• No results found

mv Hoofdredacteur[m/v] Adjunct

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "mv Hoofdredacteur[m/v] Adjunct"

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

mv

Adjunct

Hoofdredacteur

[m/

v

]

naam student Josca Westerhof

studentnummer 1541692

hoofdbegeleider Prof. dr. h.B.M (huuB) WiJfJes

tweede lezer drs. r. (Pien) van der hoeven

naam opleiding Master Journalistiek

plaats opleiding riJksuniversiteit GroninGen

studiepad daGBladJournalistiek

datum van oplevering 21-12-2010

De onDervertegenwoorDiging van vrouwen

in hoofDreDacties bij neDerlanDse DagblaDen

(2)

Voorwoord

Vanaf het begin wist ik dat mijn scriptie over de hoofdredacteur moest gaan. Ik heb altijd interesse gehad in de hoofdredacteur en tijdens een onderzoekscollege naar Nederlandse hoofdredacteuren werd deze nog groter. Met een groep van vijftien studenten namen we een aantal hoofdredacteuren onder de loep. ‘Mijn’ hoofdredacteuren waren Ulko Jonker van het

Financieele Dagblad en Arne van der Wal van het inmiddels opgeheven zakenblad FEM.

Ik vond het razend interessant om met deze heren te praten over hoe zij leiding geven aan hun krant/ blad.

Op dat moment had ik nooit gedacht dat ik ook nog eens álle vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteuren van 2010 zou interviewen. Ik heb inmiddels bijna elke redactie van een Nederlands dagblad gezien, heel wat treinreizen achter de rug en zelfs een telefonisch interview gehad met Titia Ketelaar terwijl zij in hartje Londen liep.

Ik heb genoten van mijn gesprekken met de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren en deze scriptie was niet mogelijk geweest zonder hun deelname. Daarom wil ik bedanken:

Titia Ketelaar, Birgit Donker, Annemieke Besseling, Barbara van Beukering, Esther Lammers, Corine de Vries, Marcella Breedeveld en Stella Ruisch.

Verder gaat mijn dank uit naar mijn begeleider Huub Wijfes. Zijn vertrouwen in mij heeft mij enorm gemotiveerd en gesteund.

(3)

Abstract

There is a strong underrepresentation of female editors in chief in Dutch newspaper journalism. This thesis examines the factors that play a role in this underrepresentation. Particularly the management style of the female (assistant) editor in chief was studied. This thesis found that in 2010 only a rate of 8 percent of the total number of (assistant) editors in chief at Dutch newspapers is female. Based on interviews with Dutch female (assistant) editors in chief, organizational culture/- structure and choices of female editors are the most important factors in this underrepresentation. The interviews reveal that several masculine elements in the organizational culture and -structure obstruct female editors to obtain a high managerial position. There is a ‘fighting culture’ in the organization in which women generally are less comfortable. Male editors (in chief) are sometimes sexist with women. Masculine characteristics and properties are considered more important in the organization. Chief editors and managing boards generally look faster at a male than a female candidate when a high managerial position becomes available. Finally the belief is that an editor in chief cannot work parttime. On the other hand, female editors should - according to the

(4)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Hoofdstuk I. Gender en journalistiek 8

1. Gender& media 8

2. Mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties 11

3. Mannen en vrouwen in de journalistiek 14

4. Stijl van leidinggeven 19

4.1 Verschillen m/v in opvattingen en houding 21

4.2 Verschillen m/v in prioriteiten en doelstellingen 22

4.3 Verschillen m/v in gedrag 22

4.4 Verschillen m/v in waardering door ondergeschikten 24

5. De hoofdredacteur 25

5.1 Taken en verantwoordelijkheden 26

5.2 Relatie tot redactie en directie 27

5.3 Journalist of manager? 28

6. Conclusie 29

Hoofdstuk II. De vrouw in dagbladjournalistiek 32

1. De positie van de vrouw 32

1.1 Vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt 32

1.2 Vrouwen in de journalistiek 33

2. De leidinggevende vrouw in de dagbladjournalistiek in 2010 36

3. Het glazen plafond 38

3.1 Achtergronden glazen plafond 39

3.2 Glazen plafond en journalistiek 40

4. Conclusie 42

Hoofdstuk III. De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur anno 2010 44

1. Interviewprotocol 44

1.1 Opzet 44

(5)

2. Resultaten 48

2.1 Profiel vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur 48

2.2 Naar de top 51 2.3 Taakopvatting 53 2.4 Taakuitvoering 55 2.4.1 Leidinggeven 55 2.4.2 Vrouwzijn 59 2.4.2 Journalistiek 60 2.5 Organisatiecultuur 61 2.6 Gezin/ privé 63 3. Conclusie 66 Conclusie 72 Bibliografie 82 Bijlagen Bijlage 1. Interviewprotocol

(6)

Inleiding

Als je mensen vraagt naar de stereotype journalist krijg je uiteenlopende antwoorden. De een noemt kenmerken als eigenwijs en brutaal, de ander spreekt over een persoon van middelbare leeftijd en politiek links. De eigenschappen die mensen aan journalisten toekennen zijn talloos. Toch komt één eigenschap vrijwel altijd in het rijtje voor: man. Dat is niet zo gek, journalist is van oorsprong een beroep dat gedomineerd wordt door mannen. Vooral bij dagbladen waren vrouwen lange tijd een uitzondering. Pas in 1885 trad de eerste vrouw in dienst van een krant, Henriëtte van der Mey.1 Nu zijn vrouwen op dagbladredacties geen bijzonder fenomeen meer. Vanaf de jaren tachtig groeit het aantal vrouwen in de

dagbladjournalistiek: van 10 procent in 19832 tot 34 procent in 2002.3 Tegenwoordig zal dit percentage nog hoger liggen, omdat al geruime tijd de meerderheid van de afgestudeerden van journalistieke opleidingen vrouw is.4 De vraag is of we deze vrouwelijke journalisten ook terugzien in hoofdredacties.

In 2003 publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) het rapport ‘Midden in de media’, een onderzoek naar de positie van vrouwen in de journalistiek. Uit dit rapport blijkt dat het aantal vrouwen in leidinggevende functies bij dagbladen de afgelopen twintig jaar is toegenomen: van geen enkele vrouw in hoofdredacties in de eerste helft van de jaren tachtig, tot vijf in 2002 (6 procent van in totaal 89 hoofdredactieleden) en volgens de

toenmalige voorspelling van het SCP momenteel nog meer.5 Op de website van Villamedia is te lezen dat er in 2008 vier vrouwelijke adjunct- en vier vrouwelijke hoofdredacteuren zijn.6 Hoeveel dit er nu zijn, is niet bijgehouden. In ieder geval is het aantal vrouwelijke

hoofdredacteuren nu Birgit Donker en Titia Ketelaar van NRC Handelsblad en NRC Next beide zijn vervangen door een man, weer gehalveerd tot twee: Barbara van Beukering van Het

Parool en Annemieke Besseling van het Brabants Dagblad.

Emancipering van vrouwen in de dagjournalistiek lijkt zich te beperken tot redacties. In hoofdredacties zijn nog altijd weinig vrouwen te vinden. De vraag rijst of er een ‘glazen plafond’ is in de dagbladjournalistiek: een barrière die vrouwen ervan weerhoudt om boven

1

http://nl.wikipedia.org/wiki/Henri%C3%ABtte_van_der_Mey, 11-11-2010

2

Ans Merens, Midden in de media. Meer vrouwen in de journalistiek (Den Haag: het SCP, 2003) p.9

3

Mark Deuze, Wat is journalistiek? (Amsterdam: Het Spinhuis, 2004) p. 162

4

Merens, Midden in de media. Meer vrouwen in de journalistiek p. 9

5

Ibidem p. 41-42

6

(7)

een bepaald niveau in de organisatie uit te stijgen.7 Uit onderzoek in opdracht van het

ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar het glazen plafond in Nederland blijkt dat er verschillende barrières zijn, variërend van de organisatiecultuur in bedrijven tot keuzes die vrouwen maken.8 Afgelopen jaar bracht journaliste Marieke Stellinga van Elsevier haar boek ‘De mythe van het glazen plafond’ uit.9 Hierin stelt zij dat het glazen plafond niet bestaat. Vrouwen zouden de top wel kunnen bereiken, ze willen alleen niet. Volgens Stellinga zijn vrouwen niet ambitieus genoeg en kiezen ze zelf voor een lagere plaats op de

carrièreladder.

Of vrouwen de top nu niet kunnen of niet willen bereiken, er is in ieder geval sprake van een ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoge leidinggevende functies. Voor verschillende onderzoekers vormde dit de aanleiding om na te gaan of vrouwen in

leidinggevende functies zich ook onderscheidden van hun mannelijke collega’s en zo ja op welke punten.10

Ook in de dagbladjournalistiek is onderzoek verricht naar de verschillen tussen mannen en vrouwen. Opvallend genoeg kunnen uit dit onderzoek twee tegengestelde conclusies getrokken worden. Aan de ene kant stellen onderzoekers uit verschillende disciplines (politieke-, culturele- en journalistieke studies) zoals Aliza Lavie, Sam Leman-Wilzig11, Zala Volcic12, Monika Djerf-Pierre en Monica Löfgren-Nilsson13 dat vrouwelijke redacteuren anders te werk gaan dan mannelijke. Ze kijken naar de relatie tussen sekse en de selectie en productie van het nieuws. Zo werd de Haagsche Courant op 7 maart 2003 als experiment één dag geheel door vrouwen gemaakt, waaruit bleek dat vrouwen andere onderwerpen selecteren dan mannen.14

Hier tegenover staat een groep wetenschappers, zoals communicatiewetenschappers Randal Beam, Damon Di Cicco15 en Wilma Luimes-Sindane16, die stelt dat niet sekse maar

7

Cora de Olde en Esther Slinkman, Het glazen plafond (’s Gravenhage: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1999) p. 3

8

Ibidem p. 5

9

Marieke Stellinga, De mythe van het glazen plafond (Amsterdam: Balans, 2009)

10

Attie de Jong en Anneke van Doorne-Huiskes (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), Stijl van

leidinggeven van vrouwen en mannen (Delft: BSW, 1989) p. 15 11

Aliza Lavie en Sam Leman-Wilzig, ‘Does gender determine the editorial product?’, European journal of

communication (2003) vol.19, no.5 12

Zala Volcic, Media, identity and gender (Australië: Universiteit van Queensland, 2008)

13

Monika Djerf-Pierre en Monica Löfgren-Nilsson, ‘Gender-typing in the newsroom: The feminization of Swedish television news production 1958-2000’, Gender and Newsroom cultures: identities at work, ed. Bruin en Ross (Cresskill: Hampton press, 2004)

14

Frans Oremus, ‘Haagsche Courant maakt ‘De krant van haar.’’, De Journalist, maart 2003

15

(8)

de regels en criteria die aan een beroep worden gesteld bepalen hoe het wordt uitgeoefend. Organisatiestructuur en -cultuur zijn dan de belangrijkste determinanten van gedrag. Met betrekking tot de cultuur in de journalistiek stellen Beam, Di Cicco en Luimes-Sindane dat deze overheersend mannelijk is: de man bedacht hier ooit alle regels en criteria en die worden vandaag de dag nog steeds gehanteerd, ook door de inmiddels tot journalistiek toegetreden vrouwen.17

De vraag blijft of vrouwelijke redacteuren nu wel of niet anders te werk gaan dan mannelijke. Daarbij beperken bovenstaande wetenschappers zich tot verschillen tussen redacteuren, maar kijken niet naar verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke (adjunct)hoofdredacteur. Dat terwijl de hoofdredacteur een cruciale persoon is in de

dagbladjournalistiek. De hoofdredacteur is in grote mate bepalend voor de norm die de krant hanteert en voor de koers die de krant vaart. Daarbij is onderzoek naar de

(adjunct)hoofdredacteur juist in de dagbladjournalistiek relevant. Van alle mediasectoren is het aandeel leidinggevende vrouwen hier het laagst.18 Waarom worden vrouwen wel hoofdredacteur van een tijdschrift, maar niet van een krant?

Literatuur over de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur, leidinggeven en verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke (adjunct)hoofdredacteur is nog lang niet volledig. Deze scriptie maakt een begin dit gat in de literatuur te vullen en moet een aanzet vormen voor verder onderzoek. Doel van deze scriptie is om een beeld te schetsen van hoe het nu zit met de ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen in de dagbladjournalistiek. Hoe groot is de ondervertegenwoordiging? Welke factoren spelen hierbij een rol? Omdat een terugkerende vraag hierbij is of de vrouwelijke leidinggevende zich ook onderscheidt van haar mannelijke collega’s, kijkt deze scriptie in het bijzonder naar de stijl van leidinggeven van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur. Wat voor stijl van leidinggeven heeft ze? Waarin verschilt ze van haar mannelijke collega’s? Heeft ze een typisch vrouwelijke stijl van

leidinggeven, of juist niet? Deze vragen leveren de volgende hoofdvraag op:

16

Wilma Luimes-Sindane, Women making headlines: influences of women editors on newsroom socialization

and the news agenda (Johannesburg: Universiteit van Witwatersrand, 2006) 17

Beam en Di Cicco, ‘When women run the newsroom: management change, gender and the news’ p. 2 en Luimes-Sindane, Women making headlines: influences of women editors on newsroom socialization and the

news agenda p. 12 18

(9)

Hoofdvraag:

In hoeverre is er sprake van een ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen in de Nederlandse dagbladjournalistiek en welke factoren spelen hierbij een rol, in het bijzonder de stijl van leidinggeven van de

vrouwelijke(adjunct)hoofdredacteur?

Om de hoofdvraag te beantwoorden, zijn drie deelvragen geformuleerd:

Deelvragen:

1. In hoeverre is er een ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties bij

Nederlandse dagbladen?

2. Is er volgens de vrouwelijke leidinggevende bij dagbladen een vrouwelijke stijl van

leidinggeven?

3. Wat zijn volgens de vrouwelijke leidinggevende bij dagbladen factoren die van invloed

zijn op de ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties?

De eerste deelvraag kijkt naar de positie van de vrouw in de Nederlandse dagbladjournalistiek in 2010. Om de vraag te beantwoorden, wordt in kaart gebracht wie de vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteuren van een Nederlands dagblad van 2010 zijn, hoeveel dit er zijn en in welke mate er sprake is van een ondervertegenwoordiging van vrouwelijke leidinggevenden in de dagbladjournalistiek. Onderwerp van de scriptie is de vrouwelijke leidinggevende bij dagbladen. Omdat zowel de adjunct- als hoofdredacteur leiding geeft, vallen beide hieronder. Verder gaat de scriptie over de gehele dagbladjournalistiek, waaronder zowel regionale als landelijke dagbladen vallen.

Om te onderzoeken hoeveel vrouwen er momenteel in de hoofdredactie van een Nederlands dagblad zitten, wordt gebruik gemaakt van de website van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren. Hierop staat een ledenlijst van alle aangesloten media.19 Daarnaast wordt voor elk Nederlands dagblad in het colofon gekeken wie de hoofdredacteur is en welke adjuncten er zijn. Vervolgens kan gekeken worden in hoeverre er sprake is van een ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties bij Nederlandse dagbladen.

De tweede deelvraag kijkt aan de hand van interviews naar de stijl van leidinggeven van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur. In de eerste deelvraag is een lijst opgesteld van

19

(10)

vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren in 2010, voor de tweede deelvraag worden deze vrouwen gevraagd mee te werken aan een interview. Het streven is dat álle vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren geïnterviewd worden. Dan is de dekking optimaal en zijn de resultaten het meest betrouwbaar. Tevens worden Birgit Donker en Titia Ketelaar gevraagd om mee te werken aan het onderzoek, hoewel beide inmiddels geen hoofdredacteur meer zijn. Dit heeft als voordeel dat ze met meer afstand kunnen reflecteren.

Voor de interviews wordt een algemeen interviewprotocol ontworpen, zodat alle vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren grotendeels dezelfde vragen beantwoorden. De vragen worden opgesteld aan de hand van literatuur over leidinggeven en sekseverschillen. Er is ontzettend veel onderzoek verricht naar de verschillen tussen vrouwen en mannen. Alleen de voor deze scriptie relevante onderzoeken, zoals verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke leidinggevende en verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke redacteur, worden gebruikt voor het opstellen van interviewvragen. Literatuur op dit gebied is onder andere afkomstig van Attie de Jong en Anneke van Doorne-Huiskes, die een uitgebreid onderzoek hebben verricht naar de stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen.20 Verder hebben verschillende wetenschappers zoals Lavie, Leman-Wilzig, Volcic, Djerf-Pierre en Luimes-Sindane onderzoek gedaan naar verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke redacteur. Na het afleggen van de interviews worden de antwoorden van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren teruggekoppeld naar de literatuur, om te achterhalen wat voor soort stijl van leidinggeven zij heeft en in hoeverre deze bestempeld kan worden als typisch

vrouwelijk. In de literatuur worden bijvoorbeeld door De Jong en van Doorne-Huiskes

verschillende typisch vrouwelijke leiderschapskenmerken genoemd, zoals grote belangstelling tonen voor ondergeschikten en goede sociale vaardigheden hebben.21 Is er volgens de

vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur een vrouwelijke stijl van leidinggeven? Wat kan er uit de gehouden interviews afgeleid worden over haar stijl van leidinggeven? Waarin verschilt ze wat betreft leidinggeven van haar mannelijke collega’s?

De derde deelvraag kijkt naar de factoren die van invloed zijn op de

ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties. Ten eerste wordt gekeken in hoeverre de stijl van leidinggeven van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur hier een rol bij speelt. Dit omdat indien de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur er een andere, vrouwelijke stijl van leidinggeven op na houdt, dit een rol kan spelen in de ondervertegenwoordiging van

20

De Jong en Van Doorne-Huiskes, Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen

21

(11)

leidinggevende vrouwen in de dagbladjournalistiek. Ten tweede kijkt de derde deelvraag naar de (andere) factoren die hierbij een rol spelen.

In de dagbladjournalistiek is het enige onderzoek naar de ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen afkomstig van Claudia Kammer en Jacquelien Nienhuis.22 Hun scriptie ‘Basten in het glazen plafond’ uit 1996 beschrijft naast de meer algemene,

journalistiek specifieke oorzaken voor het niet doorstromen van vrouwelijke journalisten naar de top, zoals de ‘eis van totale beschikbaarheid’ die aan de hoofdredacteur wordt gesteld.23 Recent onderzoek naar de ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen in de dagbladjournalistiek is er niet. Daarnaast heeft nog geen eerder onderzoek in relatie tot de ondervertegenwoordiging gekeken naar de stijl van leidinggeven van de vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteur. De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren kunnen inzicht geven in de ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen in de dagbladjournalistiek, op basis van hun ervaringen in de organisatie. Wat zijn volgens de (adjunct)hoofdredacteuren

belemmeringen voor vrouwelijke journalisten om hogerop te komen, of wat doen vrouwelijke redacteuren zelf niet goed?

Tot slot moet benadrukt worden dat deze scriptie het daadwerkelijke gedrag van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren niet onderzoekt. Niet aan de hand van gedragingen, maar aan de hand van de taakopvatting van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur en haar uitspraken over haar taakuitvoering omschrijft deze scriptie haar stijl van leidinggeven. Verder gaat het in deze scriptie niet om ‘de’ factoren die bijdragen aan een

ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen in de dagbladjournalistiek, maar om de factoren die hier volgens de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren een rol bij spelen.

Opzet

Hoofdstuk I is een literatuuroverzicht over gender en journalistiek. Hier wordt eerst het begrip gender uitgelegd, vervolgens gaat het hoofdstuk in op het nature/ nurture debat: het debat over de oorsprong van de verschillen tussen mannen en vrouwen. Vervolgens kijkt het hoofdstuk naar verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties (paragraaf 2) en in de dagbladjournalistiek (paragraaf 3). Wat zijn verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke redacteur? Wat zeggen wetenschappers die hier onderzoek naar hebben gedaan over de oorzaken van deze verschillen? Paragraaf 4 gaat specifiek over de verschillen tussen

22

Claudia Kammer en Jacquelien Nienhuis, Barsten in het glazen plafond. Vrouwen in de journalistiek

1885-1996 (Groningen: RUG, 1885-1996) 23

(12)

de vrouwelijke en de mannelijke leidinggevende. Aan de hand van het werk van Van de Jong en Van Doorne-Huiskes behandelt deze paragraaf verschillende gebieden waarin vrouwelijke leidinggevenden verschillen van mannelijke, zoals in prioriteiten, doelstellingen en gedrag. Wat zijn verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke leidinggevende? Wat zijn kenmerken van de vrouwelijke leidinggevende? Hoofdstuk I sluit af met een paragraaf over de hoofdredacteur (paragraaf 5). Hier wordt de belangrijkste literatuur op het gebied van het hoofdredacteurschap samengevat. Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de hoofdredacteur? Welke eisen worden er gesteld aan de hoofdredacteur? Deze vragen zijn belangrijk, want als de eisen die aan de hoofdredacteur worden gesteld meer zijn toegesneden op mannen, kan dit een rol spelen in de ondervertegenwoordiging van vrouwelijke

hoofdredacteuren.

Hoofdstuk II behandelt de positie van de vrouw op de Nederlandse arbeidsmarkt en in het bijzonder in de dagbladjournalistiek. Eerst bespreekt het hoofdstuk de positie van de vrouw op de Nederlandse arbeidsmarkt (paragraaf 1.1), vervolgens schetst paragraaf 1.2 de ontwikkeling van de vrouw in de Nederlandse (dagblad)journalistiek. Wat is de positie van de vrouw in de journalistiek en hoe heeft deze zich de afgelopen tientallen jaren ontwikkeld? Paragraaf 2 behandelt de positie van de leidinggevende vrouw in de Nederlandse

dagbladjournalistiek in 2010. Omdat de meest recente cijfers over leidinggevende vrouwen in de dagbladjournalistiek uit 2002 komen, wordt hiervoor een eigen onderzoek verricht. De vraag die hierbij beantwoord moet worden, is deelvraag 1: In hoeverre is er een

ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties bij Nederlandse dagbladen?

Paragraaf 3 kijkt tot slot naar aanleiding van de ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen naar het glazen plafond. Wat houdt dit precies in? Is er in Nederland sprake van een glazen plafond? Welke factoren veroorzaken een glazen plafond? Is er een glazen plafond in de dagbladjournalistiek?

Hoofdstuk III verwerkt tot slot de resultaten van de gehouden interviews met de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren. Paragraaf 1.1 bespreekt het algemene

interviewprotocol dat is gebruikt voor de interviews. Paragraaf 1.2 behandelt de

gespreksthema’s van de gehouden interviews. Paragraaf 3 bespreekt per gespreksthema de resultaten van de interviews. Het hoofdstuk sluit af met een conclusie, waarin de tweede en laatste deelvraag beantwoord worden: Is er volgens de vrouwelijke leidinggevende bij

dagbladen een vrouwelijke stijl van leidinggeven?; Wat zijn volgens de vrouwelijke

(13)

Hoofdstuk I. Gender en journalistiek

Dit hoofdstuk is een literatuuroverzicht over gender en journalistiek. Paragraaf 1 legt het begrip gender uit en vat de hoofdlijnen van het nature/ nurture debat samen. Paragraaf 2 gaat over de verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties. Paragraaf 3 gaat over de verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke (hoofd)redacteur. Daarna volgt een paragraaf over leidinggeven en over de verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke leidinggevende. Verschillende subparagrafen behandelen hier de verschillende gebieden waarin vrouwen en mannen in leidinggevende functies van elkaar verschillen (paragraaf 4.1 t/m paragraaf 4.4). Het hoofdstuk sluit af met een paragraaf over de hoofdredacteur. Deze paragraaf behandelt de taken en verantwoordelijkheden van de hoofdredacteur (paragraaf 5.1), de relatie tot de redactie en directie (paragraaf 5.2) en tot slot de vraag in hoeverre een hoofdredacteur tegenwoordig journalist is, of manager (paragraaf 5.3). Het hoofdstuk sluit af met een korte conclusie (paragraaf 6).

1. Gender& media

Gender& media is de gangbare term voor het wetenschapsveld waar vragen worden gesteld over de relaties tussen gender en media. De term gender staat voor de gedrags- en

identiteitsaspecten van sekse. Het begrip omvat de organisatie van reproductie, de seksueel bepaalde scheidingen van toegang tot de arbeid en de zorg voor kinderen en culturele definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Met andere woorden: gender staat voor de socio-culturele aspecten van het man- of vrouwzijn. Gender staat zo tegenover sekse: sekse staat voor de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen.24

In onderzoek naar gender staat de invloed van media centraal. De media kunnen bepalen welke maatschappelijke onderwerpen op de agenda van burgers worden geplaatst. Dit wordt ook wel de ‘agenda-settingtheorie’ genoemd: doordat media aan bepaalde onderwerpen in hun berichtgeving aandacht geven, worden deze tot onderwerp van de

publieke-opinievorming. Hoewel er ook sprake is van een omgekeerde invloed, onderwerpen die burgers belangrijk vinden worden door de media geselecteerd voor hun berichtgeving, kunnen de media bepalen waarover men in een samenleving denkt.25

24

http://nl.wikipedia.org/wiki/Nature-nurture-debat, 29-11-2010

25

(14)

Daarnaast kunnen de media bepalen hoe men over bepaalde onderwerpen denkt en oordeelt. Zo ook over beide seksen. Uit diverse onderzoeken van bijvoorbeeld

televisieprogramma’s blijkt dat vrouwen minder vaak in beeld komen dan mannen en als ze in beeld komen, is dat minder vaak als deskundige op een bepaald vakgebied dan mannen.26 Dergelijke representaties zijn van invloed op de wijze waarop mensen in een samenleving denken over beide seksen en vervolgens weer op hun maatschappelijke posities. Om

stereotype beeldvorming te voorkomen, is onderzoek naar de wijze waarop de media mannen en vrouwen portretteren van belang.27

Wat betreft de journalistiek stellen een aantal wetenschappers zoals Colleen

LoweMorna, journaliste gespecialiseerd in gender en ontwikkeling, dat hier sprake is van een ondervertegenwoordiging van vrouwen en dat deze ondervertegenwoordiging stereotype representaties van vrouwen in stand houdt.28 LoweMorna baseert dit op onderzoek waaruit blijkt dat vrouwelijke journalisten anders te werk gaan dan mannelijke journalisten, vooral wat betreft de omgang met en representaties van vrouwen. Zo zouden vrouwelijke redacteuren vaker vrouwen aan het woord laten dan dat mannelijke journalisten dat doen.29

Volgens Nederlands communicatiewetenschapper Mark Deuze zouden veel

vrouwelijke lezers zich niet in de snelle, harde en oppervlakkige berichtgeving - criteria die ooit door mannen zijn bedacht en nog steeds gehanteerd worden - kunnen vinden.30 Een toename van het aandeel vrouwen in de media zou dit probleem kunnen oplossen en zou kunnen leiden tot een andere, minder stereotype beeldvorming over mannen en vrouwen.31 Het is dus niet alleen van belang te kijken naar de wijze waarop de media mannen en vrouwen portretteren, maar ook naar de verhouding van mannen en vrouwen werkzaam in die media. Dat doet hoofdstuk II. Hieronder wordt eerst ingegaan op het zogenaamde nature/ nurture debat.

Nature of nurture?

Mannen en vrouwen verschillen van elkaar door de functies die zij vroeger moesten uitoefenen. Mannen kunnen bijvoorbeeld harder rennen doordat zij vroeger voor voedsel moesten zorgen. Daarnaast zorgen verschillen in hormonen en hersenstructuur voor

26

NOS bureau beeldvorming m/v, Who speaks in television? An international comparative study on female

participation in television programmes (Hilversum: NOS, 1998) 27

David Gauntlett, Media, gender and identity. An introduction (London: Routhledge, 2002) p. 1-4

28

Colleen LoweMorna, Whose news? Whose views? (South Africa: Gender Links, 2001) p. 25

29

Ibidem p. 23

30

Mark Deuze, ‘De verhouding m/v in de journalistiek’, de Volkskrant, 04-06-2004

31

M. Demoor en F. Saeys, Gezocht: m/v in het nieuws. De invloed van gender als productievariabele op de

(15)

verschillen in cognitie, sociaal gedrag en socialisatie. Zo bevatten mannen meer androgene hormonen, die geassocieerd worden met agressie en vrouwen hebben meer zenuwen in de gebieden die geassocieerd worden met verbale intelligentie.32

Daarnaast is socialisatie van invloed op genderverschillen. Kinderen worden beïnvloed door het gedrag dat zij observeren. Zij leren door de verwachtingen die de omgeving van hen heeft wat betreft gedrag. Subtiele opmerkingen als ‘jongens spelen met auto’s, meisjes met poppen’, worden gender-essentialist statements genoemd en dragen bij aan de verschillen tussen mannen en vrouwen.33

Verschillen tussen mannen en vrouwen ontstaan dus door nature (biologie) en nurture (opvoeding/ leefomgeving). In het nature/nurture debat wordt gediscussieerd over de

doorslaggevende factor voor wat betreft de verschillen tussen mannen en vrouwen: is het vooral aanleg of opvoeding wat zorgt voor verschillen tussen mannen en vrouwen? In de discussie bestaan meerdere standpunten, die variëren tussen de twee extremen dat gedrag wordt bepaald door óf aanleg, óf opvoeding. Volgens verschillende wetenschappers, zoals menswetenschappers De Vocht en De Jong, is het achterhaald om één van deze twee

standpunten aan te hangen. Inmiddels is men het erover eens dat menselijk gedrag niet wordt aangestuurd door één van beide extremen. Gedrag is het resultaat van een voortdurende interactie tussen beide.34

De vraag is in hoeverre dit opgaat voor arbeidsorganisaties, in het bijzonder voor de dagbladjournalistiek. Dit omdat verschillende wetenschappers zoals Beam, Di Cicco35 en Luimes-Sindane36 stellen dat hier niet sekse, maar organisatiecultuur en -structuur bepalend zijn voor het gedrag van mannen en vrouwen. Wat betreft de dagbladjournalistiek, is sekse of zijn organisatiestructuur en -cultuur meer bepalend voor het gedrag van de vrouwelijke leidinggevende? Dit is een belangrijke vraag, aangezien sekse en/ of organisatiestructuur en -cultuur een rol kunnen spelen in de ondervertegenwoordiging van vrouwelijke

leidinggevenden in de dagbladjournalistiek. Om hier inzicht in te krijgen, is het van belang te kijken naar onderzoek naar de verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties (paragraaf 2) en naar onderzoek naar de verschillen tussen mannen en vrouwen in de

journalistiek (paragraaf 3). 32 http://mens-en-samenleving.infonu.nl/pedagogiek/16341-gender-ontwikkeling.html, 11-11-2010 33 Idem 34

H.M. De Vocht en J.H.J. De Jong, Menswetenschappen in de verpleegkundige beroepsuitoefening (Bon Stafleu van Loghum: Houten, 1999) p. 34-35

35

Randal Beam en Damon Di Cicco, ‘When women run the newsroom: management change, gender and the news’, Journalism and mass communication, 06-09-2008

36

Wilma Luimes-Sindane, Women making headlines: influences of women editors on newsroom socialization

(16)

2. Mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties

Gebieden die van belang zijn voor het gedrag in organisaties zijn persoonlijke kenmerken, intelligentie, prestatievermogen en opvattingen/ houdingen. Dat stellen auteurs van het onderzoek ‘Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen’, verricht in 1989 en één van de zeer weinige uitgebreide studies over dit onderwerp.37 Centraal in dit onderzoek staat de vraag of er verschillen zijn in de stijl van leidinggeven tussen vrouwen en mannen. De Jong en Van Doorne-Huiskes vatten de belangrijkste literatuur op het gebied van genderverschillen samen op gebieden die relevant zijn voor het gedrag in organisaties. Ze komen tot de

volgende verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties:

Verschillen in persoonlijke kenmerken

Persoonlijkheidskenmerken worden doorgaans beschouwd als min of meer stabiele

kenmerken van een persoon en als predispositie voor een bepaald gedrag. Voor onderzoek naar verschillen tussen mannen en vrouwen, in het bijzonder wat betreft stijl van

leidinggeven, zijn vooral persoonlijkheidskenmerken als zelfwaardering, zelfvertrouwen, agressie, competitie en vermogen om samen te werken van belang.

De resultaten van de onderzoeken op dit gebied zijn voornamelijk afkomstig van het Amerikaanse tweetal Eleanor Maccoby en Carol Jacklin, bekend van onderzoek naar de psychologie van sekseverschillen. Maccoby en Jacklin concluderen dat mannen gemiddeld genomen agressiever reageren dan vrouwen en een grotere mate van zelfvertrouwen aan de dag leggen.38 Vrouwen zijn daarentegen iets realistischer dan mannen in het inschatten van hun toekomstige prestaties. Mannen zijn geneigd hun prestaties te overschatten, vrouwen zijn geneigd om hun prestaties te onderschatten, maar over het geheel genomen zijn de schattingen van vrouwen iets accurater.

Verschillen in intelligentie

Uit een meta-analyse van onderzoek naar sekseverschillen op intelligentietest uitgevoerd door drie Nederlandse onderzoekers, blijkt dat mannen en vrouwen wat betreft intelligentie op een

37

Attie de Jong en Anneke van Doorne-Huiskens, Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen (Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, december 1989)

38

Eleanor Maccoby en Carol Jacklin, The psychology of sex differences (Stanford: University Press, 1974) in:

(17)

aantal punten verschillen.39 Vrouwen scoren hoger op de aspecten verbale intelligentie, geheugen en snelheid van begrip. Mannen scoren hoger op de aspecten algemene intelligentie, redeneren, getalbegrip, ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijke visualisatie. Het verschil tussen beide seksen is het grootst op de punten snelheid van begrip en ruimtelijke oriëntatie.

Verschillen in prestatiegerichtheid

Startpunt voor een aantal onderzoeken op dit gebied was de bevinding van Amerikaans psycholoog David McClelland dat de achievement scores van vrouwen niet omhoog ging onder omstandigheden die bij mannen wél motivatieverhogend werkten.40 Verschillende onderzoekers hebben daarna pogingen gedaan dit verschijnsel te verklaren.

Amerikaans psycholoog en wetenschapper O’Leary schrijft het toe aan een grotere

fear of failure bij vrouwen. Angst om te mislukken leidt er volgens O’Leary toe dat vrouwen

situaties waarin prestatiegericht gedrag wordt gevraagd uit de weg gaan. Een aantal andere onderzoekers zoeken de verklaring in de hypothese dat vrouwen niet zozeer worden gemotiveerd door de behoefte aan prestaties, maar door de behoefte aan affiliation: de behoefte om aardig gevonden te worden.41 Interessant is het onderzoek van Amerikaans psychologe Matina Horner op grond waarvan zij de hypothese ontwikkelde dat vrouwen veel meer dan mannen geneigd zijn om succes te vermijden en dat de angst voor succes vooral optreedt in situaties waarin vrouwen zich op een door mannen gedomineerd terrein bevinden.42

Psychologe en professor Jean Lipman-Blumen en anderen onderscheiden verschillende typen van prestatiegericht gedrag die ze beschrijven als stijlen. Zo onderscheiden ze de directe stijl (competitief, taakgericht), de instrumentele en een relationele (mensgericht). Uit hun onderzoek blijkt dat mannen hoger scoren op de directe stijlen en vrouwen op de relationele stijlen.43 Paragraaf 4 over stijl van leidinggeven van mannen en vrouwen gaat hier verder op in.

39

Born, Bleichrodt, Flier, ‘Cross-cultural comparison of sex-related differences on intelligence tests. A meta-analysis’, Journal of cross-cultural psychology (1987) vol.18 in: Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De Jong en Van Doorne-Huiskes p. 10-11

40

De Jong en Van Doorne-Huiskens, Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen p. 11

41

O’ Leary, ‘Some attitudinal barriers to occupational aspirations in women’, Psychological Bulletin (1974) vol.81, p. 809

42

De Jong en Van Doorne-Huiskens, Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen p.12

43

Jean Lipman-Blumen et al, ‘Achieving styles in men and women: a model, an instrument and some findings’,

(18)

Verschillen in houdingen en waarden

Onderzoek dat verschillen in attitude tussen mannen en vrouwen tracht op te sporen, laat weinig verschillen zien. Ook niet wanneer het gaat om uitspraken over zaken die rechtstreeks de rolverdeling tussen de seksen raken. Zo blijkt uit onderzoek van de Europese Commissie in 1987 dat 39% van de mannen en 42% van de vrouwen een gelijke rolverdeling van mannen en vrouwen binnen gezinnen nastreeft.44

Diepgravend onderzoek zoals gedaan door Aafke Komter, sociologe aan de

Universiteit van Utrecht en sociologe en schrijfster Lilian Rubin, brengt wel verschillen in houding en beleving van mannen en vrouwen aan het licht. Uit hun studie komt naar voren dat vrouwen andere ervaringen hebben met en andere verwachtingen koesteren ten opzichte van hun relatie dan mannen.45 Ook blijken vrouwen sterk de neiging te hebben om hun wensen en ambities ondergeschikt te maken aan die van hun man, vooral op het gebied van betaalde arbeid. Mannen staan minder open voor de emotionele kanten in zichzelf, sluiten zich meer af voor emotionele benaderingen door anderen en voor intimiteit in relaties. Het interessante aan dit onderzoek is dat de verschillen in benadering tussen mannen en vrouwen niet als

aangeboren psychologische kenmerken worden beschouwd, maar als producten van de manier waarop de arbeidsverdeling tussen de seksen is geregeld. Verschillen in emotionele

benadering kunnen tot machtsverschillen leiden, zeker in een samenleving waar het rationele (op veel gebieden) een hogere status heeft dan het emotionele. Dit geldt bijvoorbeeld in de dagbladjournalistiek, waar de niet-emotionele, afstandelijke en rationele benadering van het nieuws tot norm is verheven. Het lijkt waarschijnlijk dat dit doorwerkt in de stijlen van leidinggeven die mannen én vrouwen hanteren.

Er zijn dus een aantal verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties. Over het algemeen hebben mannen en groter zelfvertrouwen dan vrouwen; zijn vrouwen beter in het schatten van hun toekomstige prestaties; zijn mannen geneigd hun prestaties te overschatten en vrouwen geneigd hun prestaties te onderschatten; scoren vrouwen hoger op verbale intelligentie en mannen op algemene intelligentie; gaan vrouwen situaties waarin prestatiegericht gedrag wordt gevraagd eerder uit de weg; hebben vrouwen een grotere behoefte om aardig gevonden te worden; zijn vrouwen vaker mensgericht en mannen taakgericht en tot slot hebben vrouwen de neiging om hun ambities ondergeschikt te maken

44

Europese Commissie, ‘Vrouwen en mannen van Europa in 1987’, Vrouwen van Europa (december 1987) supplement 26

45

Aafke Komter, De macht van de vanzelfsprekendheid (1985) en Rubin, Intieme vreemden (1983) in: Stijl van

(19)

aan die van hun man. De vraag is of we deze verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties ook in de dagbladjournalistiek zien en wat voor (andere) verschillen tussen mannen en vrouwen hier zijn. Paragraaf 3 gaat hierop in.

3. Mannen en vrouwen in de journalistiek

In de journalistiek is een aantal onderzoeken verricht naar de verschillen tussen mannen en vrouwen. Onderzoek hiernaar werd interessant vanaf het moment dat de vrouw de

journalistiek betrad, vanaf de jaren zeventig in de Verenigde Staten. De intrede van vrouwen in de journalistiek leidde tot de vraag of, wanneer meer vrouwen in de journalistiek komen te werken, dit ook gevolgen heeft voor de classificatie van nieuwsitems en hun nieuwswaarde en of de traditionele, man-georiënteerde, professionele nieuwscriteria ook veranderen onder het groter aandeel vrouwen in de journalistiek. Zo zien sommige onderzoekers zoals Lavie en Leman-Wilzig de trend van ‘hard’ naar meer ‘zacht’ nieuws als een gevolg van de toename van het aantal vrouwen in de journalistiek.46

Hoewel onderzoeken naar sekse en nieuws allemaal een specifieke methode en eigen data hebben, komen ze op een aantal punten overeen. Allereerst kijkt het merendeel van de onderzoeken naar verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke redacteur en laat deze het hoofdredacteurschap daarbij achterwege. Daarnaast kijken de onderzoeken vooral naar de selectie en productie van het nieuws en de invloed van gender daarop. Zo zijn er onderzoekers die hebben gekeken of vrouwelijke redacteuren andere onderwerpen selecteren dan

mannelijke zoals Lavie, Leman-Wilzig47 en Luimes-Sindane48 en onderzoekers die kijken of de schrijfstijl van een artikel geschreven door een vrouwelijke redacteur verschilt van een artikel geschreven door een mannelijke redacteur, waaronder Beam en Di Cicco.49

Gender- versus werkpleksocialisatie

Opvallend aan onderzoek naar de verschillen tussen mannen en vrouwen in de

dagjournalistiek is dat dit opgesplitst kan worden in twee groepen. Aan de ene kant heb je onderzoekers die stellen dat vrouwelijke en mannelijke journalisten verschillend te werk gaan. Met betrekking tot het nature/ nurture debat neigen deze naar de nature verklaring voor de

46

Aliza Lavie en Sam Leman-Wilzig, ‘Does gender determine the editorial product?’, European journal of

communication (2003) vol.19, no.5 47

Idem

48

Luimes-Sindane, Women making headlines: influences of women editors on newsroom socialization and the

news agenda 49

(20)

verschillen tussen de vrouwelijke en de mannelijke redacteur. Zo zeggen

communicatiedeskundigen aan de School voor de Journalistiek in Missouri Shelly Rodgers en Esther Thorson dat mannelijke en vrouwelijke journalisten er verschillende benaderingen van het nieuws op nahouden.50 Ze baseren hun conclusies op de aanname dat gedrag sekse- en gendergerelateerd is en dat mannen en vrouwen daardoor hetzelfde beroep verschillend uitvoeren. Zo zouden vrouwen een meer humane en betrokken benadering van nieuws prefereren, zoals intieme en persoonlijke verhalen.51 Uit onderzoek van Stephanie Craft en Wayne Wanta, ook professoren aan de School voor de Journalistiek in Missouri, blijkt dat vrouwen positieve berichtgeving aanmoedigen. Ze richten zich bij het schrijven van een bericht meer op de positieve aspecten van het verhaal.52

Aan de andere kant is een groep onderzoekers die stelt dat een beroep bekend kan staan als een ‘mannenberoep’. De kenmerken die stereotyperend zijn voor mannen, worden dan geassocieerd met het beroep. Zo blijkt uit onderzoek van professor aan de School voor de Media aan de Northwestern Universiteit in Amerika Patricia Phalen dat vrouwen in

managementfuncties vaak onder druk gezet worden om bepaalde managementstijlen, bedacht en gehanteerd door mannen, over te nemen. Manager is een beroep dat gedomineerd wordt door mannen en als resultaat zijn managementmethoden en -standaarden gedefinieerd door mannen.53

Hetzelfde zou het geval zijn in de journalistiek. Journalistiek is ook van oorsprong een mannenberoep. De geldende normen, waarden en regels zijn ooit bedacht door de man.54 Vrouwen die in dit traditioneel mannelijke milieu terecht komen, zijn geneigd de heersende mannelijke waarden over te nemen. In de literatuur wordt dit aangeduid als

‘werkpleksocialisatie’. In tegenstelling tot de eerste groep van onderzoekers, die zich baseert op ‘gendersocialisatie’, stelt deze tweede groep van onderzoekers dat socialisatie op de werkplek de invloed van gendersocialisatie overstijgt. Met andere woorden: de werkplek is van grotere invloed op het gedrag, dan gender.55

50

Shelly Rodgers en Esther Thornson, ‘A socialization perspective on male and female reporting’, Journal of

communication’, december 2003, p. 658 51

Liesbet van Zoonen, ‘One of the girls? The changing gender of journalism’, News, gender and power, ed. Carter et al, (New York: Routledge, 1998) p. 45

52

Stephanie Craft en Wayne Wanta, ‘Women in the newsroom: influences of female editors and reporters on the news agenda’, Journalism and Mass Communication Quarterly (2004) vol.81, no.1, p. 135

53

Patricia Phalen, ‘Pioneers, girlfriends and wives’, Journal of broadcasting and electronic media (2000) p. 233

54

Beam en Di Cicco, ‘When women run the newsroom: management change, gender and the news’ p. 2

55

Luimes-Sindane, Women making headlines: influences of women editors on newsroom socialization and the

(21)

In tegenstelling tot wat Rodgers en Thorson zeggen, is deze groep van onderzoekers dus van mening dat de socialisatie van de werkplek sterker is dan die van de maatschappij, waardoor mannen en vrouwen hetzelfde beroep niét verschillend uitvoeren. Nurture van de werkplek is dus doorslaggevend voor het gedrag. Deze theorie wordt ook wel the job model genoemd en houdt in dat organisatiestructuur en -cultuur determinanten zijn voor het gedrag van een werknemer, ongeacht gender. Vrouwen in beroepen die gedomineerd worden door mannen, hebben daardoor dezelfde waarden en houdingen als mannen in dat beroep.56

Binnen de journalistiek wordt bij deze theorie wel een kanttekening geplaatst. In onze maatschappij hebben wij ook opvattingen over de professionaliteit van journalisten. Zo zou een journalist objectief moeten zijn. Waarden die met professionele standaarden als

objectiviteit gepaard gaan, zoals neutraliteit en afstandelijkheid, kunnen ook verward worden met mannelijke waarden.57

Mannelijke versus vrouwelijke journalist

De groep onderzoekers die van mening is dat mannelijke en vrouwelijke redacteuren verschillend te werk gaan, maakt een onderscheid tussen ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ dimensies van journalistiek. Mannen zouden meer neigen naar ‘hard’ nieuws en naar de meer oude en traditionele nieuwspresentatie. Vrouwen zouden ‘zacht’ nieuws prefereren en neigen meer naar de meer recente, nieuwe presentatie van het nieuws. Djerf-Pierre en Löfgren-Nilsson, Zweedse professoren in Journalistiek en Massamedia aan de Universiteit van Göteborg, hebben een uitgebreid onderzoek verricht naar journalistiek in Zweden in de jaren 1900-2000. Ze ontdekten een patroon die ze omschrijven als een mannelijke en een

vrouwelijke vorm van journalistiek (tabel 1).

56

Idem

57

(22)

Tabel 1. Mannelijke en vrouwelijke journalistiek volgens Djerf-Pierre en Löfgren-Nilsson.58

Mannelijk: hard Vrouwelijk: zacht

Publieke sfeer/ macro level Private sfeer/ micro level

Mannelijke bronnen en perspectieven Meer vrouwelijke bronnen en perspectieven

Afstandelijk/ neutraal Intiem/ empathisch

Professionele ethiek Persoonlijke ethiek

Competitie/ individualiteit Coöperatie/ collectief

Hiërarchische en formele organisatie Horizontale en informele organisatie

Gender& media professor Rosalind Gill maakt op basis van een historisch overzicht van de Westerse media een ander onderscheid tussen een meer mannelijke en een meer vrouwelijke vorm van journalistiek. Gill verbindt mannen aan de traditionele nieuwspresentatie en vrouwen aan de meer recente, nieuwe presentatie van het nieuws (tabel 2).

Tabel 2. Mannelijke en vrouwelijke journalistiek volgens Gill en anderen. 59

Mannelijk: traditioneel Vrouwelijk: nieuw

Serieus Triviaal Rationeel Emotioneel Informatie Entertainment Abstract Persoonlijk Literair Visueel

Publieke interesse Human interest

Feitelijk Vermenging van feit en fictie

Onderzoekend Infotainment

Gill en anderen stellen dat het niet de commercialisatie, maar de ‘feminisatie’ is, die heeft gezorgd voor een trend richting meer zacht nieuws. Mediaprofessor aan de Universiteit van

58

Monica Djerf-Pierre en Monika Löfgren-Nilsson, ‘Gender-typing in the newsroom: The feminization of Swedish television news production 1958-2000’, Gender and Newsroom cultures: identities at work, ed. De Bruin en Ross (Cresskill: Hampton press, 2004) p. 82

59

(23)

Liverpool Karen Ross en anderen stellen daarentegen dat de shift richting een meer informele en persoonlijke nieuwspresentatie puur commerciële redenen heeft.60

Aangezien hoofdredacties overwegend uit mannen bestaan61, lijkt de commerciële verklaring wat betreft de situatie bij dagbladen in Nederland meer logisch. De hoofdredactie bepaalt in grote mate de koers van de krant en de normen die de krant hanteert. Het is waarschijnlijk dat een verschuiving in de nieuwsselectie en -presentatie van een krant geïnitieerd is door de hoofdredactie. Omdat daar bijna geen vrouwen zitten, lijkt het niet logisch dat vrouwen voor deze verschuiving hebben gezorgd. De vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteuren worden in de interviews gevraagd hun visie te geven op dit vraagstuk. Is de dagbladjournalistiek in Nederland de afgelopen paar jaar veranderd door een toenemend aandeel vrouwelijke redacteuren, of liggen hier andere factoren (zo ja, welke) aan ten grondslag?

Aan de ene kant zijn er dus verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke redacteur. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken dat vrouwen een meer humane en betrokken benadering van het nieuws prefereren, zich bij het schrijven van een artikel meer op de positieve aspecten van het verhaal richten en neigen naar zacht nieuws (met alle kenmerken van dien: tabel 1, 2). Aan de andere kant stelt een groep wetenschappers dat ondanks deze verschillen, de

overeenkomsten in gedrag tussen mannelijke en de vrouwelijke journalist overheersen. Dit omdat volgens hen niet sekse/ gender, maar organisatiecultuur en -structuur bepalend zijn voor het gedrag binnen een organisatie. Daarmee blijft onduidelijk of vrouwelijke en mannelijk redacteuren nu wel of niet verschillend te werk gaan. Toch is het van belang hier inzicht in te krijgen, omdat het een rol kan spelen in de ondervertegenwoordiging van leidinggevende vrouwen in de dagbladjournalistiek. Paragraaf 2 heeft gekeken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties. Deze paragraaf heeft gekeken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen in de journalistiek. Dan blijft nog over: de verschillen tussen mannen en vrouwen in leidinggevende functies. Paragraaf 4 kijkt naar de stijl van leidinggeven van mannen en vrouwen.

60

Karen Ross, ‘Sex at work: gender politics and the newsroom culture’, Gender and newsroom cultures:

identities at work, ed. De Bruin en Ross (Cresskill: Hampton Press, 2004) in: Media, identity and gender, Zala

Volcic (Australië: Universiteit van Queensland, 2008) p. 8-9

61

(24)

4. Stijl van leidinggeven

Leidinggeven is het beïnvloeden van anderen om plannen te realiseren. Stijl van leidinggeven is de wijze waarop je dit doet, bijvoorbeeld door middel van sturing (organiseren, controleren) of door middel van ondersteuning (luisteren, advies geven). Het begrip ‘stijl van

leidinggeven’ wordt in de literatuur op verschillende manieren beschreven. De meeste

onderzoeken naar leiderschapsstijlen operationaliseren het begrip door verschillende stijlen te onderscheiden. De bekendste leiderschapsstijlen zijn de ‘mensgerichte stijl’ en de

‘taakgerichte stijl’.

De mensgerichte leider stimuleert, inspireert, motiveert en coacht medewerkers om hun werk goed te kunnen uitvoeren en zich verder te ontwikkelen. Een mensgerichte leider besteedt tijd en aandacht aan de medewerkers, luistert, toont belangstelling voor de

ondergeschikten en weet goed in te schatten wat de ander aankan en benut de capaciteiten.62 De taakgerichte leider stuurt de activiteiten van ander aan en bereikt vooraf gestelde doelen door middel van delegeren, regelen, controleren en coördineren. Een taakgerichte leider geeft op een resultaatgerichte en doelgerichte wijze sturing aan ondergeschikten en is meer

autoritair.63 Uit de meeste onderzoeken, bijvoorbeeld van Lipman-Blumen en anderen, blijkt dat mannen vaker taakgericht leidinggeven en vrouwen mensgericht.64

Hoewel men zich kan afvragen in hoeverre de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur taakgericht of mensgericht leiding geeft, operationaliseert deze scriptie stijl van leidinggeven op een andere wijze. Dit omdat deze scriptie niet naar het daadwerkelijke gedrag van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur kijkt. Aan de hand van interviews kijkt deze scriptie naar de stijl van leidinggeven van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur. Voor de interviews wordt een algemeen interviewprotocol ontworpen. De vragen worden opgesteld aan de hand van literatuur over de verschillen tussen mannen en vrouwen in arbeidsorganisaties (paragraaf 2), de verschillen tussen mannen en vrouwen in de journalistiek (paragraaf 3) en de

verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke leidinggevende (paragraaf 4.1 t/m 4.4). Na het afleggen van de interviews worden de antwoorden van de vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteuren teruggekoppeld naar de literatuur, om te achterhalen wat voor soort stijl van leidinggeven zij heeft en in hoeverre deze bestempeld kan worden als typisch

vrouwelijk. Dat is wanneer zij over die eigenschappen bezit, die in de besproken literatuur 62 http://www.encyclo.nl/begrip/Mensgericht%20Leiderschap, 08-12-2010 63 Idem 64

Lipman-Blumen et al, ‘Achieving styles in men and women: a model, an instrument and some findings’ in:

(25)

over het algemeen aan vrouwen worden toegewezen en als kenmerken worden gezien van de vrouwelijke leidinggevende. Deze scriptie hanteert dus een eigen, specifieke operationalisatie wat betreft stijl van leidinggeven. Hieronder volgt een overzicht van de verschillen tussen mannen en vrouwen in leidinggevende functies.

Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen

Onderzoek naar de stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen is vooral gedaan in de Verenigde Staten, na de affirmative action. Eind jaren zestig werden in de VS maatregelen van kracht waardoor bedrijven verplicht werden vrouwen aan te stellen in functies waarin ze ondervertegenwoordigd waren. De aandacht was vooral gericht op het aanstellen van vrouwen in hogere leidinggevende functies.65 De maatregelen en de rechterlijke uitspraken die erop volgden waren aanleiding tot een fel debat tussen de voor- en tegenstanders van de

affirmative action en leidden tevens tot een groot aantal onderzoeken op het gebied van vrouwen en betaalde arbeid. In 1965 werd door Bowman, Worthy en Greyser een onderzoek gedaan onder de lezers van Harvard Business Review.66 Centraal in dit onderzoek stond de vraag in hoeverre mannen vrouwen geschikt achten voor het uitoefenen van leidinggevende functies. Uit de antwoorden bleek dat 51% van de mannelijke lezers van mening was dat vrouwen niet geschikt zijn om leiding te geven.

Ook uit later onderzoek van Inge Broverman en Virginia Schein, genderprofessoren aan Gettysburg College in Pennsylvania, werd duidelijk dat mannelijke chefs bij vrouwen niet die eigenschappen aanwezig achten die algemeen worden beschouwd als vereisten voor een leidinggevende functie.67 Er bestaat een conflict tussen het beeld dat managers hebben van vrouwen en het beeld dat zij hebben van de succesvolle manager. Het beeld van ‘de manager’ is bij uitstek mannelijk: agressief, onafhankelijk, rationeel en krachtig. Ondanks deze

heersende opvatting, steeg het aantal vrouwen in leidinggevende functies geleidelijk. Voor verschillende onderzoekers vormde dit de aanleiding om na te gaan of vrouwen in

leidinggevende functies zich ook onderscheidden van hun mannelijke collega’s en zo ja op welke punten.68

65

De Jong en van Doorne-Huiskes, Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen p. 15

66

Bowman, Worthy en Greyser, ‘Problem in review: are women executives people?’, Harvard Business Review (1965) no.4 in: Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De Jong en van Doorne-Huiskes p. 15

67

I. K. Broverman, ‘Sex-role stereotypes: a current appraisal’, Journal of Social Issues (1972) vol.28, no.2 en V.E. Schein ‘Relationships between sex role stereotypes and requisite management characteristics among female managers’, Journal of applied psychology (1975) vol.60 in: Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De Jong en Van Doorne-Huiskes p. 15

68

(26)

De Jong en Van Doorne-Huiskes deden in 1989 in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek naar de stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen. Hun onderzoek is een van de zeer weinige uitgebreide onderzoeken naar de verschillen in de stijl van leidinggeven tussen vrouwen en mannen. In hun rapport doet het tweetal een

uitgebreid literatuuronderzoek. Hierin geven ze een overzicht van alle relevante literatuur op het gebied van stijl van leidinggeven. De Jong en Van Doorne-Huiskes maken hierbij een onderscheid tussen vier verschillende thema’s. Elk thema is een gebied waarin mannelijke en vrouwelijke leidinggevenden van elkaar verschillen.69 Subparagrafen 4.1 t/m 4.4 beschrijven de thema’s.

4.1 Verschillen m/v in opvattingen en houding

Verschillende onderzoeken hebben uitsluitend betrekking op opvattingen en houding van leidinggevenden. Een onderzoek specifiek gericht op verschillen in houding ten opzichte van het werk is het onderzoek van Arthur Brief, auteur en wetenschapper aan de Universiteit van New Orleans, onder 53 mannelijke en 53 vrouwelijke managers in een grootwinkelbedrijf met regionale vestigingen.70 Het onderzoek richtte zich op de vraag of er verschillen zijn in

motivatie tussen mannelijke en vrouwelijke managers. Brief vond gemiddeld genomen geen verschil in motivatie tussen de mannelijke en de vrouwelijke managers. Alleen met betrekking tot promotie is er een significant verschil tussen mannen en vrouwen: mannen kennen zichzelf meer waarde toe en achten de kans op promotie hoger.

Sociologen Neal Gross en Anne Trask hebben in Amerika onderzoek gedaan bij mannelijke en vrouwelijke hoofden van lagere scholen. Ze vonden een opvallend verschil in

career history. Bij de vrouwen was het onderwijs meestal de beroepskeuze, bij de mannen

was dit maar bij 50 procent het geval. Ook bleek uit hun onderzoek dat vrouwen minder aspiraties hebben voor promotie.71

Humphreys en Shrode gaan in hun onderzoek in op de waardering van mannelijke en vrouwelijke managers voor verschillende typen beslissingen in hun werkpakket.72 Uit het onderzoek blijkt dat er verschillen zijn tussen mannelijke en vrouwelijke managers wat betreft hun voorkeur voor bepaalde typen beslissingen, het belang dat men aan bepaalde beslissingen

69

De Jong en Van Doorne-Huiskes, Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen p. 16

70

Arthur Brief en Olivier, ‘Male-female differences in work attitudes among retail sales managers’, Journal of

applied psychology (1976) vol.61, no.4 71

Neal Gross en Anne Trask, The sex factor and the management of schools (1976) in: Stijl van leidinggeven

van vrouwen en mannen, ed. De Jong en Van Doorne-Huiskes p. 18 72

L. Humphreys en W. Shrode, ‘Decision making profiles of female research and develop managers’, Journal of

(27)

toekent en het type beslissingen waarmee men de meeste moeite heeft. Uit hun onderzoek blijkt dat mannen een voorkeur voor beslissingen hebben met betrekking tot doelstellingen, ze hechten het meeste belang aan beslissingen op het gebied van personeel en vinden

beslissingen over doelstellingen het moeilijkst. Vrouwelijke managers hebben een voorkeur voor beslissingen met betrekking tot personeel, vinden beslissingen over doelstellingen het belangrijkst en vinden financiële beslissingen het moeilijkst.

Susan Donnell en Jay Hall hebben onderzoek gedaan naar het mensbeeld en de

persoonlijke motivatie van mannelijke en vrouwelijke leidinggevenden.73 Ze concluderen dat er over het geheel genomen geen significante verschillen zijn tussen mannelijke en

vrouwelijke leidinggevenden in hun visie op hun ondergeschikten. Er bleken wel enkele significante verschillen te zijn tussen mannen en vrouwen op het gebied van motivatie. Vrouwelijke leidinggevenden hechten minder belang aan materiële factoren als

werkomgeving en beloning.

4.2 Verschillen m/v in prioriteiten en doelstellingen

Een belangrijke rol van elke leidinggevende is om duidelijk aan te geven wat de

doelstellingen of taken zijn van de organisatie of afdeling waaraan hij of zij leiding geeft. Zoals het leveren van kwaliteit en het bewaken van de kosten. De mate waarin een

leidinggevende elk van die doelstellingen benadrukt is van invloed en van belang voor het werkklimaat. Toch is op dit gebied slechts één onderzoek verricht, namelijk door Amerikaans sociologen Gross en Trask onder schoolleiders.74 Uit hun onderzoek blijkt dat over het geheel genomen, vrouwelijke schoolleiders hogere eisen stellen aan hun staf en hun doelen hoger stellen.

4.3 Verschillen m/v in gedrag

Een relatief groot aantal studies heeft betrekking op het rolgedrag en de stijl van leidinggeven van mannen en vrouwen. Een vergelijking van de resultaten is echter lastig omdat de studies uitgaan van verschillende definities en uiteenlopende instrumenten gebruiken om stijl van leidinggeven te meten.

73

Susan Donnell en Jay Hall, ‘Men and women as managers’, Organizational dynamics (1980) vol.8 in: Stijl van

leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De Jong en Van Doorne-Huiskes p. 19-20 74

Neal Gross en Trask, The sex factor and the management of schools (1976) in: Stijl van leidinggeven van

(28)

Een van de eerste onderzoeken naar het thema leiderschapsstijl van mannen en

vrouwen is uitgevoerd door de Amerikaanse psychologen David Day en Ralph Stogdill.75 Als instrument ontwikkelden zij 12 dimensies van het gedrag van leidinggevenden, met als

hoofddimensies ‘mensgerichtheid’ en ‘taakgerichtheid’. Met mensgerichtheid wordt gedoeld op iemand die zijn of haar motivatie vooral ontleend aan persoonlijke relaties. De

mensgerichte stijl wordt geassocieerd met vriendelijkheid, tolerantie, kansbiedend en stimulerend gedrag. Mensgerichte leidinggevenden zien het vaak als hun

verantwoordelijkheid dat de sfeer in het team goed is, dat de relaties met de medewerkers goed zijn en dat mensen tevreden zijn over hun werk. Een taakgerichte stijl is meer autoritair en hierbij is er meer sprake van eenrichtingscommunicatie. Uit onderzoek van Day en Stogdill blijkt dat vrouwelijke leidinggevenden iets hoger scoren op mensgerichtheid dan mannelijke leidinggevenden.

Onderzoek van Amerikaans psychologe en professor Jean Lipman-Blumen en anderen toont aan dat vrouwelijke managers in veel mindere mate dan mannelijke managers kiezen voor een competitieve strategie (beter zijn dan je tegenstander) en in iets mindere mate voor een machtsstrategie (ik ben hier de baas).76 Daarnaast heeft Marilyn Loden, in Amerika een autoriteit op het gebied van managementverandering, onderzoek gedaan naar vrouwelijk leiderschap.77 Ze verzamelde haar materiaal in gesprekken met vrouwelijke leidinggevenden. Als verschilpunten tussen mannelijk en vrouwelijk leiderschap noemt Loden dat vrouwen meer de nadruk leggen op samenwerken en handhaven van relaties en dat zij bij het oplossen van problemen vaker intuïtief te werk gaan. Mannelijke leidinggevenden zouden

samenwerken meer zien in termen van competitie dan op het bewaren van goede relaties. In hun aanpak zouden ze meer rationeel dan intuïtief te werk gaan.

Een meer recente publicatie op het gebied van leiderschapsstijlen van mannen en vrouwen is een artikel van genderprofessor Anne Statham waarin zij verslag doet van onderzoek in Amerika onder 22 vrouwelijke en 18 mannelijke managers van ongeveer vergelijkbaar niveau in drie organisaties.78 Statham komt tot de conclusie dat de vrouwelijke managers zowel meer taakgericht als meer mensgericht zijn dan de mannen. De mannelijke

75

David Day en Ralph Stogdill, ‘Leader behaviour of male and female supervisors’, Personnel psychology (1972) vol.24, p. 353

76

Jean Lipman-Blumen et al, ‘Achieving styles in men and women’, Achievement and achievement motives, ed. Spence en Freeman (1983) in: Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De Jong en Van Doorne-Huiskes p. 26

77

Marilyn Loden, Feminine leadership or How to succeed in business without being on of the boys? (Times Books, 1985) in: Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De Jong en Van Doorne-Huiskes p. 26

78

(29)

managers beschrijft ze als meer afstandelijk, autonoom. Ze zijn geneigd om hun

ondergeschikten de ruimte te geven en ze gaan ervan uit dat het werk gedaan wordt als er geen klachten komen. De vrouwelijke managers zijn meer betrokken bij de uitvoering van de taak, ze checken de voortgang en tonen zich geïnteresseerd. Statham merkt ook op dat mannen de stijl van leidinggeven van vrouwen als betuttelend ervaren, terwijl vrouwen zich beklagen over een gebrek aan begeleiding van de kant van hun mannelijke chefs.

Tot slot heeft een aantal onderzoeken betrekking op de communicatiestijl van

mannelijke en vrouwelijke leidinggevenden. Uit onderzoek van communicatiewetenschappers Baird en Bradley blijkt dat vrouwen meer belangstelling tonen en beter luisteren. Mannen worden door hen omschreven als dominanter, directiever en meer confronterend.79

Bedrijfskundigen Camden en Witt concluderen uit hun onderzoek echter dat vrouwen juist confronterender zijn in hun stijl.80

4.4 Verschillen m/v in waardering door ondergeschikten

Tot slot zijn er onderzoeken die betrekking hebben op de effectiviteit van de leidinggevende. In de meeste gevallen wordt daarbij als maatstaf een beoordeling door de ondergeschikten gebruikt. Het onderzoek naar de waardering voor vrouwelijke managers levert over het geheel nogal tegenstrijdige resultaten op. Day en Stogdill rapporteren dat er geen significant verschil is in de beoordeling van de effectiviteit van mannelijke en vrouwelijke leidinggevenden door hun ondergeschikten.81 Genderspecialist Cecile Roussell concludeert dat er wél verschillen zijn in het groepsklimaat met een mannelijk hoofd en met een vrouwelijk hoofd. In secties met een mannelijk hoofd werd het groepsklimaat als positiever en meer open beschreven.82

Al met al is het lastig om een algemene conclusie te trekken. Bovenstaande studies gaan uit van verschillende definities en gebruiken uiteenlopende instrumenten om stijl van

leidinggeven te meten. Uit verschillende onderzoeken komen in ieder een aantal verschillen naar voren tussen de vrouwelijke en de mannelijke leidinggevende. Over het algemeen kennen mannen zichzelf meer waarde toe en achten ze de kans op promotie hoger; hebben

79

J.E. Baird en P.H. Bradley, ‘Styles of management and communication: a comparative study of men and women’, Communication monographs (1979) vol.46, p. 101

80

Camden en Witt, ‘Manager communicative style and productivity: a study of male and female managers’,

International journal of women’s studies (1983) vol.6 in: Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De

Jong en Van Doorne-Huiskes p. 27-28

81

David Day en Ralph Stogdill, ‘Leader behaviour of male and female supervisors’, Personnel psychology (1972) vol. 25 in: Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen, ed. De Jong en Van Doorne-Huiskes p. 28

82

Cecile Roussell, ‘Relationship of sexe of department head to department climate’, American sociological

(30)

vrouwen minder aspiratie voor promotie; hebben vrouwelijke managers een voorkeur voor beslissingen met betrekking tot personeel; vinden vrouwelijke leidinggevenden beslissingen over doelstellingen het belangrijkst en financiële beslissingen het moeilijkst; hechten

vrouwelijke leidinggevenden minder belang aan materiële factoren zoals werkomgeving en beloning; scoren vrouwelijke leidinggevenden hoger op mensgerichtheid dan mannelijke leidinggevenden: op vriendelijkheid, tolerantie, kansbiedend en stimulerend gedrag; kiezen vrouwelijke managers in veel mindere mate dan mannelijke managers voor een

competitievieve strategie en voor een machtsstrategie; leggen vrouwen meer de nadruk op samenwerken en het handhaven van relaties; zijn mannelijke managers meer afstandelijk en autonoom en tot slot tonen vrouwen meer belangstelling en luisteren ze beter.

Ondanks deze verschillen zijn er ook overeenkomsten tussen de mannelijke en de vrouwelijke leidinggevende. Dat is ook wat De Jong en Van Doorne-Huiskes concluderen. Uit hun onderzoek blijkt dat zowel de mannelijke als de vrouwelijke leidinggevenden onderling ook sterk verschillen. Er is volgens hen geen sprake van een verdeling in twee groepen, waarbij vrouwen of mannen als groep overwegend onder één noemer te vangen zouden zijn. Zij merken dan ook op dat een belangrijke factor bij het bepalen van de stijl van leidinggeven de aard van het werk is. 83

Als laatste wordt in dit literatuuroverzicht een paragraaf gewijd aan de hoofdredacteur. Dit beroep gaat gepaard met bepaalde taken, functies en opvattingen. Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de hoofdredacteur? Welke eisen worden er gesteld aan de hoofdredacteur? Deze vragen zijn belangrijk, want als de eisen die aan de hoofdredacteur worden gesteld meer zijn toegesneden op mannen, kan dit een rol spelen in de

ondervertegenwoordiging van vrouwelijke hoofdredacteuren. Paragraaf 5 geeft een overzicht van de belangrijkste literatuur over het hoofdredacteurschap.

5. De hoofdredacteur

De hoofdredacteur is een cruciale persoon in de journalistiek. De positie van de

hoofdredacteur, gerelateerd aan de functies die de media in onze samenleving vervullen, is van buitengewoon belang.84 Vanouds is de hoofdredacteur de figuur die journalistiek leiding geeft. Dat wil zeggen dat hij/ zij bepalend is voor de koers van de krant. De hoofdredacteur

83

De Jong en Van Doorne-Huiskes, Stijl van leidinggeven van vrouwen en mannen p. 44-51

84

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo zijn een paar werknemers van Bij Wout op pad gegaan en hebben een korte en een lange foto speurtocht voor jullie gemaakt.. Leuk om met je broertje en/of zusje, papa en mama te

En in die trein zitten niet alleen maar volwassenen, maar zelfs ook kinderen.. En dan zie je een vader en moeder met hun kind, een zoontje,

De oudere die juist wat extra nodig heeft omdat hij veel beweegt, heeft juist voedingsmiddelen nodig met een hoger calorieëngehalte. De ouderen van wie het gewicht daalt heeft extra

Je kunt naar aanleiding van deze waar- denlijst verder ingaan op het gedrag dat past bij deze waarden, de voor- en nadelen die passen bij deze waarden en hoe de jongere de

Door ze te versterken in hun eigen talenten, door ze te laten zorgen voor elkaar, dingen te laten doen die politici niet zelf moeten doen; door mensen in buurten te laten leven

We vinden dat de gemeente zijn best moet doen voor mensen die het moeilijk hebben.. We willen dat iedereen die dat wil, mee kan praten over de eigen buurt en andere dingen in

Hohoho vandaag is het kerstmis, daarom zal jullie leiding speciaal voor jullie naar de noordpool gaan om de kerstman naar Mollem te brengen. Helaas is onze vlucht pas ’s avonds

We stemmen onze werkzaamheden goed op elkaar af We evalueren onze onderlinge samenwerking Wij geven elkaar voldoende feedback Wij gaan conflicten niet uit de weg. Ik ben tevreden met