• No results found

Vraag nr. 24 van 14 februari 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 24 van 14 februari 2003 van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 24

van 14 februari 2003

van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT

O v e r h e i d s o p d r a chten – Diensten van juridisch e aard

Zie :

Minister-president van de Vlaamse regering Vraag nr. 18

van 14 februari 2003

van de heer André-Emiel Bogaert Blz. 1902

Antwoord 1. Sport

A l g e m e e n : gelet op de eigen rechtspersoonlijkheid zijn de vragen strikt genomen niet op het Bloso van toepassing – de elementen van antwoord wor-den evenwel bijgevoegd.

1. Rechtszaken m.b. t . materies sport en medisch verantwoorde sportbeoefening bij de afdeling "Ondersteuning Werking WVC"

Sinds zijn aantreden in de Vlaamse regering werd door de Vlaamse minister van Sport en Hoofdstedelijke Aangelegenheden in één rechtsgeding voor de Raad van State een advo-caat aangesteld ter verdediging van de belangen van de Vlaamse Gemeenschap. Het betreft hier meester Bart Staelens uit Brugge.

De aanstelling van voornoemde advocaat ge-beurde gezien zijn juridisch vakmanschap, o m zijn vertrouwdheid met de regelgeving waar-voor het departement WVC bevoegd is, met het s t r a f r e c h t , met het administratief recht en met de administratieve rechtscolleges en het feit dat hij vele procedures wint. Hij ontving in deze zaak een ereloon van 2.704,00 euro.

Met betrekking tot de aanstelling van advoca-ten in concrete geschillen en rechtsgedingen wordt geen voorafgaande forfaitaire prijsbepa-ling toegepast, aangezien dit moeilijk uitvoer-baar is, rekening houdende met de veelal dwin-gende termijnen en gelet op het feit dat de com-plexiteit van een zaak veelal slechts in de loop van een geding kan worden beoordeeld.

In casu ging het trouwens om een verzoek tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad van State. Er werd geen formele

mededinging tussen meerdere kandidaten geor-g a n i s e e r d , aangeor-gezien dit niet verplicht is volgeor-gens de reglementering inzake overheidsopdrachten (zie het antwoord op vraag 4).

Bij het beantwoorden van de vraag of de op-drachten betreffende de diensten van juridische aard onder de toepassing van de wet van 24 de-cember 1993 betreffende de overheidsopdrach-ten vallen en of bijgevolg een beroep op mede-dinging verplicht is, bespreken we eerst de alge-mene situatie, nadien duiden we op een onder-scheid in de reglementering.

Algemene situatie

Vooreerst verwijzen we naar de omzendbrief van de eersteminister van 2-1 2-1997 met betrek-king tot de lijst van de diensten bedoeld in bijla-ge 2 van de overheidsopdrachtenwet van 2 4-1 2-1993 (BS van 13-1 2-1 9 9 7 ) . Het tweede lid van die omzendbrief stelt uitdrukkelijk : " Wi j herinneren eraan dat enkel de diensten beoogd worden in de mate waarin die op overheidsop-drachten gebaseerd zijn. De verlening op ande-re gronden zoals wettelijke of ande-reglementaiande-re be-palingen of arbeidsovereenkomsten vallen bui-ten het toepassingsveld van de wet."

Daaruit zouden we kunnen afleiden dat één be-paalde hypothese van aanstelling van advocaten buiten de overheidsopdrachtenreglementering v a l t , n l . het geval dat de minister in éénzijdige ministeriële besluiten advocaten aanstelt, d a a r-bij alle voorwaarden, erelonen en kosten éénzij-dig bepaalt en daarover niet met de advocaten vooraf negocieert. In dat geval kan men immers niet spreken van een overeenkomst en dat con-tractueel aspect is een essentieel kenmerk van een overheidsopdracht (zie art. 5 van de We t ; M a u r i c e-André Flamme e. a . , Practische Com-m e n t a a r, 6de uitg. , d l . 1 A , p. 1 3 5 ; David D ' H o o g h e, De gunning van Overheidscontrac-ten en OverheidsopdrachOverheidscontrac-ten, 1 9 9 7 , n r s. 407 en 410).

(2)

Onderscheid in reglementering

Inzake de dienstverlening door advocaten maakt de reglementering een onderscheid tus-sen enerzijds, de (meer concrete) adviesverle-ning en de bijstand in een geschil of een gerech-telijke procedure en anderzijds, de (meer ab-stracte) adviesverlening in de vorm van juridi-sche studies. Het onderjuridi-scheid tussen beide soor-ten is in hoofdzaak gebaseerd op de omvang van de dienstverlening en de graad van abstrac-tie ervan (geschil of kwesabstrac-tie in concreto versus onderwerp of probleem in abstracto) ; de eerste soort dienstverlening is ook doorgaans geken-merkt door een vertrouwensrelatie intuitu pers-onae tussen de opdrachtgever en de advocaat (Flamme, p. 833 D'Hooghe, nr. 1021).

Het onderscheid wordt gemaakt in art. 6 8 , 5 d e lid van het KB van 8-1-1 9 9 6 , dat de kwalitatieve selectie regelt bij beperkte procedures en on-derhandelingsprocedures met voorafgaande be-kendmaking en luidt als volgt : "De onmogelijk-heid het minimum aantal gegadigden bepaald in de leden 3 en 4 te raadplegen wordt als aange-toond beschouwd voor de overheidsopdrachten die betrekking hebben op juridische diensten inzake advies en vertegenwoordiging voor de rechtbanken en andere instellingen die geschil-len beslechten".

In het Verslag aan de Koning wordt daarover het volgende gesteld :

"Bij artikel 68, vijfde lid, past het de aandacht te vestigen op een bijzondere modaliteit voor be-paalde opdrachten voor aanneming van dien-sten die betrekking hebben op diendien-sten van ju-ridisch advies en vertegenwoordiging in de r e c h t b a n k . De tekst van het vijfde lid legt inder-daad de raadpleging op van minstens vijf dienst-v e r l e n e r s. Voor de dienst-voornoemde juridische dien-sten verduidelijkt de tekst dat deze onmogelijk-heid tot raadpleging zonder meer wordt erkend. Dit vloeit niet enkel voort uit de praktische on-mogelijkheid van een dergelijke raadpleging maar eveneens uit het aspect intuitu personae van dergelijke prestaties en uit de noodzaak om het vertrouwelijk karakter ervan in dit stadium te waarborgen. Daarentegen dekt deze bepaling niet de andere prestaties zoals de rechtsstudies." Deze bepaling brengt de facto mee dat men voor de eerste soort dienstverlening eigenlijk terechtkomt in een geval van onderhandelings-procedure zonder bekendmaking dat vergelijk-baar is met dat van art. 1 7 , § 2, l ° , f van de We t

van 24-1 2-1993 (wanneer er slechts één mogelij-ke dienstverlener is om technische redenen) en waarbij iedere mededinging overbodig is. We kunnen enkel maar verbaasd zijn dat een derge-lijke belangrijke uitzondering zo sibillijns ver-woord is en zo verdoken staat in de reglemente-ring (eigenlijk had ze in art. 17 van de wet moe-ten staan).

Uiteraard kunnen de regering of de ministers ook dan altijd een oproep tot de kandidaten pu-bliceren in het Bulletin van Aanbestedingen en de juridische vakpers om nadien met kennis van zaken hun keuze te maken, maar dit is juridisch niet afdwingbaar op basis van de overheidsop-drachtenreglementering.

De situatie is natuurlijk gans anders voor de tweede soort dienstverlening (de juridische stu-d i e s ) , omstu-dat stu-die niet stu-de uitzonstu-deringsstatus van de eerste soort geniet.

Hier kan men trouwens stellen dat de normale mededingingsregels van de overheidsopdrach-tenreglementering kunnen worden gerespec-teerd omdat er normaliter geen sprake is van een vertrouwensrelatie tussen de opdrachtgever en de advocaat of juridische dienstverlener. We merken wel op dat een aanbestedingsproce-dure niet gerechtvaardigd is, vermits men advo-caten niet uitsluitend op grond van hun erelo-nen in concurrentie kan stellen.

Een beperkte offerteaanvraag zou eventueel k u n n e n , met als kwalitatieve selectiecriteria : t i-t e l s, r e f e r e n i-t i e s, p u b l i c a i-t i e s, s p e c i a l i s a i-t i e s, e n z . . . . , en als gunningscriteria : a a n p a k , t i j d s d u u r, ereloon en kosten, enz. ... (D'Hooghe, nr. 485). Onder de 67.000 euro is ook een onderhande-lingsprocedure zonder bekendmaking mogelijk, evenwel met mededinging tussen minstens drie advocaten of juridische dienstverleners, m e t toepassing van artikel 17 § 2, 1 ° , a van de wet van 24-12-1993.

Besluit

Behoudens het specifieke geval zoals boven be-s c h r e v e n , ibe-s de juridibe-sche dienbe-stverlening door advocaten in het algemeen onderworpen aan de overheidsopdrachtenreglementering.

(3)

meer abstracte dienstverlening inzake juridische studies valt daarentegen ten volle onder de re-glementering en de mededinging.

Wat het tweede deel van de vraag betreft, w o r d t bij het uitbesteden van opdrachten betreffende diensten van juridische aard telkens onderzocht of deze opdrachten door ambtenaren kunnen g e b e u r e n , rekening houdende met het beschik-bare personeel, de vereiste expertise, k o s t e n a f-w e g i n g e n , beperkingen zoals het principiële pleitmonopolie van advocaten voor de hoven en rechtbanken...

Er wordt niet gewerkt met een abonnements-formule voor diensten van advocaten, a d v o c a-tenassociaties, rechtsgeleerden en fiscalisten. 2. Rechtszaken m.b.t. het Bloso

Gegevens van de advocaten aan wie het Bloso sinds mijn aantreden opdrachten heeft gegund : m r. J. Maeschalck (Van Landuyt en Ve n n o t e n ) uit Zellik.

Specifieke redenen waarom op deze persoon een beroep werd gedaan (twee dossiers ) : h e t betreft een invordering van een openstaande factuur van een concessionaris van een cafetaria in een Bloso-c e n t r u m ; het betreft een invorde-ring van een openstaande factuur van een sport-club voor het gebruik van Bloso-i n f r a s t r u c t u u r. Gelet op de goede resultaten die in het verleden werden behaald inzake invorderingen, de rede-lijkheid van de erelonen en de goede kennis van de sportwereld, werd op deze advocaat een be-roep gedaan.

Voor deze twee dossiers werden de erelonen nog niet opgevraagd door de advocaat, a a n g e-zien ze nog niet zijn afgesloten. De erelonen be-taald in 2002 aan de advocaat voor andere in-vorderingsdossiers bedragen : 2.549,50 euro. Bij het uitbesteden van opdrachten betreffende diensten van juridische aard wordt telkens on-derzocht of deze opdrachten door ambtenaren kunnen gebeuren, rekening houdende met het beschikbare personeel, de vereiste expertise, k o s t e n a f w e g i n g e n , beperkingen zoals het princi-piële pleitmonopolie van advocaten voor de hoven en rechtbanken.

Er wordt door het Bloso niet gewerkt met een abonnementsformule m.b. t . diensten van advo-c a t e n ,a d v o advo-c a t e n a s s o advo-c i a t i e s, readvo-chtsgeleerden en fiscalisten.

3. Rechtszaken m.b. t . de administratie Je u g d . & Sport

Voor het bevoegdheidsdomein Sport, w e r d e n binnen de afdeling Jeugd en Sport geen op-drachten gegund aan advocaten(associaties), rechtsgeleerden en/of fiscalisten sedert mijn aantreden als minister van Sport in de V l a a m s e regering.

Binnen de afdeling Jeugd en Sport wordt niet op permanente basis een beroep gedaan op ad-v o c a t e n ( a s s o c i a t i e s ) , rechtsgeleerden en/of fis-calisten.

2. Hoofdstedelijke aangelegenheden

Binnen het beleidsdomein Hoofdstedelijke A a n g e-legenheden werden er tot op heden geen opdrach-ten gegund van juridische aard.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

– geregeld bij decreet van 5 april 1995 tot oprichting van de Vlaamse Opera, artikel 23 – kwalificatievereisten worden nergens expliciet omschreven.. – rechten en plichten

Er werd voor de bijstand in een geschil of in een gerechtelijke procedure geen beroep gedaan op de regelgeving inzake overheidsopdrachten omdat deze niet van toepassing is..

De aanstelling van deze gemachtigden van Financiën gebeurt door de Vlaamse regering op voordracht van de minister van Financiën en Begroting.. De rechtsgrond voor de aanstelling

De Raad van State zegt in een advies van 14 juni 1978 over deze problematiek dat niet alle diensten verstrekt door beoefenaars van vrije beroepen (bijvoorbeeld artsen,

De subsidiërende overheid heeft met al deze orga- nisaties een convenant afgesloten waarin de moda- liteiten inzake de werking, de financiële middelen en de opvolging ervan

Er werd voor de bijstand in een geschil of in een gerechtelijke procedure geen beroep gedaan op de regelgeving inzake overheidsopdrachten omdat deze niet toepasselijk is. Dit

De Vlaamse regering is vertegenwoordigd in de Vlaamse openbare instelling Toerisme V l a a n d e re n door twee commissarissen van de Vlaamse rege- r i n g, één commissaris namens

Het antwoord op deze vraag hangt nauw samen met antwoord op vraag 4, waarbij dient na- gegaan te worden of dienstverleningen van juridi- sche aard al dan niet vallen onder