefits, emotionele benefits of kernwaarden). Ook kan er eventueel het concept ‘Moodwords’ worden gebruikt, wat is ontwikkeld door Globrands en gebaseerd is op het concept ‘Moodboard’. Moodwords zijn naamvoorbeelden, bedoeld om feedback te krijgen op naamrichtingen, -typen en –sfeer. Met Moodwords wordt er door middel van kernwoorden een indruk gegeven van concurrerende producten/ producenten, merknamen, doelgroep en toepassing van het product (het referentiekader). Op basis hiervan krijgen de consultants van Globrands een goed beeld van wat de klant wil en kan het de naamcreatieven ook beter briefen.

• In de tweede fase, de naamontwikkeling, zijn er twee stappen: de eerste naamcreatie, waarbij wordt gekeken naar de breedte, richtingen en criteria, en daarop gebaseerd concrete naamvoorstellen worden gedaan (longlist). In het tweede gedeelte van naamcreatie, na de eerste presentatie van de longlist, worden er toegespitste naamvoorstellen en aanbevelingen gedaan, om tot een selectie te komen die een shortlist kan vormen. Ook kan er een tussentoets naar de naamvoorstellen worden gedaan. Al deze gepresenteerde naamvoorstellen worden vooraf gescreend op identieke merkregistraties en domeinnamen.

• De derde fase kan een merkonderzoek en handelsnaamrechtelijk onderzoek en indien noodzakelijk linguïstische checks en kwalitatieve tests omvatten, uitgevoerd door het inhouse onderzoeksbureau RoundTable. Uiteindelijk is het de klant die een definitieve merknaam kiest uit een aantal gescreende namen.

• In de finalisatiefase wordt bij een voorlopig definitieve keuze wordt de merknaam geregistreerd

door MatchMark. Ook wordt eventueel de domeinnaam vastgelegd door de officemanager, wat

belangrijk is bij bijvoorbeeld een corporate merk. Daarnaast kan er een afrondend onderzoek

worden ingesteld, waarbij het volledige product, in de verpakking, kan worden getest. Dit is dan in

samenwerking met een designbureau. Als laatste wordt de ‘brand manual’ geschreven welke in

een adviesrapportage aan de opdrachtgever wordt gepresenteerd.

(22)

XXII

Bijlage VIII Fase 3 en 4 van het process flow model

Het process flow model bestaat uit vier fasen, waarvan de eerste twee al zijn besproken in paragraaf 9.3.

Ter volledigheid volgt hier een beknopte beschrijving van de twee laatste fasen, die van het leveren van de oplossing en de gebruiksfase. De fase van het leveren van de oplossing wordt ook wel de consumption-fase genoemd: de fase waarin de feitelijke dienstverlening plaatsvindt. De gebruiksfase is ook wel bekend onder de post purchase-fase

12

.

Fase 3: leveren van de oplossing

Tijdens deze fase wordt de dienst aangepast aan de wensen van de klant, worden vroege versies getest, prototypes geleverd en de medewerkers van de producent getraind. Er wordt er door de klant kritisch gekeken naar in welke mate de leverancier zijn beloftes nakomt en wat de kansen zijn voor een goedwerkende relatie in de toekomst. Enkel dit laatste punt komt naar voren in het onderzoek doordat in de vragenlijst wordt gevraagd in hoeverre de continuïteit van het bureau en de relatie daarmee van belang is voor de zelfzorgondernemingen.

Fase 4: gebruik

Er wordt geëvalueerd in hoeverre de dienst een oplossing is voor het probleem dat in de definitiefase is geïdentificeerd. Dit gebeurt zowel individueel als door het totale beslissingscentrum. Het is zaak dat de leverancier betrokkenheid blijft tonen en ook let op de veranderende behoeften van de klant. Op deze manier zou het voorbereid kunnen zijn op een eventueel volgende offerte. Dit maakt het concurrenten moeilijker een voet tussen de deur te krijgen bij deze klant. Ook zal de factor prijs voor de afnemers een minder belangrijke rol gaan spelen, maar kwaliteit juist een grotere. Deze fase is daarom idealiter tegelijkertijd met de afsluiting van de ene levering ook een begin van de definitiefase van een volgende opdracht. Dit karakteriseert de mate van succes van de relatie tussen beide partijen. Gezien de aard van dit onderzoek is op deze gebruiksfase niet dieper ingegaan.

12

De Vries, Kasper en Van Helsdingen, 1994: p.114.

(23)

XXIII

Bijlage IX Richtlijnen merknamen bij zelfzorggeneesmiddelen

COLLEGE TER BEOORDELING VAN GENEESMIDDELEN Naamgeving van farmaceutische producten

MEB-13-2.0 28 november 2003

____________________________________________________________________________________

COLLEGE TER BEOORDELING VAN GENEESMIDDELEN MEB-13-2.0 2 28 november 2003 NAAMGEVING FARMACEUTISCHE PRODUCTEN

Inleiding

De naamgeving is één van de onderscheidende kenmerken van een farmaceutisch product en staat naast kenmerken als farmaceutische vorm, sterkte en het nummer van de handelsvergunning (RVG-nummer).

Het geheel van onderscheidende kenmerken, vermeld op de verpakking, vormt een unieke identificatie van een product. Het is dus niet noodzakelijk alle kenmerken in de naam van het product op te nemen. De naam moet wel voldoende elementen bevatten opdat het juiste product op grond van een recept wordt afgeleverd.

In Richtlijn 2001/83/EG is de definitie gegeven van het begrip “benaming van het geneesmiddel”:

“de benaming, die een fantasienaam of een algemene of wetenschappelijke benaming kan zijn, vergezeld van een merk of van de naam van de fabrikant; bij gebruik van een fantasienaam mag geen verwarring ontstaan met de algemene benaming”.

In het Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten is de definitie alsvolgt weergegeven:

“de benaming waaronder het farmaceutische product is ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet (Wet op de geneesmiddelenvoorziening, toevoeging RTM); zij kan een fantasienaam, een algemene of wetenschappelijke benaming zijn, vergezeld van een merk of de naam van de fabrikant”.

Teneinde een schijnbaar verschil tussen beide begrippen weg te nemen, zal verder slechts gesproken worden van de naam of de handelsnaam van een farmaceutisch product. Derhalve zijn de begrippen

“naam”, “handelsnaam”, “benaming”, “name” en ook de term “tradename” synoniemen.

De “registernaam” wordt anders gedefinieerd. De registernaam van een product is de samenvoeging van naam, farmaceutische vorm en sterkte van het product, waarbij de naam vóór de komma en farmaceutische vorm en sterkte na de komma worden vermeld. De registernaam wordt op de handelsvergunning (het registerblad) vermeld.

Ten aanzien van de naamgeving van farmaceutische producten is tot nu toe in verschillende documenten beleid vermeld. Zo heeft het College in 1999 een toelichting gegeven op het Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten en nadere beleidsregels opgesteld (MEB-5 en MEB-6, voorheen 98001, respectievelijk 98002). Dit besluit is de implementatie van Richtlijn 92/27/EEG van 31 maart 1992, inmiddels vervangen door Richtlijn 2001/83/EG. Daarnaast heeft de CPMP aanvaardingscriteria opgesteld voor namen van farmaceutische producten die via de Centrale Procedure worden behandeld (“Guideline on the acceptability of invented names for human medicinal products processed through the centralised procedure”, CPMP/328/98).

Het College heeft besloten om toelichting en nadere beleidsregels ten aanzien van naamgeving in één document op te nemen.

Toelichting en beleidsregels

1. De "naam van het geneesmiddel" is volgens artikel 1, lid 1, onder f van het Besluit etikettering en

bijsluiter farmaceutische producten een fantasienaam of een algemene of wetenschappelijke naam.

(24)

XXIV _________________________________________________________________________________

COLLEGE TER BEOORDELING VAN GENEESMIDDELEN MEB-13-2.0 3 28 november 2003

2. Naam, farmaceutische vorm en sterkte vormen samen de "registernaam". De registernaam wordt op de handelsvergunning (het registerblad) vermeld. Als uitgangspunt worden in de registernaam de farmaceutische vorm en de sterkte achter de komma geplaatst en de naam vóór de komma. Variaties treden op doordat farmaceutische vorm en/of sterkte soms al in de naam (dus vóór de komma) zijn opgenomen. Voorbeelden: Indien de sterkte in de naam is opgenomen zal de registernaam beperkt zijn. Bijvoorbeeld “Paracetamol 500 mg, tabletten”. Is de eenheid van de sterkte niet in de naam opgenomen, dan wordt de registernaam “Paracetamol 500, tabletten 500 mg”. Is ook de farmaceutische vorm in de naam opgenomen, dan wordt de registernaam bijvoorbeeld “Paracetamol 500 mg tabletten, tabletten” of “Paracetamol 500 tabletten, tabletten 500 mg”.

3. De algemene of wetenschappelijke naam is de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen algemene naam (INN-naam) of de gangbare algemene naam volgens de Europese Farmacopee.

4. De algemene of wetenschappelijke naam (naam van de base, van het zout of van de ester) dient overeen te komen met de gedeclareerde sterkte

1

. Voorbeeld: Een product dat doxycycline hydrochloride bevat, overeenkomend met 100 mg doxycycline, heeft dus als naam “doxycycline 100 mg” en niet “doxycycline hydrochloride 100 mg”.

5. Bij gebruik van een algemene of wetenschappelijke naam mag deze vergezeld gaan van een merk

2

of de naam van de fabrikant (artikel 1, lid 1, onder f van het Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten; artikel 1, onder 20, van Richtlijn 2001/83/EG).

5.1. Een probleem is dat het niet duidelijk is welke van de bij de bereiding betrokken fabrikanten in dit artikel wordt bedoeld, degeen die verantwoordelijk is voor het eindproduct of de fabrikant die verantwoordelijk is voor de vrijgifte in de EU.

5.2. Aangezien bij het gebruik van een merk géén verwarring mag ontstaan ten aanzien van waar de verantwoordelijkheid ligt voor het in de handel brengen, hecht het College er de voorkeur aan dat, indien een naam of merk wordt opgenomen, in plaats van het merk of de naam van de fabrikant die van de registratiehouder wordt opgenomen.

5.3. Het gebruik van afkortingen (bijvoorbeeld een lettercombinatie) om de naam of het merk van fabrikant of registratiehouder aan te geven is aanvaardbaar, tenzij er verwarring kan optreden met betrekking tot de betekenis; in het bijzonder kan verwarring optreden met afkortingen die een farmaceutisch-wetenschappelijke betekenis hebben (bijvoorbeeld SC, HP, IE, IM, CR).

6. Bij gebruik van een fantasienaam mag geen verwarring ontstaan met de algemene of wetenschappelijke naam (artikel 2, lid 2, Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten en artikel 9, lid 1, laatste volzin, Besluit registratie geneesmiddelen).

7. Indien een farmaceutisch product slechts één werkzaam bestanddeel bevat en de naam van dat product een fantasienaam is, wordt onmiddellijk bij die naam op de buitenverpakking en op de primaire verpakking tevens de algemene of wetenschappelijke naam vermeld (zie artikel 3, lid 1, Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten).

7.1. Is de naam van het product opgebouwd uit de algemene of wetenschappelijke naam en de naam van de registratiehouder, dan is het niet verplicht deze algemene of wetenschappelijke naam onmiddellijk bij (onder of naast) die naam op de verpakking te vermelden.

1

Bij het ontwikkelen van een farmaceutisch product dient ernaar te worden gestreefd de sterkte, die in de naam wordt vermeld, te betrekken op het actieve deel van het molecuul.

2

Engels: trade mark.

_________________________________________________________________________________

COLLEGE TER BEOORDELING VAN GENEESMIDDELEN MEB-13-2.0 4 28 november 2003

Voorbeeld: Bij de naam “Paracetamol XXX” hoeft op de verpakking niet onmiddellijk bij die naam

“paracetamol” te worden vermeld. Bij de naam “Panadol” dient dit wel te geschieden.

7.2. Is de naam van het product opgebouwd uit een paraplunaam en de algemene of wetenschappelijke naam (en eventueel de naam van de registratiehouder), dan is het niet verplicht deze algemene of wetenschappelijke naam onmiddellijk bij (onder of naast) die naam op de verpakking te vermelden.

7.3. Deze eis laat onverlet de eis om de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling wat betreft de werkzame bestanddelen op de verpakking te vermelden.

8. Indien een farmaceutisch product onder dezelfde naam in meer dan één farmaceutische vorm of in

verschillende sterktes in de handel wordt gebracht, wordt in de naam tevens de farmaceutische vorm

(25)

XXV of de sterkte aangegeven (zie artikel 3, lid 2, eerste volzin, Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten).

8.1. De farmaceutische vorm mag in de naam in verkorte vorm worden opgenomen (zie "Short terms"

in de List of Standard Terms van de Raad van Europa).

8.2. Bevat het product één of twee werkzame bestanddelen, dan is het opnemen van de sterkte(s) in de naam verplicht. Bij drie of meer werkzame bestanddelen staat het College toe de vermelding achterwege te laten.

8.3. De sterkte van het geneesmiddel wordt uitgedrukt als de hoeveelheid werkzaam bestanddeel per doserings-, volume- of gewichtseenheid, afhankelijk van de farmaceutische vorm. Het vermelden van een concentratie in procenten in de naam is wel toegestaan voor die producten waar de concentratie meer bepalend is voor het effect dan de totale hoeveelheid en waar het vermelden van de sterkte in percentages al geruime tijd is ingeburgerd, bijvoorbeeld Natriumchloride 0,9%.

8.4. Het College hecht er de voorkeur aan dat bij de sterkte altijd een eenheid (bijvoorbeeld mg of mg/ml) wordt vermeld.

8.5. Indien de sterkte in kwantitatieve termen in de naam is opgenomen, dan zal het College zich niet verzetten tegen de toevoeging van een kwalitatieve aanduiding, zoals “Forte”, “Mitis”, “Extra sterk”.

Aanduiding van de sterkte in alleen kwalitatieve termen is dus niet toegestaan.

8.6. De registratiehouder dient er mee rekening te houden dat het noodzakelijk is de namen van bestaande vormen uit te breiden met sterkte en/of farmaceutische vorm als een line extension wordt geregistreerd. Stel dat er reeds twee tabletsterktes in de handel zijn (bijvoorbeeld “Collegium 200 mg”

en “Collegium 300 mg”) en dat er een injectievloeistof wordt toegevoegd (bijvoorbeeld “Collegium 50 mg/ml injectie”). Dan moet de aanduiding van de farmaceutische vorm aan de namen van de reeds geregistreerde producten worden toegevoegd. Deze namen worden dan bijvoorbeeld: “Collegium 200 mg tabletten” en “Collegium 300 mg tabletten”. De registratiehouder dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk bij de eerstvolgende herziening van het verpakkingsontwerp, naamswijziging voor de reeds in de handel zijnde producten aan te vragen.

9. Indien een farmaceutisch product uitsluitend voor gebruik door een bepaalde leeftijdsgroep bestemd is wordt de aanduiding van die leeftijdsgroep in de naam opgenomen (zie artikel 3, lid 2, tweede volzin, Besluit etikettering en bijsluiter farmaceutische producten).

9.1. Het College is van oordeel dat deze eis slechts van kracht is indien naast het product een ander product onder dezelfde naam onder verantwoordelijkheid van dezelfde registratiehouder is geregistreerd, maar bestemd is voor een andere leeftijdsgroep.

3

9.2. De leeftijdscategorie dient zo nauwkeurig mogelijk te worden vermeld. Een minder nauwkeurige omschrijving in de naam (bijvoorbeeld “voor kinderen” of “junior”) acht het College slechts aanvaardbaar indien elders op de verpakking de leeftijdgroep nader wordt

3

Motivatie: met dit beleid wordt voorkomen dat voor alle producten waarbij geen onderzoek is verricht bij bijvoorbeeld kinderen, de toevoeging “volwassenen” in de naam moet worden opgenomen.

_________________________________________________________________________________

COLLEGE TER BEOORDELING VAN GENEESMIDDELEN MEB-13-2.0 5 28 november 2003 omschreven (bijvoorbeeld “voor kinderen van 1 tot 8 jaar”).

10. Volgens artikel 9, lid 1, aanhef en onder d, Besluit registratie geneesmiddelen mag de naam géén verwarring geven met de naam van een reeds ingeschreven ander farmaceutisch product, met een voor wat de werkzame bestanddelen betreft andere kwalitatieve samenstelling.

10.1. Voor producten met een voor wat de werkzame bestanddelen betreft andere kwalitatieve samenstelling dienen fantasienamen minimaal drie letters te verschillen.

10.2. Het gaat hier om het risico van verwarring als de naam wordt gedrukt, danwel met de hand wordt geschreven of wordt uitgesproken.

11. Volgens artikel 9, lid 1, aanhef en onder e, Besluit registratie geneesmiddelen mag de naam géén aanleiding tot misverstand geven ten aanzien van de therapeutische of farmaceutische kenmerken van het product.

11.1. Als consequentie hiervan hoeft bij wijziging van de afleverstatus van een product (van UR naar OTC, of vice versa) de naam niet te worden veranderd, tenzij de wijziging van de afleverstatus gepaard gaat met een substantiële wijziging van de therapeutische indicaties.

11.2. Indien naast een bestaand product een ander product wordt geregistreerd met een verschillende

afleverstatus, maar met gelijke farmaceutische vorm en kwalitatieve samenstelling wat betreft de

werkzame bestanddelen, dan gaat het College accoord met inschrijving onder dezelfde naam, tenzij er

sprake is van een substantieel verschil in therapeutische indicaties.

4

(26)

XXVI 12. Bij gebruik van een fantasienaam mag de naam niet eindigen met een lettercombinatie die door de Wereldgezondheidsorganisatie als INN-stam wordt gebruikt voor een bepaalde klasse werkzame stoffen. In het WHO-document “WHO/EDM/QSM/99.6” staat genoteerd: “in line with the WHO World Health Assembly resolution (WHA 46.19) it would be appreciated if invented names were not derived from international nonproprietary names (INNs) and if INN stems were not used in invented names.

This practice endangers the principle that INNs are public property; it can frustrate the rational selection of further INNs for related substances, and it will ultimately compromise the safety of patients by promoting confusion in nomenclature between active substances and medicinal products.” Het College adviseert in deze de WHO te raadplegen.

13. Een paraplumerk is een gemeenschappelijke merknaam voor een groep producten die dient om de herkenbaarheid van de producten als groep voor de consument te vergroten. Deze producten kunnen verschillen qua samenstelling wat betreft de werkzame bestanddelen en qua therapeutische indicaties. Voor het gebruik van paraplunamen verwijst het College naar het desbetreffende document ("Paraplumerken", MEB-4).

14. Wat betreft parallel geïmporteerde producten adviseert het College de naamgeving van het oorspronkelijke in Nederland geregistreerde product over te nemen.

5

15. Bijzondere toevoegingen aan de fantasienaam of de algemene of wetenschappelijke naam zijn op basis van de regelgeving beperkt. Slechts in enkele gevallen is het College bereid andere dan de in de wet vermelde toevoegingen aan de naam toe te staan, bijvoorbeeld teneinde een juist gebruik van het product te bevorderen. Bij de beoordeling zullen de overige op de verpakking vermelde gegevens worden meegewogen. Meervoudige vermelding dient te worden vermeden. Toevoegingen met een wervend karakter zijn niet aanvaardbaar. Toegestaan zijn:

15.1. Toevoegingen, zoals "met citroensmaak", zijn toegestaan.

4

Thans in discussie in de CCR.

5

Thans in discussie in de CCR, in verband met eventuele inbreuk op merkenrechtelijke of andere intellectuele eigendomsrechten.

_________________________________________________________________________________

COLLEGE TER BEOORDELING VAN GENEESMIDDELEN MEB-13-2.0 6 28 november 2003

15.2. Toevoegingen, zoals “zonder conserveermiddel”, “CFK-vrij”, zijn toegestaan in die gevallen dat er ook een product dat hieraan niet voldoet met dezelfde naam en onder verantwoordelijkheid van dezelfde registratiehouder in de handel is.

15.3. Toevoegingen, teneinde het therapeutische indicatiegebied verkort en/of samenvattend aan te duiden (bijvoorbeeld "cardio", "neuro"), zijn toegestaan, mits de aanduiding representatief is voor de aanvaarde indicaties. De verkorte aanduiding mag dus geen breder of smaller toepassingsgebied suggereren.

6

In sommige gevallen is de toevoeging van een aanduiding van het therapeutische indicatiegebied verplicht (vergelijk het document “Paraplumerken”, MEB-4).

15.4. Toevoegingen om de farmaceutische vorm te karakteriseren, bijvoorbeeld "retard", "CR", zijn toegestaan.

15.5. Toevoegingen om de toedieningsweg aan te geven, bijvoorbeeld “IV”, “IM”, “SC”, zijn toegestaan.

15.6. Het gebruik van een hoofdletter in het midden van een naam lijkt gekunsteld. Het College heeft hier echter géén principiële bezwaren tegen.

15.7. Het College heeft op voorhand géén bezwaren tegen het gebruik van een verbindingsstreepje (hyphen) in een naam. Niet toegestaan zijn:

15.8. Toevoegingen, zoals "suikervrij", "glutenvrij", zijn niet toegestaan, tenzij voldoende is beargumenteerd dat toevoeging in het kader van gezondheidsvoorlichting noodzakelijk is.

15.9. Toevoegingen om aan te geven dat het product een combinatie van twee of meer werkzame bestanddelen betreft, bijvoorbeeld "Plus", "Extra", zijn niet toegestaan.

7

15.10. Toevoegingen om aan te geven dat het product een product met een hogere sterkte betreft, bijvoorbeeld "Plus", "Extra", zijn niet toegestaan, tenzij de sterkte ook in kwantitatieve termen in de naam is opgenomen. Zie punt 8.5.

16. De naam van een combinatieverpakking dient voldoende te verschillen van de namen van de samenstellende producten. Een voldoend verschillende fantasienaam heeft de voorkeur. Het gebruik van een toegevoegde term als "Combi" of “Comp” is niet acceptabel, aangezien dit zowel een combinatieproduct (één product met verschillende werkzame stoffen) als een combinatieverpakking (verpakking van verschillende producten die op zich qua samenstelling verschillen) kan suggereren.

De termen "Kit" of "Combinatieverpakking" zijn wel aanvaardbaar.

(27)

XXVII 17. Het gebruik van een bestaande naam met de toevoeging van een pre- of suffix (bijvoorbeeld de prefix “pro”), indien het werkzame bestanddeel een prodrug van het eerdere werkzame bestanddeel is, is niet toegestaan. Ook voor producten die via de Centrale Procedure worden geregistreerd dient voor het product met de prodrug een andere naam te worden gekozen.

18. Indien voor een combinatieproduct een fantasienaam wordt gekozen, dan dient die naam voldoende te verschillen van de namen van andere producten (inclusief combinatieproducten) met een wat betreft de werkzame bestanddelen verschillende kwalitatieve samenstelling. In het bijzonder dient de naam van het combinatieproduct voldoende te verschillen van de namen waaronder de enkelvoudige stoffen (die in het combinatieproduct aanwezig zijn) in de handel zijn. Het is niet toegestaan het onderscheid door middel van een pre- of suffix aan te geven. Als bijvoorbeeld een product met naam “A” de werkzame stof S1 bevat, dan is het niet meer toegestaan de combinatie van werkzame stoffen S1 en S2 onder de naam “Co-A” of “A Plus” in de handel te brengen.

6

Voor NR-producten is de vermelding van de indicatie in verkorte vorm op de verpakking reeds toegelaten. Het document “Vermelding “verkorte indicaties” op verpakking OTC-middelen”, MEB-21, zal worden aangepast.

7

Het document "Paraplumerken" (MEB-4) zal op dit punt worden aangepast.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kramer was, zoals eerder in zijn carrière bij onder andere het gebouw voor de Bond voor Minder Marine-Personeel in Den Helder ook al het geval was geweest, niet alleen

Hebben andere mensen invloed op jouw keuze om na het verblijf in De Marwei te willen werken?. Zo ja,

b) Wij vragen u om zo concreet mogelijk aan te geven wat uw gemeente van de samenwerking van de gehele metropoolregio nodig heeft om doelen van uw gemeente te bereiken?. Dit zijn

(1) Begeleidende informatie bij de overbrenging van afvalstoffen van de groene lijst, bestemd voor nuttige toepassing, of afvalstoffen bestemd voor laboratoriumanalyse

Bijlage V: Resultaatverschillen tussen NextEconomy en NextPrime.. Zou u bij de volgende stellingen aan willen geven in hoeverre u het met deze stellingen eens bent op

• Als Wavin met een messing of metalen fitting assortiment komt voor zijn kunstofleidingsysteem voor segment A en segment B is dat dan een reden om Wavin voor te schrijven?.

O Nee, ik had nog voldoende producten thuis staan O Nee, ik koop niet elke keer Kérastase producten O Nee, ik gebruik geen Kérastase producten meer.. O Ja, ik koop

Zowel klanten als prospects beoordelen het gebruikersgemak van de producten van het merk Sikkens met een relatief lage score ten opzichte van het gemiddelde.. 69,7% van de