• No results found

Bijlage VII: uitkomsten GCMS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage VII: uitkomsten GCMS"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage VII: uitkomsten GCMS

(2)

Bijlage VIII: afbeeldingen kleurstoffen Colour Index

Afbeelding VIII A. Colour Index, 1971. De verschillende soorten Orange zijn op alfabetische volgorde

gerangschikt, waaronder Orange GG. Te zien is hoe deze kleurstof vervaardigd wordt door de firma FBy. De CI Generic Name is ‘CI Acid Orange 10’ en het CI Constitution Number is ‘16230’. Afbeelding: auteur, 2-5-2014.

Afbeelding VIII B. Colour Index, 1971. De chemische verbinding van Orange GG is afgebeeld. Hiernaast is er te lezen hoe de kleurstof in 1878 is ontdekt door H. Baum. Ook wordt er aangegeven hoe de kleurstof vervaardigd wordt en gedetecteerd kan worden, samen met aanvullende literatuur over het synthetiseren van de kleurstof.

Afbeelding: auteur, 2-5-2014.

(3)

Afbeelding VIII C. Colour Index, 1971. De chemische verbinding van Tartrazine is afgebeeld (één na bovenste).

Hiernaast is er te lezen hoe de kleurstof in 1884 is ontdekt door H. Ziegler. Ook wordt er aangegeven hoe de kleurstof vervaardigd wordt en gedetecteerd kan worden, samen met aanvullende literatuur over het

synthetiseren van de kleurstof. Afbeelding: auteur, 2-5-2014.

Afbeelding VIII D. Colour Index, 1971. De chemische verbinding van Metanil geel is afgebeeld (één na bovenste). Hiernaast is er te lezen hoe de kleurstof in 1879 is ontdekt door C. Rumpff en in 1882 door Hepp.

Ook wordt er aangegeven hoe de kleurstof vervaardigd wordt en gedetecteerd kan worden, samen met aanvullende literatuur over het synthetiseren van de kleurstof. Afbeelding: auteur, 2-5-2014.

(4)

Bijlage IX: afbeeldingen proefplankjes kleurbeitsen

Bij de vervaardiging van proefplankjes met de kleurstoffen die op de buffetkast zijn gevonden is er gebruik gemaakt van het vergelijkbare experiment dat is uitgevoerd door M. van

Bommel en E. Fantini, omschreven in hun artikel ‘Het kleurenpalet ontrafeld: Reconstructie en analyse van synthetische beitskleurstoffen’ dat is uitgegeven door Stichting Ebenist in 2011.

1

Naar aanleiding van het onderzoek naar synthetische kleurstoffen dat wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben zij enkele reconstructies gemaakt van verschillende synthetische kleurstoffen. De werkwijze die zij hebben gevolgd bij het maken van hun reconstructies is grotendeels gevolgd in de huidige reconstructie. Naast het onderzoek van M. van Bommel en E. Fantini is er gebruik gemaakt van de werkwijze die J. Timmer heeft gevolgd bij de vervaardiging van proefplankjes met vroeg synthetische kleurstoffen naar aanleiding van haar masterscriptie in 2013.

2

De proefplankjes bestaan uit eikenhout, aangezien de buffetkast voor het grootste deel van deze houtsoort is vervaardigd. Dit eikenhout wordt eerst geschuurd met korrel 180, waarna het bevochtigd wordt met water. Bij dit bevochtigen wordt het hout geheel nat gemaakt, waarna het wordt gedroogd. Het bevochtigen van het hout zorgt er niet alleen voor dat het eikenhout niet zal kromtrekken bij het aanbrengen van de beits, maar leidt mogelijk ook tot een betere indringing van de kleurstoffen in het hout.

3

De kleurstoffen, die afkomstig zijn uit de referentiecollectie van de RCE, worden in water opgelost. De kleurstoffen worden opgelost in de verhouding die door middel van HPLC-analyse is aangetoond en die bestaat uit 53.7 % Tartrazine, 38.5 % Orange GG, 5.3 % Cochenille rood A en 2.5 % ponceau-verbinding.

4

De concentratie van de kleurstoffen in het oplosmiddel heeft invloed op de intensiteit van het uiteindelijke kleurresultaat. Aangezien de concentratie van de beits die bij de

buffetkast is toegepast niet achterhaald kan worden, zijn er in dit experiment verschillende concentraties toegepast. Op deze manier worden er verschillende resultaten in kleurintensiteit verkregen, die hiermee een beeld geven van de mogelijke kleurtinten die het meubel bij vervaarding heeft gehad. De toegepaste concentraties zijn 1 g/L, 10 g/L en 15 g/L.

5

De beits wordt op het hout aangebracht met behulp van een kwast, aangezien dit in het onderzoek van J. Timmer de meest gemakkelijke methode bleek te zijn.

6

De beits wordt eerst in de nerfrichting van het hout aangebracht, vervolgens horizontaal uitgestreken en hierna nogmaals in de nerfrichting uitgestreken. Zo wordt er een dekkend kleureffect verkregen.

Hiernaast wordt er, net als bij J. Timmer, geen gebruik gemaakt van toevoegingen aan de beits.

7

In het verleden werden stoffen zoals aluminiumsulfaat, ammonia en azijnzuur aan

1 Bommel, M. van en Fantini, E. 2011: p. 46-62.

2 Timmer 2013: 36-39

3 Bommel, M van en Fantini, E. 2011: 48. Het hout is na het bevochtigen niet opnieuw geschuurd, aangezien dit ook in de experimenten van J. Timmer en M. van Bommel met E. Fantini niet is gebeurd.

4 De etiketgegevens van de toegepaste kleurstoffen zijn:

- Tartrazine: Pembroek Loosdrecht-Holland. Tartrazine VB, 00946 E-102, levensmiddelenkleurstof - Orange GG: CIBA Aktiengesellschaft, Basel. Kitonechtorange G 37542

- Cochenille rood A: BV Nederlandse Kleurstofindustrie, Amersfoort-Holland. No 61803 Eur.

Cochenillerood E-124

- Ponceau-verbinding: Meister Lucius & Brüning, Höchst a/M. Ponceau G

5 Afgeleid van de toegepaste concentraties bij de experimenten van zowel J. Timmer als M. van Bommel met E.

Fantini.

6 Timmer 2013: 37 7 Timmer 2013: 38

(5)

kleurbeitsen werden toegevoegd om hiermee de hechting van de kleurstoffen aan het hout te versterken.

8

Aangezien het onbekend is of er bij de buffetkast van Kramer ook gebruik is gemaakt van dergelijke toevoegingen, worden zij in het huidige onderzoek dan ook niet toegepast.

GCMS-analyse heeft aangetoond dat de buffetkast is afgewerkt met een bijenwas. Om de resultaten van het experiment zo goed mogelijk te laten aansluiten bij het oorspronkelijke uiterlijk van de buffetkast zijn de proefplankjes dan ook eveneens afgewerkt met een

bijenwas.

9

De reconstructie (voor de foto, zie volgende pagina) laat zien dat de concentratie van 15 g/L het meest in de buurt komt van de felle tint van de kleurbeits die wordt aangetroffen op de afgedekte delen van de buffetkast, hoewel ook deze reconstructie minder fel oranje van kleur lijkt te zijn dan de tint die aanwezig is op de kast van Kramer.

8 Bommel, M. van en Fantini, E. 2011: 48

9 Toegepaste bijenwas: Bienenwachs gebleicht, 100% rein, DAB 10. Afkomstig van: Kremer Pigmente, nummer 62210

(6)

Afbeelding IX B. De bovenzijde van het blad van de onderkast, waarbij de beits is afgeschermd voor lichtinvloeden door het ladeblok en hierdoor het meest in de buurt komt van de

oorspronkelijke tint van de kleurbeits. Afbeelding: auteur, 6-6-2014.

Afbeelding IX A. Resultaten van de reconstructie van de kleurbeits die is gedetecteerd op de

buffetkast van Kramer. Afbeelding: auteur, 3-6-2014

Bijlage X: onderzoek naar kleurstoffen in afwerklagen van

meubels uit de collectie van Piet Kramer

(7)

Conserveringsonderzoek

natuurwetenschappelijk onderzoek

Naam : Stedelijk Museum, Amsterdam

Datum :30-11-2001

Contactpersoon :Henk van Keulen/ Maarten van Bommel Werknummer :2001-165

Doc.map :2001/102

Objectno. :2856

File :2001-165.doc

Introductie

Van drie meubels zijn monsters genomen.

KNA 6611/1 Dressoir rode afwerklaag KNA 1619/1 Kast groene afwerklaag KNA 1600/1 Bank zwarte afwerklaag

Daarnaast is er een beits, behorende bij KNA 6611, waarvan onderzocht moet worden of dit daadwerkelijk de beits is waarmee het dressoir gebeitst is.

Principe:

Organische kleurstoffen worden geanalyseerd met hoge prestatie vloeistof chromatografie (HPLC). De monsters worden eerst gehydrolyseerd, dat wil zeggen 10 minuten koken in een zoutzuur oplossing, om de kleurstoffen in oplossing te krijgen. Detectie van de kleurstoffen vindt plaats met behulp van een Photo Diode Array detector (PDA). Deze neemt continue van de kleurstoffen absorptiespectra op van 200 tot 700 nm. Componenten met een absorptie onder 325 nm kunnen echter door het menselijk oog niet worden waargenomen. Alleen componenten met een absorptie boven 325 nm zijn daarom bepalend voor de kleur. De spectra van de componenten in het monster worden vergeleken met spectra van bekende kleurstoffen uit de ICN referentie collectie. Retentietijden en spectra van deze bekende kleurstoffen staat in een software bibliotheek. Aangezien spectra meestal zeer specifiek zijn voor een component, kunnen bijna alle oplosbare kleurstoffen, mits referentiemateriaal aanwezig is, worden geïdentificeerd

Methode kleurstofanalyse:

Monstervoorbereiding:

Aan het monster wordt 25 l reagens (water/methanol/HCl,1:1:2 v/v) toegevoegd gevolgd door hydrolyse in een waterbad van 100°C gedurende 10 minuten. Na hydrolyse wordt het monster drooggedampt en opgelost in 20 l dimethylformamide. De monsters worden gecentrifugeerd (2 min, 2000 rpm), zodat het neerslag kan worden verwijderd. De oplossing wordt geanalyseerd met HPLC gekoppeld met PDA detectie.

HPLC-instellingen:

Kolom Phenomenex Luna C

18

(2), 3 m (100 x 2 mm) met guard.

(8)

Eluens (A) 10% methanol in water, (B) methanol, (C) 5 w/v% H

3

PO

4

in water, flow 0,2 ml/min.

Gradiënt % A % B % C

Start 74 16 10

15 min 0 90 10

20 min 0 90 10

23 min 0 100 0

27 min 0 100 0

30 min 74 16 10

Detectie: Waters PDA 996, 200 tot 700 nm met 3 mm microcel.

Resultaten en discussie

Het chromatogram van monster 6611-1 is weergegeven in figuur 1.

In het chromatogram wordt ellaguszuur en een onbekende oranje component gevonden. Of het ellaguszuur in een afwerklaag voorkomt of uit het hout is geëxtraheerd is niet bekend. De oranje component is vermoedelijk synthetisch, maar kan niet worden geïdentificeerd door gebrek aan referentiemateriaal.

0,00 0,01 0,02 0,03 0,04 0,05 0,06 0,07

0 5 10 15 20 25 30

Retentietijd (min)

Absorptie (AU, bij 350 nm)

onbekende oranje component ellaguszuur

Figuur 1: HPLC-chromatogram van monster 6611/1

(9)

In figuur 2 is het chromatogram van de bijbehorende beits weergegeven.

In dit monster worden alleen 2 onbekende donkergele componenten aangetoond, het lijkt er dus op dat dit niet de beits is waarmee het dressoir gebeitst is. Het is echter mogelijk dat de beits op hout toch een rode kleur geeft door complexering of een andere reactie. Om dit te onderzoeken zou een reconstructie met deze beits moeten worden gemaakt. Meer

waarschijnlijk is dat de rode kleurstof van de beits met dit HPLC systeem niet valt te analyseren.

0,00 0,01 0,02 0,03 0,04 0,05 0,06 0,07

0 5 10 15 20 25 30

Retentietijd (min)

Absorptie (AU, bij 350 nm)

onbekende gele component

Figuur 2: HPLC-chromatogram van de beits

onbekende gele component

(10)

Het chromatogram van het groene monster, 1619-1, is weergegeven in figuur 3In dit monster worden 5 componenten aangetoond die zowel in het gele als in het blauwe gebied absorberen.

Het spectrum van de laatste piek, waarvan de concentratie het hoogst is, is hieronder weergegeven.

De componenten zijn in ieder geval synthetisch, door gebrek aan referentiemateriaal kunnen ze echter niet worden geïdentificeerd.

0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30 0,35

0 5 10 15 20 25 30

Retentietijd (min)

Absorptie (AU, bij 610 nm)

onbekende groene componenten

Figuur 3: HPLC-chromatogram van monster 1619-1 onbekende

groene componenten

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6

200 250 300 350 400 450 500 550 600 650 700

Spectrum van onbekende groene component Golflengte (nm)

Respons (AU)

Absorptie in het gele deel van het zichtbare gebied

Absorptie in het blauwe deel van het zichtbare gebied

(11)

Het chromatogram van het zwarte monster staat in figuur 4.

In dit monster worden 5 onbekende blauwe componenten aangetroffen, het spectrum van de laatste component in dit chromatogram is hieronder weergegeven.

Duidelijk is te zien dat dit spectrum anders is dan die van de groene componenten in monster 1619-1. Ook nu kunnen deze blauwe stoffen niet worden geïdentificeerd, wel is duidelijk dat het gaat om synthetische verbindingen.

0,00 0,01 0,01 0,02 0,02 0,03 0,03 0,04 0,04 0,05 0,05

0 5 10 15 20 25 30

Retentietijd (min)

Absorptie (AU, bij 610 nm)

onbekende blauwe componenten

Figuur 4: HPLC-chromatogram van monster 1600-1 onbekende

blauwe componenten

0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6

200 250 300 350 400 450 500 550 600 650 700

Spectrum van onbekende blauwe component Golflengte (nm)

Respons (AU)

Absorptie in het blauwe deel van het zichtbare gebied

(12)

Bijlage XI: de Amsterdamse School

XI.1 Het ontstaan

De Amsterdam School is een stroming die tussen 1910 en 1930 een belangrijke plaats innam in de Nederlandse ontwerpstijlen.

10

De stijlontwikkeling is in grote mate voortgekomen uit maatschappelijke idealen. In het boek ‘De Amsterdamse School – verbeelde idealen’ worden deze maatschappelijke idealen als volgt omschreven:

‘De beweging ontstond uit de collectief gevoelde noodzaak zich los te willen maken uit de anonimiteit van de massa. De centrale focus, van de snel verzakelijkte en geïndustrialiseerde maatschappij, wilde men weer terug bij de mens leggen.’

11

Deze ontwikkeling was niet alleen aanwezig in Nederland, maar leidde in heel Europa tot het ontstaan van expressionistische stromingen. De Amsterdamse School is de Nederlandse uiting van een dergelijke expressionistische stroming. Hoewel de Amsterdamse School wel degelijk is beïnvloed door architecten uit het buitenland, is Nederland het eerste land waar de stroming zich ontwikkelde tot een zelfstandige stroming in de bouwkunst. Dit leidde vervolgens tot navolging in het buitenland.

12

De invloeden die hebben bijgedragen aan de stijl van de Nederlandse Amsterdamse School komen uit zowel het buitenland als uit het binnenland. Buitenlandse invloeden zijn

bijvoorbeeld de Duitse architect Olbrich, die, net als terug te zien is in de ontwerpen van de Amsterdamse School, gebruik maakte van parabolen in zijn gevelontwerpen. Ook de Schotse architect Mackintosh wordt gezien als één van de buitenlandse architecten die een

inspiratiebron was voor de architecten van de Amsterdamse School.

13

Naast figuren uit het buitenland hebben ook Nederlandse architecten hun stempel gedrukt op de stijl die de Amsterdamse Schoolarchitecten aanhingen. Voorbeelden hiervan zijn De Bazel, Lauweriks en Kromhout.

14

XI.2 De hoofdfiguren

Naast Kramer zijn er twee andere architecten die tot de hoofdrolspelers binnen de

Amsterdamse School worden gerekend. Zij zijn Joan Melchior van der Mey en Michel de Klerk.

15

Van der Mey verkrijgt zijn opleiding aan de HBS en aan de Industrieschool, beide in Amsterdam. Vervolgens gaat hij werken voor het architectenbureau van Ed. Cuypers. In 1906 wint van der Mey de Prix-de-Rome voor de bouwkunst, een prijs die werd uitgereikt door de Rijksakademie voor de Beeldende Kunsten in Amsterdam, waarna hij enige tijd door Europa reist. In 1911 gaat de architect werken voor de Dienst voor Publieke Werken in Amsterdam, waar hij verantwoordelijk is voor het ontwerpen van de gevels van panden van de Gemeente Amsterdam.

16

10 Leidelmeijer en van der Cingel 1983: 111 11 Jonker, Leeuwenberg en Roegholt 2011: 7 12 Leidelmeijer en van der Cingel 1983: 111 13 Wit 1975: 44-45

14 Wit 1975: 45 15 Vriend 1970: 8 16 Vriend 1970: 19

(13)

Michel de Klerk is eveneens werkzaam geweest in het architectenbureau van Ed.

Cuypers, waar hij zijn carrière begon als tekenhulpje. Hiernaast volgde hij een opleiding aan de Industrieschool in Amsterdam, dezelfde school waar ook van der Mey en Kramer les kregen. De Klerk werd al snel erkend als een zeer goede tekenaar en verwierf hiermee naamsbekendheid. Een beroemd voorbeeld van zijn werk zijn de ontwerpen die de Klerk maakte voor het interieur van het Scheepsvaarthuis in Amsterdam. Naast zijn ontwerpen voor dit interieur zorgde ook zijn ideeën voor de meubelzaak ’t Woonhuys in Amsterdam voor meer naamsbekendheid.

17

Afbeelding XI A. Voorbeeld van een meubel dat de Klerk ontwierp voor meubelzaak ’t Woonhuys. Het buffet maakt deel uit van een ameublement met onder andere stoelen, een tafel en een dressoir. Afbeelding:

<http://www.digitalekunstkrant.nl/?p=5233>

XI.3 Stijlelementen en kenmerken

Het belangrijkste verschil met de ontwerpen van de Amsterdamse School en de ontwerpen van de stijlperioden hiervoor, bijvoorbeeld die van het voorafgaande Rationalisme, is dat de functie en de constructie van een gebouw niet langer bepalend zijn voor de uiteindelijke vorm van het gebouw.

18

Vorm is bij de architecten van de Amsterdamse School juist bepalend voor de constructie en het materiaal, waardoor materialen in hun ontwerpen op onverwachte plaatsen of op een ongebruikelijke wijze voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn bakstenen tegen het plafond van een portiek of dakpannen tegen de gevel van een gebouw.

19

Afbeelding XI B. Woningcomplex ‘De Dageraad’ in Amsterdam. Ontwerp van P. Kramer en M. de Klerk, 1920.

De gevels van de woningen zijn opgebouwd uit zowel baksteen als dakpannen. Het complex is bezocht op 16-3- 2014, met een door het Museum het Schip georganiseerde Piet Kramer rondwandeling door Amsterdam Zuid.

Afbeelding: <http://rijksmonumenten.nl/monument/1508/de+dageraad+

+complex+in+amsterdamse+school/amsterdam/>

Deze focus op vorm, in plaats van op functie en constructie, leidt er eveneens toe dat er details aan gebouwen worden toegevoegd die geen directe gebruiksfunctie kennen, maar wel van

17 Vriend 1970: 26 18 Wit 1975: 42 19 Wit 1975: 42

(14)

belang zijn voor het totaalbeeld van het gebouw. Een voorbeeld hiervan zijn de torens die regelmatig bij ontwerpen van de Amsterdamse School aan gebouwen worden toegevoegd.

20

Afbeelding XI C. Voorbeeld van één van de kenmerken van de Amsterdamse School, de toren. Hier is een woningcomplex van de hand van M. de Klerk te zien, gelegen in de Spaarndammerbuurt in Amsterdam.

Tegenwoordig herbergt het complex onder andere Museum het Schip. Afbeelding:

<http://www.iamsterdam.com/nl-NL/Ndtrc/Museum%20Het%20Schip%20%20De%20Amsterdamse

%20School>

Een andere uiting van de focus op vorm is de belangrijke plaats die het beeldhouwwerk inneemt in de Amsterdamse School. Sculpturen komen in de stroming niet alleen voor bij architecturale uitingen, maar ontwikkelen zich ook tot op zichzelf staande objecten.

21

Hoewel er vele nieuwe vormen voorkwamen in de ontwerpen van de Amsterdamse School, was het niet zo dat de ontwerpers niet keken naar het verleden, of naar de omgeving waar hun ontwerpen terecht zouden komen. De Nederlandse identiteit was een belangrijke

inspiratiebron, wat leidde tot het gebruik van streekarchitectuur en volkskunst in de ontwerpen van de Amsterdamse School.

22

Het belangrijkste kenmerk van de Amsterdamse School is echter dat alle elementen van een gebouw, zowel in het interieur als in het exterieur, op elkaar aansluiten. Een ontwerp vormt op deze manier een gesamtkunstwerk, waarbij bijvoorbeeld het beeldhouwwerk, het glas-in- lood, de gevels en de meubels in één stijl zijn vormgegeven.

23

XI.4 Afloop en navolging

De meubel- en interieurontwerpen van voornamelijk Michel de Klerk hebben lange tijd een sterke invloed gehad op de uitvoering van het interieur van moderne arbeiderswoningen. De aparte vormen en kleuren die de architect toepaste in zijn ontwerpen werden een symbool voor moderniteit, waardoor de vormgeving zeer geliefd was.

24

Als stijl binnen de architectuur is de Amsterdamse School vanaf 1925 niet meer van invloed. Een belangrijke factor in de dalende interesse voor de ontwerpstijl was de dood van M. de Klerk in 1923, die werd gezien als de leider van de ontwerpstroming. Ook zorgde de verslechterde economische situatie in Nederland rond dezelfde periode voor een versobering

20 Wit 1975: 42

21 Leidelmeijer en van der Cingel 1983: 113 22 Jonker, Leeuwenberg en Roegholt 2011: 9 23 Jonker, Leeuwenberg en Roegholt 2011: 9 24 Vriend 1970: 26

(15)

in bouwstijl. Dit sloot niet aan bij de gedetailleerde en expressionistische ontwerpen van de Amsterdamse School.

25

Bijlage XII: het leven van Piet Kramer

25 Wit 1975: 66

(16)

XII.1 Jeugd en vroege jaren

Op 1 juli 1881 wordt Pieter Lodewijk Kramer geboren in Amsterdam. Nadat hij op zijn zeventiende bij een timmerman in de leer was geweest, ging Kramer een avondopleiding volgen tot bouwkundig tekenaar. Op deze opleiding, die werd gegeven aan de Industrieschool (gelegen in Amsterdam aan de Groenburgwal), leerde hij onder andere Michel de Klerk kennen. Met deze architect zou Kramer in de toekomst veel gaan samenwerken.

26

De opleiding tot bouwkundig tekenaar op de Industrieschool was gericht op de praktijk, maar kende ook theorielessen. Belangrijke namen uit de ontwerp- en

architectenwereld gaven les aan de school, zoals W. Kromhout Czn., J. Mendes da Costa en C.A. Lion Cachet. Naast zijn lessen aan de Industrieschool werkte de jonge Kramer ook een half jaar bij een botenbouwer.

27

Vanaf 1900 gaat Pieter Kramer werken voor verschillende architectenbureaus. Zijn carrière begint bij het atelier van Eduard Cuypers, waar de jonge ontwerper zich niet alleen bezig houdt met bouwkunde, maar ook met glas-in-lood, meubelen, smeedwerk en

tuinarchitectuur. Rond 1901/1902 werkt Kramer kortstondig voor het architectenbureau van K.P.C. Bazel. Hoewel het hoofdkantoor van dit bureau in Bussum was gevestigd, is het meer waarschijnlijk dat Kramer werkte op de afdeling van het bedrijf in Amsterdam, dat De Ploeg heette. Hier ontwierp en vervaardigde de architect onder andere meubelen.

28

Kramer ontving beperkte scholing tot architect en vormgever, maar leert het vak voornamelijk kennen vanuit de praktijk. Ook zijn opleiding op de Industrieschool was op de praktijk

gericht. Deze pragmatische benadering van het vak is terug te zien in het tekenwerk van Kramer: zo maakte hij geen perspectieftekeningen, want: ‘dat zijn dode dingen, gezien vanuit één glazen oog ergens in de alkoof van een buurman, met kleuren als een boerin op Zondag’.

29

In tegenstelling tot perspectieftekeningen vervaardigde Kramer voornamelijk ‘zakelijke’

tekeningen, waarbij het werk gericht is op uitvoering en de daarbij horende maatvoering niet ontbreekt.

30

XII.2 Werkende leven

Nadat Kramer voor verschillende architectenbureaus had gewerkt, trad hij vanaf 1916 in dienst als esthetisch adviseur van de afdeling Bruggen van Publieke Werken voor de

gemeente van Amsterdam.

31

De ingenieur W.A. de Graaf was het hoofd van deze afdeling, en werd de leermeester van Kramer tot aan zijn benoeming tot directeur van Publieke Werken 1926. Ingenieurs zoals de Graaf waren bij de afdeling Bruggen verantwoordelijk voor de technische aspecten van het vak, terwijl de esthetiek van de ontwerpen werd overgelaten aan Kramer. Het werk beviel de architect blijkbaar goed, aangezien hij de functie van ontwerper van bruggen vervulde tot aan zijn pensioen in 1952.

32

26 NAi 27 NAi

28 Kohlenbach 1994: 16 29 Retera 1926: 24 30 Retera 1926: 24 31 NAi

32 NAi

(17)

Het feit dat Kramer in dienst was van de afdeling Publieke Werken betekende echter niet dat de ontwerpen geen andere werkzaamheden had.

33

Verscheidene malen werkte Kramer aan particuliere opdrachten, zoals aan het Scheepvaarthuis in Amsterdam tussen 1912 en 1916.

Bij dit project werkte hij samen met onder andere Michel de Klerk, de architect die hij had leren kennen tijdens zijn opleiding aan de Industrieschool.

34

In ongeveer dezelfde periode, tussen 1912 en 1914, ontwikkelde Kramer het gebouw voor de Bond voor Minder Marine- Personeel in Den Helder. Bij dit laatste project was Kramer ook verantwoordelijk voor het interieur en de meubels. Hoewel het gebouw is verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog en hierdoor zowel het exterieur als het interieur niet aan ons zijn overgeleverd, is het wel bekend dat de vormgeving van Kramer eenvoudig maar kleurrijk was.

35

Naast het interieur van het gebouw voor de Bond voor Minder Marine-Personeel in Den Helder was Kramer in ongeveer dezelfde periode verantwoordelijk voor het interieur van het IJ-paviljoen in Amsterdam, dat eveneens niet aan ons is overgeleverd.

36

Kramer maakte niet alleen ontwerpen voor grote opdrachten, waar de Bijenkorf een voorbeeld van is, maar heeft hiernaast tijdens zijn gehele loopbaan meegedaan aan tentoonstellingen en meubels ontworpen voor particulieren.

37

De meubelen die in deze scriptie worden onderzocht zijn een voorbeeld van dergelijke ontwerpen voor particulieren.

De stijl van de meubels van Kramer hangen nauw samen met zijn architectuur.

38

Dit geldt niet alleen voor het gebruik van hout in zijn ontwerpen van gebouwen, waarbij zware maar ook gedetailleerd uitgewerkte kozijnen en deuren terug te zien zijn, maar ook voor zijn

vormentaal. Kramer werkte namelijk met eenvoudige vormen, die hij verwerkte in allerlei verschillende varianten. Zo komen in zowel zijn gebouwen en bruggen als bij zijn meubelen veel rondingen en gewelfde vlakken voor.

Vanaf de jaren ’30 van de twintigste eeuw ontstaat er juist weer een omgekeerde beweging bij P. Kramer: de door hem toegepaste vormen worden strakker van karakter. Een voorbeeld hiervan is het ameublement voor Jo Immink (afbeelding 4.5 D).

39

Afbeelding XII A. P. Kramer. Meubels uit het ameublement van J. Immink, 1935. Foto: J. Timmer, Stedelijk Museum Amsterdam na restauratie, 2013.

Voor de uitvoering van zijn ontwerpen waren verschillende firma’s verantwoordelijk, maar er werd zeer regelmatig samengewerkt met Nusink en Zn., die in Amsterdam waren gevestigd.

40

Deze firma vervaardigde voor Kramer diverse meubelen en ameublementen, waaronder een

33 NAi

34 Retera 1926: 26 35 NAi

36 NAi

37 Kohlenbach 1994: 209 38 Kohlenbach 1994: 210 39 Roode 2003: 60 40 Kohlenbach 1994: 209

(18)

salonameublement, het interieur van een slaapkamer, een kantoorameublement en verschillende studentenkamers.

41

XII.3 De Bijenkorf

In mei 1924 krijgt P. Kramer de opdracht om de winkel de Bijenkorf, gelegen in Den Haag op de kruising van de Wagenstraat en de Groote Markstraat, te ontwerpen.

42

Hoewel ook andere architecten ontwerpen voor de vormgeving van het grote warenhuis inleveren, gaat de uiteindelijke opdracht naar Kramer. Hiermee haalt de architect de grootste en meest belangrijke opdracht in zijn loopbaan binnen.

43

Kramer was, zoals eerder in zijn carrière bij onder andere het gebouw voor de Bond voor Minder Marine-Personeel in Den Helder ook al het geval was geweest, niet alleen verantwoordelijk voor het exterieur van de Bijenkorf, maar ontwierp ook het interieur van de winkel. De architect maakte de ontwerpen voor het winkelmagazijn echter niet alleen, maar schakelde hierbij de hulp in van verschillende kunstenaars. Samen met deze kunstenaars werden er ontwerpen gemaakt voor niet alleen de bekleding van de wanden, de vloeren, de plafonds en de meubelen, maar ook bijvoorbeeld voor de belichting van de winkel.

Verschillende materialen en kleuren werden door de architect en de kunstenaars gebruikt om het gebouw tot een ‘beleving’ te maken. Dit was een nieuwe ontwikkeling, aangezien een winkel eerder werd gezien als slechts een overdekte omgeving waar men spullen kon

aanschaffen.

44

Kosten noch moeite werden gespaard en de meest kostbare materialen werden in het interieur van de winkel toegepast. Een voorbeeld hiervan is de houten betimmering van de wanden, waarin zeer kostbare houtsoorten zoals ebben, padouk, coromandel en mahonie werden toegepast.

45

Ook op het gebied van meubelen vormde de Bijenkorf de belangrijkste opdracht ooit voor Kramer.

46

Dit vakgebied was, zoals hierboven omschreven, niet nieuw voor de ontwerper. Al sinds zijn leertijd bij de architect Eduard Cuypers had de architect te maken had met het ontwerpen van meubelen, aangezien Cuypers zich namelijk niet alleen op de bouwkunst richtte, maar ook op gerelateerde vakgebieden zoals het interieur en de decoratieve kunst.

47

XI.4 Latere jaren

Over het privéleven van Kramer is weinig bekend. De laatste jaren van zijn leven leidde de architect een teruggetrokken bestaan en leefde hij sociaal geïsoleerd, aangezien veel van zijn voornamelijk Joodse vrienden de Tweede Wereldoorlog niet hadden overleefd. In 1956 wordt

41 NAi. Nusink en Zn. werd geleid door de heer Nusink, die bedrijfsleider was geweest bij De Woning. De Woning was afkomstig uit ’t Binnenhuis, Inrichting tot Meubileering en Versiering der Woning. Deze laatstgenoemde firma was in 1900 opgericht door de architect Berlage, maar in 1902 trad een gedeelte van de deelnemers aan ’t Binnenhuis uit en richtte De Woning op. In 1915 werd De Woning overgenomen door Nusink, die de naam ‘De Woning’ wijzigde in ‘Nusink en Zn.’

42 Kohlenbach 1994: 191 43 Kohlenbach 1994: 198 44 Kohlenbach 1994: 199, 209 45 Retera 1926: 38

46 Kohlenbach 1994: 209 47 Kohlenbach 1994: 15

(19)

Kramer opgenomen in het Provinciale Ziekenhuis, wegens een ernstige ziekte. Hier overlijdt de architect op 8 februari 1961.

48

48 NAi

(20)

Bijlage XIII: afbeeldingen van meubels van Piet Kramer uit het archief van Het Nieuwe Instituut

Afbeelding XIII A. Foto van boekenkast en twee fauteuils van P. Kramer. Foto: auteur, archief NHI, 28-3-2014.

Afbeelding XIII B. Ameublement van Kramer in een interieur. Foto: auteur, archief HNI, 28-3-2014.

(21)

Afbeelding XIII C. Foto met meubelen van Kramer in een interieur. Foto: auteur, archief HNI, 28-3-2014.

Afbeelding XIII D. Foto van meubelen van Kramer (onder andere bijzettafel en fauteuil) in een interieur. Foto:

auteur, archief HNI, 28-3-2014.

(22)

Bijlage XIV: rekeningen aanschaf meubelen

Afbeelding XIV A. De rekening toont de opdracht tot vervaardiging van een ‘waschtafel omtimmering volgens ontwerp van Architect Kramer’, ter waarde van 40 gulden. Rekening afkomstig uit het nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort, tegenwoordig in het bezit van de RCE.

(23)

Afbeelding XIV B. Deze rekening toont de opdracht tot vervaardiging van een ‘bank met zijkastje, volgens ontwerp van Arch. P. Kramer’, ter waarde van 75 gulden en ‘het veranderen van een bestaande fauteuil, volgens aanwijzing van Arch. Kramer’, ter waarde van 15,50 gulden. K dient er een stalen matras te worden geleverd, voor 12.50 gulden. Rekening afkomstig uit het nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort, tegenwoordig in het bezit van de RCE.

(24)

Afbeelding XIV C. De rekening betreft het honorarium voor de architect, voor het ontwerpen en doen uitvoeren van de volgende meubelen: een ladetafel, een banktafel, een bank met zijkastje en het veranderen van een bestaande fauteuil. In totaal kost dit 20 gulden. Rekening afkomstig uit het nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort, tegenwoordig in het bezit van de RCE.

(25)

Afbeelding XIV D. De vierde rekening betreft het ontwerp voor een boekenkast voor 11 gulden. Rekening afkomstig uit het nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort, tegenwoordig in het bezit van de RCE.

(26)

Afbeelding XIV E. De laatste rekening betreft de honorariumberekening voor het opdragen en doen maken van vier fauteuils volgens tekening. Dit kost in totaal 8,25 gulden. Rekening afkomstig uit het nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort, tegenwoordig in het bezit van de RCE.

(27)

Bijlage XV: plattegrond Olympiaplein

Afbeelding XV A. De plattegrond van het interieur aan het Olympiaplein. Afbeelding: schets gemaakt door mevrouw Vermeltfoort, datum onbekend.

(28)

Bijlage XVI: foto’s interieur Bos en Lommerweg

Afbeelding XVI A. Buffet met marmeren blad. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament- executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI B. Buffet met marmeren blad. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament- executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI C. Boekenkasten uit zowel het gebeitste als geverfde ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

(29)

Afbeelding XVI D. Boekenkast uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI E. Boekenkast uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI F. Bijzettafel uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

(30)

Afbeelding XVI G. Bovenkast van het buffet uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI H. Onderkast van het buffet uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI I. Bovenkast van het buffet uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

(31)

Afbeelding XVI J. Bovenkast van het buffet uit het gebeitste ameublement, met gesloten gordijn. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI K. Stoel uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament- executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI K. Tweede stoel uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

(32)

Afbeelding XVI L. Derde stoel uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVI M. Overzicht van diverse meubelen uit het gebeitste ameublement. Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

(33)

Bijlage XVII: overzicht afbeeldingen groen geverfde ameublement

Het groene ameublement is nog niet door de RCE gefotografeerd. Door de huidige opstelling in het depot is het niet mogelijk om de meubelen volledig te fotograferen. In deze bijlage is er hierdoor slechts een afbeelding van het nachtkastje uit het groene ameublement opgenomen, als voorbeeld voor het uiterlijk van het gehele ameublement. Hiernaast geven afbeeldingen uit het interieur van mevrouw Vermeltfoort aan het Olympiaplein een beeld van enkele andere meubelen uit het groene ameublement.

Afbeelding XVII A. P. Kramer. Nachtkastje. 1933-1936. Depot Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Rijswijk.

Foto: auteur, 6-6-2014.

Afbeelding XVII B. Kastje uit het groene ameublement, Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-

executeur van mevrouw Vermeltfoort.

(34)

Afbeelding XVII C. Boekenkast uit het groene ameublement, Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Afbeelding XVII D. Bedbank uit het groene ameublement, Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

(35)

Afbeelding XVII E. Bureau uit het groene ameublement, Afbeelding afkomstig uit de nalatenschap van mevrouw Vermeltfoort. Datum van foto: onbekend. Originele foto in het bezit van mevrouw Brugmans, testament-executeur van mevrouw Vermeltfoort.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel projecten in het programma richten zich op het versterken van beschermende factoren in het persoonlijk leven van gezinnen die in armoede leven: het bevorderen van veerkracht

We wachten nu op droog weer, want dan kunnen we eindelijk schoffelen.” Op de vraag of er mogelijk nog verbeterpunten aan het licht zijn gekomen, antwoordt Den Mulder: “Ja,

En als je bij een oproep tot inschrijving niet voluit gaat voor een opdracht, vind ik het niet kies om als aannemer een dag voor de slui- tingsdatum te melden dat je geen

Voor de besluitvorming over de Structuurvisie door de gemeenteraad van Den Helder wordt de procedure voor milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen omdat de visie kaderstellend is

drs. Welten is korpschef van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland... macht en de politie voor een deel met dezelfde ontwikkelingen hebben te maken en dat de

Partijen zijn over een breed front van mening dat dit op langere termijn ook inkomsten op gaat leveren voor PoDH, omdat alle beschikbare capaciteit nodig zal zijn.. Niet duidelijk

(1) Begeleidende informatie bij de overbrenging van afvalstoffen van de groene lijst, bestemd voor nuttige toepassing, of afvalstoffen bestemd voor laboratoriumanalyse

Voor de vaststelling van deze bijdragen geldt het volgende uitgangspunt: de bijdragen van een deelnemer worden bepaald naar rato van de ijkpuntscores die gebruikt worden