• No results found

Vraag nr. 18 van 14 februari 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 18 van 14 februari 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 18

van 14 februari 2003

van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT

O v e r h e i d s o p d r a chten – Diensten van juridisch e aard

Zowel in de opeenvolgende Boeken van het Re-kenhof aan de federale Kamer, als in de specifieke Boeken van het Rekenhof aan het Vlaams Parle-m e n t , is geregeld sprake van gebrekkige naleving van de regelgeving inzake overheidsopdrachten bij het gunnen van opdrachten in verband met dien-sten van juridische en boekhoudkundige aard, i n casu uitgaande van het Ministerie van de V l a a m s e Gemeenschap en/of zijn verschillende departemen-t e n , of van de kabinedepartemen-tdepartemen-ten van de respecdepartemen-tieve minis-ters.

Vooral de diensten geleverd door rechtsgeleerden, a d v o c a t e n , fiscalisten en bedrijfsrevisoren vallen hierbij op. Zo werden onder meer de bepalingen inzake mededinging en de vereiste van het schrifte-lijk en voorafgaand akkoord met forfaitaire prijs-bepalingen niet gerespecteerd. Alle te gunnen op-drachten vallen sinds 1 mei 1997 onder toepassing van de wet van 24 december 1993 betreffende de o v e r h e i d s o p d r a c h t e n . Essentieel hierbij is dat een beroep op mededinging verplicht wordt gesteld. Zelfs bij onderhandelingsprocedures zonder nale-ving van bekendmakingsregels dient in de regel een beroep op mededinging te worden gedaan, o n-geacht het bedrag. Dient hierop geen beroep te worden gedaan, dan moet dit uitdrukkelijk worden gemotiveerd.

Het is voor het Vlaams Parlement van belang de door de regering gevolgde werkwijze te kunnen e v a l u e r e n . Ik richtte dan ook op 14 december 2001 hieromtrent reeds een eerste schriftelijke vraag aan alle leden van de Vlaamse regering, t e n e i n d e aldus de nodige gegevens binnen hun respectieve beleidsdomeinen te verkrijgen. Overeenkomstig de afspraken binnen de regering was het toen de mi-n i s t e r-presidemi-nt die terzake eemi-n gecoördimi-neerd ami-nt- ant-woord diende te verstrekken. Op 22 januari 2002 kreeg ik een dienstig antwoord op mijn vragen. U i t de mij verstrekte gegevens blijkt dat het inderdaad gaat om heel wat specifieke opdrachten en voor miljoenen euro (Bulletin van Vragen en A n t w o o r-den nr. 11-12-13 van april/mei 2002, blz. 1153). Alvorens een voorstel van decreet te overwegen, zou ik dan ook een geactualiseerd antwoord willen

ontvangen op dezelfde vragen, die ik hierbij her-neem.

1. Aan welke advocaten, a d v o c a t e n a s s o c i a t i e s, rechtsgeleerden en fiscalisten heeft de minister sinds zijn/haar aantreden in de Vlaamse rege-ring opdrachten gegund ? Kan eveneens meege-deeld worden uit welke stad of gemeente de aangewezen advocaten, rechtsgeleerden of fis-calisten afkomstig zijn ?

2. Om welke specifieke redenen werd op deze per-sonen een beroep gedaan en hoeveel bedroegen de erelonen per aangewezen advocaat, r e c h t s g e-leerde of fiscalist ?

3. Heeft de minister hierbij voor elke opdracht de regelgeving inzake overheidsopdrachten nage-l e e f d , meer bepaanage-ld de bepanage-lingen inzake mede-dinging en de vereiste van een schriftelijk en voorafgaand akkoord met forfaitaire prijsbepa-ling in elk dossier ?

4. Vallen de opdrachten betreffende diensten van juridische aard volgens de minister onder toe-passing van de wet van 24 december 1993 treffende de overheidsopdrachten en is een be-roep op mededinging bijgevolg verplicht ? Zo neen, kan de minister dit uitvoerig toelichten ? Wordt bij het uitbesteden van opdrachten be-treffende diensten van juridische en/of fiscale aard steeds onderzocht of men dit onderzoek aan ambtenaren had kunnen gunnen ?

5. Met welke advocaten, a d v o c a t e n a s s o c i a t i e s, rechtsgeleerden en fiscalisten wordt er binnen de diensten van de minister op permanente basis onder de formule van een abonnement ge-w e r k t , rekening houdende met de geldende ge- wet-g e v i n wet-g, en wat was de kostprijs hiervan op jaar-basis ?

Vonden er bij de aanwijzing van deze specialis-ten voorafgaandelijk raadplegingen met moge-lijke kandidaten plaats ? Zo ja, kunnen hiervan verantwoordingsstukken worden voorgelegd ? NB. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers

(2)

Antwoord

1. O v e r z i cht van de advocaten aan wie tijdens deze legislatuur opdrachten werden gegund

– M r. Jan Meyers (Cleary, G o t t l i e b, Steen & Hamilton) uit Brussel

– Mr. Paul Van Orshoven uit Brussel

– M r. Carl Demeyer (De Bandt, Van Hecke, Lagae & Loesch) uit Brussel

– Allen & Overy uit Brussel – Mr. Patrick Devers uit Gent – Eubelius uit Brussel

– Geert Duyck uit Brussel

– Bart Staelens (Staelens, Van Den Bergh e, Vrombout) uit Brugge

– Leo Neels (Loeff, C l a e y s, Verbeke) uit A n t-werpen

– David D'Hooghe en Frederik Va n d e n d r i e s-sche (Stibbe, S i m o n t , M o n a h a n , Duhot) uit Brussel

– E. Monard (Monard-D'Hulst) uit Hasselt 2. O v e r z i cht van de specifieke redenen waarom op

deze personen een beroep werd gedaan

– Verdediging van het dioxine-dossier bij de Europese Commissie ;

– Vorderingen tot schorsing en vernietiging bij de Raad van State m.b.t. :

de subsidiëring van de VZW Stadskrant ; inzage in bestuursdocumenten ;

oprichting e-governmentteam ;

besluiten van het College van de Franse Ge-meenschapscommissie ; m . b. t . de A d v i e s r a a d van de Franstaligen uit de Brusselse randge-meenten)

– Beroepen tot vernietiging bij het A r b i t r a g e-hof m.b.t. :

de artikelen 28 en 30 van de wet van 22 d e-cember 1998 betreffende de verticale inte-gratie van het openbaar ministerie, het fede-raal parket en de raad van de procureurs des Konings (rolnummer 1755) ;

het decreet van het Waalse Gewest van 10 juni 1999 (tabaksreclamedecreet) (rolnum-mer 1858) ;

de artikelen 10 en 11 van de wet van 25 maart 1999 betreffende de hervorming van de gerechtelijke kantons (rolnummer 1816-1817) ;

begrotingsdecreten van de Franse Gemeen-schap van 17 juli 1998 in zover subsidie ver-leend wordt aan Carrefour (rolnummers 1971, 1972, 2006 en 2015) ;

artikel 2 van de wet van 23 mei 2000 tot be-paling van de criteria bedoeld in art. 39 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 be-treffende de financiering van de Gemeen-schappen en de Gewesten (financiering van het onderwijs) (rolnummer 2025)

– Prejudiciële vraag aan het Arbitragehof met betrekking tot artikel 82 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (rolnummer 2239) ;

– Gerechtelijke acties in een zaak van web-spoofing en in een zaak van smaad en eer-roof ;

– Geschillen met betrekking tot individueel personeelsbeheer ;

– Geschil met betrekking tot eigendomsrecht onroerende goederen van de Vlaamse Ge-meenschap ;

– Vordering tot schadevergoeding naar aanlei-ding van verkeersongeval ;

– Advies met betrekking tot de juridische as-pecten van de regionalisering van de nieuwe gemeente- en provinciewet ;

(3)

Ereloonstaten

Het totaal bedrag aan erelonen dat tijdens deze legislatuur werd betaald in bovenvermelde zaken is 91.661,02 €.

3. In de mate dat de wettelijke bepalingen inzake overheidsopdrachten van toepassing waren, z i j n alle verplichtingen nageleefd : zie verder onder vraag 4.

4. Toepasselijkheid van de wet van 24 december 1993 op de diensten van juridische aard

De diensten van juridische aard vallen in princi-pe onder de overheidsopdrachtenreglemente-r i n g. De adviesveoverheidsopdrachtenreglemente-rlening en bijstand in een ge-schil of een gerechtelijke procedure vallen evenwel onder een uitzonderingsregime be-paald in deze reglementering.

Wat de toepasselijkheid van de overheidsop-drachtenreglementering betreft, verwijs ik naar de omzendbrief van de eersteminister van 2 de-cember 1997 met betrekking tot de lijst van de diensten bedoeld in bijlage 2 van de Overheids-opdrachtenwet van 24-1 2-1993 (BS van 13-12-1997).

Het tweede lid van die omzendbrief stelt uit-drukkelijk : " Wij herinneren eraan dat enkel de diensten beoogd worden in de mate waarin die op overheidsopdrachten gebaseerd zijn. De ver-lening op andere gronden zoals wettelijke of re-glementaire bepalingen of arbeidsovereenkom-sten vallen buiten het toepassingsveld van de wet.".

Daaruit kan afgeleid worden dat één bepaalde hypothese van aanstelling van advocaten buiten de overheidsopdrachtenreglementering valt, n l . het geval waarin de minister in eenzijdige minis-teriële besluiten advocaten aanstelt, daarbij alle v o o r w a a r d e n , erelonen en kosten eenzijdig be-paalt en daarover niet met de advocaten vooraf n e g o t i e e r t . In dat geval kan men immers niet spreken van een overeenkomst en dat contrac-tueel aspect is een essentieel kenmerk van een overheidsopdracht (zie art. 5 van de wet ; M a u-r i c e-Andu-ré Flamme e. a . , Pu-ractische Commen-t a a r, 6de uiCommen-tg. , d l . 1 A , p. 1 3 5 ; David D'Hooghe, De gunning van overheidscontracten en Over-heidsopdrachten, 1997, nrs. 407 en 410).

Maar buiten deze hypothese dient men ervan uit te gaan dat de reglementering in principe toepasselijk is op alle aanstellingen van

advoca-ten en de juridische dienstverlening in ruimere z i n . Vóór het tijdperk van de Europese Richtlijn 92/50 voor dienstenopdrachten van 18 juni 1992 oordeelde de Raad van State hier anders over, maar thans wordt dit standpunt als achterhaald beschouwd (Flamme, p. 124 D'Hooghe, nr. 485). – Inzake de dienstverlening door advocaten maakt de reglementering een onderscheid tus-s e n , e n e r z i j d tus-s, de (meer concrete) advietus-sverle- adviesverle-ning en de bijstand in een geschil of een gerech-telijke procedure en, a n d e r z i j d s, de (meer ab-stracte) adviesverlening in de vorm van juridi-sche studies.

Het onderscheid tussen beide soorten is in hoofdzaak gebaseerd op de omvang van de dienstverlening en de graad van abstractie ervan (geschil of kwestie in concreto versus on-derwerp of probleem in abstracto) ; de eerste soort dienstverlening is ook doorgaans geken-merkt door een vertrouwensrelatie intuitu per-sonae tussen de opdrachtgever en de advocaat (Flamme, p. 833 ; D'Hooghe, nr. 1021).

Het onderscheid wordt gemaakt in art. 6 8 , 5 d e l i d , van het KB van 8 januari 1996, dat de kwali-tatieve selectie regelt bij beperkte procedures en onderhandelingsprocedures met voorafgaan-de bekendmaking en luidt als volgt : "De onmo-gelijkheid het minimum aantal gegadigden be-paald in de leden 3 en 4 te raadplegen wordt als aangetoond beschouwd voor de overheidsop-drachten die betrekking hebben op juridische diensten inzake advies en vertegenwoordiging voor de rechtbanken en andere instellingen die geschillen beslechten".

(4)

Deze bepaling brengt de facto mee dat men voor de adviesverlening en de bijstand in een geschil of een gerechtelijke procedure, e i g e n l i j k terechtkomt in een geval van onderhandelings-procedure zonder bekendmaking dat vergelijk-baar is met dat van art. 1 7 , § 2, l ° , f, van de We t van 24/12/1993 (wanneer er slechts één mogelij-ke dienstverlener is omwille van technische re-denen) en waarbij iedere mededinging overbo-dig is.

Uiteraard kan ook in dit geval beslist worden een oproep tot de kandidaten te publiceren in het Bulletin van Aanbestedingen en in de juridi-sche vakpers om nadien met kennis van zaken een keuze te maken, maar dit is juridisch niet afdwingbaar op basis van de overheidsopdrach-tenreglementering.

De situatie is helemaal anders voor de abstracte juridische studies omdat die deze uitzonderings-status niet geniet.

Hier kan men trouwens stellen dat de normale mededingingsregels van de overheidsopdrach-tenreglementering kunnen worden gerespec-teerd omdat er normaliter geen sprake is van een vertrouwensrelatie tussen de opdrachtgever en de advocaat of juridische dienstverlener. Er moet wel opgemerkt worden dat een aanbe-stedingsprocedure niet gerechtvaardigd is, v e r-mits men advocaten niet uitsluitend op grond van hun erelonen in concurrentie kan stellen. Een beperkte offerteaanvraag zou eventueel k u n n e n , met als kwalitatieve selectiecriteria ti-t e l s, r e f e r e n ti-t i e s, p u b l i c a ti-t i e s, s p e c i a l i s a ti-t i e s, e n z . . . . , en als gunningscriteria aanpak, t i j d s d u u r, e r e-loon en kosten, enz. ... (D'Hooghe, nr. 485). Onder de 67.000 euro (2.500.000 frank) is ook een onderhandelingsprocedure zonder bekend-making mogelijk, evenwel met mededinging tus-sen minstens drie advocaten of juridische d i e n s t v e r l e n e r s, met toepassing van artikel 17, § 2, l°, a, van de wet van 24/12/1993.

Juridische studies door ambtenaren

In de regel wordt telkens onderzocht of op-drachten betreffende diensten van juridische en/of fiscale aard door ambtenaren kunnen uit-gevoerd worden. Dikwijls gaat het echter om studies die een zeer specifieke expertise verei-s e n , die niet binnen de adminiverei-stratie aanwezig is.

5. Wat de aangelegenheden betreft waarvoor het departement Coördinatie bevoegd is wordt niet met abonnementen gewerkt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er werd voor de bijstand in een geschil of in een gerechtelijke procedure geen beroep gedaan op de regelgeving inzake overheidsopdrachten omdat deze niet van toepassing is..

De aanstelling van deze gemachtigden van Financiën gebeurt door de Vlaamse regering op voordracht van de minister van Financiën en Begroting.. De rechtsgrond voor de aanstelling

De Raad van State zegt in een advies van 14 juni 1978 over deze problematiek dat niet alle diensten verstrekt door beoefenaars van vrije beroepen (bijvoorbeeld artsen,

De subsidiërende overheid heeft met al deze orga- nisaties een convenant afgesloten waarin de moda- liteiten inzake de werking, de financiële middelen en de opvolging ervan

6 8 , 5 d e lid van het KB van 8-1-1 9 9 6 , dat de kwalitatieve selectie regelt bij beperkte procedures en on- derhandelingsprocedures met voorafgaande be- kendmaking en luidt

Er werd voor de bijstand in een geschil of in een gerechtelijke procedure geen beroep gedaan op de regelgeving inzake overheidsopdrachten omdat deze niet toepasselijk is. Dit

De Vlaamse regering is vertegenwoordigd in de Vlaamse openbare instelling Toerisme V l a a n d e re n door twee commissarissen van de Vlaamse rege- r i n g, één commissaris namens

Het antwoord op deze vraag hangt nauw samen met antwoord op vraag 4, waarbij dient na- gegaan te worden of dienstverleningen van juridi- sche aard al dan niet vallen onder