• No results found

DE LEESBAARHEID VAN INTEGRATED REPORTING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE LEESBAARHEID VAN INTEGRATED REPORTING"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE LEESBAARHEID VAN INTEGRATED REPORTING

Auteur: Abdeslam el Mahdaoui

Studentnummer: 2387697

Opleiding: Master Accountancy

Eerste begeleider: dr. E.G. van de Mortel

Tweede begeleider: prof. dr. H.J. ter Bogt

(2)

2

Auteur: Abdeslam el Mahdaoui

Adres: Bellamystraat 95

1053 BJ Amsterdam

Studentnummer: 2387697

Opleiding: Master Accountancy

Eerste begeleider: dr. E.G. van de Mortel

Tweede begeleider: prof. dr. H.J. ter Bogt

(3)

3

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie die ik heb geschreven ter afronding van mijn Master Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. Als student heb ik met veel plezier gewerkt aan het realiseren van deze opdracht.

Tijdens deze opdracht heb ik veel geleerd over het onderwerp Integrated Reporting en het doen van wetenschappelijk onderzoek. Hierbij wil ik alle betrokkenen bedanken. In het bijzonder bedank ik Elma van de Mortel voor de begeleiding. Tot slot wil ik mijn familie, vrienden en medestudenten bedanken voor de steun.

Abdeslam el Mahdaoui

(4)

4

Samenvatting

Introductie – Deze scriptie onderzoekt de leesbaarheid van niet-financiële informatie in

Integrated Reporting verslagen. Integrated Reporting is een manier van rapporteren waarbij de waardecreatie van een onderneming centraal staat en de gevolgen van ondernemingsactiviteiten voor deze waardecreatie en de maatschappij. Integrated Reporting maakt duidelijk wat de cijfers van de onderneming inhouden, wat de onderneming heeft gepresteerd en wat het verhaal is achter de gerapporteerde cijfers. Integrated Reporting leidt tot een jaarverslag dat een weerspiegeling is van de prestaties en strategie van een onderneming en de mogelijk daarmee verbonden risico’s. In deze scriptie staat Integrated Reporting centraal, waarbij is gekeken naar de leesbaarheid hiervan.

Doelstelling – Het doel van deze scriptie is om onderzoek te doen naar de leesbaarheid van

niet-financiële informatie in Integrated Reporting. Hiervoor wordt nagegaan wat Integrated Reporting is en voor wie Integrated Reporting bedoeld is, op basis van de stakeholdertheorie. Vervolgens wordt er gekeken naar het belang van Integrated Reporting voor organisaties en de gebruikers, op basis van de voluntary-disclosuretheorie en de legitimatietheorie. Tot slot worden met behulp van de institutionele theorie; isomorfisme de beweegredenen van ondernemingen beschreven om over te gaan op Integrated Reporting.

Methode – Deze scriptie baseert zich op methodieken uit eerdere wetenschappelijke

onderzoeken naar de leesbaarheid van jaarrekeningen, directieverslagen en risicoparagrafen. Daarbij is de Flesch Reading Ease Formule gebruikt om de leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting te meten. Daarnaast is in dit onderzoek gebruikgemaakt van een online enquête om de beperkingen uit eerdere onderzoeken naar de leesbaarheid van informatie te voorkomen. De Flesch Reading Ease Formule meet de leesbaarheid van tekst alleen op basis van het aantal woorden en lettergrepen per zin. Door gebruik te maken van een online enquête kan er een completer beeld worden gevormd van de leesbaarheid van Integrated Reporting. Het onderzoek op basis van de online enquête is echter wel verkennend van aard, gezien de reikwijdte van de online enquête en de fase waarin Integrated Reporting zich momenteel bevindt.

(5)

5 Conclusies – Voor dit onderzoek is gebruikgemaakt van twee methoden, waarbij de

besproken formule is toegepast. Ter aanvulling hierop is gebruikgemaakt van een online enquête. De conclusie van deze scriptie is dat de leesbaarheid van Integrated Reporting over de verslaggevingsjaren 2010 tot en met 2012 voor de onderzochte ondernemingen, volgens de Flesch Reading Ease Formule voor wat betreft de niet-financiële informatie zeer moeilijk tot moeilijk is. Daarmee is deze bevinding in overeenstemming met eerdere wetenschappelijke onderzoeken naar de leesbaarheid van jaarrekeningen, directieverslagen en risicoparagrafen. Op basis van de resultaten uit de online enquête, kan worden vastgesteld dat de leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting standaard is. De resultaten van de online enquête suggereren een ander leesbaarheidsniveau van de Integrated Reporting verslagen dan de resultaten van de Flesch Reading Ease Formule. Dit zou kunnen betekenen dat wanneer de leesbaarheid ook op schrijfstijl, structuur & indeling en inhoud wordt beoordeeld, zoals met behulp van de online enquête is gedaan, er mogelijk een beter beeld wordt gegeven van de leesbaarheid van de Integrated Reporting verslagen.

Beperkingen – Deze scriptie is uitgevoerd in de beginperiode van de ontwikkeling van

Integrated Reporting. Hierdoor is het niet mogelijk geweest om landen, sectoren of jaren te vergelijken. Daarnaast zijn de resultaten uit de online enquête slechts verkennend van aard en alleen onderzocht vanuit het beleggersperspectief. De leesbaarheid volgens andere belanghebbenden is niet gemeten met de online enquête.

Relevantie – In deze scriptie is voor het eerst onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van

Integrated Reporting. Het is van belang dat Integrated Reporting zich zodanig ontwikkelt dat het in de communicatie van toegevoegde waarde is voor de gebruikers. Dit onderzoek is waardevol, omdat het inzicht geeft in de leesbaarheid, begrijpelijkheid en boodschap van Integrated Reporting.

(6)

6

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 1. Inleiding ... 7 1.1 Aanleiding ... 7 1.2 Hoofdvraag ... 8 1.3 Doelstelling ... 9 1.4 Wetenschappelijke bijdrage ... 9 1.5 Leeswijzer ... 12 2. Theoretisch kader ... 13 2.1 Inleiding ... 13 2.2 Integrated Reporting ... 13 2.3 Stakeholdertheorie ... 15 2.4 Voluntary-disclosuretheorie en legitimatietheorie ... 18

2.5 Institutionele theorie; isomorfisme ... 22

2.6 Leesbaarheid ... 24

3. Onderzoeksmethode ... 26

3.1 Inleiding ... 26

3.2 Toepassing van Flesch Reading Ease Formule ... 26

3.3 Toepassing van online enquête ... 29

4. Onderzoeksresultaten ... 33

4.1 Inleiding ... 33

4.2 Resultaten Flesch Reading Ease Formule ... 33

4.3 Resultaten online enquête ... 38

4.4 Discussie ... 42

5. Conclusies ... 45

Referenties ... 48

(7)

7

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan het begin van de 19e eeuw werden ondernemingen veelal gefinancierd met eigen vermogen (Watts & Zimmerman, 1983). De aandeelhouders waren toen nog familieleden, vrienden of kennissen. Aandeelhouders zijn sindsdien geïnteresseerd in de rendementen van hun geïnvesteerd vermogen. De ondernemingsleiding moest daarom verantwoording afleggen aan de aandeelhouders over het gebruik van het eigen vermogen en de behaalde resultaten. Toentertijd werd gefocust op financiële informatie. Door marktwerking gingen de ondernemingen een jaarrekening opstellen om de aandeelhouders op de hoogte te stellen van de ondernemingsprestaties (Limperg, 1932). In de loop van de jaren werden ondernemingen groter en groter. Daardoor volstond de financiering door alleen de aandeelhouders niet meer en hadden de ondernemingen de behoefte om vreemd vermogen aan te trekken (Watts & Zimmerman, 1983). Institutionele beleggers en banken kwamen tegemoet aan deze behoefte en werden daardoor, naast de aandeelhouders, ook belangrijke belanghebbenden van de ondernemingen. Daarnaast waren ook leveranciers, klanten en personeel belangrijke partijen in het voortbestaan van de onderneming. Al deze partijen hadden de behoefte om te weten hoe de onderneming er financieel voor staat, wat door de ondernemingsleiding in de jaarrekening werd toegelicht.

Naast het rapporteren van financiële informatie, is de laatste decennia vanuit de maatschappij steeds meer de behoefte ontstaan aan rapportage van niet-financiële informatie. In het boek ‘Corporation 2020: Transforming Business for Tomorrow’s World’ zet Pavan Sukhdev uiteen hoe de wereld aan het veranderen is. Gemeenschappelijke bronnen raken uitgeput waardoor bepaalde bevolkingsgroepen schaarste kennen in levensbehoeften. Sukhdev (2012) stelt dat de ondernemingen met hun ondernemingsactiviteiten gevolgen kunnen hebben ten aanzien van het milieu, de gezondheid van mensen en de maatschappij. Recente voorbeelden hiervan zijn de olieramp in de Golf van Mexico of de kredietcrisis, met grote maatschappelijke gevolgen waarbij banken gered moesten worden door overheden. Dit duidt er op dat ondernemingen naast de economische waarden ook rekening dienen te houden met bijvoorbeeld ecologische waarden. Deze veranderende maatschappelijke omstandigheden zijn niet nieuw, maar hebben er wel voor gezorgd dat duurzaamheid belangrijk is geworden. De balans tussen maatschappelijke, ecologische en economische waarden is een alledaags onderwerp geworden

(8)

8

in de bedrijfswereld, de media en de politiek. De politiek vraagt met haar wet- en regelgeving om transparantie van ondernemingen, maar ook de druk op het bedrijfsleven vanuit de maatschappij vraagt om meer transparantie in de verslaggeving (De Waard, 2011).

Integrated Reporting is een nieuwe vorm van rapporteren waarbij de organisatie in één geïntegreerd rapport verslag doet van onder andere haar strategie, governance, businessmodel, riskmanagement, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en waardecreatie. Hierbij wordt de koppeling gemaakt met de sociale, duurzame en economische context waarin de organisatie opereert. Door deze geïntegreerde manier van rapporteren krijgen alle belanghebbenden van een organisatie een beter inzicht in de strategie van een organisatie en de maatschappelijke impact daarvan. De International Integrated Reporting Council (IIRC) is een organisatie die ervoor moet zorgen dat er een internationaal geaccepteerd verslaggevingsraamwerk wordt ingevoerd. Dit verslaggevingsraamwerk moet ondernemingen steunen in een consistente wijze van rapporteren over de ondernemingsprestaties, wat tegenwoordig nog niet het geval is. Momenteel zijn er 80 organisaties wereldwijd die meedoen aan een proef om te komen tot een geïntegreerd verslaggevingsraamwerk. Hiervan hebben 49 organisaties ook daadwerkelijk een Integrated Reporting verslag aangeleverd bij de IIRC over de verslaggevingsjaren 2010 tot en met 2012. Integrated Reporting worden gezien als een goed streven, waarbij degenen die zich bezighouden met corporate governance met enthousiasme kijken naar de verdere ontwikkeling van Integrated Reporting.

1.2 Hoofdvraag

In de vorige paragraaf is reeds besproken wat de achterliggende gedachte is van Integrated Reporting en waar Integrated Reporting voor staat. In deze paragraaf wordt de onderzoeksvraag besproken die gerelateerd is aan Integrated Reporting.

De ontwikkelingen rondom Integrated Reporting zijn in volle gang. De probleemstelling van dit onderzoek is gericht op de vraag of organisaties die momenteel aan Integrated Reporting doen, hun niet-financiële informatie ook zodanig rapporteren dat deze informatie leesbaar is voor de belanghebbenden. Hierbij kan worden gedacht aan: klanten, werknemers, kapitaalverschaffers en leveranciers. Dit geldt ook voor belanghebbenden die zich

(9)

9

bezighouden met sociale aspecten en het milieu, zoals mensenrechtenorganisaties en milieuorganisaties. Dit leidt tot de volgende hoofdvraag voor dit uit te voeren onderzoek:

‘In welke mate is niet-financiële informatie in Integrated Reporting leesbaar voor de belanghebbenden van de onderneming?’

Om deze hoofdvraag te beantwoorden dienen de volgende deelvragen te worden behandeld: 1. Wat is Integrated Reporting?

2. Voor wie is Integrated Reporting bedoeld?

3. Wat is het belang van Integrated Reporting voor organisaties en de gebruikers? 4. Is de leesbaarheid van Integrated Reporting van alle organisaties gelijk aan elkaar? 5. Wat is leesbaarheid en hoe is leesbaarheid te meten?

1.3 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is tweeledig. Enerzijds is het doel van dit onderzoek om antwoord te geven op de geformuleerde hoofdvraag uit de vorige paragraaf. Daarbij is het de doelstelling om vanuit een theoretisch perspectief een kader te schetsen voor Integrated Reporting. Anderzijds is het doel van dit onderzoek om na te gaan in hoeverre de niet-financiële informatie in Integrated Reporting leesbaar is voor belanghebbenden van de onderneming bij aanvang van dit nieuwe verslaggevingsraamwerk. Dit is van belang omdat leesbaarheid van verslagen een belangrijk aspect is in de communicatie tussen het management van de onderneming en de belanghebbenden van de onderneming. Gezien de reikwijdte van deze scriptie en het feit dat het verslaggevingsraamwerk van Integrated Reporting nog in ontwikkeling is, is het doel van dit onderzoek om suggesties te doen over de leesbaarheid van Integrated Reporting en vooral een globale indruk te geven van de leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting. Dit onderzoek is daarom verkennend van aard.

1.4 Wetenschappelijke bijdrage

In deze paragraaf wordt de toegevoegde waarde van dit afstudeeronderzoek besproken. Het gaat hier vooral om het nut van dit onderzoek met betrekking tot het onderwerp Integrated

(10)

10

Reporting en de gerelateerde theorie die door middel van wetenschappelijke artikelen wordt besproken.

In paragraaf 1.1. is reeds aangegeven dat het uitbrengen van een jaarrekening met financiële gegevens een langere historie heeft en vandaag de dag met wet- en regelgeving zelfs verplicht is gesteld voor middelgrote en grote ondernemingen. In 1991 publiceerde het bedrijf Atos Origin als eerste Nederlandse onderneming een milieujaarverslag (De Waard, 2011). In dit milieujaarverslag werd de impact van de activiteiten van Atos Origin op de natuur en de aarde vertaald naar gekwantificeerde parameters (De Waard, 2011). Op dat moment werd een trend gezet voor het rapporteren van niet-financiële informatie. Gedurende het eerste decennium van de 21e eeuw is de inhoud van de milieujaarverslagen veranderd. De inhoud is verbreed van informatie op het gebied van de milieu-impact van de onderneming, naar informatie vanuit de nu bekende perspectieven people, planet en profit; ook wel duurzaamheid genoemd. Vanaf dat moment wordt er dan ook niet meer gesproken over milieujaarverslagen, maar over duurzaamheidsverslagen of MVO-verslagen. Hiermee is de verslaggeving in de jaarrekening over financiële informatie steeds verder uitgebreid naar verslaggeving over niet-financiële informatie. Op dit moment is de IIRC bezig met Integrated Reporting, waarin al deze informatie in één geïntegreerd verslag komt te staan. Integrated Reporting is dus een nieuwe manier van communiceren, waarbij leesbaarheid van belang is.

De leesbaarheid en daarmee de begrijpelijkheid van informatie is van wezenlijk belang in de communicatie tussen partijen, zoals tussen ondernemingen en de belanghebbenden van deze ondernemingen, bijvoorbeeld institutionele en individuele investeerders. “Leesbaarheid is een maat voor de begrijpelijkheid en duidelijkheid van geschreven tekst. Er zijn veel methoden en formules om de leesbaarheid van tekst voor groepen te bepalen.”(Encyclo.nl). Het belang van het verstrekken van leesbare informatie, zit hem in het feit dat de informatiekloof tussen de verstrekker van informatie en de ontvanger van informatie effectief kleiner dient te worden. Onder informatiekloof wordt verstaan: “dat de verstrekker van informatie meer weet over de ondernemingsactiviteiten dan de ontvanger van informatie.” (Scott, 2011, p. 21). Integrated Reporting beoogt duidelijk te maken wat de cijfers van de onderneming inhouden en wat het verhaal is achter de gerapporteerde cijfers. Integrated Reporting moet leiden tot een geïntegreerd verslag dat een weerspiegeling is van de strategie van een onderneming en de daaraan mogelijk verbonden risico’s (Sánchez et al., 2013). Ook hier is er sprake van een informatiekloof. Deze informatiekloof leidt tot de behoefte aan communicatie en daarvoor is

(11)

11

leesbaarheid van belang. De leesbaarheid van de verslaggeving kan worden verbeterd en Integrated Reporting kan bijdragen aan meer informatieve rapportages. Een voorbeeld hiervan is dat beleggers een duidelijk inzicht krijgen in de strategie en risicopositie van een onderneming. Op basis van duidelijk leesbare informatie zijn beleggers vervolgens in staat om hun risicopositie te bepalen (Linsley & Shrives, 2005b). Ook andere belanghebbenden, zoals werknemers, zijn wellicht geïnteresseerd in de financiële prestaties van een organisatie voordat zij bij een werkgever aan de slag gaan. Alleen al sinds 1952, zijn er wereldwijd meer dan 25 studies uitgevoerd op het gebied van de leesbaarheid van financiële informatie in jaarrekeningen (Parshalian & Crissy, 1952). De informatiebehoefte verschuift echter van de behoefte aan financiële informatie, naar de behoefte aan niet-financiële informatie. Belanghebbenden zijn tegenwoordig niet langer tevreden met enkel financiële informatie, simpelweg omdat ondernemingen te maken hebben met zowel financiële, als sociaalmaatschappelijke en ecologische omstandigheden.

In eerder verschenen artikelen is al geschreven over verschillende aspecten van leesbaarheid. Zoals de leesbaarheid van bepaalde financiële informatie uit jaarrekeningen in diverse landen. Jones (1996) heeft onderzoek gedaan naar de Westerse en Aziatische jaarrekeningen. Terwijl Chan et al. (1996) de verschillen in leesbaarheid van financiële informatie in jaarrekeningen binnen Hong Kong hebben onderzocht. Niet alleen de jaarrekening is onderzocht op leesbaarheid, maar ook andere aspecten van het jaarverslag, zoals het directieverslag (Jones, 1988) en de risicoparagraaf (Linsley & Lawrence, 2007). Naar mijn weten is er nog geen onderzoek verricht naar de leesbaarheid van Integrated Reporting. Integrated Reporting is een nieuw fenomeen te noemen dat nog in de kinderschoenen staat. Momenteel houden 5 organisaties uit Afrika, 14 uit Amerika, 5 uit Australië, 10 uit Azië en 46 uit Europa zich bezig met Integrated Reporting. Het Integrated Reporting verslaggevingsraamwerk dat door de IIRC is ontwikkeld, bestaat uit verschillende onderdelen; te denken valt aan niet-financiële informatie over de strategie, governance en riskmanagement van een organisatie.

Dit onderzoek richt zich op de leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting in zijn totaliteit en op de verschillende inhoudelijke onderdelen van Integrated Reporting. Deze inhoudelijke onderdelen van Integrated Reporting worden in hoofdstuk 3 expliciet uiteengezet.

(12)

12

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 volgt een uiteenzetting van de belangrijkste theorieën die verband hebben met het onderwerp Integrated Reporting. Aansluitend op deze theorieën worden de hypothesen geformuleerd. In hoofdstuk 3 zal de onderzoeksopzet worden beschreven waarmee de hypothesen worden getoetst. De resultaten van dit onderzoek en daarmee de toetsing van de hypothesen volgen in hoofdstuk 4. Tot slot komen in hoofdstuk 5 de conclusies aan bod en de beperkingen en mogelijkheden voor vervolgonderzoek.

(13)

13

2. Theoretisch kader

2.1 Inleiding

In hoofdstuk 1 zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Wat is Integrated Reporting?

2. Voor wie is Integrated Reporting bedoeld?

3. Wat is het belang van Integrated Reporting voor organisaties en de gebruikers? 4. Is de leesbaarheid van Integrated Reporting van alle organisaties gelijk aan elkaar? 5. Wat is leesbaarheid en hoe is leesbaarheid te meten?

Deelvraag 1 wordt beantwoord met de literatuur in paragraaf 2.2. Deelvraag 2 wordt beantwoord met de stakeholdertheorie in paragraaf 2.3. Deelvraag 3 wordt beantwoord met de voluntary-disclosuretheorie en de legitimatietheorie in paragraaf 2.4 en afgesloten met hypothese 1. Deelvraag 4 wordt beantwoord met de institutionele theorie; isomorfisme in paragraaf 2.5 en afgesloten met hypothese 2. Tot slot wordt deelvraag 5 beantwoord met de literatuur in paragraaf 2.6 en afgesloten met hypothese 3.

2.2 Integrated Reporting

Om te kunnen bepalen wat de staat is van de leesbaarheid van Integrated Reporting, wordt eerst ingegaan op Integrated Reporting zelf. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de volgende deelvraag uit paragraaf 1.2; ‘Wat is Integrated Reporting?’.

De IIRC definieert Integrated Reporting als “een manier van communicatie over waardecreatie in de tijd, zichtbaar in een periodiek geïntegreerd verslag” (de IIRC, 2013). Het geïntegreerd verslag is daarbij een communicatiemiddel met informatie over de strategie, governance, prestaties en vooruitzichten van een organisatie. Volgens de IIRC dient het geïntegreerd verslag opgesteld te zijn in overeenstemming met het internationale Integrated Reporting verslaggevingsraamwerk. Dit verslaggevingsraamwerk is ontwikkeld door de IIRC en bestaat uit een vast aantal inhoudelijke onderdelen waarover organisaties dienen te rapporteren. Deze inhoudelijke onderdelen worden in hoofdstuk 3 nader omschreven. De IIRC streeft met dit verslaggevingsraamwerk naar een samenhangende en efficiënte manier

(14)

14

van corporate reporting. Het bevordert geïntegreerd denken en besluitvorming en acties die zich richten op waardecreatie op de korte en lange termijn. De IIRC werkt momenteel aan het geïntegreerd verslaggevingsraamwerk in een internationaal samenwerkingsverband, dat bestaat uit een wereldwijde samenwerking van toezichthouders, beleggers, bedrijven, standaardsetters en mensen uit het accountantsberoep. Sinds 16 april 2013 ligt er een consultatierapport, waarin het format van Integrated Reporting uiteen wordt gezet. Tot 15 juli 2013 hebben alle belanghebbenden de gelegenheid om met commentaar te komen op het rapport. Naar verwachting zal het Integrated Reporting verslaggevingsraamwerk in december 2013 definitief zijn.

Op dit moment wordt nog gewerkt met diverse soorten rapportages waarin verantwoording wordt afgelegd door ondernemingen, zoals: de jaarrekening, het directieverslag, het MVO-verslag en andere asssurance MVO-verslagen. Enkele ondernemingen zijn wel al bezig met een wijze van rapporteren waarbij verschillende rapportage-aspecten zijn samengevoegd in één geheel. Hierbij gaat het om verschaffing van informatie over verscheidene onderwerpen in één rapport. Deloitte heeft een onderzoek gedaan naar de wijze waarop beursgenoteerde ondernemingen reeds omgaan met Integrated Reporting. Zij concluderen dat het aantal ondernemingen dat rapporteert over niet-financiële informatie, zoals duurzaamheid, governance en risicomanagement, de afgelopen jaren flink is toegenomen. Volgens het onderzoek van Deloitte verwacht meer dan 70% van de financiële bestuurders (ofwel Chief Financial Officers, kortweg CFO’s) dat duurzaamheid van invloed zal zijn op de risicobeheersing en het verslaggevingsproces. Terwijl de overige 30% aangeeft niet of nauwelijks betrokken te zijn bij de strategie of andere duurzaamheidaspecten. Deloitte stelt dat “de betrokkenheid van bestuurders cruciaal is voor de toegevoegde waarde van Integrated Reporting. Met name de betrokkenheid van CFO’s versterkt de kwaliteit, relevantie en betrouwbaarheid van niet-financiële informatie.” (Bommel, 2013). Dit onderzoek van Deloitte laat het belang zien van Integrated Reporting en geeft aan hoe CFO’s aankijken tegen Integrated Reporting. Het onderzoek toont aan dat het bedrijfsleven al bezig is met Integrated Reporting en dat Integrated Reporting een belangrijk nieuw fenomeen is in het verslaggevingsproces.

Sánchez et al., (2013) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van belanghebbenden van ondernemingen op Integrated Reporting van de onderneming. Sánchez et al. (2013) onderkennen het belang van Integrated Reporting, met name voor beleggers. Integrated

(15)

15

Reporting verstrekt namelijk significante informatie over de strategie, governance en het toekomstperspectief van organisaties. Sánchez et al. (2013) stellen dat Integrated Reporting eerdere verslaggeving over financiële informatie, managementinformatie, corporate governance, bezoldiging en duurzaamheid perfect samenbrengt. Sánchez et al. (2013) concluderen wel dat belanghebbenden nog slechts op nationaal niveau invloed uitoefenen op het Integrated Reporting proces. Integrated Reporting raakt het volledige verslaggevingsproces dat van belang is voor het management van de onderneming. Daarmee is dit artikel van Sánchez et al. (2013) in lijn met het geïntegreerd denken binnen het verslaggevingsraamwerk en dat is precies de bedoeling van de IIRC. De IIRC is op dit moment namelijk bezig met het ontwikkelen van een geïntegreerd verslaggevingsraamwerk en betrekt daar diverse belanghebbenden bij.

In de toekomst zal duidelijk worden hoe Integrated Reporting zich verder ontwikkelt. Uit het bovenstaande kan in ieder geval geconcludeerd worden dat Integrated Reporting belangrijk is voor zowel het management van een organisatie, als de belanghebbenden van een organisatie. Wie deze belanghebbenden precies zijn komt aan bod in de volgende paragraaf.

2.3 Stakeholdertheorie

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de stakeholdertheorie waarvan Freeman (1984) de grondlegger is (Cornier et al., 2004). Deze theorie wordt in deze paragraaf verder toegelicht, met als doel een antwoord te geven op de tweede deelvraag uit paragraaf 1.2: ‘Voor wie is Integrated Reporting bedoeld?’

Voordat de stakeholdertheorie verder wordt besproken zal eerst worden verklaard waarom gekozen is voor de stakeholdertheorie in plaats van de agencytheorie. De agency is een oude en nog steeds gebruikte theorie. Deze theorie stelt dat er sprake is van ‘informatie-asymmetrie tussen de agent en de principaal’, of beter gezegd: een informatie-achterstand van de ene mogelijke partij ten opzichte van een andere partij. Volgens Scott (2011) houdt informatie-asymmetrie in, dat in een economische transactie de ene partij meer informatie heeft dan de andere partij. Deze informatie-asymmetrie kan worden verminderd door verantwoording af te leggen middels een verslag van het management aan de aandeelhouder. Toch is deze theorie beperkt doordat alleen één partij, bijvoorbeeld de aandeelhouder, als belanghebbende wordt gezien. Aandeelhouders worden weliswaar gezien als een van de belangrijkste stakeholders

(16)

16

van een organisatie, maar Integrated Reporting is juist ook bedoeld voor andere belanghebbenden. Daarom is gekozen voor de stakeholdertheorie die beter aansluit bij Integrated Reporting.

De stakeholdertheorie legt uit dat een onderneming meerdere belanghebbenden kent die verschillende belangen hebben in een onderneming. Deze belangen uiten zich in verscheidene vormen, zoals in de menselijke, kapitalistische, ecologische en financiële vorm (Jensen, 2001). In ruil voor deze duurzame belangen, willen de belanghebbenden informatie over de behaalde resultaten op basis van hun belang. De focus in dit onderzoek ligt daarom dan ook op de stakeholdertheorie die meer van toepassing is op Integrated Reporting.

De stakeholdertheorie is een theorie over organisatiemanagement en bedrijfsethiek die de normen en waarden in het managen van een organisatie behandelt (Freeman, 1984). Volgens Freeman (1984) zijn de belanghebbenden: elke groep of ieder individu die effect heeft op de doelstellingen van een organisatie of vice versa. Deze theorie gaat ervan uit dat ondernemingen hun bestaan en continuïteit te danken hebben aan het aandeel van verscheidene partijen. Partijen zoals werknemers, toeleveranciers, overheid, aandeelhouders en milieu- en sociale vertegenwoordigers. Een aandeel die in verschillende vormen kan voorkomen, zoals: een kapitalistische, ecologische, menselijke en financiële vorm (Jensen, 2001). Deze verschillende partijen willen vanwege hun belang dat zij in de onderneming hebben, weten wat de ondernemingsleiding hiermee doet om de gezamenlijke doelstellingen te behalen. Dit heeft als resultaat dat de onderneming - deels vrijwillig - overgaat tot rapporteren over de ondernemingsprestaties, met als doel het vertrouwen te behouden van de belanghebbenden (Scott, 2011). In paragraaf 2.4 wordt nader ingegaan op het vrijwillig rapporteren.

Het idee dat een organisatie belanghebbenden heeft, is gemeengoed geworden in de managementliteratuur (Brenner & Cochran, 1991; Clarkson, 1991; Goodpaster, 1991; Hill & Jones, 1992). Donaldson & Preston (1995) hebben onderzoek gedaan naar het stakeholder concept. Zij concluderen dat belanghebbenden kunnen worden geïdentificeerd door te kijken naar de interesse die zij in de organisatie hebben en door te zorgen dat de belangen van alle stakeholders een wezenlijke waarde vertegenwoordigen voor de organisatie. De IIRC is bezig om de wensen van alle belanghebbenden mee te nemen bij het ontwikkelen van het Integrated Reporting verslaggevingsraamwerk.

(17)

17

Ackermann & Eden (2011) hebben onderzoek gedaan naar de wijze waarop het management van een organisatie haar strategie kan verstevigen. Zij stellen dat een van de belangrijkste taken van het management bij het formuleren van de strategische doelstellingen is om de eisen van verschillende belanghebbenden af te wegen. Deze bevindingen zijn relevant voor dit onderzoek, omdat Integrated Reporting er ook op gericht is om tegemoet te komen aan de wensen van alle belanghebbenden.

Er is uiteenlopende literatuur die het fundamentele idee van de relatie tussen de organisatie en de stakeholders bediscussieert (Donaldson & Preston, 1995; Jones, 1995; Wood & Jones, 1995). Hierbij is er aandacht voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de organisatie in relatie tot haar bedrijfsprestaties. Harrison & Freeman (1999) stellen dat het betekenisvol is om bij de stakeholdertheorie de economische prestaties te onderscheiden van de maatschappelijke prestaties. Zo kun je de juiste belanghebbenden identificeren en toewijzen aan de juiste doelstellingen. Het lastige hieraan is dat het economische aspect en het maatschappelijke aspect elkaar overlappen. Integrated Reporting is erop gericht om naast financiële informatie, ook te rapporteren over niet-financiële informatie. Hierdoor worden aandeelhouders niet alleen voorzien van historische bedrijfsgegevens of informatie over economische prestaties, maar krijgen de aandeelhouders en andere belanghebbenden ook relevante, toekomstgerichte informatie over maatschappelijke prestaties.

Vanaf het moment dat Freeman (1984) als grondlegger een basis heeft gelegd voor de stakeholdertheorie, zijn er uiteenlopende ideeën over de vraag wie de belanghebbenden van een organisatie zijn. Mitchell et al. (1997) concluderen dat belanghebbenden onderverdeeld kunnen worden in verschillende groepen door rekening te houden met de macht, urgentie en legitimiteit die belanghebbenden in de organisatie hebben. Managers van een organisatie dienen de organisatie in de context van hun omgeving te kunnen plaatsen. Alleen dan zijn zij in staat om de juridische en morele belangen van de stakeholders te bedienen.

Argandoña (1998) schrijft dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van een organisatie zich bevindt tussen twee extremen. Enerzijds is de organisatie verantwoordelijk voor het zorgen van een zo groot mogelijk winstcijfer voor de aandeelhouders. Anderzijds is de organisatie verantwoordelijk voor het belang van verschillende partijen in de organisatie.

(18)

18

Argandoña (1998) plaatst de stakeholdertheorie daarom in de context van het algemeen belang. Het algemeen belang wil zeggen: dat wat ten goede komt aan meer dan een individu. Het gaat hier met andere woorden om de condities in de samenleving, die ervoor moeten zorgen dat verschillende groepen rekening met elkaar houden bij het realiseren van de eigen doelstellingen. Dit is dan ook een streven van de IIRC die dit probeert te bewerkstelligen voor organisaties door te luisteren naar de stakeholders bij het ontwikkelen van een verslaggevingsraamwerk voor Integrated Reporting.

De stakeholdertheorie brengt de beweegredenen van ondernemingen in beeld om over te gaan tot informatieverschaffing. Ondernemingen verschaffen informatie om te rapporteren wat er met de verschillende inzet van de belanghebbenden wordt gedaan en welke prestaties er worden behaald. In relatie tot het invoeren van het nieuwe Integrated Reporting verslaggevingsraamwerk, is het van belang dat de verslaggeving in lijn is met de verwachtingen van belanghebbenden. Immers, er wordt gerapporteerd om de belanghebbenden op de hoogte te stellen van de gang van zaken, waarbij er tevens rekening mee wordt gehouden dat de informatie begrijpelijk is en leesbaar.

2.4 Voluntary-disclosuretheorie en legitimatietheorie

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de voluntary-disclosuretheorie en de legitimatietheorie. Deze theorieën worden in deze paragraaf verder toegelicht, met als doel een antwoord te geven op de derde deelvraag uit paragraaf 1.2 en hypothese 1 te vormen. De derde deelvraag luidt als volgt; ‘Wat is het belang van Integrated Reporting voor organisaties en de gebruikers?’

Voluntary-disclosuretheorie

Het belang van Integrated Reporting wordt duidelijk met behulp van de voluntary-disclosuretheorie (ofwel de vrijwillige-rapportagetheorie). Deze theorie verduidelijkt tevens de motivatie van ondernemingen om over te gaan tot rapporteren, in het bijzonder vrijwillige verslaggeving.

Het rapporteren over financiële informatie is voor middelgrote en grote organisaties verplicht gesteld bij wet- en regelgeving. De controle op deze financiële informatie heeft, gezien de schandalen in het verleden, (Enron, Ahold e.d.) echter te wensen overgelaten. Hierdoor willen

(19)

19

belanghebbenden informatie over de ondernemingsactiviteiten en -prestaties buiten het financiële gedeelte om, zodat het vertrouwen in ondernemingen intrinsiek blijft. Het vrijwillig rapporteren van niet-financiële informatie neemt steeds verder toe. De organisaties die momenteel meedoen aan Integrated Reporting hebben zich op vrijwillige basis aangemeld bij de IIRC. Er zijn meerdere onderzoeken geweest die stellen dat de vrijwillige-rapportagetheorie de kapitaalmarkt op verschillende manieren kan beïnvloeden. Vanuit het beleggersperspectief gezien, zijn veranderingen op de kapitaalmarkt een belangrijke indicator die aangeeft hoe beleggers reageren op de vrijwillige-rapportagetheorie. De verschillende manieren waarop de vrijwillige-rapportagetheorie de kapitaalmarkt beïnvloedt, worden hierna uiteengezet.

Uit onderzoek van Diamond & Verrecchia (1991) en Kim & Verrecchia (1994) is gebleken dat het vrijwillig rapporteren van informatie zorgt voor een verbeterde liquiditeit van aandelen. Dit komt omdat de informatie-asymmetrie tussen zowel geïnformeerde als niet-geïnformeerde beleggers wordt verminderd. Beleggers verwachten dat aandelen van organisaties met een hoge level van vrijwillige informatierapportage tegen eerlijke prijzen worden verhandeld (Healy et al., 1999a; Gelb & Zarowin, 2000).

Beleggers lopen informatierisico bij organisaties die niet aan vrijwillige rapportage doen. Doordat zij onzeker zijn over de organisatie, zullen zij een hoger rendement eisen. Daarom stelt de theorie dat organisaties die aan vrijwillige informatierapportage doen, lagere kapitaalkosten hebben (Botosan & Plumlee, 2000; Piotroski, 1999b). Ze hoeven immers minder rendement te betalen aan de aandeelhouders.

Lang & Lundholm (1996) hebben onderzoek gedaan naar het effect van vrijwillige rapportage op beursanalisten. Zij concluderen dat het vrijwillig verstrekken van informatie door organisaties, zorgt voor een verlaging van de kosten voor het aanschaffen van informatie bij beursanalisten. De vraag naar de diensten van financiële analisten wordt daarmee minder.

Een toenemend tempo van ondernemerschap en economische veranderingen verhoogt de vraag naar waardevolle en betrouwbare informatie in kapitaalmarkten (Healy en Palepu, 2001). De traditionele financiële rapportagemodellen, zoals de jaarrekening, lijken hierin niet te kunnen voorzien. Vrijwillige rapportage in de vorm van duurzaamheidsverslagen, MVO-rapporten en nu Integrated Reporting lijkt hieraan te gaan voldoen. De vraag is echter of

(20)

20

organisaties puur en alleen aan vrijwillige rapportage doen om lastige vragen te voorkomen en dus symbolisch aan Integrated Reporting doen (De Waard, 2011). Dit kan leiden tot verslaggeving zonder toegevoegde waarde en resulteert in onduidelijke en onbegrijpelijke informatie. Het idee is dat ondernemingen meer informatie verstrekken dan de wet- en regelgeving hen eigenlijk verplicht. Het management van een bepaalde onderneming gaat alleen niet over tot volledige verslaggeving, omdat de concurrenten dan ook kunnen beschikken over deze informatie en deze in hun voordeel kunnen gebruiken (Scott, 2011). Verder bestaat de mogelijkheid dat een onderneming overgaat op vrijwillige verslaggeving, omdat wanneer zij dit niet doet, de belanghebbenden denken dat er wel iets aan de hand kan zijn (De Waard, 2011). Dit wordt ook wel het disclosure principle genoemd.

Legitimatietheorie

Een ander belang van Integrated Reporting wordt duidelijk met behulp van de legitimatietheorie (een onderdeel van het zogenaamde institutionalisme; zie ook paragraaf 2.5). De legitimatietheorie is een theorie die veelal wordt gebruikt om te verklaren waarom ondernemingen rapporteren over ondernemingsactiviteiten en prestaties. Deze theorie dient ook als basis in andere onderzoeken die gericht zijn op het analyseren van rapportages en aspecten die daar betrekking op hebben, zoals de leesbaarheid van stukken tekst.

De legitimatietheorie stelt dat een onderneming een positie wil innemen in de maatschappij en door de maatschappij geaccepteerd wil worden, met als einddoel het rechtvaardigen van haar bestaansrecht (Patten, 1992). De veronderstelling in deze theorie is dat ondernemingen de sociale waarden met betrekking tot de ondernemingsactiviteiten proberen aan te sluiten op de sociale waarden van de maatschappij. Waarbij vervolgens ‘contracten’ worden afgesloten tussen de onderneming en de maatschappij waarin zij verkeert; ook wel ‘sociale contracten’ genoemd. Zodra deze ‘contracten’ in overeenstemming zijn, heeft de onderneming zich weten te legitimeren (De Waard, 2008).

Volgens de legitimatietheorie kan vrijwillige rapportage verklaard worden als een methode voor de organisatie om tegemoet te komen aan maatschappelijke wensen (Patten, 1992). Organisaties streven ernaar daarmee hun handelen te rechtvaardigen (De Waard, 2011). Tot aan de jaren ’60 werd de legitimiteit van een bedrijf erkend zolang het bedrijf maar succesvol was (genoeg winst genereerde). Vanaf de jaren ’70 werd de maatschappij zich meer bewust van de groei van organisaties en de maatschappelijke gevolgen daarvan (Tinker & Niemark,

(21)

21

1987). De maatschappij begon daarom van organisaties te eisen dat zij meer aandacht besteedden aan de sociale problemen waar de organisatie mee te maken kreeg. Met Integrated Reporting is de organisatie nu in staat om daarover te rapporteren en zo haar legitimiteit in de maatschappij te versterken.

Patten (1992) heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen van de olieramp van Exxon Valdez in 1989. Deze olieramp wordt gezien als een van de grootste milieurampen in de geschiedenis. Patten (1992) concludeert dat deze milieuramp heeft geleid tot een stijging van vrijwillige rapportage bij olieconcerns. Zo kan geconstateerd worden dat maatschappelijke implicaties de maatschappelijke verantwoordelijkheid bij organisaties doen stijgen.

Brown & Deegan (1998) hebben in Australië onderzoek gedaan naar de relatie tussen de media-aandacht die organisaties krijgen bij milieu-effecten en het niveau van rapporteren van milieugerelateerde informatie. Zij concluderen dat de media bijzonder effectief is in het sturen van maatschappelijke bezorgdheid over milieuprestaties van organisaties. Wanneer de aandacht van de media toeneemt bij milieuproblemen, dan reageren organisaties door meer milieu-informatie bekend te maken in het jaarverslag. Deze studie bevestigt het feit dat organisaties zich proberen te legitimeren bij maatschappelijke wensen.

De legitimatietheorie is gebaseerd op het idee dat organisaties moeten blijven handelen binnen de grenzen van wat de maatschappij als sociaal aanvaardbaar gedrag identificeert. Ook Donovan (2002) komt in zijn onderzoek tot deze conclusie. Donovan (2002) heeft interviews gehouden met senior-managers van grote Australische organisaties. Het resultaat van deze studie is dat organisaties overgaan tot het rapporteren van informatie om zo de organisatie in een positief daglicht te stellen. Daarmee tracht de organisatie haar handelen te rechtvaardigen, maar het is wel de vraag in hoeverre dit eerlijk en transparant gebeurt (Wilmshurst & Frost, 2000; Deegan et al., 2002). Ondanks het feit dat Integrated Reporting tegemoetkomt aan de wensen van vele stakeholders, is het de vraag of de niet-financiële informatie die wordt gerapporteerd specifiek is en niet te algemeen. Dit gaat verder dan de afstemming van sociale contracten, want uiteindelijk dient hierover te worden gerapporteerd aan het maatschappelijk verkeer om duidelijkheid te verschaffen over de ondernemingsactiviteiten. Waarbij duidelijk en begrijpelijk dient te worden gerapporteerd over de behaalde prestaties, in plaats van enkel algemene niet-financiële informatie te rapporteren.

(22)

22

De motieven achter enerzijds de vrijwillige rapportage theorie, dat ondernemingen aan Integrated Reporting doen om lastige vragen te voorkomen en dus symbolisch aan Integrated Reporting doen en anderzijds de legitimatie theorie, dat ondernemingen aan Integrated Reporting doen om tegemoet te komen aan maatschappelijke wensen om daarmee hun handelen te rechtvaardigen kunnen er beide voor zorgen dat de niet-financiële informatie in Integrated Reporting moeilijk leesbaar wordt.

Hypothese 1

Op basis van de behandelde literatuur kan verondersteld worden dat de niet-financiële informatie in Integrated Reporting gemiddeld moeilijk of erg moeilijk leesbaar is. Dit kan met name worden afgeleid uit de vrijwillige-rapportagetheorie. Deze theorie stelt, zoals hiervoor besproken, dat ondernemingen meer rapporteren dan de wet- en regelgeving heeft bepaald, om zo het vertrouwen van belanghebbenden te winnen of te behouden. Deze vorm van informatie is veelal niet kwantitatief en kan daardoor moeilijk in een context worden geplaatst. Het kan echter ook zijn, zoals de legitimatietheorie stelt, dat organisaties slechts proberen hun handelen te rechtvaardigen middels het verstrekken van niet-financiële informatie, zonder daarbij specifiek te zijn. De informatie die wordt verstrekt kan namelijk wel in overeenstemming zijn met wat het maatschappelijk verkeer verwacht, maar de vraag is of dit wel voldoende leesbaar is voor de verschillende belanghebbenden. De hypothese die hierbij wordt opgesteld, luidt dan ook als volgt:

H1: De leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting is gemiddeld zeer moeilijk of moeilijk.

2.5 Institutionele theorie; isomorfisme

Een theorie die de beweegredenen van ondernemingen beschrijft om over te gaan op rapporteren, is de (sociologische) institutionele theorie. Deze theorie verduidelijkt tevens het gedrag van ondernemingen en laat zien wat ondernemingen rapporteren over de behaalde prestaties. Dit komt uiteindelijk terug in het jaarverslag, in de toekomst in de vorm van Integrated Reporting. Deze theorie helpt ook om de vierde deelvraag te beantwoorden uit paragraaf 1.2: ‘Is de leesbaarheid van Integrated Reporting van alle organisaties gelijk aan elkaar?’ Dit wordt duidelijk in deze paragraaf waarna hypothese 2 wordt opgesteld.

(23)

23

De institutionele theorie stelt onder meer dat individuen binnen een organisatie en organisaties elkaar vaak imiteren en een gedragspatroon hebben waardoor organisaties grote gelijkenissen met elkaar gaan vertonen (De Waard, 2011). Isomorfisme is een concept dat onderdeel is van de institutionele theorie, dat betrekking heeft op het verschijnsel van het ontstaan van sterke overeenkomsten tussen gedrag en/of werkwijzes van ondernemingen (De Waard, 2008). Isomorfisme betekent dat een bepaalde gelijkheid ontstaat tussen ondernemingen of dat de processen of structuren van ondernemingen naar elkaar toegroeien. Isomorfisme is verder te verdelen in drie specifieke typen; normatief isomorfisme, coërcief isomorfisme en mimetisch isomorfisme (DiMaggio & Powell, 1983). Normatief isomorfisme wil zeggen dat mensen dezelfde gedragingen vertonen en daarmee op zoek zijn naar mensen die op dezelfde lijn willen zitten (De Waard, 2011). Coërcief isomorfisme betekent dat organisaties worden beïnvloed (onder dwang gezet) door regelgeving of door niet-overheidsinstellingen (De Waard, 2011). Deze vorm van isomorfisme volgens de institutionele theorie kan zich voordoen bij organisaties die aan Integrated Reporting doen vanwege de maatschappelijke druk, met mogelijk omvangrijke verslaggeving als gevolg. Mimetisch isomorfisme is imitatie van organisaties in dezelfde branche (De Waard, 2011): als de concurrentie aan Integrated Reporting doet, dan wordt een organisatie beïnvloed om ook aan Integrated Reporting te doen.

Organisaties kunnen worden beïnvloed door de interne en externe omgeving. Deze invloeden kunnen bijvoorbeeld van de overheid komen, middels regelgeving en leiden tot een bepaald (kopieer)gedrag van organisaties. Het conformeren aan deze invloeden verhoogt de kans van het voorbestaan van een organisatie (Zucker, 1987). DiMaggio & Powell (1983, p. 151) definiëren de institutionele theorie als; “het imiteren of nabootsen van andere (succesvolle) elementen en de normatieve overdracht van maatschappelijke feiten, over het algemeen van externe bronnen”. Deze definitie is in lijn met de onderzoeksresultaten van Zucker (1987) en past in de context van de huidige ontwikkelingen rondom Integrated Reporting.

Organisaties kunnen verschillende motieven hebben om over te gaan tot Integrated Reporting. Deze motieven kunnen al dan niet in lijn zijn met de behoeften van stakeholders. Daarom is het van belang om het gedrag van een organisatie te analyseren om zo tot een succesvol verslaggevingsraamwerk te komen voor Integrated Reporting.

(24)

24 Hypothese 2

Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de jaarrekeningen van ondernemingen een gelijkwaardige leesbaarheid hebben (Linsley & Lawrence, 2007; Jones & Shoemaker, 1994). Dit kan worden verklaard doordat organisaties kopieergedrag vertonen in hun wijze van rapporteren en daardoor dezelfde leesbaarheidsniveaus van informatie produceren, zoals hiervoor besproken. Tevens kan het zijn dat ondernemingen druk voelen vanuit regelgeving of niet-overheidsinstellingen waardoor veelal dezelfde leesbaarheidsniveaus worden bereikt (De Waard, 2011). Op basis hiervan kan de volgende hypothese worden opgesteld:

H2: De leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting van alle ondernemingen die momenteel aan Integrated Reporting doen, is gelijkwaardig aan elkaar.

2.6 Leesbaarheid

Deze paragraaf bespreekt op basis van de besproken theorieën en wetenschappelijke artikelen wat wordt verstaan onder leesbaarheid. Hieruit wordt duidelijk welke zaken onderzocht zijn op het gebied van de leesbaarheid van gerapporteerde teksten. Deze theorie helpt ook om de vijfde deelvraag te beantwoorden uit paragraaf 1.2: ‘Wat is leesbaarheid en hoe is leesbaarheid te meten?’ Dit wordt duidelijk in deze paragraaf waarna hypothese 3 wordt opgesteld.

In paragraaf 1.3 is leesbaarheid gedefinieerd als “een maat voor de begrijpelijkheid en duidelijkheid van geschreven tekst. Er zijn veel methoden en formules om de leesbaarheid van tekst voor groepen te bepalen.”(“begrip leesbaarheid”, n.d.). Bekende voorbeelden hiervan zijn de Flesch Reading Ease Formule (Flesch, 1948) en de Gunning Fog Index (Gunning, 1969). Linsley & Lawrence (2007) hebben de Flesch Reading Ease Formule gebruikt om de leesbaarheid van risicoparagrafen te meten in de jaarverslagen van de 25 grootste ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk. Ook is er onderzoek verricht naar de leesbaarheid van jaarrekeningen door gebruik te maken van de Flesch Reading Ease Formule (Jones, 1988; Smith & Taffler, 1992a; Schroeder & Gibson, 1990). De conclusies uit al deze onderzoeken zijn consistent en luiden dat de onderzochte risicoparagrafen en jaarrekeningen zeer moeilijk of moeilijk leesbaar zijn.

(25)

25 Hypothese 3

Hypothesen 1 en 2 worden in dit onderzoek met behulp van de Flesch Reading Ease Formule getoetst. Hoe deze formule in elkaar zit wordt besproken in hoofdstuk 3. Voor nu is het van belang om aan te geven dat deze formules de leesbaarheid van tekst alleen meten op basis van het aantal woorden en het aantal lettergrepen per zin. Vele onderzoekers die leesbaarheidsformules toepassen op teksten komen tot dezelfde conclusies, namelijk dat teksten moeilijk leesbaar zijn. De reden dat vele onderzoekers bij het gebruiken van leesbaarheidsformules tot dezelfde conclusies komen, kan liggen in het feit dat leesbaarheidsformules niet kijken naar de woordfrequentie, conceptdichtheid, mate van abstractie, coherentie en logische presentatie van teksten (Courtis, 1986; Dreyer, 1984; McConnell, 1982). Ook wordt er geen rekening gehouden met formaat en grafisch ontwerp, zoals: afgebroken woorden, lange alinea’s, verwarrende leestekens of geen leestekens, stijl en kleur. Dit zijn allemaal elementen die de leesbaarheid en de begrijpelijkheid beïnvloeden.

In dit onderzoek wordt rekening gehouden met de beperkingen van eerdere onderzoeken op het gebied van leesbaarheid. Het is aannemelijk dat vanwege deze beperkingen veel onderzoeken op het gebied van leesbaarheid tot dezelfde conclusies komen; namelijk dat teksten zeer moeilijk of moeilijk zijn. Om te voorkomen dat het onderzoek in deze scriptie dezelfde beperkingen kent, zal naast de Flesch Reading Ease Formule, ook gebruik worden gemaakt van een online enquête. Door middel van de online enquête is het mogelijk om de niet-financiële informatie in Integrated Reporting door een groep respondenten te laten beoordelen en kan de leesbaarheid zo beter worden beoordeeld. Op basis van deze benadering kan de volgende hypothese worden opgesteld:

H3: De leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting op basis van de online enquête, is anders dan de leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting op basis van de Flesch Reading Ease Rating.

(26)

26

3. Onderzoeksmethode

3.1 Inleiding

Hoofdstuk 2 heeft de mogelijke beweegredenen besproken van ondernemingen om over te gaan tot vrijwillige rapportage. Tevens is in hoofdstuk 2 een drietal hypothesen opgesteld op basis van de theorieën. In dit hoofdstuk worden de onderzoeksmethoden besproken waarmee de hypothesen worden getoetst. Paragraaf 3.2 bespreekt de toepassing van de Flesch Reading Ease Formule op het meten van de leesbaarheid van de Integrated Reporting verslagen, om de hypothesen 1 en 2 te kunnen toetsen. Vervolgens bespreekt paragraaf 3.3 de online enquête om hypothese 3 te kunnen toetsen.

3.2 Toepassing van Flesch Reading Ease Formule

Gebruikte methode

In de wetenschappelijke literatuur zijn er meerdere formules gebruikt om de leesbaarheid van tekst te meten (Courtis, 1995a; Jones, 1996; Linsley & Lawrence, 2007). De meest gebruikte formule is de Flesch Reading Ease Formule, welke is ontwikkeld door Rudolph Flesch (1948). Omdat deze formule het meest gebruikt wordt om de leesbaarheid van tekst te meten (Linsley & Lawrence, 2007; Jones & Shoemaker, 1994; Pashalian & Crissy, 1952), is ook in dit onderzoek gebruik gemaakt van de Flesch Reading Ease Formule. De Flesch Reading Ease Formule kijkt naar het aantal woorden en lettergrepen per zin, waarna het vervolgens het leesbaarheidsniveau berekent. Zoals in paragraaf 2.6 is besproken, kan op basis van zowel de besproken theorie als het wetenschappelijk onderzoek verondersteld worden dat de niet-financiële informatie in Integrated Reporting gemiddeld zeer moeilijk of moeilijk leesbaar is. De Flesch Reading Ease Formule luidt als volgt:

RE = 206,835 – (1,015 x ASL) – (84,6 x ASW)

RE = Leesbaarheidsniveau

ASL = Gemiddelde lengte van zinnen (het aantal woorden gedeeld door het aantal zinnen) ASW = Gemiddeld aantal lettergrepen per woord (het aantal lettergrepen gedeeld door het aantal woorden)

(27)

27

De uitkomst van deze formule is een score tussen de 0 en de 100, waarbij geldt: hoe hoger de score, hoe beter de leesbaarheid van de tekst is. Dit vertaalt zich het best in tabel 1. De Flesch Reading Ease Formule is een kwantitatieve methode die bepaalt of een bepaalde doelgroep een tekst kan lezen (Courtis, 1986). De formule kijkt zowel naar de leesbaarheid, als naar de begrijpelijkheid van de tekst (Courtis, 1986). De formule stelt vast in hoeverre tekst te lezen en te begrijpen is (Courtis, 1995a). De uitkomst van de formule wordt bepaald door de schrijfstijl en de manier waarop de tekst is opgebouwd.

Tabel 1: Flesch Reading Ease Scores

Score Leesbaarheid Opleidingsniveau Tijdschrift

0-30 Zeer moeilijk Postgraduate Scientific

30-50 Moeilijk Undergraduate Academic

50-60 Tamelijk moeilijk Grade 10-12 Quality

60-70 Standaard Grade 8-9 Digest

70-80 Tamelijk eenvoudig Grade 7 Slick fiction

80-90 Eenvoudig Grade 6 Pulp fiction

90-100 Zeer eenvoudig Grade 5 Comic

Bron: Flesch, 1948

De Flesch Reading Ease Formule is gebruikt in het onderzoek van deze scriptie door alle tekst die betrekking heeft op Integrated Reporting te berekenen met behulp van de website; http://www.readability-score.com. De niet-financiële informatie uit de Integrated Reporting verslagen zijn gehaald uit de database van de IIRC. De tekst uit de verslagen uit de database van de IIRC is gekopieerd en geplakt op de hiervoor genoemde website. De website berekent vervolgens de volgende elementen; het aantal tekens, het aantal lettergrepen, het aantal woorden, het aantal zinnen, het aantal tekens per woord, het aantal lettergrepen per woord en het aantal woorden per zin. Titels, kopteksten, voetnoten, figuren, tabellen en andere zaken die voornamelijk de structuur en indeling bepalen, kunnen niet worden meegenomen in de formule en zijn daarom niet verwerkt.

(28)

28 Onderzochte bedrijven

De IIRC heeft op haar website een database beschikbaar gesteld van alle organisaties die momenteel aan Integrated Reporting doen. Deze database bestaat uit de volgende componenten:

- sector; onderverdeeld in de sectoren consumptiegoederen, financiële dienstverlening, gezondheidszorg, grondstoffen, industriële bedrijven, nutsbedrijven, olie en gas, professionele diensten, technologie en telecommunicatie;

- jaar; bestaande uit de jaren 2010, 2011 en 2012 waarover gerapporteerd is;

- bedrijf; bestaande uit 49 organisaties wereldwijd die aan Integrated Reporting doen; - land; bestaande uit organisaties in 13 landen die aan Integrated Reporting doen;

- continent; bestaande uit organisaties in 6 continenten die aan Integrated Reporting doen; - inhoudelijke onderdelen; bestaande uit de volgende onderdelen waarover gerapporteerd is:

o Bestuur en beloning

o Operationele context, inclusief risico's en kansen o Organisatorisch overzicht en bedrijfsmodel o Prestaties

o Strategische doelstellingen en strategieën om deze doelstellingen te bereiken o Vooruitzichten

Deze database dient in dit onderzoek als basis om de volgende twee hypothesen te toetsen:

H1: De leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting is gemiddeld zeer moeilijk of moeilijk.

H2: De leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting van alle ondernemingen die momenteel aan Integrated Reporting doen, is gelijkwaardig aan elkaar.

Alle componenten uit de database van de IIRC zijn in een spreadsheet verwerkt om zowel H1 als H2 te kunnen testen. Het tekstuele deel dat betrekking heeft op de niet-financiële informatie van Integrated Reporting is gedownload uit de database en daarvan is de leesbaarheid gemeten met behulp van de Flesch Reading Ease Formule (Linsley & Lawrence, 2007). Hierdoor was het ook mogelijk om in een spreadsheet per inhoudelijk onderdeel van Integrated Reporting na te gaan wat de leesbaarheidsniveaus zijn. Dus voor zowel H1 als H2 zijn per onderneming over de verslaggevingsjaren 2010 tot en met 2012 het aantal woorden

(29)

29

per zin en het aantal lettergrepen per zin berekend met behulp van de website; http://www.readability-score.com. Vervolgens zijn deze gegevens in Excel gezet en aldaar is met de Flesch Reading Ease Formule de leesbaarheid berekend. Door middel van een filter in Excel was het mogelijk om voor H2 de leesbaarheid per onderneming weer te geven. H2 betreft dus de leesbaarheid per onderneming over de verslaggevingsjaren 2010 tot en met 2012 en heeft geen betrekking op verschillende groepen dan wel meerdere populaties.

3.3 Toepassing van online enquête

Gebruikte methode

Om hypothese 3 te kunnen toetsen wordt gebruikgemaakt van een online enquête. Er is gekozen voor een online enquête, omdat het hiermee mogelijk is om de Integrated Reporting verslagen te presenteren aan een doelgroep en daarmee de leesbaarheid van niet-financiële informatie in de Integrated Reporting verslagen te laten beoordelen. Daarnaast prefereert een online enquête boven een schriftelijke enquête vanwege het bereik van een grotere doelgroep en de mogelijkheid om de enquête resultaten sneller digitaal te verwerken en te analyseren.

H3: De leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting op basis van de online enquête, is anders dan de leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting op basis van de Flesch Reading Ease Rating.

De indeling van de Flesch Reading Ease Scores uit tabel 1 op blz. 27 is ook gebruikt voor de online enquête. De respondenten hebben daardoor de leesbaarheid kunnen beoordelen van de niet-financiële informatie van Integrated Reporting binnen dezelfde schaal als de Flesch Reading Ease Rating; namelijk van zeer eenvoudig tot en met zeer moeilijk. Zie ook bijlage 1 voor de online enquête. Er is voor gekozen om in de online enquête dezelfde indeling te gebruiken als in de Flesch Reading Ease Rating om de resultaten van H1 en H2 te kunnen vergelijken met de resultaten van H3. Deze mogelijkheid brengt tevens beperkingen met zich mee. De Flesch Reading Ease Formule is een kwantitatieve methode die bepaalt of een bepaalde doelgroep een tekst kan lezen, terwijl de doelgroep uit de online enquête om een eigen oordeel wordt gevraagd. Daarnaast wordt de tekst op basis van de Flesch Reading Ease Formule op een andere wijze geïnterpreteerd, namelijk door te kijken naar het aantal woorden en lettergrepen per zin. Terwijl de tekst op basis van de online enquête wordt beoordeeld op basis van de schrijfstijl, structuur & indeling en inhoud.

(30)

30 Doelgroep online enquête en beoordeling Integrated Reporting

De online enquête is gericht aan Bedrijfskunde studenten (MBA). Volgens Rose et al. (2010) zijn MBA-studenten representatief voor niet-professionele beleggers; dit blijkt ook uit onderzoeken van Elliot et al., 2007; Hirst et al., 1995; Maines & McDaniel, 2000; Hodge et al., 2004. In dit onderzoek is gekozen voor deze doelgroep, omdat beleggers in de praktijk als een van de belangrijkste groep stakeholders wordt gezien (PWC, 2013). Daarnaast zijn deze studenten benaderd via de beheerders van de website; http://www.thesistools.com. Deze studenten hebben zich op vrijwillige basis opgegeven om mee te doen aan dergelijke onderzoeken. Voorts is er een vergoeding voldaan aan de beheerders van de website, voor het ter beschikking stellen van de studenten. Er is geen prijs onder de deelnemers van de online enquête verloot, waardoor studenten niet enkel meededen vanwege de kans op een prijs en de resultaten hierdoor ook niet zijn beïnvloed.

De studenten wordt gevraagd om drie Integrated Reporting verslagen, met elk een tweetal bladzijden met niet-financiële informatie, te beoordelen op leesbaarheid. De drie Integrated Reporting verslagen zijn willekeurig uit de database van de IIRC geselecteerd. Er is gekozen voor drie verslagen om ervoor te zorgen dat de invultijd van de enquête niet te groot wordt. Van de drie verslagen heeft elk verslag betrekking op een ander onderdeel van Integrated Reporting, namelijk:

- operationele context, inclusief risico's en kansen; - organisatorisch overzicht en bedrijfsmodel;

- strategische doelstellingen en strategieën om deze doelstellingen te bereiken.

Voor deze drie onderdelen is gekozen, omdat dit momenteel de onderdelen zijn waarover het meest is gerapporteerd door organisaties.

De online enquête

De online enquête is ingevoerd in de website; http://www.thesistools.com en door middel van een online link verspreid door de beheerders van deze website aan de MBA studenten. De online enquête bestaat uit drie meerkeuzevragen. Bij elke vraag is een korte case voorgelegd, waarbij de student is gevraagd om de leesbaarheid van niet-financiële informatie uit de drie Integrated Reporting verslagen te beoordelen. Hierbij is leesbaarheid voor de student gedefinieerd en onderverdeeld in; schrijfstijl, structuur & indeling en inhoud. De studenten kunnen de Integrated Reporting teksten beoordelen op een schaal van zeven punten (zeer

(31)

31

eenvoudig t/m zeer moeilijk). Hiervoor is gekozen om de resultaten van de online enquête af te zetten tegen de resultaten van de Flesch Reading Ease Formule. Zoals in paragraaf 3.2 is besproken, zijn de uitkomsten van de Flesch Reading Ease Formule ook onder te verdelen in zeven punten (zeer eenvoudig t/m zeer moeilijk). Dawes (2008) heeft onderzoek gedaan naar de vijf-, zeven- en tienpuntenschaal. Dawes (2008) komt tot de conclusie dat de zevenpuntenschaal een prima maatstaf is om te gebruiken in enquêtes. In paragraaf 4.3 wordt middels de Cronbach alfa waarde de betrouwbaarheid van de online enquête getest. Verder is er bij de online enquête een component ‘niet te beoordelen’ toegevoegd, om te voorkomen dat de studenten neutraal gaan antwoorden. De online enquête is eerst voorgelegd aan een testgroep (Beasley et al., 2005). Beasley et al.(2005) hebben de enquête uit hun onderzoek eerst laten testen door vijf academici en vier mensen uit de praktijk, voordat zij de enquête aan de doelgroep hebben verzonden. Hierdoor is het mogelijk geweest fouten en of onduidelijkheden in de uiteindelijke enquête te voorkomen. De enquête die de basis is voor het onderzoek in deze scriptie is getest door vijf studenten. Op grond van de bevindingen en commentaren van de testgroep, is de enquête herzien voordat deze aan de MBA-studenten werd verzonden. De enquête is opgenomen in bijlage 1.

Dat er slechts drie vragen worden gesteld om daarmee slechts drie Integrated Reporting verslagen te beoordelen, is tevens een beperking van de reikwijdte van het enquête-onderzoek. De online enquête is niet uitgebreid met meer vragen en meer Integrated Reporting verslagen omwille van de invultijd. Verder is de online enquête voorgelegd aan een doelgroep die hoger opgeleid is. De vraag is dan ook of deze doelgroep voldoende representatief is. De resultaten van de online enquête geven dus slechts een beperkte en vooral globale indruk van de leesbaarheid. Gezien deze beperkingen en het feit dat dit enquête-onderzoek betrekking heeft op de beginfase van Integrated Reporting, maakt dit het onderzoek meer verkennend van aard.

Benodigde respondenten voor een representatief beeld

Het minimaal benodigde aantal respondenten voor een representatief beeld van de gehele populatie van beleggers wordt als volgt berekend (Keller, 2012).

Formule berekening steekproefomvang (populatie groter dan 50.000):

(32)

32

N = de minimale omvang van de steekproef p% = percentage van de gespecificeerde categorie

q% = percentage dat niet tot de gespecificeerde categorie hoort z = de z-waarde die nodig is voor het betrouwbaarheidsniveau e% = de vereiste foutmarge

Deze formule is overgenomen uit Keller (2012), als een methode om de steekproefomvang te bepalen. Op basis van de input bepaal je de betrouwbaarheid en daarmee de validiteit van de steekproefomvang en uiteindelijk de output (het onderzoek). In de volgende tekst worden de componenten nader toegelicht. p% en q% geven aan welk antwoord mag worden verwacht bij elke vraag. In het meest ongunstige scenario worden p en q op 50 gesteld. Aangezien de gevraagde respondenten zeven mogelijkheden hebben bij het beantwoorden van de online enquête en de verwachting van het antwoord niet vast te stellen is; leidt dit tot een 50/50 verhouding voor de p- en q-component van de formule. Voor het berekenen van de steekproefomvang wordt een significantietoets gehanteerd van 5%, aangezien dit een redelijke mate van zekerheid geeft. Dit betekent dat in 95% van de geteste gevallen de uitkomst van de online enquêtes uit de steekproef gelijk staat aan de realiteit. Tevens wordt op deze manier de steekproef niet te groot voor de extra betrouwbaarheid ten aanzien van de kosten en baten van dit onderzoek. De z-waarde is dus 1,96 bij een betrouwbaarheid van 95% en een foutmarge van 5%, conform de tabel uit Keller (2012). Het benodigde aantal respondenten is dus 385.

(33)

33

4. Onderzoeksresultaten

4.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 is ingegaan op theorieën die betrekking hebben op Integrated Reporting en is er een relatie gelegd met de hypothesen. In hoofdstuk 3 is de onderzoeksmethode besproken waarmee de hypothesen worden getoetst. In dit hoofdstuk staan de resultaten van het onderzoek centraal. De resultaten zijn verdeeld over beide typen onderzoeken waarbij de onderzoeksresultaten van de Flesch Reading Ease in paragraaf 4.2 en die van de online enquête in paragraaf 4.3 worden gegeven. Met behulp van deze resultaten zijn de drie onderzoekshypothesen getoetst. Deze resultaten tonen de uitkomsten van de toetsing van de drie opgestelde hypothesen die worden besproken in paragraaf 4.4.

4.2 Resultaten Flesch Reading Ease Formule

Tabel 3 op blz. 35 geeft een overzicht weer van alle organisaties uit de database van de IIRC die over de verslaggevingsjaren 2010 tot en met 2012 een Integrated Reporting verslag hebben uitgebracht. Over het jaar 2010, 2011 en 2012 deden respectievelijk 4, 39 en 7 organisaties aan Integrated Reporting. Van alle organisaties heeft er slechts één organisatie meegedaan over meerdere jaren, namelijk de jaren 2010 en 2011. Dat er slechts 7 organisaties over 2012 aan Integrated Reporting doen heeft vermoedelijk te maken met het feit dat niet alle Integrated Reporting verslagen over 2012 aangeleverd zijn bij de IIRC. De Flesch Reading Ease Scores van de Integrated Reporting verslagen over al deze jaren, zijn in tabel 3 op blz. 35 samengevoegd en per organisatie weergegeven. De scores per individuele organisaties liggen tussen een bereik van 6,5 en 48,5. De gemiddelde Flesch Reading Ease Score is 29,7 voor alle organisaties die aan Integrated Reporting doen. Daarbij hebben 27 organisaties een leesbaarheidsscore tussen de 0 en de 30, wat te typeren valt als zeer moeilijk en 22 organisaties hebben een leesbaarheidsscore tussen de 30 en 50, wat te typeren valt als moeilijk.

Hypothese 1: De leesbaarheid van niet-financiële informatie in Integrated Reporting is gemiddeld zeer moeilijk of moeilijk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gezien het feit dat maar één sector afwijkt van de overige sectoren, kan niet geconcludeerd worden dat het verschil in de maatschappelijke prestaties tussen de sectoren

In deze sub-sectie wordt geanalyseerd of het percentage vrouwen in het TMT positief geassocieerd is met het publiceren van een Integrated Report door een

Deze ondernemingen hebben niets toegelicht over de informatie welke door organisaties die bezig zijn met het ontwikkelen van Integrated Reporting belangrijk wordt

Tevens is een beperking in dit onderzoek dat alleen integrated reports worden meegenomen die zijn opgenomen in het IIRC Pilot Programme, terwijl er ondernemingen zijn die niet in

Tevens kan uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat de financiële prestaties en de sector van een onderneming niet significant van invloed zijn op de mate van leesbaarheid van

Het is relevant om te onderzoeken hoe duidelijk en begrijpelijk (leesbaar) Integrated Reporting is en welke ondernemingsspecifieke factoren hierop van invloed zijn omdat de

Hoewel in deze wetenschappelijke artikelen meestal geen onderzoek wordt gedaan of er een associatie is tussen de genoemde variabelen en geïntegreerde rapportage, is er wel

Er is voor dit onderzoek gekozen voor een event studie, omdat zo direct is waar te nemen of beleggers de verwachting dat ondernemingen in de toekomst meer