• No results found

Vraag nr. 94 van 20 februari 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 94 van 20 februari 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 94

van 20 februari 2003

van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT Gemeentefonds en Stedenfonds – Besteding Wat de middelen betreft, ontvangt elke gemeente in de nieuwe regeling inzake het Gemeentefonds een gewaarborgd bedrag dat gelijk is aan de som van haar aandeel in het Gemeentefonds 2002, h a a r trekkingsrecht uit het Investeringsfonds 2002 en haar gewaarborgd aandeel uit het Sociaal Impuls-fonds (SIF).

Voor de gemeenten betekent het samenbrengen van de verschillende fondsen in één financierings-fonds dat er veel meer autonome beleidsruimte ontstaat om een beleid te voeren waarvoor zij de volle verantwoordelijkheid kunnen nemen. Vo o r de steden die zijn opgenomen in het Stedenfonds, wordt het SIF-plusaandeel niet in het Gemeente-fonds, maar in het Stedenfonds gewaarborgd. Wat de middelen van het Stedenfonds betreft, k r i j-gen Antwerpen en Gent drie vierden van de trek-kingsrechten (vastleggingskrediet) van het Steden-fonds toegewezen. De resterende middelen zijn be-stemd voor de centrumsteden (proportioneel ver-deeld op basis van bevolkingsaantal en jaarlijks ge-a c t u ge-a l i s e e r d ) . Vge-an dit vge-astleggingskrediet is een voorafname voor de Vlaamse Gemeenschapscom-missie (10 %) en communicatie. Bovendien is er per stad een gewaarborgd gedeelte, bovenop het aandeel van de SIF-plusmiddelen van 2003.

Het gedeelte van het convenant 2000-2002 dat niet op Vlaams niveau werd vastgelegd vóór 31 decem-ber 2002, wordt overgedragen naar het Steden-fonds en opgenomen in de beleidsovereenkomsten van de desbetreffende steden.

Wat de besteding van het Gemeentefonds betreft, krijgen de OCMW's een basisfinanciering van acht procent van het gemeentelijke aandeel, tenzij de gemeenteraad en OCMW-raad samen over een an-dere verdeelsleutel beslissen en die aan de admini-stratie Binnenlandse Aangelegenheden meedelen uiterlijk op 30 juni van het jaar dat aan de verde-ling voorafgaat (uitgezonderd voor 2003, waar de einddatum vastgelegd was op 1/12/2002). Het per-centage voor 2004 blijft behouden, tenzij de beslis-sing vóór 30 juni 2003 door de gemeente- e n OCMW-raad wordt gewijzigd.

In het kader van meer autonomie voor de gemeen-ten zijn deze vrij om de middelen die zij verkrijgen vanuit het Gemeentefonds, te besteden aan de

be-grotingsposten naar keuze. Het staat hen met ande-re woorden vrij minder middelen te besteden aan vroegere zogenaamde SIF-projecten en te opteren voor andere bestedingen.

Wat de besteding van het Stedenfonds betreft, k a n het trekkingsrecht pas worden toegekend nadat een beleidsovereenkomst is opgesteld en goedge-keurd door de gemeenteraad en de Vlaamse rege-r i n g. In die beleidsoverege-reenkomst moet expliciet de toewijzing van de middelen aan de geformuleerde operationele doelstellingen vermeld staan. De eer-ste beleidsovereenkomst loopt tot 31 december. D e Vlaamse regering bepaalt het model van de be-leidsovereenkomst en de wijze waarop de beleids-overeenkomst wordt voorbereid.

In tegenstelling tot het Gemeentefonds moeten de betrokken steden aan de Vlaamse regering wel ver-antwoording afleggen voor de besteding van de middelen van het Stedenfonds. Zij moeten name-lijk een beleidsovereenkomst indienen. Op basis van welke parameters de Vlaamse regering deze beleidsovereenkomst goed- of afkeurt, valt niet af te leiden uit het op 4 december 2002 goedgekeurde d e c r e e t . Wel kan er verondersteld worden dat er geen opportuniteitstoets is ; met andere woorden, de regering zal normaliter niet oordelen over de in-houd van de te besteden middelen. Ook hier speelt dus de autonomie van de steden.

(2)

1. Zijn de gemeenten inderdaad vrij om de midde-len uit het Gemeentefonds te besteden aan in-vesteringen en uitgaven naar eigen vrije keuze ? 2. Zo ja, hoe moet het dan verder met de lopende S I F-projecten die destijds door de gemeenten in het kader van dit fonds werden opgestart (mo-menteel zijn er zo goed als overal meningsver-schillen omtrent het behouden of stopzetten van deze projecten) ?

3. Op basis van welke parameters keurt de V l a a m-se regering de in het kader van het Stedenfonds ingediende beleidsovereenkomsten goed of af ? 4. Is hierbij al dan niet sprake van een

opportuni-teitstoets m.b.t. de te besteden middelen ? 5. Beschikt de minister reeds over een aantal

ge-gevens om een eerste evaluatie te maken ? Zo ja, wat kan hieruit worden afgeleid ?

Zo neen, tegen wanneer mogen die gegevens verwacht worden ?

Antwoord

In zijn inleiding schetst de Vlaamse volksvertegen-woordiger de effecten van de hervorming van de f o n d s e n . Om alle misverstanden te vermijden dient er wel op gewezen te worden dat :

a) voor alle gemeenten, op de steden in het Ste-denfonds na, niet alleen de middelen uit het oude Gemeentefonds en het Investeringsfonds, maar ook alle SIF-middelen 2002 worden ge-w a a r b o r g d . Voor SIF-plus gemeenten, die niet onder het Stedenfonds vallen, betekent dit dat ook hun SIF-plus aandeel wordt gewaarborgd; b) voor de steden wordt het SIF-plus aandeel 2002

gewaarborgd via het Stedenfonds,

Wat de concrete vragen betreft, kan het volgende antwoord worden gegeven.

1. Zoals reeds gesteld, kunnen gemeenten vrij be-schikken over de besteding van de middelen uit het Gemeentefonds, en dit zowel voor gewone als buitengewone uitgaven.

2. De integratie van de SIF-waarborgmiddelen in het Gemeentefonds houdt in dat gemeenten en steden zelf beslissen of men al dan niet SIF-p r o-jecten verder blijft ondersteunen.

Bij de hervorming van het Gemeentefonds werd duidelijk aangegeven dat het Sociaal Im-pulsfonds een aantal goede winstpunten heeft o p g e l e v e r d : er is ruimere aandacht ontstaan voor het probleem van de bestrijding van de kansarmoede en de zorg voor het leef- en om-gevingsklimaat in alle gemeenten. Anderzijds is in een groot deel van de gemeenten op basis van dat fonds nieuw beleid op de sporen gezet zonder dat de financiële middelen op evenredi-ge wijze zijn toeevenredi-genomen. Het zoevenredi-genaamde waarborggedeelte werd daardoor meer en meer gebruikt voor het opzetten van beleid dat in het regulier beleid is verankerd geraakt.

Het is niet houdbaar om telkens op nieuwe be-leidsimplusen aan te sturen en tegelijk de waar-devolle initiatieven in de reguliere werking te blijven onderhouden. Door de integratie van het waarborggedeelte van het Sociaal Impuls-fonds kunnen de lokale besturen autonoom oordelen over de waarde van de genomen ini-tiatieven om deze voort te zetten of het beleid bij te sturen. Grotere autonomie impliceert ui-teraard ook grotere verantwoordelijkheid. H e t zijn de lokale besturen die nu de keuzes dienen af te wegen.

3. De beoordeling van de beleidsovereenkomsten binnen de Vlaamse regering gebeurt op basis van een dubbele toetsing :

a) passen de voorstellen binnen de doelstellin-gen van het Stedenfonds ;

b) zijn de voorstellen niet in tegenspraak met de Vlaamse beleidslijnen op de verschillende domeinen.

4. Aangezien de toetsing te maken heeft met de doelstellingen van het Vlaamse beleid, is er wel degelijk sprake van een opportuniteitstoets. 5. Voor een evaluatie is het vandaag nog iets te

vroeg.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

– geregeld bij decreet van 5 april 1995 tot oprichting van de Vlaamse Opera, artikel 23 – kwalificatievereisten worden nergens expliciet omschreven.. – rechten en plichten

Er werd voor de bijstand in een geschil of in een gerechtelijke procedure geen beroep gedaan op de regelgeving inzake overheidsopdrachten omdat deze niet van toepassing is..

De subsidiërende overheid heeft met al deze orga- nisaties een convenant afgesloten waarin de moda- liteiten inzake de werking, de financiële middelen en de opvolging ervan

6 8 , 5 d e lid van het KB van 8-1-1 9 9 6 , dat de kwalitatieve selectie regelt bij beperkte procedures en on- derhandelingsprocedures met voorafgaande be- kendmaking en luidt

Er werd voor de bijstand in een geschil of in een gerechtelijke procedure geen beroep gedaan op de regelgeving inzake overheidsopdrachten omdat deze niet toepasselijk is. Dit

De Vlaamse regering is vertegenwoordigd in de Vlaamse openbare instelling Toerisme V l a a n d e re n door twee commissarissen van de Vlaamse rege- r i n g, één commissaris namens

Het antwoord op deze vraag hangt nauw samen met antwoord op vraag 4, waarbij dient na- gegaan te worden of dienstverleningen van juridi- sche aard al dan niet vallen onder

De andere kandida- t e n , die zonder twijfel eveneens op de hoogte moeten geweest zijn van de aanslepende pro- blematiek van het tekort aan bergingslocaties, zijn er blijkbaar niet