Vraag nr. 17
van 14 februari 2003
van de heer ANDRE-EMIEL BOGAERT
Beleidsuitvoerende derden – Ministeriële vertegen-woordigers
Bij heel wat publiekrechtelijke en privaatrechtelij-ke instellingen of ondernemingen die betrokprivaatrechtelij-ken zijn bij de uitvoering van het beleid van de V l a a m-se regering en/of haar leden, worden de respectieve ministers bij de leidinggevende organen vertegen-woordigd door een gemandateerde (commissaris, a f g e v a a r d i g d e, g e m a c h t i g d e, . . . ) die rechtstreeks onder zijn of haar gezag ressorteert en enkel aan hem of haar rekenschap verschuldigd is, en die dus onafhankelijk werkt van, én in zekere zin parallel met de bevoegde diensten van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Reeds lang blijkt dat de opdrachten van deze ver-t r o u w e n s p e r s o n e n , evenals hun kwalificaver-ties, r e c h-t e n , plichh-ten en vergoedingen erg uih-teenlopend ge-regeld worden en ook een verschillende wettelijke verankering hebben (decreten, b e s l u i t e n , b e h e e r s-o v e r e e n k s-o m s t e n , enz ... ) . Dat dit heel wat prs-oble- proble-men met zich meebrengt, kwam nogmaals op schrijnende wijze vast te staan tijdens de werk-zaamheden van de Onderzoekscommissie Scheeps-kredieten van het Vlaams Parlement. Ko r t s l u i t i n-gen tussen de opeenvoln-gende ministers en hun af-gevaardigden in Gimvindus en andere instellingen liepen als een rode draad door het verhaal.
Hoog tijd dus om zo mogelijk een eenvormig de-cretaal statuut uit te werken. Ik richtte dan ook op 6 juni 2001 hieromtrent reeds een eerste schriftelij-ke vraag aan alle leden van de Vlaamse regering, teneinde aldus de nodige gegevens binnen hun re-spectieve beleidsdomeinen te verkrijgen. O v e r e e n-komstig de afspraken binnen de regering was het toen de minister-president die terzake een ge-coördineerd antwoord diende te verstrekken. O p 10 oktober 2001 kreeg ik een eerste voorlopig ant-w o o r d . Het eigenlijke antant-woord op mijn schriftelij-ke vraag nr. 69 werd mij bezorgd op 4 december 2001 (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 1 0 van 29 maart 2002, b l z . 1 0 4 9 ) . Uit de verstrekte ge-gevens blijkt dat er inderdaad heel wat verschillen bestaan en dat ook de respectieve verantwoorde-lijkheden niet steeds voldoende zijn omschreven. Alvorens tot de redactie van een voorstel van de-creet over te gaan, zou ik dan ook een geactuali-seerd antwoord willen ontvangen op dezelfde vra-gen, die ik hierbij herneem.
1. Kan de minister een bondig overzicht bezorgen waarin vermeld wordt bij welke publiekrechte-lijke of privaatrechtepubliekrechte-lijke instellingen of onder-nemingen hij/zij vertegenwoordigd wordt door een persoon die rechtstreeks onder hem/haar ressorteert en enkel aan hem/haar rekenschap verschuldigd is ; hoe de functie wordt omschre-ven (commissaris, a f g e v a a r d i g d e, g e m a c h t i g d e, . . . ) ; of er kwalificatievereisten voor die functie b e s t a a n ; welke rechten en plichten die persoon h e e f t ; welke vergoeding hij krijgt en in welke reglementering dit alles geregeld wordt ? 2. Kan de minister ook een lijst bezorgen van die
f u n c t i e s, met vermelding van de datum van aan-stelling ?
3. Hoe evalueert de minister de werking van der-gelijke vertegenwoordigers ?
Genieten die vertegenwoordigers eenzelfde sta-tuut, of bestaan er dienaangaande verschillen ? NB. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers
(Dewael nr. 1 7 , Stevaert nr. 2 1 0 , Vogels nr. 1 1 7 , Vanderpoorten nr. 6 3 , Landuyt nr. 4 4 , Dua nr. 1 0 7 , Van Mechelen nr. 8 1 , Van Grem-bergen nr. 8 0 , Gabriels nr. 6 2 , Vanhengel nr. 23).
Antwoord
Sinds augustus 2001 vallen er geen Vlaamse open-bare instellingen meer onder de bevoegdheid van de minister-president.
Voorzover deze vraag betrekking heeft op het de-partement van het Ministerie van de Vlaamse Ge-meenschap waarvoor de minister-president be-voegd is, met name Coördinatie, is hij niet belast met het bestuur van of het inhoudelijk toezicht op een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instel-ling.